10 Introductie echtscheidingsnotaris

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met verlening aan de notaris van bevoegdheden in verband met gemeenschappelijke verzoeken tot echtscheiding en tot ontbinding van een geregistreerd partnerschap (31714).

De beraadslaging wordt hervat.

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Ik begin met felicitaties aan mevrouw Scholten. Van harte gelukgewenst, ook namens de regering, met haar maidenspeech. Ik heb het hier opgeschreven; zo is het eigenlijk altijd geweest zolang ik mevrouw Scholten ken: gedegen, hard doorwerken. Ik kan mij nog goed herinneren dat ik mij eind jaren tachtig, begin jaren negentig met de pet in de hand bij de rechter-commissaris in Amsterdam moest melden en dat het werk op een gedegen wijze werd verricht. Diezelfde gedegenheid zie ik nu terug na zoveel jaar. Het is heel aardig om elkaar in verschillende verantwoordelijkheden nog eens tegen te komen. Ik begrijp ook wel dat mevrouw Scholten nog niet helemaal overtuigd is van de waarde van dit wetsvoorstel. Ik hoop hierin vandaag verandering te brengen.

Ik dank ook de overige leden voor hun inbreng in eerste termijn. Wij hebben al een uitvoerige schriftelijke voorbereiding van dit wetsvoorstel gehad. Velen van u spraken erover. Daarin bleek ook al dat u nog niet allemaal overtuigd was van nut en noodzaak van dit wetsvoorstel, maar ik bespeurde ook duidelijk steun. Mevrouw Broekers was er heel duidelijk in en de heren Franken en Holdijk deelden mee – het is niet de meest positieve formulering – geen overwegende bezwaren te zien in het voorstel.

Welke bezwaren worden wel gezien? Dat punt keert steeds terug bij de bespreking van dit wetsvoorstel. Ik loop het via vier onderwerpen langs. Het eerste is nut en noodzaak, waarover vragen zijn gesteld en opmerkingen zijn gemaakt. Het tweede is nakoming van de toezeggingen over de deskundigheid van het notariaat, waarover vele leden vragen hebben gesteld. Het derde is de volgende stap: wat komt er na dit wetsvoorstel, is dit het of zit er nog iets in de pijplijn over administratieve scheiding? Mevrouw Quik hielp mij herinneren aan het standpunt dat ik in een andere verantwoordelijkheid wel eens heb ingenomen op dat punt. Het vierde is de voorlopige voorziening, waarna ik tot een eind kom.

Ik begin met nut en noodzaak. Ik hecht eraan nogmaals te benadrukken dat dit wetsvoorstel niet is opgesteld omdat de huidige procedure niet goed zou werken. Die werkt namelijk uitstekend, met name door de specialisatie in de advocatuur. De reden om de notaris een rol te geven, is burgervriendelijkheid. Mevrouw Quik vraagt wie eigenlijk om deze regeling heeft gevraagd. Voor wie is dit nuttig en is dit een substantieel aantal burgers, vraagt mevrouw Beuving. Mevrouw Scholten vraagt waar de vereenvoudiging precies in zit. De heer Reynaers vraagt waar de oorsprong van dit wetsvoorstel ligt, wie erom heeft gevraagd en wie erop zit te wachten. De bijdrage van senator Beuving op dit punt was iets korter dan vorige week, maar het kwam mij voor dat niet iedereen de historie, in ieder geval niet de politieke historie, van dit wetsvoorstel scherp op het netvlies had.

Volgens mij is de politieke historie van dit wetsvoorstel als volgt geweest. Bij de afschaffing van de flitsscheiding op enig moment – ik zeg 2007, 2008 – moest er iets voor in de plaats komen. Toen is dit wetsvoorstel gekomen. Dat was de politieke uitruil. Nu wij toch de geschiedenis ophalen: ik kan mij nog herinneren dat er een amendement-Bouchibti/Teeven van de PvdA en de VVD lag dat die flitsscheiding snel wilde terugbrengen. Maar helaas ging uiteindelijk de PvdA-fractie er niet in mee. Ik gebruik het woordje "helaas" vanuit mijn toenmalige verantwoordelijkheid. Dat was ongeveer de politieke geschiedenis. Ik roep die toch nog even bij de senator in herinnering, want het is goed dat op het netvlies te hebben wanneer wij verder spreken over nut en noodzaak.

De regeling is nuttig voor echtgenoten die eigenlijk alleen de vermogensrechtelijke aspecten moeten regelen. Zij kunnen straks toe met één professional en hoeven niet meer per se naar én de notaris én de advocaat. Ik gaf in de nadere memorie van antwoord al aan dat het bijvoorbeeld om echtgenoten gaat die testamenten willen opstellen of eerder opgestelde testamenten willen wijzigen. Ook kan er behoefte bestaan om met de notaris die destijds huwelijkse voorwaarden heeft opgesteld nog eens door te spreken wat partijen nu eigenlijk precies hebben afgesproken. Een advocaat kan natuurlijk heel goed – het een sluit het ander niet uit – huwelijkse voorwaarden uitleggen en toelichten aan cliënten. Maar de notaris die de echtgenoten eerder heeft begeleid bij het opstellen van de huwelijkse voorwaarden, weet daarbij misschien ook nog bij de echtgenoten in herinnering te brengen wat de achtergrond van bepaalde afspraken was.

Mevrouw Scholten vergelijkt dat met de slager die zijn eigen vlees keurt, maar dat zie ik toch een beetje anders. Het behoort naar mijn mening bij uitstek tot de taak van en de wettelijke opdracht aan de notaris om cliënten te informeren en te wijzen op de gevolgen van rechtshandelingen, de zogenaamde "Belehrung". Cliënten in herinnering brengen wat de achtergrond was van de afspraken die zij destijds hebben gemaakt, is naar mijn mening niet helemaal het eigen vlees keuren, maar meer cliënten weer een beetje tot elkaar brengen. Als je dat allemaal doet in het kader van het later op te stellen gemeenschappelijk verzoek, is het helemaal geen verkeerd idee naar het oordeel van de regering.

Mevrouw Scholten (D66):

De staatssecretaris heeft best een punt dat de notaris heel goed kan uitleggen wat hij met zijn eigen akte heeft bedoeld. Het punt is nu juist dat partijen bij de notaris komen omdat zij met een gemeenschappelijk verzoek willen scheiden. Maar als zij bij de notaris binnenkomen, zijn die standpunten nooit een-op-een afgestemd. Zij gaan daarover onderhandelen. Als de notaris de mediationopleiding heeft gevolgd, wijzen zij hem misschien aan als mediator. Als dan de notaris zelf, uit eigen wetenschap, vertelt hoe destijds partijen tegenover elkaar stonden toen zij de huwelijkse voorwaarden maakten en als hij op dat moment naar een van beide kanten gaat leunen, kan het conflict enorm opgerakeld worden. Dat is niet de goede rol voor de notaris, die als mediator ook nog partijen bij elkaar moet brengen. Dat is de achtergrond van het wetsvoorstel, zo heb ik begrepen. Die 86 notarissen die de opleiding hebben gevolgd, vinden het heel leuk om dit werk te doen. Dat staat ook op de website van hun vereniging. Het punt is dat die notaris op dat moment beschadigd kan raken, als hij uit eigen wetenschap gaat opdiepen wat er destijds is gebeurd en dat gaat uitleggen. Ik vind dat een risico.

Staatssecretaris Teeven:

Ik vind dat risico aanzienlijk kleiner. Ik zal niet zeggen dat ik uit eigen ervaring spreek, maar zo ongeveer wel. Het is ook mogelijk dat partijen niet meer precies weten wat zij hadden afgesproken. Als zij bij de notaris komen die de huwelijkse voorwaarden heeft opgesteld, kan hij dat uitleggen. Dat hoeft niet ogenblikkelijk tot een conflict te leiden. Alles kan tot een conflict leiden, maar het gaat uiteindelijk om een echtscheiding die begint met een gemeenschappelijk verzoek. Anders kom je niet gemeenschappelijk bij die notaris. Ik begrijp wat mevrouw Scholten zegt, maar ik zie niet zo'n heel groot gevaar dat het conflict ontbrandt.

Mevrouw Scholten (D66):

Ik wil de staatssecretaris toch iets in overweging geven. Partijen komen wel bij de notaris met het doel er samen uit te komen, maar zo komen zij daar nooit in het begin. Dan zijn zij nog lang zo ver niet. Het lijkt mij dus gewoon niet waar.

Staatssecretaris Teeven:

Zoals ik ook in de schriftelijke voorbereiding heb aangegeven, zijn er heel veel voorbeelden aan te wijzen dat partijen eerst voorgelicht wilden worden over hun gemeenschappelijke huwelijkse vermogenssituatie en over de ontbinding van de huwelijkse goederengemeenschap, dat partijen het echt helemaal eens zijn, maar dat zij bijvoorbeeld een spaarpolis hebben: hoe moet ik daarmee verder, hoe moet ik die verdelen, hoe zit het met pensioenaanspraken? Volgens mij is de situatie niet altijd dat partijen het niet eens zijn, maar is er soms ook onduidelijkheid. Dit wetsvoorstel ziet op partijen die het snel willen regelen, naar de notaris gaan voor die voorlichting en zeggen: doe jij dat gemeenschappelijke verzoek ook nog even. Dat sluit advocaten niet uit, maar het maakt ze tegelijkertijd ook niet nodig.

Het voorstel houdt niet in dat echtgenoten ineens zo nodig naar de notaris moeten gaan. Als die indruk zou bestaan, neem ik die weg. Wie dat wil, kan het doen en wie dat niet wil, doet het niet. Ik verwacht ook niet dat iedereen die een echtscheiding wil nu opeens naar de notaris zal stappen. Dat ligt ook niet voor de hand, maar voor mensen die de notaris toch al nodig hebben voor andere zaken kan het heel erg praktisch zijn. Zoals mevrouw Scholten het noemde: voor al die zaken bij één loket terecht kunnen. Om hoeveel mensen het gaat, weten we niet. Ik vind het eigenlijk ook niet zo van belang. Het gaat erom dat er een handig eenloketsysteem is voor de mensen die er gebruik van willen maken.

De procedure via de notaris zal niet korter zijn. De vereenvoudiging zit in het vermijden van het voor de verschillende aspecten van de echtscheiding nodig hebben van twee verschillende beroepsbeoefenaren. Ik denk hierbij aan de notaris die nodig is voor de overdracht van het onroerend goed, de aandelen of het wijzigen van testamenten. Ik denk ook aan de advocaat die nodig is voor het voeren van de echtscheidingsprocedure. Als partijen het toch al in grote mate eens zijn, is die dubbelslag straks niet meer nodig. Daarin zit naar mijn oordeel de vereenvoudiging.

Mevrouw Quik wijst erop dat echtgenoten een willekeurige notaris kiezen voor bijvoorbeeld de overdracht van het huis. Als die notaris helemaal niet gespecialiseerd blijkt te zijn in echtscheidingen, moeten zij toch nog naar een advocaat of naar een andere notaris voor hun echtscheiding en zitten ze bij een op dit terrein ondeskundige notaris. Dat risico bestaat inderdaad. Ik ben het met mevrouw Quik eens dat dit wetsvoorstel geen voordeel oplevert voor echtgenoten die zich wenden tot bijvoorbeeld de notaris die destijds de aankoop en de levering van hun huis heeft geregeld, maar die zich helemaal niet beweegt op het terrein van echtscheiding. In die situatie moeten de echtgenoten alsnog naar een andere beroepsbeoefenaar om hen bij te staan bij de echtscheiding. Dat is nu het geval en dat zal in de nieuwe situatie ook zo blijven. Ik ben echter niet bang dat een ondeskundige notaris die echtscheiding er gewoon even "bij" doet. De notaris weet heel goed welke deskundigheid van hem wordt verwacht. Dat is overigens niet anders dan met de echtscheidingsadvocaten. Wat hij niet in huis heeft, zal hij doorverwijzen naar een collega of een advocaat.

Over de nakoming van de toezeggingen over de deskundigheid van het notariaat hebben meerdere leden gesproken. De heer Holdijk maakt zich niet zo'n zorgen over de kwaliteit die het notariaat kan leveren, maar mevrouw Quik bijvoorbeeld wel. Mevrouw Scholten vraagt mij of het notariaat wel kan "alimentatierekenen", terwijl de heer Franken vraagt of het notariaat wel dezelfde kwaliteitsborging kan leveren als die waartoe de advocatuur in staat is. De heer Reynaers wilde weten of de beperkte procesbevoegdheid die de notaris met dit voorstel krijgt niet een ernstige handicap kan zijn bij de juiste advisering van rechtzoekenden.

In het plenaire debat aan de overzijde heb ik toegezegd dat ik met de KNB zou bespreken dat primair gespecialiseerde notarissen de in dit wetsvoorstel voorziene rol zullen vervullen. Aldus is geschied. We hebben daar ook correspondentie gevoerd en daaruit is naar voren gekomen dat kennis op het gebied van de vermogensrechtelijke en fiscale afwikkeling van verschillende samenlevingsvormen behoort tot de basisuitrusting van de notaris. De KNB zal notarissen in staat stellen, daarnaast voldoende kennis te verwerven van mediationtechnieken, alimentatierecht, levensverzekeringen en procesrecht.

Voorts wordt door de KNB in de communicatie naar de leden aandacht besteed aan dit onderwerp en worden de leden ook gewezen op het risico dat zij tuchtrechtelijk en qua aansprakelijkheid lopen. In eerste termijn is al door de leden opgemerkt dat zeker bij de notarissen van de Vereniging van Mediators and Scheidingsbemiddelaars in het Notariaat (VMSN) voldoende kennis van zaken en ervaring aanwezig is om zich met echtscheidingen bezig te houden. Overigens zijn de VMSN-notarissen evenwichtig over het land verdeeld, zo zeg ik in antwoord op de vraag van de heer Franken. Aan het adres van de heer Reynaers zeg ik dat de notaris goed in staat is om te beoordelen of een zaak dermate ingewikkeld is dat de specialistische kennis van een advocaat op het gebied van procesrecht noodzakelijk is. In dat geval zal de notaris betrokkenen naar de advocatuur doorverwijzen. Het voltooien van een opleiding op het gebied van mediation en vermogensrechtelijke en fiscale aspecten van scheiding is een van de voorwaarden voor het lidmaatschap van de VMSN. In deze opleiding wordt overigens ook ruimschoots aandacht besteed aan het systeem van intervisie en permanente educatie. Ik ga er met de KNB van uit dat hiermee meer dan voldoende is gewaarborgd dat alleen notarissen met voldoende specialisatie zich zullen belasten met scheidingen. Dat is eigenlijk niet anders dan we zien in de beroepsgroep advocatuur. Overigens biedt artikel 89 van de Wet op het notarisambt geen grondslag om notarissen die geen lid zijn van de VMSN te verbieden zich met scheidingen bezig te houden. Een dergelijk verbod kennen we overigens ook niet voor de advocatuur. Ook advocaten die geen lid zijn van de vFAS bewegen zich soms op het terrein van de echtscheidingen. Het is uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de leden van de beroepsgroep zelf om te bepalen of zij voldoende toegerust zijn om zaken op zich te nemen.

Mevrouw Quik-Schuijt (SP):

Ik wil het spiegelbeeld nog even aan de orde stellen. Wij hebben het in de voorbereiding uitgebreid aan de orde gehad, maar ik ben nog niet helemaal overtuigd van de ministerieplicht. Er ligt een wet bij deze Kamer en ik zou het kabinet willen aanraden om daar nog eens naar te kijken. Daarin staat toch vrij duidelijk dat een notaris alleen onder bepaalde omstandigheden naar een kantoorgenoot kan verwijzen, of hij moet een samenwerkingsverband hebben met iemand anders. Er staat niet dat hij zomaar een zaak kan weigeren en naar een advocaat kan verwijzen, omdat hij zelf niet deskundig is. Ik raad de minister aan daar toch nog eens naar te kijken, want volgens mij is het niet waterdicht en is er een ministerieplicht voor notarissen. In het voorstel dat in deze Kamer ter behandeling voorligt, is geclausuleerd geformuleerd wanneer je mag verwijzen en wanneer je kunt zeggen dat het je deskundigheid niet is. Verwijzing naar een kantoorgenoot is altijd goed, maar het is ingewikkeld geformuleerd en niet zo eenvoudig om het zomaar naar een andere notaris te verwijzen als je geen kantoorgenoot hebt. Het is al helemaal niet eenvoudig om het gewoon te weigeren en het naar een advocaat te sturen.

Staatssecretaris Teeven:

Zoals mevrouw Quik al zegt, hebben wij in de schriftelijke voorbereiding uitgebreid en uitentreuren hierover van gedachten gewisseld. De regering is het niet eens met de zienswijze van mevrouw Quik en meent dat er op dit punt geen ministerieplicht is. Wij zullen uiteraard nog even kijken naar waar mevrouw Quik om vraagt. Mocht dat nog aanleiding geven tot opmerkingen voor de stemming, dan zullen wij de Kamer daarover uiteraard berichten. Vooralsnog is het standpunt van de regering dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat er op dit punt een ministerieplicht is. Ik verwacht ook niet dat notarissen die zich vrijwel alleen bezighouden met bedrijfsovernames of onroerendgoedtransacties, zich nu zomaar op de echtscheidingsmarkt zullen gaan bewegen. Dat blijkt ook uit de contacten met de KNB. We zien bij de advocatuur eigenlijk hetzelfde. Legio advocaten bewegen zich op geheel andere terreinen dan echtscheidingen. Zij blijken er ook geen enkele behoefte aan te hebben om echtscheidingen er af en toe bij te doen. Wie daar geen verstand van heeft, houdt zich daar verre van. Dat is op dit moment de praktijk. Ik wijs mevrouw Quik er overigens nog op dat dit niet tot de normale deskundigheid behoort; waarom geldt hier nu geen ministerieplicht voor notarissen? Ik wil wat dat betreft ook verwijzen naar artikel 10, lid 1 van de Verordening beroeps- en gedragsregels van de KNB. Daardoor behoeft er ook niet op te worden gerekend dat die dienst ook bij advocaten kan worden betrokken. Er is een duidelijke een-op-een-relatie van de ministerieplicht met het domeinmonopolie. Het domeinmonopolie op dit punt is er niet voor de notaris. Dat is althans de uitleg op dit moment. Om die reden menen wij dat die ministerieplicht er ook niet is. Als de notaris zich wat minder thuisvoelt in de materie van echtscheiding is hij ook niet verplicht zich daarin te bewegen. Naar ons oordeel kan dat zonder meer naar een collega worden verwezen en kan het ook zonder meer naar de advocatuur worden verwezen.

Het derde onderwerp waarop ik wil ingaan, is de vraag of dit wetsvoorstel een eerste stap is op weg naar nog meer veranderingen in het echtscheidingsrecht. Deze vraag houdt een aantal leden van deze Kamer nogal bezig, net als van de Tweede Kamer. Mevrouw Scholten vroeg mij wat ik ga zeggen tegen accountants en mediators die om een procesbevoegdheid komen vragen. Mevrouw Broekers en de heer Reynaers vroegen of ik het procesmonopolie van de advocatuur achterhaald vind en bijvoorbeeld accountants en andere beroepsgroepen procesbevoegdheid zou willen geven. Zij willen weten of ik overweeg om toch de weg van de administratieve scheiding in te slaan. Mevrouw Broekers acht het terecht dat de rechter zijn rol ten aanzien van de huwelijksontbinding behoudt. Ook de heer Holdijk hecht daar zeer aan. Mevrouw Quik zou daarentegen graag zien – evenals een lid van de Tweede Kamer – dat de rechter alleen nog maar een rol heeft bij vechtscheidingen en niet langer bij scheidingen waarover partijen volledige overeenstemming hebben bereikt. Ik kan hier kort over zijn. De regering is niet voornemens om andere beroepsgroepen de bevoegdheid te geven om echtscheidingsverzoeken in te dienen of om de administratieve echtscheiding te introduceren. Ik acht een gedegen juridische opleiding een absolute voorwaarde voor de begeleiding van een echtscheidingsprocedure. Ik ben met mevrouw Quik van mening dat ook achter echtscheidingen op gemeenschappelijk verzoek een wereld van leed kan zitten. De begeleiding van het proces is uitstekend toegerust. Ik heb al gezegd dat ik diezelfde kwaliteiten ook aanwezig acht bij het notariaat en met name bij leden van de VMSN. Andere beroepsgroepen, hoe deskundig op hun terrein ook, ontberen de benodigde juridische kennis om zich op het terrein van het procederen te begeven. Ik wijs erop dat de regering de administratieve scheiding ook niet overweegt omdat die grote problemen geeft in de internationale context. Om die reden heeft de vorige regering dit ook niet gedaan. In een groot aantal landen wordt een dergelijke ontbinding van het huwelijk niet geaccepteerd. Dit was één van de redenen waarom het initiatiefvoorstel-Luchtenveld in deze Kamer averij opliep. Om die reden hebben ook de initiatieven die in 2002 en 2008 in de Tweede Kamer werden ontplooid geen vervolg gekregen.

Het laatste punt betreft de voorlopige voorzieningen. Waarom moet een notaris bevoegd zijn om voorlopige voorzieningen te vragen? Kan hij dat wel? De heer Franken vroeg of het wel verstandig was om de notaris bijstand te laten verlenen in een procedure waarbij er nog meningsverschillen tussen partijen bestaan. Mevrouw Scholten veronderstelde dat het vragen van voorlopige voorzieningen niet past bij een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding. Ik heb in de schriftelijke ronde die we met elkaar hebben gehad, al uiteengezet dat het vragen van voorlopige voorzieningen niet altijd wijst op een conflict. Ik noemde het voorbeeld van voorlopige duidelijkheid over het recht om de echtelijke woning bijvoorbeeld te blijven bewonen. Het is heel gebruikelijk, ook nu, dat partijen gezamenlijk aan de rechter vragen bepaalde voorlopige voorzieningen te treffen. Ik zie geen reden waarom de notaris partijen daar niet in zou kunnen begeleiden, al helemaal niet in de context die ik bij aanvang van mijn termijn noemde omtrent het financieel advies van notarissen. Ik heb het dan over een bekende notaris waar je eerder bij bent geweest, die het uitlegt en die dan ook dat laatste zetje naar de rechter voor jou doet. Dus ik zie die bezwaren eigenlijk niet.

Mevrouw Quik-Schuijt (SP):

Het is van tweeën een. Of je hebt een conflict over die echtelijke woning. Dan ga je terecht naar de rechter, maar dan heb je ook een conflictsituatie met alle bezwaren van dien, in de zin dat bijvoorbeeld de notaris gaat procederen zonder proceservaring. Of je hebt geen conflict maar je wilt dat degene die de woning niet kan betalen en aangewezen is op een huurwoning een beschikking in de hand krijgt waarmee die naar de woningbouwvereniging kan gaan om een urgentieverklaring te krijgen. Dat laatste hebben de rechtbanken voor zover mij bekend de laatste jaren pertinent geweigerd, omdat je als rechter geen zicht heb op de andere mensen die op die lijst staan en je dus niet kunt beoordelen of deze scheidende vrouw met drie zielige kindertjes recht heeft op voorrang bij de woningtoewijzing. Dus er is of een conflict en dan geldt het bezwaar dat de notaris geen proceservaring heeft. Of er is geen conflict maar dan moet je wat mij betreft niet bij de rechter zijn.

Staatssecretaris Teeven:

Maar er zijn toch wel dingen die nog wel via de rechter kunnen lopen. Vandaar dat we het omtrent dat gemeenschappelijk verzoek zo hebben opgenomen in het wetsvoorstel. Een conflict zal er niet gauw zijn want als je een conflict hebt doe je het niet via een gemeenschappelijk verzoek. Dan neem je allebei een advocaat en ga je het op een andere wijze bespreken. Dus ik zie het probleem niet echt.

Mevrouw Scholten (D66):

Ik heb in mijn eerste termijn de staatssecretaris ook nog voorgehouden dat het vragen van een voorlopige voorziening door de notaris als procesvertegenwoordiger voor partijen helemaal niet nodig zou zijn omdat de notaris juist die rechten en plichten die hij tussen partijen in het convenant afspreekt ook in een notariële akte kan vastleggen, waardoor als het nodig zou zijn om met een stuk papier naar de woningbouwvereniging te gaan, dat ook op die manier zou kunnen. Die vraag zou ik ook zo vreselijk graag beantwoord willen zien.

Staatssecretaris Teeven:

Ik begrijp wat mevrouw Scholten zegt en natuurlijk is het zo dat een aantal zaken via een notariële akte kunnen worden geregeld. Dat zie ik ook wel in. Dan kun je die akte ook gebruiken als partijen het eens zijn. Er zullen echter mogelijk ook zaken zijn waar de rechter een oordeel over moet vellen. Dan is er niet echt een groot verschil tussen een advocaat die dat gemeenschappelijk verzoek begeleidt of een notaris die dat gemeenschappelijk verzoek begeleidt. Ik denk dat dit heel goed naast elkaar kan bestaan en dat het ook heel goed door een advocaat kan worden gedaan.

Mevrouw Broekers vroeg of de notaris zonder meer moet doorverwijzen naar een advocaat als blijkt dat de echtgenoten bij nader inzien toch meer met elkaar van mening blijken te verschillen over de echtscheiding dan ze aanvankelijk vermoedden. Ik laat het graag aan de beroepsbeoefenaren zelf over om te beoordelen of er voldoende ruimte is voor een gemeenschappelijk verzoekschrift of dat de procedure op tegenspraak zou moeten worden gevoerd. In het laatste geval is het duidelijk: de notaris verwijst de cliënten naar hun eigen advocaat. De problematiek van het wel of niet verwijzen is voor de advocatuur op dit moment precies hetzelfde. Als een echtpaar zich meldt bij een advocaat en echtgenoten het erover eens zijn dat ze willen scheiden, komt er één advocaat voor beide partijen. Als gaandeweg blijkt dat partijen met elkaar van mening verschillen over bepaalde aspecten, zoals alimentatie, dan komt ook die ene advocaat voor die twee partijen voor de vraag te staan of hij beide partijen nog wel kan bijstaan bij het indienen van het verzoekschrift dan wel of hij beiden moet doorverwijzen naar een eigen advocaat. Die vraag zal voor de notaris die wordt ingeschakeld en die adviezen geeft, niet anders zijn. Duidelijk is dat als partijen het niet eens zijn en dat ook niet worden, er geen ruimte is voor een gemeenschappelijk verzoekschrift. Beide echtgenoten worden verwezen naar de advocatuur.

Mevrouw Scholten vroeg of ook echtgenoten die geen huis bezitten of ondernemer zijn de weg naar de notaris zullen weten te vinden. Ik begrijp dat ze dan met name doelt op het procederen op toevoeging. Ik heb geen aanleiding om te veronderstellen dat die echtgenoten de weg naar de notaris niet zouden kunnen vinden, maar als er geen andere zaken zijn die notariële tussenkomst vergen, biedt de bijstand van de notaris ook geen meerwaarde. Dat neemt niet weg dat ook voor de notaris geldt dat hij cliënten op toevoeging kan bijstaan mits die een contract sluit met de Raad voor Rechtsbijstand. Het notariaat heeft mij erover bericht dat het zich daar terdege van bewust is.

Mevrouw Quik vroeg of de werkelijke reden achter dit wetsvoorstel is om het notariaat dat een zware tijd doormaakt, de hand te reiken. Daar kan ik kort over zijn: dat is niet het geval. Mevrouw Quik memoreerde terecht de geschiedenis van dit wetsvoorstel. Ook mevrouw Scholten en de heer Franken wezen al op het compromis dat bereikt werd na het verwerpen door deze Kamer van de administratieve echtscheiding. Dat compromis was dit voorstel om de echtscheiding in elk geval iets burgervriendelijker te maken. Niets meer en niets minder. Het is aan deze Kamer om te zeggen dat wat er nu ligt, iets toevoegt of helemaal niets toevoegt.

De heer Reynaers had graag gezien dat er een meer fundamenteel debat was gevoerd over het doorbreken van het procesmonopolie van de advocatuur. Ik merk op dat de notaris al jarenlange ervaring heeft met het indienen van verzoekschriften voor rechterlijke toestemming om huwelijkse voorwaarden staande huwelijk te wijzigen, conform Boek 1, artikel 119. Van een absoluut procesmonopolie is dus ook op het terrein van de advocatuur in huwelijkszaken geen sprake. Ook op andere terreinen zijn er wel uitzonderingen op het uitgangspunt dat verzoeken door een advocaat moeten worden ingediend. Ik noem daarbij bijvoorbeeld de kinderbeschermingsmaatregelen die zonder tussenkomt van een advocaat door de Raad voor de Kinderbescherming of het Bureau Jeugdzorg aan de rechter worden verzocht. Ook daar gaat het buiten de advocaat om. Dus zowel de notaris als andere instellingen hebben daar wel een rol in.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris zeer voor zijn korte en bondige, maar toch volledige antwoord. Wij zullen nu overgaan tot de replieken van de kant van de Kamer.

Mevrouw Beuving (PvdA):

Voorzitter. Graag maak ik allereerst van de gelegenheid gebruik om namens de PvdA-fractie mevrouw Scholten geluk te wensen met haar maidenspeech. Voorts dank ik de staatssecretaris voor de beantwoording.

Zoals ik in mijn eerste termijn heb uiteengezet, is er zelfs naar het oordeel van de regering geen noodzaak voor dit wetsvoorstel. Tot vandaag heeft de PvdA-fractie geen andere overtuigende motivering van het wetsvoorstel mogen vernemen. Daarom kon mijn inbreng in eerste termijn niet anders dan kort zijn en heb ik die inbreng afgesloten met een uitnodiging aan de staatssecretaris om het wetsvoorstel beter te onderbouwen.

Ook nu kan ik het kort houden. In de reactie van de staatssecretaris heb ik een overtuigende motivering van het wetsvoorstel wederom niet gevonden. De uiteenzetting van de staatssecretaris over de afschaffing van de flitsscheiding en de politieke uitruil is interessant, maar levert zeker niet de door ons gezochte dragende motivering van dit wetsvoorstel op. Aan een wetsvoorstel dat is bedoeld als doekje voor het bloeden voor het notariaat – ik refereer aan de formulering van de CDA-fractie in eerste termijn – zal de PvdA-fractie geen steun verlenen.

De heer Franken (CDA):

Voorzitter. Graag sluit ik mij aan bij de gelukwensen die zijn uitgesproken aan het adres van mevrouw Scholten. In eerste termijn sprak ik voor haar, dus ik kon daar toen nog niets over zeggen. Inmiddels heeft zij haar maidenspeech gehouden en zij is daar buitengewoon goed voor geslaagd. Ik feliciteer haar daar graag mee.

Ik heb inderdaad een wat cynische overweging gebruikt om dit wetsvoorstel te kwalificeren. Ik heb gezegd dat wij er geen overwegende bezwaren tegen hebben, maar dat het een doekje voor het bloeden is, niet voor het notariaat – het was niet mijn bedoeling om dat te suggereren; dat heeft mevrouw Beuving eraan toegevoegd – maar voor degenen die voor een meer administratieve echtscheiding zijn en die nu zien dat het voor een kleine categorie van gevallen iets sneller en misschien ook iets goedkoper kan. Kortom, de noodzaak van het wetsvoorstel zie ik niet. Enig nut zie ik wel voor de bedoelde kleine categorie. Bij een aantal collega's heb ik geproefd – nu ben ik erg kort door de bocht, want ik heb heel weinig tijd in deze tweede termijn – dat zij vinden dat gespecialiseerde advocaten dergelijke zaken altijd beter zullen doen dan notarissen, zodat het niet nodig is om voor die zaken naar een notaris te gaan. Ik breng daar tegen in dat in huwelijkse voorwaarden tegenwoordig buitengewoon ingewikkelde verrekenbedingen kunnen staan. Vorig jaar of twee jaar geleden hebben wij op dit punt een wetsvoorstel voor ons gehad. Zelfs de minister vergiste zich toen in de memorie van antwoord en in de nadere memorie van antwoord en hij kwam met rekenvoorbeelden die niet klopten, waardoor ook de tekst helemaal niet meer klopte. Als dus zelfs de meest geverseerde ambtenaren op dat gebied zich kunnen vergissen, dan neem ik aan dat een prima en ervaren echtscheidingsadvocaat het niet met zijn gewone Casio-machine af kan als hij zo moet rekenen. Daarvoor moet je bij een gespecialiseerd iemand zijn.

Het verheugt mij om van de staatssecretaris te horen dat van een stap naar meer bevoegdheden of meer mogelijkheden – toch een administratieve echtscheiding of toch andere beroepsgroepen – geen sprake is. Eerlijk gezegd moet ik eraan toevoegen dat dit wetsvoorstel ook niet naar meer smaakt.

De KNB zal veel doen aan de deskundigheid en de kwaliteitsborging. De KNB is een organisatie die alle vertrouwen verdient. De VMSN zal aan intervisie doen. Er wordt geschermd met PE-punten. Ik ben zelf ook een gecertificeerd mediator – ik heb dus niet alleen diploma A, maar ook diploma B bij het zwemmen – waarvoor ik allerlei punten moet halen. Ik heb daar echter geen geweldig hoge dunk van. Ik ben bang dat ik mijn certificaat verlies omdat ik het niet opbreng om een hele dag bij een cursus te zitten waar ik niets, maar dan ook niets nieuws hoor. Ik vraag de staatssecretaris uitdrukkelijk om met de KNB af te spreken dat op vrij korte termijn een evaluatie gehouden wordt. Het zal niet om zo veel zaken gaan, maar het WODC weet daar best mee om te springen. Ik hoop dat de staatssecretaris de vinger aan de pols houdt en kijkt of aan de kwaliteitsborging ook echt wordt gewerkt.

De voorzitter:

Overigens merk ik op dat reddend zwemmen het diploma C opleverde.

De heer Franken (CDA):

Dat heb ik nooit gehaald.

De heer Reynaers (PVV):

Voorzitter. Gelet op de tijd en de volledigheid die de deelnemers aan dit debat in eerste termijn hebben betracht, zal ik in mijn tweede termijn kort zijn. Ik dank de staatssecretaris voor zijn beantwoording van de gestelde vragen en feliciteer mevrouw Scholten vanaf deze plek nogmaals met haar maidenspeech, waarin ik mij overigens goed kon vinden.

Mijn fractie had over het voorliggende wetsvoorstel geen pasklare mening. Daar is het onderwerp ook niet naar. Onze eerste reactie was dat er niet zo veel tegen het wetsvoorstel pleit, maar dat er ook niet zo veel voor te zeggen is. Dat gevoel hebben wij bij verschillende partijen bespeurd. In dergelijke gevallen loont het om het wetsvoorstel eens nader te onderzoeken. Dat leverde enkele vragen op in de tweede schriftelijke ronde en enkele resterende vragen van meer fundamentele aard in dit plenaire debat.

Als ik de balans opmaak, kom ik tot de conclusie dat hetgeen met het wetsvoorstel wordt beoogd, in een beperkt aantal situaties handig kan zijn en misschien, als het meezit, voor betrokkenen voordelig kan uitpakken. Dat is het dan ook wel. De fractie van de PVV is dus niet wild enthousiast, zeker niet als er uiteindelijk toch het een en ander op het wetsvoorstel valt aan te merken.

De PVV-fractie vindt dat duidelijk moet zijn bij wie men waarvoor moet aankloppen. Voor het voeren van een gerechtelijke procedure is dat de advocaat, behoudens in de gevallen waarin geen verplichte procesvertegenwoordiging geldt. Mijn fractie ziet dan ook niets in de verdere aantasting van het procesmonopolie. Wij hadden daar graag uitgebreid over van gedachten gewisseld met alle betrokkenen, zodat wij alle voors en tegens van het procesmonopolie hadden kunnen afwegen. De slipstream van dit wetsvoorstel is daarvoor echter niet geschikt. Wij kennen niet veel monopolies, maar als zij er zijn en zo genoemd worden en bovendien als legitiem worden ervaren, dan is daar doorgaans een goede reden voor. Ik noem het domeinmonopolie van de notaris, het procesmonopolie van de advocaat en het geweldsmonopolie van de overheid. En er zullen er vast nog wel meer zijn.

Mijn fractie denkt dat de beschikbaarheid van gespecialiseerde juridische dienstverlening hoog in het vaandel moet staan. Vooralsnog heb ik van niemand gehoord dat de advocatuur op dit punt tekortgeschoten is. Integendeel, de kwaliteitsslag die in de afgelopen jaren is gemaakt, in het bijzonder op het terrein van het familierecht, wordt alom erkend en door velen zelfs geprezen. Als het procesmonopolie is ingegeven vanuit de behoefte om aan een kwaliteitswaarborg te voldoen, dan zal duidelijk zijn dat de familierechtadvocaten in de afgelopen jaren flink hun best gedaan hebben. Als het procesmonopolie, zoals de heer Franken opperde, moet worden gezien als een beloning voor kwaliteit – daar kan ik mij persoonlijk wel in vinden – dan is het onderhavige wetsvoorstel lastig te verkopen aan de mensen die zich in de afgelopen jaren flink hebben ingezet. Nogmaals, die discussie had ik liever voorafgaand aan de behandeling van dit wetsvoorstel willen voeren, maar wellicht was dit wetsvoorstel daarvoor te beperkt van opzet, waardoor dit er helaas bij ingeschoten is.

Wij hebben volop de praktische kanten van het wetsvoorstel benadrukt gezien, maar voor mijn fractie zijn de principiële kanten minstens zo belangrijk.

Mevrouw Quik-Schuijt (SP):

Voorzitter. Laat ik duidelijk zijn. Er is een zeer beperkt aantal zaken waarin ook mijn fractie het voordeel van het wetsvoorstel inziet. Dat zijn de zaken waarin de mensen inderdaad bij een goede notaris zitten, die het verzoekschrift meteen kan indienen. Mijn fractie vreest echter dat er veel meer mensen zijn die bij de verkeerde notaris terecht zullen komen. Er zijn mensen die van dit voordeel gebruik kunnen maken, omdat zij toevallig bij de goede notaris zitten, daar ook moeten zijn en het verzoek meteen door de notaris kunnen laten indienen. Er zijn ook mensen die van niets weten en twijfelen of zij een notaris of een advocaat zullen nemen, die een beetje googelen op internet en uiteindelijk naar de notaris om de hoek gaan omdat zij daar ook hun testament hebben laten maken. Als je het aantal mensen uit de eerste groep afweegt tegen het aantal mensen uit de tweede groep, acht ik het nadeel veel groter dan het kleine voordeel dat met dit wetsvoorstel zou worden behaald.

Daarnaast lees ik in artikel 10 van de verordening van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie: "de notaris dient ervoor te zorgen dat zijn kantoor alle gebruikelijke notariële diensten kan bieden". Wij kunnen dan discussiëren over de vraag of dit een gebruikelijke notariële dienst is, maar eigenlijk zegt de staatssecretaris in de toelichting dat het een gebruikelijke dienst gaat worden. Ik denk dus dat de ministerieplicht wel degelijk geldt.

Ten slotte telt voor mijn fractie zwaar dat je zuinig moet zijn met wetgeving. Wetgeving kost veel geld. Als het nu maar zo'n klein voordeeltje oplevert – en dan zwijg ik nog over het grote nadeel – vinden wij het absoluut onverantwoord om daarvoor een heel wetgevingsproces op te zetten.

Deze drie redenen bij elkaar leiden ertoe dat mijn fractie het wetsvoorstel niet zal steunen.

Mevrouw Broekers-Knol (VVD):

Ik heb een vraag aan mevrouw Quik. Ik begrijp haar opmerking dat wetgeving veel geld kost, maar het geld voor dit wetsvoorstel is al uitgegeven. Het is dan extra zonde om het wetsvoorstel niet aan te nemen.

Mevrouw Quik-Schuijt (SP):

Daarin geef ik u gelijk, maar van het begin af aan was het duidelijk dat het zou gaan om een heel kleine groep mensen. Ik veroordeel dat principe, maar daarnaast blijven beide andere argumenten die ik genoemd heb staan. Die wegen ook zwaar.

Mevrouw Beuving (PvdA):

Ik wil graag even reageren op wat mevrouw Broekers zei. In lijn met de korte uiteenzetting van de PvdA-fractie zou ik willen zeggen: dan moeten wij de regering beter gaan opvoeden. Dat moet dan maar beginnen met dit wetsvoorstel, dat het echt niet verdient om te worden aangenomen.

Mevrouw Broekers-Knol (VVD):

Mag ik mevrouw Beuving er dan even op wijzen dat het wetsvoorstel afkomstig is van het vorige kabinet, waarvan de PvdA deel uitmaakte?

Mevrouw Beuving (PvdA):

Als nieuweling in deze Kamer hoef ik mevrouw Broekers toch niet te vertellen dat wij hier in deze Kamer ons niets, of maar heel weinig, aantrekken van wat er aan de overkant gebeurt en van wat mensen van onze eigen partij in andere functies doen? Ik loop hier nu een paar maanden rond, maar daar ben ik al zeer van doordrongen. Ik ben er trots op dat deze Kamer zo handelt.

Mevrouw Broekers-Knol (VVD):

Dit staat heel duidelijk in de Handelingen, mag ik hopen!

Mevrouw Scholten (D66):

Voorzitter. Om te beginnen wil ik de plaatsvervangende voorzitter hartelijk danken voor de aardige woorden waarmee hij mij heeft toegesproken na mijn maidenspeech. Ik dank de staatssecretaris heel hartelijk voor het oprakelen van het verleden. Het was inderdaad een interessante bezigheid, daar aan de Parnassusweg.

Ik maak graag van de gelegenheid gebruik om nog te repliceren op dit wetsvoorstel. Ik ben de staatssecretaris erkentelijk voor een aantal duidelijke antwoorden op mijn vragen. Wij zijn het er inmiddels met elkaar over eens dat er geen noodzaak bestaat voor het wetsvoorstel en dat het nut van het wetsvoorstel uitsluitend gelegen is in burgervriendelijkheid. Uiteindelijk is ook duidelijk geworden – dat heeft te maken met de politieke historie – dat niemand om dit wetsvoorstel heeft gevraagd. Als ik mij daarin vergis, zal de staatssecretaris mij straks natuurlijk corrigeren. Het is voortgekomen uit een discussie die in 2008 plaatsvond, nadat de flitsscheiding was weggestemd. Er moest iets anders voor in de plaats komen. Dat andere is dus dit wetsvoorstel geworden, waarin de echtscheidingsnotaris een plaats heeft gekregen. De procedure is niet korter en niet goedkoper. Dat zijn duidelijke antwoorden en daarmee is mij een boel duidelijk geworden.

Het lastige punt blijft het verhaal over de bemoeienis van de notaris die zich destijds ook heeft bemoeid met de huwelijkse voorwaarden. Ik heb de staatssecretaris daarover ook geïnterrumpeerd. Partijen komen bij de notaris om de geschillen die hen verdeeld houden samen met hem op te lossen. Dat is nu eenmaal het karakter van het werk van de notaris: hij of zij bemiddelt en heeft een mediationopleiding gevolgd. De notaris heeft zich gevoegd bij de vereniging van scheidingsbemiddelaars. Dat is zijn taak. Als partijen bij hem komen en zeggen: wij zijn het met elkaar eens, maak het maar voor ons in orde, lijkt mij dat fantastisch. Maar partijen komen zelden op die manier bij de notaris binnen. Ik vind het ook lastig om in dat verhaal de voorlopige voorziening te plaatsen. Die voorlopige voorziening duidt naar mijn gevoel heel duidelijk op het hebben van een conflict. Als dat er niet is, wat ik hoop, dan is de notariële akte om de rechten en verplichtingen tussentijds vast te leggen het geëigende middel. Daarin is de notaris natuurlijk wel goed.

Al met al blijft alleen de burgervriendelijkheid over. De vraag blijft of dat werkelijk iets toevoegt aan het huidige systeem of niet. Daar moet ik de komende week samen met mijn fractie serieus over nadenken.

Mevrouw Broekers-Knol (VVD):

Voorzitter. Ik ben heel positief gestemd over het debat dat wij vandaag hebben gevoerd over dit wetsvoorstel. Ik zal u precies zeggen waarom. Bij teruglezing zal iedereen constateren dat er vandaag zware, bijna onweerlegbare argumenten naar voren zijn gebracht tegen een administratieve scheiding. Iedereen heeft zich alleen maar zorgen gemaakt over de vraag of de notaris wel bekwaam is. Mensen die willen scheiden zoeken bekwame mensen die hen kunnen helpen. Mevrouw Scholten heeft het zojuist nog gezegd. Het is zelden het geval dat zij bij de notaris komen en dat er niets meer geregeld hoeft te worden en dat partijen conflictloos langs komen om de zaken op een rijtje te zetten. Kortom, dat is de waarde van dit debat en ik denk dat wij voorlopig iemand die de administratieve scheiding zou willen, naar de argumenten van dit debat kunnen verwijzen, zodat wij daar voorlopig even vanaf zijn.

Mevrouw Quik-Schuijt (SP):

Ik wil nog even verwijzen naar de experimenten van de commissie-De Ruiter. Het raadplegen van een advocaat, een notaris of een mediator was daarin verplicht voordat je naar de burgerlijke stand kon. Waar het mij om gaat, is dat de rechter niets te maken heeft met zaken waarover partijen het eens zijn. De rechter is er voor conflicten.

Mevrouw Broekers-Knol (VVD):

Mevrouw Quik heeft mij ook in eerste termijn horen zeggen dat ik waarde hecht aan de status van het huwelijk zoals die in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek staat. Om die reden denk ik dat het ontbinden van een huwelijk met waarborgen omgeven moet zijn en dat de rechter daar dus wel aan te pas zou moeten komen. Hoe het ook zij, iedereen heeft zich afgevraagd of de notaris wel bekwaam is. De conclusie is dat een aantal leden van deze Kamer vinden dat de notaris misschien best wel bekwaam is, maar dat er geen noodzaak voor het wetsvoorstel is en dat het misschien ook niet zo nuttig is. De noodzaak werd indertijd wel gevoeld door de Tweede Kamer, want sommige leden van de Tweede Kamer waren ongelukkig met het afschaffen van de flitsscheiding. Als compensatie daarvoor is de toenmalige minister van Justitie, Hirsch Ballin, gekomen met het voorstel van de echtscheidingsnotaris, omdat hij van mening was – en ik denk nog steeds is – dat er een deskundige persoon zou moeten worden ingeschakeld. Maar nogmaals, dat is hier ook naar voren gekomen. Voor een echtscheiding moet je gaan naar mensen die er verstand van hebben, namelijk advocaten. In de visie van mijn fractie en naar ik begrijp, ook in de visie van de CDA-fractie, kan dat echter ook een notaris zijn.

Ik heb nog één klein vraagje aan de staatssecretaris. Ik heb in eerste termijn gevraagd of de staatssecretaris overweegt om ook andere beroepsbeoefenaren, zoals accountants, procesactiviteiten te laten doen. Daarop wil ik graag een helder antwoord hebben van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Ik dank de leden die hebben gesproken in tweede termijn voor hun bijdrage. Ik denk dat de heer Franken nog een antwoord te goed heeft op zijn uitdrukkelijke vraag over de evaluatie. Ik ben bereid om dit na drie jaar te evalueren om te kijken hoe het gaat. Dat is een concreet antwoord.

Tegen mevrouw Quik zeg ik – dat wil ik vastgelegd hebben voor de Handelingen – dat het hier toch echt gaat om een bijzondere notariële dienst en niet om een gebruikelijke. Deze valt naar het oordeel van de regering niet onder de ministerieplicht.

Mevrouw Beuving zei dat het deze Kamer niet zo veel uitmaakt wat er aan de overkant gebeurt: "Wij maken zelf wel uit wat we doen." Als ik dit te snel en te recht door het midden zeg, hoor ik dat wel van mevrouw Beuving, maar zo vertaal ik dat een beetje.

Mevrouw Beuving (PvdA):

Mag ik voor de Handelingen zeggen dat dit een doordeweekse formulering was van het feit dat wij hier zonder last en ruggespraak spreken?

Staatssecretaris Teeven:

Dan geef ik het toch niet helemaal goed weer. Mevrouw Beuving spreekt in ieder geval echt zonder last en ruggespraak. Dat is weer bewezen in haar tweede bijdrage hier in de senaat.

Ik heb voor de Handelingen eens gekeken welke partijen in de Tweede Kamer op 9 maart 2011 dit wetsvoorstel steunden. We weten wat de geschiedenis is van dit wetsvoorstel, zoals mevrouw Broekers aanhaalde. Het zegt overigens niks, want de Eerste Kamer is volledig vrij in haar handelen. Het was een bijzondere coalitie van de Partij voor de Dieren, GroenLinks, D66, de VVD, de ChristenUnie, het CDA en de Partij voor de Vrijheid. Deze partijen steunden in de Tweede Kamer het wetsvoorstel, overigens met de argumenten die we vandaag ook hebben gewisseld, die blijkbaar door de Kamer aan de overkant anders werden gewogen. Dat mag.

Mevrouw Broekers heeft nog een vraag gesteld over andere beroepsbeoefenaren. Ik had het al een beetje gezegd, maar ik kan bevestigen dat de regering niet het voornemen heeft dit met andere beroepsgroepen te doen. Hier blijft het bij. Het blijft bij dit wetsvoorstel met betrekking tot het vervolg naar de administratieve scheiding. Het is misschien jammer, maar dat is tot op dit moment het standpunt van de regering. Er zullen geen andere mensen procederen. Dat is op dit moment het standpunt.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik kom tot afhandeling van het wetsvoorstel. Wenst een van de leden stemming over het wetsvoorstel? Ik zie dat dit het geval is. Volgende week stemmen wij over dit voorstel.

Naar boven