3 Volkshuisvesting BES

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Regels inzake de volkshuisvesting, de ruimtelijke ordening en het milieubeheer in de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES) (32473).

(Zie vergadering van 11 oktober 2011.)

De voorzitter:

Ik heet de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van harte welkom in de Eerste Kamer.

Ik feliciteer de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van harte met haar benoeming en wens haar heel veel wijsheid toe. Ik stel het op prijs dat zij zo kort na haar aantreden als minister in deze Kamer aanwezig is, al gaat het thans om een zeer kort debat.

Ik breng de Kamer in herinnering dat de beraadslaging op 11 oktober jongstleden is aangehouden in afwachting van een brief van de bewindspersonen. Deze brief is op 22 november jongstleden ontvangen. Dat betekent dat wij dit debat kunnen afronden. Wij zijn toe aan de tweede termijn van de kant van de Kamer. Er is slechts één woordvoerder namens de Kamer, te weten mevrouw Linthorst.

De beraadslaging wordt hervat.

Mevrouw Linthorst (PvdA):

Voorzitter. Ik ben zeer verheugd en eerlijk gezegd ook wel trots dat ik mede namens de fracties van de VVD, het CDA, de PVV, de SP, D66, GroenLinks en de ChristenUnie het woord mag voeren over dit wetsvoorstel. Alle fracties danken de staatssecretaris van harte voor zijn brief van 22 november jongstleden. In deze brief gaat hij uitvoerig in op de implementatie van de VROM-wetgeving op de BES-eilanden. Wij zijn de staatssecretaris erkentelijk dat hij van plan is om de wetgeving gefaseerd in te voeren, in nauwe samenspraak met de eilandbesturen, zodat de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid verzekerd zijn.

Wij willen dit korte plenaire debat gebruiken om nog op een paar punten helderheid te verkrijgen. De staatssecretaris geeft aan dat de kosten van het beheer en de exploitatie van riolering, drinkwatervoorziening en afvalscheiding niet volledig zullen kunnen worden doorberekend aan de leefgemeenschappen en de toeristen op de eilanden. De staatssecretaris heeft toegezegd dat de kosten voor de uitvoering van de Wet VROM-BES zullen worden meegenomen in het onderzoek van het ministerie van BZK naar de draagkracht van de inwoners van Caribisch Nederland. Eventuele aanpassing van de vrije uitkering zal plaatsvinden na 2012. Tot die tijd neemt het ministerie van IenM de kosten voor zijn rekening. Het is natuurlijk lastig, iets te zeggen over de draagkracht van de inwoners van Caribisch Nederland zolang het onderzoek nog niet heeft plaatsgevonden. Kan de staatssecretaris toch iets zeggen over het deel dat hij redelijk vindt dat aan de inwoners wordt doorberekend?

De staatssecretaris onderzoekt of de eilanden onderdeel kunnen worden van bestaande (overheids)diensten in Nederland. Zien wij het goed dat de staatssecretaris daarmee gemeenten, waterschappen en waterleidingbedrijven bedoelt? Kan de staatssecretaris aangeven of er inmiddels al enige duidelijkheid bestaat over de bereidheid van de bedoelde diensten? Mocht dit niet tot resultaat leiden, is het ministerie van IenM dan bereid ook de kosten na 2012 voor zijn rekening te nemen? Wij willen namelijk graag voorkomen dat na 2012 opnieuw discussie ontstaat over de toedeling van de lasten. Is de staatssecretaris bereid om, als er zicht is op de kosten die aan de inwoners zullen worden doorberekend, onze Kamer te raadplegen over deze kosten?

Mijn tweede vraag betreft de twee fte's formatie die de staatssecretaris structureel ter beschikking stelt van de eilanden. Worden deze formatieplaatsen gefinancierd door het ministerie van IenM en is deze financiering structureel?

Ten slotte hebben wij nog een vraag over de kosten van de aansluiting van huishoudens op de riolering. Dat is een verantwoordelijkheid van het eilandsbestuur. Onduidelijk is of het bestuur de financiële middelen zal hebben om alle huishoudens, ook de minvermogende, aan te sluiten op het rioleringsstelsel. Hoe gaat de staatssecretaris voorkomen dat we straks wel een rioleringsstelsel hebben, maar dat een deel van de inwoners daarop niet is aangesloten?

Wij wachten de antwoorden van de regering met belangstelling af.

De voorzitter:

Ik stel vast dat wij meteen kunnen doorgaan met het antwoord van de regering in tweede termijn.

Het woord is allereerst aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Minister Spies:

Voorzitter. Dank u wel voor uw woorden van welkom. Laat ik de hoop uitspreken dat wij vanavond, op de eerste werkdag van deze nieuwe minister, een basis leggen voor een heel plezierige en constructieve samenwerking met uw Kamer, ook voor alle werkdagen die nog gaan volgen. Laat ik eraan toevoegen dat ik hoop dat vanavond een stukje wetgeving met betrekking tot het Caribisch deel van Nederland een stuk verder wordt gebracht, waardoor ook daar een aantal publieke taken beter kan worden uitgevoerd.

Er zijn mij geen directe vragen gesteld door mevrouw Linthorst, dus ik laat de beantwoording graag over aan de staatssecretaris.

Rest mij nog, u een buitengewoon vruchtbaar bezoek toe te wensen begin volgend jaar aan dat deel van het Koninkrijk. Ik ben heel benieuwd om uw ervaringen te horen, zodat wij onze taak ten opzichte van die delen van het Koninkrijk zo goed mogelijk kunnen uitvoeren.

Staatssecretaris Atsma:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de gestelde vragen, in het bijzonder mevrouw Linthorst voor de vragen die zij namens meerdere fracties heeft gesteld. Het overleg dat wij in oktober met uw Kamer hebben gehad heeft geleid tot het verzoek waarop wij in november een brief hebben geschreven. Ik ben blij dat de inhoud van de brief de Kamer in die zin bevalt, dat er kennelijk een adequaat antwoord is gegeven op de vraag hoe wij aankijken tegen het implementatievraagstuk. Ik wil nogmaals benadrukken dat ik uw Kamer erkentelijk ben voor het feit dat zij deze expliciete vragen heeft gesteld, omdat daarmee niet alleen het kabinet, maar ook een aantal andere partijen min of meer werden gedwongen om deze vragen heel nadrukkelijk onder ogen te zien. Dat heeft geleid tot de reeds genoemde brief. Ik ben van mening dat de impuls die u aan de discussie hebt gegeven, een positief effect heeft gehad.

Dan kom ik nu op de concrete vragen die door de verschillende fracties zijn gesteld. De eerste vraag is of er al een indicatie is te geven van het percentage dat zou kunnen worden doorberekend. Ik zal weinig nieuws zeggen als ik aangeef dat dit erg moeilijk is. Zoals ook in de bijdrage die wij zojuist hoorden wordt gesteld, is een en ander toch heel erg afhankelijk van het draagkrachtonderzoek dat door de minister van BZK is toegezegd. De minister van BZK werkt hieraan. Pas als de uitkomsten daarvan bekend zijn, kunnen wij er echt inhoudelijk een oordeel over geven. Bovendien heeft dit niet alleen te maken met het draagkrachtonderzoek, maar ook met het antwoord op de vraag wat de effecten zijn van de implementatie van de wetgeving op het kostenpakket. Kortom, draagkracht is één, maar de kosten die moeten worden gemaakt betreffen een ander onderdeel van het onderzoek. Ik denk dat het onverstandig is om daarvan nu een schatting te maken. Bovendien zou het noemen van een percentage verwachtingen kunnen wekken die wij naderhand niet kunnen waarmaken. Ik kan dat niet doen en zou het liever ook niet willen doen, omdat ik het vervolgens ook moet waarmaken, zonder dat ik nu echt zicht heb op de uitkomsten van het onderzoek. Dat lijkt mij niet verstandig en ik hoop dat de Kamer daarvoor begrip heeft.

Het is de Kamer bekend dat de kwestie van de kosten van de investeringen die nu moeten worden gedaan in onder meer de rioolzuivering, niet alleen op het bord van het eiland Bonaire ligt. Ook een aantal andere partijen hebben hun verantwoordelijkheid genomen om te komen tot de forse investering die nodig is. In oktober heb ik al aangegeven dat de Europese Unie globaal genomen zo'n 20 mln. in het project steekt. Ook mijn ministerie en de Uitvoeringsorganisatie Stichting Ontwikkeling Nederlandse Antillen, USONA, leveren een forse bijdrage om de voorziening zoals genoemd in de vraagstelling van mevrouw Linthorst mogelijk te maken.

Daarmee zijn wij er uiteraard niet. Er zal nog meer moeten gebeuren. In het verlengde daarvan krijg ik de vraag welke bewegingen op dat punt gaande zijn. Natuurlijk spreken wij met het eilandbestuur over de mogelijkheden en ook de onmogelijkheden. Wij spreken daarnaast inderdaad ook met andere publieke organen. In dit verband noem ik de waterleidingbedrijven, die niet expliciet naar voren zijn gebracht maar die wel een onderdeel vormen dat ik ook eerder in uw Kamer heb genoemd. Voorts zijn wij in gesprek met de waterschappen. Wij hopen dat op enig moment toch ook uit al die gesprekken een oplossingsrichting naar voren komt die recht doet aan de positie van het eiland en de eilandbewoners.

Mevrouw Linthorst heeft gevraagd om uw Kamer te raadplegen bij eventuele vervolgstappen als het gaat om de aansluiting op het stelsel en eventueel de verrekening van kosten via de exploitatielasten, dan wel de nog noodzakelijke investeringen. Ik zou eigenlijk wel verder willen gaan dat dit niet alleen een raadpleging is van uw Kamer. Ik denk dat het voor mij geen enkel probleem is om toe te zeggen dat wij op dit punt geen onomkeerbare stappen zullen zetten voordat wij ook met uw Kamer hebben overlegd, wetende dat uw Kamer ook ten volle betrokken is bij dit onderwerp. Dus ik doe graag de toezegging dat wij voordat er een oplossing komt hierover eerst met uw Kamer in gesprek gaan. Overigens niet alleen met uw Kamer; ongetwijfeld zal ook met de Tweede Kamer dat gesprek dan worden gevoerd. Ik denk ook dat dat verstandig is, omdat je wel moet garanderen dat er voor de oplossing die wordt gekozen niet alleen op het eiland Bonaire een breed draagvlak is maar dat die ook hier in Nederland voldoende draagvlak heeft.

Dan de vraag met betrekking tot de afronding van het onderzoek. Ik heb al eerder aangegeven dat wij begin volgend jaar het onderzoek van BZK afgerond hopen te zien. Het is niet de bedoeling dat op enigerlei wijze ons departement zal bijdragen aan een structurele financiering van de noodzakelijke voorziening, maar wij hebben ook aangegeven – hetgeen u ook uit de brief kunt halen – dat wij op dit moment natuurlijk zeker niet de eilanden zullen opzadelen met kosten die zij niet kunnen dragen. Daarop is overigens ook het onderzoek van BZK gericht.

Als allerlaatste de vraag van mevrouw Linthorst hoe je kunt garanderen dat op enig moment alle panden op het rioolstelsel zijn aangesloten als het adequaat en gerealiseerd is. Dat is uiteraard een punt van overleg met het eilandbestuur. Het bevoegd gezag ter plekke is daar ook nauw bij betrokken. Ik ben blij dat ook van de kant van Bonaire, maar ook van de andere eilanden is aangegeven dat, als het gaat om de implementatie van de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES, men ook voluit meewerkt aan datgene wat wij hier besluiten. Dus in die zin ben ik ervan overtuigd dat de bereidheid om die stap mee te zetten dan ook voluit nog eens zal worden bevestigd. Dat wij dat kunnen doen, heeft ook te maken met het feit dat vanuit ons ministerie structureel twee formatieplaatsen aanwezig zijn op het eiland. Daarmee heb ik volgens mij ook de allerlaatste vraag van mevrouw Linthorst beantwoord.

Mevrouw Linthorst (PvdA):

Mag ik hieruit begrijpen dat de staatssecretaris er ook op het punt van de aansluiting van huishoudens op de riolering van uitgaat dat wij de eilanden niet met ondragelijke lasten zullen opzadelen?

Staatssecretaris Atsma:

Ja, dat hebt u goed begrepen omdat, zoals een aantal afgevaardigden ongetwijfeld weet, op dit moment de hoofdinfrastructuur in aanleg is. Vervolgens moeten de aansluitingen op de verschillende panden nog worden gerealiseerd. Op dit moment is ook in onderzoek wat dat aan financiële lasten, eenmalig en vervolgens ook structureel doorverwerkt in de exploitatie, met zich mee zal brengen. Ook daarvoor geldt wat mij betreft dat het natuurlijk niet zo kan zijn dat er een onevenredig zwaar beroep wordt gedaan op de individuele huishoudens als het gaat om de financiering van het stelsel aldaar. Dat lijkt mij volstrekt voor de hand liggend. Uw Kamer heeft eerder al in onze richting aangegeven, op basis van een berekening op een sigarendoos van een van uw afgevaardigden, dat het niet zo kan zijn dat twee- of driemaal het tarief dat in Nederland gebruikelijk is zou moeten worden betaald. Daarbij sluit het kabinet zich volledig aan. Dat kan dus niet.

De beraadslaging wordt gesloten.

Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven