Aan de orde is de behandeling van:

de Wijziging van de Wet op het primair onderwijs in verband met onder meer een discretionaire bevoegdheid van de minister ten aanzien van kwalitatief goede scholen met minder dan 23 leerlingen met perspectief op hoger aantal leerlingen (32269);

het wetsvoorstel Wijziging van de Paspoortwet in verband met de mogelijkheid om de verstrekking van een reisdocument te weigeren in geval van onttrekking aan strafvervolging of tenuitvoerlegging van een straf in het buitenland en in verband met een wijziging in de differentiatiemogelijkheden van de gemeentelijke tarieven (32309, R1907);

het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 14 oktober 2005 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2005 bij het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart (Trb. 2006, 223) en van het op 14 oktober 2005 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2005 bij het Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van vaste platforms op het continentale plat (Trb. 2006, 224) (32256, R1906);

het wetsvoorstel Uitvoering van het op 14 oktober 2005 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2005 bij het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart (Trb. 2006, 223) en het op 14 oktober 2005 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2005 bij het Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van vaste platforms op het continentale plat (Trb. 2006, 224) (32259);

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet giraal effectenverkeer houdende uitbreiding van de bescherming aan cliënten van intermediairs inzake financiële instrumenten en het bewerkstelligen van een verdergaande vorm van dematerialisatie van effecten (31830).

Deze wetsvoorstellen worden zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen.

De voorzitter:

Aan de orde is de herdenking van mevrouw Ien van den Heuvel-de Blank. Op 13 oktober overleed op 83-jarige leeftijd mevrouw Ien van den Heuvel-de Blank. Zij was lid van deze Kamer voor de Partij van de Arbeid van september 1974 tot september 1979. Gedurende vijf parlementaire jaren heeft zij zich verdienstelijk gemaakt in dit huis, als een volksvertegenwoordiger die met hartstocht en gedegen kennis van dossiers zich stortte in het debat.

Carolina van den Heuvel-de Blank werd geboren op 7 augustus 1927 in Tiel. Zij groeide op als dochter van een kleermaker in een eenvoudig milieu. Na het behalen van haar hbs-diploma werkte zij als secretaresse bij een handelsfirma. Ien van den Heuvel begon haar politieke loopbaan als lid van de gemeenteraad in de Utrechtse gemeente Leersum. Via de vrouwenbeweging van de Partij van de Arbeid raakte ze betrokken bij de landelijke politiek. In 1969 werd ze lid van het partijbestuur van de Partij van de Arbeid en ze was vanaf 1974 enkele jaren voorzitter. In die rol had zij ten tijde van het kabinet-Den Uyl achter de schermen veel invloed op standpunten die bewindslieden van de Partij van de Arbeid innamen in het kabinet. Als schakel tussen de politieke achterban van de partij en haar vertegenwoordigers in de regering en de Tweede Kamer vervulde mevrouw Van den Heuvel een bijzondere rol, waarbij ook haar eigen standpunten niet zelden van grote invloed waren.

In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw liet mevrouw Van den Heuvel zich gelden als markant en spraakmakend politica. Zij was bekend vanwege haar geprononceerde opvattingen en strijdbare houding in debatten over sociale rechtvaardigheid, de internationale verdeling van welvaart en de rechten van vrouwen. In de Eerste Kamer pleitte Van den Heuvel in diverse debatten voor politieke en diplomatieke initiatieven die moesten leiden tot het terugdringen van de bewapening tussen Oost- en West-Europese staten. Zij maakte voortzetting van het Nederlandse lidmaatschap van de NAVO afhankelijk van een actieve inzet voor ontspanning tussen de twee militaire machtsblokken die Europa in die jaren nog verdeeld hielden.

Mevrouw Van den Heuvel toonde zich steeds een onafhankelijk denker die niet schroomde om een standpunt in te nemen dat afweek van de meerderheidsopvatting in haar partij of fractie. Zo stemde zij in 1978 tegen de invoering van de Wet Investeringsrekening (WIR). In een beleidsdebat met de toenmalige minister voor Ontwikkelingssamenwerking, haar partijgenoot Pronk, tikte zij deze op de vingers vanwege het onthouden van steun aan projecten in Zuid-Afrika. Het was onrechtvaardig, zo betoogde zij, om de zwarte bevolking van dit land extra te straffen vanwege het verfoeilijke apartheidsbeleid van de blanke regering.

Na haar vertrek uit de Eerste Kamer was mevrouw Van den Heuvel tien jaar lid van het Europees Parlement, en tevens meerdere jaren ondervoorzitter van de socialistische fractie in het Europees Parlement. Daarnaast maakte zij korte tijd, van mei tot oktober 1979, deel uit van de Raadgevende Vergadering van de Raad van Europa en die van de West-Europese Unie.

Behalve als politica was mevrouw Van den Heuvel ook bestuurlijk actief in diverse maatschappelijke organisaties en verenigingen. Zo was zij lid van het hoofdbestuur van omroepvereniging de VARA en was zij zeer betrokken bij de activiteiten van de vakbeweging. Als voorzitter van het Interkerkelijk Vredesberaad betrok zij kerken en hun leden bij de vraagstukken waarbij velen zich in die jaren nauw betrokken voelden, zoals de betrekkingen tussen Oost- en West-Europa, de nucleaire bewapening en de politieke deling van Midden-Europa. Als erkenning voor haar maatschappelijke verdiensten werd Van den Heuvel in 1987 benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

De Eerste Kamer is Ien van den Heuvel dankbaar voor wie zij was en voor haar langjarige bijdrage aan het politiek debat, zowel binnen als buiten het parlement. Zij heeft haar leven in dienst gesteld van de samenleving en de democratie. Moge ons respect voor haar persoon een steun zijn voor haar nabestaanden.

Ik verzoek u om een moment van stilte.

(De aanwezigen nemen een moment stilte in acht.)

De voorzitter:

Aan de orde is de beëdiging van de heer Knip.

Ik deel aan de Kamer mee dat door mij zijn benoemd tot leden van de commissie tot onderzoek van de Geloofsbrief van het benoemde lid der Kamer, de heer M.A.J. Knip: de heren Putters (voorzitter), Doek en Eigeman.

Ik deel aan de Kamer mee dat de ingekomen missives van de voorzitter van het Centraal Stembureau en de geloofsbrief van de heer Knip inmiddels in handen zijn gesteld van de commissie tot onderzoek van de Geloofsbrief.

Het is mij gebleken dat de commissie haar taak reeds heeft verricht.

Ik geef derhalve het woord aan de heer Putters, voorzitter van de commissie tot onderzoek van de Geloofsbrief van de heer Knip, tot het uitbrengen van het rapport.

De heer Putters:

voorzitter der commissie

Voorzitter. De commissie die de geloofsbrief van het benoemde lid van de Kamer de heer M.A.J. Knip heeft onderzocht, heeft de eer te rapporteren dat de geloofsbrief en de daarbij ingevolge de Kieswet overgelegde bescheiden in orde zijn bevonden.

Het rapport van de commissie is neergelegd bij de Griffie ter inzage voor de leden.

De commissie adviseert de Kamer om de heer M.A.J. Knip als lid van de Kamer toe te laten.

De voorzitter:

Ik dank de heer Putters voor het uitbrengen van het rapport en de commissie voor het verrichten van haar taak. Ik stel aan de Kamer voor, het advies van de commissie te volgen en het rapport in de Handelingen te doen opnemen.

Daartoe wordt besloten.

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)1

De voorzitter:

Ik verzoek de griffier, de heer Knip binnen te leiden.

Nadat de heer Knip door de griffier is binnengeleid, legt hij in handen van de voorzitter de bij wet voorgeschreven verklaringen en beloften af.

De voorzitter:

Ik wens u van harte geluk met uw benoeming. Na sluiting van de vergadering geef ik de collega's de gelegenheid, u met uw benoeming te feliciteren.

Sluiting 13.44 uur

Naar boven