Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | nr. 11, pagina 6-25 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | nr. 11, pagina 6-25 |
Aan de orde is de behandeling van:
het wetsvoorstel Vaststelling van de Wet Belastingwet BES (Belastingwet BES) (32189);
het wetsvoorstel Vaststelling van de Wet Douane- en Accijnswet BES (Douane- en Accijnswet BES) (32190);
het wetsvoorstel Vaststelling van de Wet invoeringswet fiscaal stelsel BES (Invoeringswet fiscaal stelsel BES) (32276).
De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris van Financiën van harte welkom in de Eerste Kamer.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Doek (CDA):
Voorzitter. Op deze niet direct tropische dag in december in Den Haag behandelen wij fiscale voorstellen met betrekking tot de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius. Het is voor mij persoonlijk plezierig om als fiscalist die 28 jaar belastingadviseur is geweest, hier nog ten minste één keer het woord te kunnen voeren over een fiscaal onderwerp. Daarvoor dank ik natuurlijk de woordvoerder fiscale zaken van mijn fractie, de heer Essers, voor het vertrouwen dat hij op dit punt in mij heeft gesteld.
Wij spreken met een staatssecretaris die in januari 2007 nog een uitvoerig bezoek heeft mogen brengen aan alle zes de eilanden, samen met de commissie van de Eerste en Tweede Kamer in het kader van het Parlementair Overleg Koninkrijkszaken. Dit was nog een bezoek zonder incidenten, herinner ik mij, maar met een heleboel interessante besprekingen en met een heleboel plezier. Bij de voorbereiding heb ik aan dat bezoek met plezier teruggedacht. Ik denk dat een aantal van ons die daar ook bij waren dezelfde afdronk hebben.
Met de behandeling van de drie aan de orde zijnde wetsvoorstellen zit de parlementaire behandeling van de zeer uitvoerige wetgeving rond de totstandkoming van de nieuwe samenstelling van ons Koninkrijk er bijna op. Tot nu toe werden 27 wetten van diverse aard ingediend bij de Tweede Kamer. De eerste wetsvoorstellen werden echter pas op 26 mei 2009 ingediend bij dezelfde Tweede Kamer. 22 van die wetten zijn tot en met vorige week ook door deze Kamer aangenomen. Zowaar een prestatie van formaat van alle betrokkenen hier in Nederland maar ook in de Nederlandse Antillen, uitmondend in de definitieve opheffing van het land Nederlandse Antillen per 10-10-10. Het is ons allen bekend: op die datum werden Curaçao en Sint-Maarten zelfstandige landen en Bonaire, Saba en Sint-Eustatius tot Nederland behorende openbare lichamen.
Vandaag behandelen wij drie fiscale wetten die de heffing van de belastingen op rijksniveau op deze drie eilanden betreffen.
Onze fractie heeft in het voorlopig verslag een aantal zaken aan de orde gesteld. Ik dank de staatssecretaris voor de snelle beantwoording van de door ons gestelde vragen en het toezenden van de twee concept-AMvB's. Het is met name voor de praktijk van belang dat die er op tijd waren.
Zoals door ons reeds is vermeld in onze bijdrage aan het voorlopig verslag, zijn wij van oordeel dat de gekozen aanpak recht doet aan de bijzondere positie van de BES-eilanden. Wij menen dat artikel 1, lid 2 van het Statuut op een juiste wijze zijn neerslag heeft gevonden in de drie wetsvoorstellen. In dit debat wil ik nog een beperkt aantal aspecten aan de orde stellen.
Pas vanochtend bereikte mij per mail een brief van de Saba Business Association samen met de Kamer van Koophandel van Saba en Sint-Eustatius. Deze brief heeft mij en waarschijnlijk ook andere woordvoerders toch enigszins verontrust. Wij hadden uit de parlementaire behandeling tot nu toe de indruk gekregen dat een en ander in goed overleg met het bedrijfsleven et cetera en de daarvoor aangewezen gremia tot stand was gekomen. Uit deze brief zou je de indruk kunnen krijgen dat dit toch niet zo ervaren is op Saba en Sint-Eustatius. Ik zou de staatssecretaris willen vragen om straks in zijn termijn nog even aandacht te schenken aan hetgeen in deze brief wordt gesteld. Hieruit blijkt namelijk grote verontrusting. De wet is nu eenmaal zoals die is, maar in dit kader is het misschien ook verstandig om goed in de gaten te houden of er erg negatieve effecten optreden op deze eilanden en of dat eventueel aanleiding zou behoren te geven tot aanpassing op niet al te lange termijn. Ik hoor graag de reactie van de staatssecretaris.
Ik wil kort iets aan de orde stellen wat ons in deze Kamer altijd erg interesseert, namelijk regelgeving bij ministeriële regeling. Onze fractie heeft gelezen dat de staatssecretaris de mogelijkheid om de eventuele overgangsproblematiek middels ministeriële regelgeving op te vangen, ziet als een aflopende zaak in de tijd. Dat lijkt ook logisch. Tevens geeft de regering in haar antwoord aan dit in geval van een structurele afwijking van bijvoorbeeld de Belastingwet BES altijd te doen door wetswijziging en daartoe een wetsvoorstel in te dienen. Mede omdat een en ander niet eenduidig in de wet is geregeld, zoals wel in artikel 22 van de IBES, gaat onze fractie ervan uit dat een en ander nu goed verankerd is in de wetsgeschiedenis. Als het echt om structurele afwijkingen gaat, doen wij het dus gewoon per wet. Wij dringen er wel op aan om in een dergelijke situatie waarbij het bij ministeriële regeling gebeurt, uiterst terughoudend te zijn met op wetgeving vooruitlopende beleidsbesluiten. Ook daarvan houden wij niet zo in deze Kamer. Op dit punt vragen wij een duidelijke toezegging en uitleg van de staatssecretaris.
Een volgend punt is de toekomstige behandeling van fiscale wetgeving op de BES-eilanden. De regering is voornemens, toekomstige wetgeving niet anders te behandelen dan andere fiscale wetgeving in Nederland. In de woorden van de regering: "Dit betekent dat omvangrijke en ingrijpende wijzigingen in, of een gedeeltelijke of algehele herziening van de Belastingwet BES et cetera veelal een eigen wetsvoorstel zullen rechtvaardigen. Echter, wijzigingen die samenhangen met de koopkracht van de inwoners van de BES-eilanden of een overzienbare hoeveelheid wijzigingen in één of meerdere fiscale wetten voor de BES-eilanden kunnen naar de mening van de regering meelopen in de jaarlijkse belastingplancyclus." De CDA-fractie kan zich echter wel degelijk voorstellen dat er sprake kan zijn van niet omvangrijke maar wel ingrijpende wijzigingen. Uit de tekst zou je kunnen afleiden dat het alleen zou gaan om omvangrijke én ingrijpende wijzigingen. In het geval dat de wijziging niet omvangrijk is maar wel ingrijpend, hechten wij er dan ook aan dat de voorstellen in aparte wetsontwerpen aan het parlement worden voorgelegd. Graag krijg ik op dit punt een reactie van de staatssecretaris.
Met betrekking tot de vestigingsplaatsfictie is onze fractie het met de regering eens dat de voorwaarden die aan lichamen worden gesteld om niet als gevestigd in Nederland te worden beschouwd, een voldoende barrière opwerpen voor het type offshorevennootschappen dat uitsluitend om fiscale redenen gevestigd zou worden op een van de BES-eilanden. Gezien de internationale gevoeligheid, waarbij ook Nederland sterk is betrokken, is het echter van het grootste belang dat de staatssecretaris de ontwikkelingen op dit vlak nauwgezet in de gaten houdt. Kan de staatssecretaris aangeven hoe hij dit gaat aanpakken?
Ik heb nog een technische vraag, die normaal gesproken in het verslag had gekund. Toen hadden wij de concept-AMvB echter nog niet. Duid mij dit dus niet euvel, zo vraag ik de staatssecretaris. De vraag betreft de verrekening van Nederlandse dividendbelasting. Uit de concept-AMvB Belastingregeling voor het land Nederland blijkt dat dividenden die worden uitgekeerd door een Nederlandse vennootschap of een BES-vennootschap die fictief in Nederland is gevestigd, aan een natuurlijk persoon die inwoner is van een van de BES-eilanden, onderworpen zijn aan 15% Nederlandse dividendbelasting. Dit punt is uitsluitend voor insiders. De vraag is of deze Nederlandse dividendbelasting wordt beschouwd als buitenlandse dividendbelasting, die dan op grond van de huidige Wet inkomstenbelasting BES niet verrekenbaar is, of als binnenlandse dividendbelasting en dan wel verrekenbaar is. Graag krijg ik hierop een antwoord van de staatssecretaris
Zoals altijd wachten wij de reactie van de staatssecretaris met belangstelling af.
De heer Ten Hoeve (OSF):
Voorzitter. Het belastingstelsel dat in betrekkelijk korte tijd – daarvoor weer alle lof wat mij betreft – voor de BES-eilanden is opgebouwd, maakt een overzichtelijke indruk. In die zin onderscheidt het zich eigenlijk in gunstige zin van de wat gedetailleerde regelgeving in Europees Nederland. Dat moest natuurlijk ook omdat een te complex stelsel problematisch zou zijn geworden voor de inwoners en waarschijnlijk onuitvoerbaar voor de Belastingdienst Caribisch Nederland. Maar het resultaat ervan is wat mij betreft dat er niet al te hard naar gestreefd hoeft te worden om de BES-belastingen dichter in de buurt van de Nederlandse belastingen te brengen. Misschien is het eerder andersom: het Nederlandse stelsel mocht in een aantal opzichten misschien wel meer op het BES-stelsel gaan lijken. Dat geldt natuurlijk uitdrukkelijk niet voor de keuzes die gemaakt zijn ten aanzien van de belasting van bedrijfswinsten, die in de daar gekozen vorm natuurlijk nooit in Nederland toepasbaar zijn. De opbrengstbelasting en de vastgoedbelasting zijn waarschijnlijk in de omstandigheden van de drie kleine eilanden op zich een goede oplossing om de reële bedrijvigheid op een controleerbare manier te belasten en zelfs om allerhande andere bedrijven, financiële instellingen en stichtingen die aan de kwalificatie-eisen voldoen en die qua werkgelegenheid niet al te veel opleveren toch iets aan de overheid te laten bijdragen. Maar meer dan de vastgoedbelasting is het daarbij natuurlijk vooral cruciaal hoe de 5% opbrengstbelasting gaat uitpakken. Als het juist is wat Tax Justice ons voorhoudt, namelijk dat bij het doen van uitkeringen makkelijk deze belasting ontdoken kan worden, bijvoorbeeld door die uitkeringen in de vorm van leningen te verstrekken, dan zouden wij inderdaad een echt belastingparadijs creëren. Hoe ziet de staatssecretaris dat? Kan hij zulk misbruik voorkomen?
Dat wij in Europees Nederland wat kunnen leren van het systeem daar, geldt wat mij betreft wel heel duidelijk voor de inkomsten- en loonbelasting die uiteindelijk in de invoeringswet nog zijn meegenomen. Het zal mij benieuwen wanneer deze regelingen, die nog gebaseerd zijn op de Antilliaanse wetgeving en die als voorlopig bedoeld zijn, echt vervangen worden door nieuwe wetgeving. Van mij hoeft dat niet al te gauw. De basisidee is een vlaktaks met alleen voor heel hoge inkomens een extra hoog tarief. Dat zou ik hier ook wel willen hebben. Hypotheekrente is dan aftrekbaar, maar alleen tegen het vlaktakstarief. Dat zou ik hier ook wel willen hebben! Kijkt de staatssecretaris daar net zo positief tegenaan als ik doe?
Ook hierbij zijn er natuurlijk wel bedenkingen te noemen. De premies volksverzekeringen worden apart berekend, alhoewel ze op de totaal te betalen bedragen geen enkele invloed hebben. Daarvan snap ik het nut niet echt. Is het zinvol aparte fondsen in stand te houden voor de premies die zo volledig verstopt worden in de vlaktaksbelasting? Welk voordeel heeft dat nog boven uitkeringen uit de algemene middelen?
Naar aanleiding van een e-mail die wij betrekkelijk laat nog hebben binnengekregen heb ik nog enkele gedetailleerde vragen.
Rente en dividend zijn vrijgesteld tot $5000. Maar over onroerend goed dat geen eigen woning is, moet vastgoedbelasting worden betaald. Is iemand die investeert in huurwoningen niet veel slechter uit dan iemand die zijn geld op de bank zet? En als dat zo is, is dat de bedoeling?
Een ib-ondernemer krijgt een vrijstelling van $9750. Een eigenaar van een bv krijgt $5000 dividendvrijstelling en vervolgens ook nog de algemene vrijstelling van $9750. Is de bv-eigenaar niet veel beter uit dan de ib-ondernemer? Want de opbrengstbelasting van 5% is in dit geval toch alleen een voorheffing op de ib? Is dit de bedoeling en, zo ja, waarom is dat zo geregeld?
Geldt het bankgarantiestelsel dat aan Nederlandse spaarders hun spaargelden tot € 100.000 garandeert, ook voor de BES-inwoners?
Ten slotte merk ik op dat ook ik vanochtend ben opgeschrikt door de brief van het bedrijfsleven van Saba en Sint-Eustatius. Ik zou graag een reactie van de staatssecretaris willen hebben. Ik wacht graag de antwoorden af.
Mevrouw Ten Horn (SP):
Voorzitter. Graag wil mijn fractie de staatssecretaris van harte danken voor de uitvoerige beantwoording van de door ons gestelde vragen. De beantwoording heeft echter onze zorgen bij en bezwaren tegen de wetsvoorstellen die wij vandaag behandelen nog niet kunnen wegnemen. Op een viertal onderwerpen wensen wij dan ook nog een toelichting of nadere onderbouwing:
1. De afstemming tussen het Europese en Caribische deel van Nederland in de fiscale stelsels.
2. De afschaffing van de successiebelasting op de BES.
3. De afstemming binnen het Koninkrijk over de fiscale en daarmee samenhangende zaken.
4. De vastgoed- en onroerendgoedbelasting.
Ik begin met de eerste vraag. Die gaat over de afstemming tussen het Europese en Caribische deel van Nederland in de fiscale stelsels. Naar wij begrijpen – collega Doek refereerde hier ook al aan – is de regering van plan de fiscale wetgeving voor de BES-eilanden niet anders te behandelen dan andere fiscale wetgeving in Nederland. Wijzigingen in een of meer fiscale wetten voor de BES-eilanden kunnen, tenzij deze zo ingrijpend zijn dat ze een eigen wetsvoorstel rechtvaardigen, gewoon meelopen in de jaarlijkse belastingplancyclus. Ze zullen in het algemene deel van de memorie van toelichting gegroepeerd worden toegelicht onder het kopje "BES-eilanden". Deze procedure is helder, maar het is mijn fractie niet duidelijk wat de regering precies van plan is wat betreft de afstemming tussen de twee fiscale stelsels die we vanaf 1 januari 2011 in Nederland zullen hebben. Hoe zit het precies als in het ene stelsel wijzigingen worden aangebracht; leiden die dan wel of niet ook tot wijzigingen in het andere? Op de ene plek in de memorie van antwoord staat: "In zijn algemeenheid zal het zo zijn dat op punten waarop de regelgeving (nagenoeg) gelijkluidend is, zal worden bezien of een wijziging in Nederlandse fiscale wetgeving ook tot wijziging in het fiscale stelsel voor de BES moet leiden." Omgekeerd werkt het kennelijk niet? En verder: "Voor zover geen sprake is van gelijkluidendheid zal van een dergelijke afweging echter geen sprake zijn." Elders in de memorie van antwoord staat: "Per wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet zal worden bekeken of die ook past in het formele stelsel van de BES-eilanden." Kan de staatssecretaris toelichten wat er nu wel en niet en in welke richting wordt afgestemd, temeer daar er ook staat: "(...) dat zeker niet gezegd is dat het uitgesloten is dat de fiscale stelsels van Nederland en de BES op termijn naar elkaar toegroeien", maar ook "dat de regering de verwachting heeft uitgesproken dat het fiscale stelsel op de BES-eilanden af zal blijven wijken van het in Europees Nederland geldende fiscale stelsel". Aan welke toekomstige ontwikkelingen refereert de regering, waar zij zegt dat het daarvan afhankelijk zal zijn? Gaat het om politieke? Economische? Nog andere ontwikkelingen? Gaarne een toelichting. De regering kan, in antwoord op de vraag van de VVD-fractie, zo constateren wij, in elk geval nu geen goed onderbouwde schatting geven van de grootte van de belastingopbrengst als het Nederlandse belastingsysteem op de BES-eilanden wel zou worden ingevoerd. Ook kan de regering geen goed onderbouwde schatting geven van de gevolgen voor belastingplichtigen. Als we op een termijn van een jaar of vijf de fiscale stelsels zo veel mogelijk naar elkaar willen laten toegroeien, dan is het toch belangrijk wel over zo'n goed onderbouwde schatting te beschikken? Kan de staatssecretaris toezeggen een studie te laten doen naar wat de grootte van de belastingopbrengst op de BES-eilanden alsmede de gevolgen voor de BES-bewoners dan zouden zijn?
De afschaffing van de successiebelasting op de BES-eilanden is mijn tweede onderwerp. De argumenten om geen successiebelasting meer te heffen vanaf 1 januari 2011 op de BES-eilanden snijden naar de mening van mijn fractie geen hout. Een bescheiden bevolkingsomvang is toch ook geen reden om bijvoorbeeld de inwoners van Schiermonnikoog van successiebelasting te ontheffen? De relatief lage welvaartstandaard van de BES-eilanden kan toch evenmin een reden zijn? De mensen die weinig hebben hoeven immers geen successiebelasting te betalen. Door die belasting voor de BES-eilanden helemaal af te schaffen zijn het de families op de BES-eilanden met vermogen die nu ontslagen worden van een toch heel normale en fatsoenlijke plicht tot successiebelasting. Is dit niet je reinste bevoorrechting of een blijk van protectionisme ten gunste van rijke BES-inwoners? In de andere Caribische landen van het Koninkrijk wordt wel successiebelasting geheven. Ik heb dit gisteren nog nagekeken. Dus dat kan evenmin een reden zijn om de successiebelasting op de BES-eilanden af te schaffen. Vreest de regering soms dat de rijke BES-inwoners anders naar andere eilanden in de Caribische regio verhuizen? Het lijkt ons dat de regering zich dan eerder kan afvragen hoeveel gefortuneerde bejaarden van het Europese deel van Nederland naar de BES-eilanden zullen gaan verhuizen. Is hier een belastingvluchtroute gecreëerd? Heeft de staatssecretaris daar een schatting van gemaakt? En kan de staatssecretaris uitleggen hoe Art. 1 GW-proof deze afschaffing van successiebelasting alléén voor inwoners van de BES-eialnden en niet voor inwoners van andere Nederlandse gemeenten is?
Mijn fractie vindt handhaving van de successiebelastingwet op de BES-eilanden, of beter nog het er invoeren van de nieuwe Nederlandse successiebelastingwet, van groot belang. Als de regering dit onderdeel van wetsvoorstel op stuk nr. 32189 handhaaft, dan is dat reden voor mijn fractie om tegen dit wetsvoorstel te stemmen. Daarom horen wij graag wat de staatssecretaris bereid is op dit punt te doen.
Dan kom ik op mijn derde onderwerp: de afstemming in het Koninkrijk van fiscale en daarmee samenhangende zaken. Uit de memorie van antwoord blijkt dat er met beambten en bewindslieden van de Nederlandse Antillen en van Aruba in de achterliggende periode regelmatig is gesproken en dat er veel aan hen is toegelicht, maar hoeveel is er nu écht besproken en is er ook overlegd over meer onderlinge afstemming van fiscale stelsels? In de memorie van antwoord komt naar onze indruk vooral eenzijdigheid naar voren uit opmerkingen als "dat de Nederlandse regering de drie eilanden op de hoogte wenste te houden" en "dat het Aruba, Curaçao en Sint-Maarten vrij staat onderdelen uit het fiscale stelsel voor de BES-eilanden over te nemen". Natuurlijk staat het die landen vrij, maar dat is toch geen afstemming binnen het Koninkrijk?
Kan de staatssecretaris toelichten wat zijn reactie was op het voornemen van Curaçao en Sint-Maarten om een winstbelasting van 15% in te voeren, zoals blijkt uit het schrijven van de minister van Financiën van de Nederlandse Antillen? Wij vonden het een goed voornemen. Dat standpunt van de SP-fractie is de staatssecretaris bekend. Is over dit voornemen van de nieuwe landen ook door de regering overleg met hen gevoerd? Heeft over de voor de BES-eilanden voorgestelde inkomstenbelasting, bijvoorbeeld vanwege arbeidsmarktoverwegingen, overleg met de andere landen in het Koninkrijk plaatsgevonden? Onze vraag daarover werd in de memorie van antwoord helaas nog niet beantwoord. Graag krijgen wij vandaag alsnog een reactie, temeer daar in de memorie van antwoord wordt vermeld dat beide landen nog geen door het College financieel toezicht positief beoordeelde begroting voor 2011 hebben. Dit terwijl de regering wel aangeeft dat een van de twee uitgangspunten voor het fiscale stelsel in een land binnen het Koninkrijk is dat het fiscale stelsel een passend onderdeel is binnen het geheel van de overheidsfinanciën en dus een sluitende begroting op landsniveau heeft.
Gaat de koninkrijksregering in de Staat van het Koninkrijk rapporteren in welke mate alle landen binnen ons Koninkrijk aan deze uitgangspunten voldoen? Gaat zij ook in op de vraag of de landen daarbij mogelijk in elkaars vaarwater zitten in keuzes voor fiscale regelingen die bijvoorbeeld het vestigingsklimaat beïnvloeden? Gaan Curaçao en Sint-Maarten overigens voor 31 december aan de eis van een sluitende begroting voldoen? Kan de staatssecretaris de zorgen wegnemen dat we met deze fiscale BES-wetgeving in de buurt komen van een belastingparadijs, zoals collega Ten Hoeve ook al vroeg? Deze zorgen werden op het blog van het internationale Tax Justice Network nogmaals onder de aandacht gebracht.
Dan kom ik op mijn vierde onderwerp: de vastgoed- en onroerendgoedbelasting. Op de BES-eilanden zal, als de voorstellen van vandaag door deze Kamer worden goedgekeurd, met ingang van 1 januari 2011 door het Rijk een vastgoedbelasting worden geheven. In de overige gemeenten in Nederland heffen de gemeenten onroerendgoedbelasting. In het verslag hebben wij de vraag naar de vergelijking tussen de BES en andere Nederlandse gemeenten mogelijk iets te beknopt gesteld. We stellen het op prijs als de staatssecretaris vandaag kan toelichten hoe deze nieuwe rijksbelasting voor vastgoed die alleen in de BES zal worden geheven, zich precies verhoudt tot de reguliere gemeentelijke vastgoedbelasting. Waarom is er voor de BES-eilanden niet eenzelfde keuze als elders in Nederland gemaakt?
In de Daily Herald van 17 november jongstleden lazen we: "Procedures cause delay in implementation of tax laws on BES-islands." Kan de staatssecretaris ons vertellen of er inderdaad sprake is van invoeringsproblemen? Zo ja, welke problemen zijn dat? Geldt dit ook voor het nog vóór 31 december 2010 vastgesteld krijgen van de premies van volksverzekeringen, werknemersverzekeringen en de zorgverzekering voor de BES-eilanden? Mijn fractie ziet met veel belangstelling de beantwoording van de vragen tegemoet.
De heer Laurier (GroenLinks):
Voorzitter. Wij behandelen vandaag een drietal wetsvoorstellen met betrekking tot een nieuw stukje Nederland: de BES-eilanden. Het gaat om de Belastingwet BES, de Douane- en Accijnswet BES en de Invoeringswet fiscaal stelsel BES. Het kenmerkt de bijzondere situatie van deze nieuwe Nederlandse eilandjes dat we hier nu, los van het Belastingplan, aparte territoriale fiscale wetten behandelen. Het is de consequentie van de keuzes die in het Caribisch deel van het Koninkrijk gemaakt zijn en de verschillende richtingen voor de toekomst die de eilanden van de voormalige Nederlandse Antillen hebben gekozen. De nieuw ontstane situatie schept overgangsproblemen en werpt de vraag op hoe we omgaan met de verschillen in omstandigheden die nu eenmaal ontstaan als landsdelen zo ver uit elkaar liggen. We hebben eerder betoogd dat de GroenLinksfractie voorstander is van het zo snel mogelijk creëren van een situatie die aansluit bij de situatie die geldt voor het Europese deel van Nederland. We willen dat graag zo dicht mogelijk bij elkaar hebben, en dan niet in fysieke zin. Mijn fractie heeft een aantal opmerkingen voor en vragen aan de staatssecretaris over de voorliggende voorstellen.
In de eerste plaats scheppen wij met deze voorstellen een bijzondere belastinggrondslag binnen Nederland. In eerdere debatten is al gesproken over de verhouding ten opzichte van het gelijkheidsbeginsel uit de Grondwet. Ik zal de argumenten nu niet herhalen, want die zijn eerder voldoende gewisseld. Interessanter is de vraag hoe en in welke mate er wordt gestreefd naar zoveel mogelijk gelijkheid. Op dat punt bevat de memorie van antwoord een fascinerende passage. Daarin schrijft de staatssecretaris dat het "zeker niet gezegd (is) dat het uitgesloten is dat de fiscale stelsels van Nederland en de BES-eilanden op termijn naar elkaar toegroeien". Het citaat gaat verder met: "Deze zinsnede laat in het midden of het fiscale stelsel voor de BES-eilanden naar dat van Europees Nederland toegroeit, het (Europees) Nederlandse fiscale stelsel toegroeit naar dat van de BES-eilanden of een combinatie van beiden." Als ik deze passages samenvat, komt het erop neer dat de staatssecretaris zegt dat hij geen idee heeft hoe de toekomst eruit zal zien. Natuurlijk is de staatssecretaris relatief nieuw op dit terrein, maar een beetje meer visie over de kant die we op gaan, zou passend zijn. Mijn fractie nodigt de staatssecretaris van harte uit een tikkeltje meer visie te geven op welke kant we volgens hem in de toekomst op moeten gaan.
In de tweede plaats leeft bij mijn fractie de vraag welk belastingklimaat op de BES-eilanden wordt gecreëerd. Op dat punt spreekt het Tax Justice Network, waarin een reeks gerenommeerde instellingen zijn verenigd, zijn zorg uit. De vraag wordt opgeworpen of binnen de grenzen van het land Nederland een belastingparadijsje wordt gecreëerd. De verdediging langs enerzijds de lijn van postbusbedrijven met tenminste drie medewerkers en een commercieel eigendom ter waarde van $50.000 en anderzijds de opbrengstbelasting die bepaalt dat 5% over de dividenden moet worden betaald, wordt in de ogen van dit netwerk te zwak geacht. Door middel van leningen zou bijvoorbeeld te gemakkelijk geld kunnen worden weggesluisd. Graag krijg ik hierop een reactie van de staatssecretaris. Ik sluit me ook aan bij de vraag van de heer Doek naar hoe dit soort ontwikkelingen in feite in de peiling wordt gehouden.
In de derde plaats vraagt mijn fractie zich af hoe groen dit fiscale regime nu eigenlijk is. Ten opzichte van motorvoertuigen wordt weliswaar het een en ander bepaald omtrent de zuinigheid en de CO2-uitstoot, maar is dat alles? We hebben vaker gediscussieerd over vergroening van het belastingstelsel. Ziet de staatssecretaris mogelijkheden voor verdere vergroening? Is hij bereid die mogelijkheden in de praktijk te brengen?
In de vierde plaats vraagt mijn fractie zich af hoe het totaal van de huidige belastingvoorstellen uitpakt in sociaal opzicht. Vergroten of verkleinen de belastingvoorstellen in hun totaliteit de inkomensverschillen op de BES-eilanden? Is het beeld misschien gedifferentieerd? Voor welke groepen geldt een verslechtering of een verbetering? Wellicht kan de staatssecretaris in zijn toelichting op dit punt de successierechten meenemen.
Sint-Maarten, Curaçao, Aruba en Nederland zijn nu verschillende landen binnen één Koninkrijk. Niettemin is de verwevenheid tussen de eilanden soms groot. Tussen het Nederlandse deel van de voormalige Antillen en de nieuwe landen binnen het Koninkrijk bestaan nu grenzen, douane, invoerrechten en accijnzen. Mijn fractie heeft geconstateerd dat op veel punten vrijstellingen zijn opgenomen. De vraag blijft echter wat de consequenties zijn van de nieuwe verhoudingen. Mijn fractie is vooral benieuwd wat de consequenties zijn voor de kleinere bovenwindse eilanden zoals Saba en Statia in relatie tot hun afhankelijkheid van Sint-Maarten. Kan de staatssecretaris dit toelichten? Kan hij garanderen dat er geen stijging zal zijn van bijvoorbeeld de kosten van levensonderhoud voor de kleine eilanden? De keerzijde van dit verhaal is de verhouding tussen deze landen op het gebied van concurrentie, bijvoorbeeld bij bedrijfsvestigingen et cetera. Op dat punt heeft de staatssecretaris ook een vraag gekregen. Daar sluit mijn fractie zich graag bij aan.
Mijn fractie ziet de beantwoording door de staatssecretaris met belangstelling tegemoet.
De heer Biermans (VVD):
Voorzitter. De leden van de VVD-fractie danken de staatssecretaris voor zijn reactie op de door hen bij het verslag aangedragen thema's. In zijn algemeenheid zijn zij tevreden over die reactie. Zij missen echter een antwoord op de vraag hoe de opbrengsten van de diverse overheidsheffingen zich verhouden tot de uitgaven van en voor de BES-eilanden. Zij gaan ervan uit dat er sprake is van een sluitende begroting, maar ontvangen daar graag een bevestiging van. Tevens vernemen zij graag welke bijdragen in activiteiten en bedragen Nederland levert aan de BES-eilanden. Daarbij doelen zij op de bijdragen die via de "verlies- en winstrekening" – dat is misschien een rare term, maar ik denk dat hij wel duidelijk is – van Nederland c.q. Nederlandse organen lopen.
Op het punt van het formele recht hebben de leden van de VVD-fractie nog enkele belangrijke wensen. Zij zijn van mening dat de rechtspraak op de BES-eilanden spoedig in twee feitelijke instanties dient plaats te vinden en dat de Hoge Raad ook voor de BES-wetgeving in hoogste instantie recht moet gaan spreken. Welke tijdhorizon ziet de staatssecretaris in dezen?
De leden van mijn fractie hebben genoten van de behandeling van de wetsvoorstellen, die wij vandaag bespreken. De eerste reden daarvoor is dat het heel uitzonderlijk is dat wij mee hebben mogen werken aan de totstandkoming van een geheel nieuw belastingstelsel.
De tweede reden is dat het belastingstelsel zich kenmerkt door enkele elementen die ons erg aanspreken, te weten: eenvoud, brede grondslagen, lage tarieven en een verschuiving in de belastingmix van directe naar indirecte belastingen.
De derde reden is dat het belastingstelsel weinig regeldruk oproept. De uitvoerbaarheid ervan zal goed zijn, het draagvlak op de eilanden is maximaal en het stelsel bevordert het lokale ondernemerschap.
De vierde reden is dat het belastingstelsel door de genoemde uitgangspunten en elementen een stelsel is geworden waarvan liberalen in Nederland dromen. De VVD streeft al lang naar afschaffing van de dividendbelasting, verlaging van de belastingtarieven, verbreding van de vrijstellingen, afschaffing van de sterf- en schenkbelasting – het kan verkeren; de SP denkt hier heel anders over – minder instrumentalisering van de belastingen, verschuiving van de belastingen op arbeid naar indirecte belastingen en zo kan ik nog even doorgaan. Zie daar: in het fiscale stelsel van de BES-eilanden zijn al deze dromen werkelijkheid geworden! Onze volgende droom is dat het Nederlandse belastingstelsel de kant opgroeit van het stelsel van de BES-eilanden. Zonder te willen zeggen dat hij een dromer is, weten wij dat de staatssecretaris dezelfde dromen heeft of in elk geval heeft gehad. Wij wensen hem zeker ook daarom heel veel creativiteit toe bij het opstellen van de startnotitie. Wellicht zien wij dan enkele van onze dromen ook in Nederland werkelijkheid worden. En weet: zonder dromen ga je dood!
De voorzitter:
Dat laatste kan ik bevestigen. Goethe zei: droom geen kleine dromen, want die zijn niet in staat om de harten van de mensen te bewegen.
De vergadering wordt enkele minuten geschorst.
Staatssecretaris Weekers:
Voorzitter. Wij spreken vandaag over de wetsvoorstellen Belastingwet BES, Douane- en Accijnswet BES en Invoeringswet fiscaal stelsel BES. Ik dank de leden van de Eerste Kamer voor hun inbreng. Ik zie de heer Doek nu niet, maar hij refereerde aan een reis die een delegatie van de vaste commissies voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken van de Eerste en Tweede Kamer een kleine vier jaar geleden heeft gemaakt naar alle Antilliaanse eilanden en Aruba. Ik heb daar persoonlijk kennis kunnen maken met het bijzondere karakter van dit deel van het Koninkrijk. Ik kon toen nog niet bevroeden dat ik een kleine vier jaar later hier zou staan om met het welnemen van de Eerste Kamer, als zij instemt met deze wetsvoorstellen, een nieuw belastingstelsel in te voeren voor de eilanden. Eind september of begin oktober is hierover in de Tweede Kamer gesproken. Ik ben de Eerste Kamer zeer erkentelijk voor de voortvarendheid waarmee zij de behandeling van deze wetsvoorstellen ter hand heeft genomen. Ik waardeer de gedachtewisseling over dit onderwerp dan ook zeer. Ik dank de Kamer voor haar belangstelling, voor de gestelde vragen en voor het feit dat zij vandaag tot afronding van de wetsvoorstellen wil komen. Op deze manier wordt burgers en bedrijven op de BES-eilanden duidelijkheid geboden over het fiscale stelsel. Dat stelsel moet voor hen al over twee weken gaan gelden. Dat is supersnel!
In mijn betoog zal ik na een korte schets van de achtergrond van het voorgestelde fiscale stelsel ingaan op de door de leden gestelde vragen. De drie wetsvoorstellen kennen namelijk een lange voorgeschiedenis: zij zijn na veel overleg in 2007, 2008 en 2009 in het vierde kwartaal van 2009 ingediend bij de Tweede Kamer. Op 8 september heeft de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties in de Tweede Kamer de bestuurders van de BES-eilanden gehoord. Zij lieten weten het totale pakket te ondersteunen.
Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer heeft mijn ambtsvoorganger al gezegd dat hij de worsteling van veel Kamerleden met deze wetsvoorstellen begrijpt. Toch wil ik benadrukken dat Bonaire, Sint-Eustatius en Saba niet vergelijkbaar zijn met Nederland, ondanks het feit dat wij sinds 10 oktober jongstleden één land in het Koninkrijk vormen. Zoals gezegd, heb ik dat een aantal jaren geleden zelf kunnen vaststellen. Ondanks de staatkundige eenwording, blijven de verschillen tussen het Europese en het Caribische deel van het nieuwe land Nederland bestaan. De BES-eilanden zijn klein. Naar gezamenlijke grondoppervlakte zijn zij vergelijkbaar met een grote Nederlandse gemeente; daarnaast zijn zij met zo'n 20.000 inwoners vergelijkbaar met een kleine Nederlandse gemeente. De BES-eilanden liggen in het Caribisch gebied, op ruim 8000 km van Nederland. Ook de onderlinge afstand kan behoorlijk oplopen. Tussen Statia en Saba enerzijds en Bonaire anderzijds bedraagt de afstand ongeveer 1000 km. Ook de sociale opbouw is anders. Het gemiddelde inkomen per hoofd van de bevolking ligt op ongeveer 40% van dat in Nederland. Het minimumloon is een stuk lager en ook de uitkeringen zijn lager, terwijl het gemiddelde prijspeil niet op 40% van het gemiddelde prijspeil in Nederland ligt. Door het insulaire karakter, het kleine oppervlak en de kleine bevolkingsomvang is er nauwelijks eigen productie, waardoor vrijwel alles moet worden ingevoerd. Dat maakt producten relatief duur. Het voorgaande leidt er dan ook toe dat voor de BES-eilanden een specifiek fiscaal stelsel is voorgesteld, dat zich kenmerkt door eenvoud, lage tarieven, een brede grondslag en een verschuiving van directe naar indirecte belastingen. Vooral de eenvoud is belangrijk. Niet alleen voor burgers en bedrijven, maar ook voor de Belastingdienst. Een ingewikkeld fiscaal stelsel zoals dat in Europees Nederland of zelfs het bestaande Antilliaanse stelsel, zou de perceptiekosten enorm doen stijgen. De verhouding tussen de kosten om belastingen op te halen en te innen zou niet meer in proportie zijn met datgene wat echt wordt opgehaald om de schatkist te vullen teneinde publieke voorzieningen te bekostigen. Door dit inningsperspectief hebben mijn ambtsvoorganger en ik de Europees Nederlandse bril afgezet en een insulaire bril opgezet. Ik hoop dat ik de leden der Kamer in die visie kan meenemen.
Het nieuwe fiscale stelsel is robuust en transparant. De beantwoording van de vragen daaromtrent die door de verschillende leden zijn gesteld, cluster ik in een drietal blokken. Mijn eerste blok is algemeen. Vervolgens ga ik in het tweede blok in op het thema ondernemerschap. Ik zal in dit blok ook ingaan op de brief die de leden van de Kamer zeer recent hebben gekregen en die ik zelf pas rond het middaguur op mijn bureau aantrof. In het derde blok ga ik in op de overige directe belastingen. Als er nog zaken zijn blijven liggen, zal ik die ook in dat derde blok meenemen.
Ik ga in het eerste blok "algemeen" in op de vraag van de heer Doek. De CDA-fractie vraagt om in het kader van de overgang naar het nieuwe stelsel terughoudendheid te betrachten. De heer Doek vraagt eigenlijk om terughoudend om te gaan met beleidsbesluiten, zeker als je daarmee op wetgeving vooruitloopt en als daarmee dus een structurele afwijking van het voorgestelde fiscale stelsel wordt beoogd. Ik kan dit natuurlijk snel toezeggen. Wij spreken vandaag over een nieuw fiscaal stelsel voor de BES-eilanden. Dit stelsel staat ons voor ogen. De heer Doek moet er ook op kunnen vertrouwen dat dit wordt neergezet. Waarom heb ik mij de mogelijkheid voorbehouden om bij beleidsbesluit zaken aan te passen? Dit gebeurt juist opdat ik niet hoef te wachten en dus snel in actie kan komen als er onbedoelde effecten optreden. Als ik voornemens ben om een fundamentele aanpassing te plegen in het fiscale recht van de BES-eilanden, spreekt het natuurlijk voor zich dat ik dan de koninklijke weg ga. Als dit echter te lang duurt en dit intussen tot ongelukken op de BES-eilanden leidt, zal men het mij niet euvel duiden dat ik daar dan wel op vooruit moet lopen. Het is een hele omslag van het oude naar het nieuwe stelsel. Niet voor niets hebben wij vandaag nog een brief gekregen met enkele zorgen daarin. Ik begrijp best dat mensen zich zorgen maken over een verandering. Je kunt immers niet alles voorzien. Als zich straks echt vervelende en niet voorziene zaken aandienen, heb je in elk geval een gereedschapskist nodig om snel in te kunnen ingrijpen. Mocht dit leiden tot structurele aanpassingen, zullen wij natuurlijk snel met wetgeving komen.
De heer Doek heeft ook gevraagd of niet-omvangrijke, maar wel ingrijpende wijzigingen een apart wetsvoorstel rechtvaardigen. Toekomstige wijzigingen in de fiscale wetgeving voor de BES-eilanden wil ik eigenlijk niet anders behandelen dan andere wijzigingen in de Nederlandse fiscale wetgeving. Dit brengt met zich dat ik het met de leden van de CDA-fractie eens ben dat ingrijpende wijzigingen een eigen wetsvoorstel kunnen rechtvaardigen. Desalniettemin kunnen naar mijn mening wijzigingen die samenhangen met de koopkracht van de inwoners van de BES-eilanden of een overzienbare hoeveelheid wijzigingen in één of meerdere fiscale wetten voor de BES-eilanden in de jaarlijkse belastingplancyclus meelopen. Ik sta in dit kader dezelfde aanpak voor als te doen gebruikelijk bij de Nederlandse belastingwetgeving. Als wij bepaalde fundamentele wijzigingen willen doorvoeren en dit buiten het bestek van het belastingplan kan en dus buiten de tijdsdruk die daarop zit, ken ik de wens van de Eerste Kamer om dit op een eerder moment in het jaar te doen. Als dit mogelijk is, zal ik het zeker niet nalaten. Ik wil echter geen aparte behandeling voor de fiscale BES-wetgeving en Europees Nederlandse fiscale wetgeving.
Mevrouw Ten Horn van de SP-fractie heeft gevraagd naar de afstemming van wijzigingen in het Nederlandse fiscale stelsel en in het fiscale stelsel op de BES-eilanden. In een memorie van antwoord heb ik aangegeven dat bezien wordt of voor de punten waarop de regelgeving gelijkluidend of nagenoeg gelijkluidend is, een wijziging in de Nederlandse fiscale wetgeving ook tot wijziging van het fiscale stelsel van de BES-eilanden moet leiden. Voorts heb ik aangegeven dat bij een wijziging in het Nederlandse formele recht wordt bezien of deze moet doorwerken naar de in te voeren Belastingwet BES. Naar mijn mening bijten deze opmerkingen elkaar geenszins. Het formele recht op de BES-eilanden lijkt immers sterk op het formele recht in Europees Nederland. Als de bepalingen in dat formele recht wel afwijken, zal, zoals aangegeven, per geval worden bekeken of een wijziging in bijvoorbeeld AWR aanleiding is om de corresponderende bepaling in de Belastingwet BES aan te passen. Naar mijn mening is dit een consequente toepassing van beide stellingen.
Mevrouw Ten Horn vroeg ook naar de redenen waarom de BES-eilanden structureel een afwijkend stelsel zullen houden, ondanks het feit dat de fiscale stelsels van de BES-eilanden en Nederland naar elkaar toegroeien. De heer Laurier krijgt graag wat meer duiding over het naar elkaar toegroeien van de fiscale stelsels van de BES-eilanden en Europees Nederland. Allereerst benadruk ik dat ik met de stelling dat de BES-eilanden een afwijkend stelsel zullen houden, geenszins beoog te zeggen dat de stelsels niet meer op elkaar zullen lijken. De stelsels zullen elkaar echter nooit helemaal raken. De wijze waarop beide stelsels in de toekomst naar elkaar toegroeien is afhankelijk van veel omstandigheden. De ervaringen op de BES-eilanden zullen meewegen. De verhouding met de Europese Unie alsmede de economische ontwikkeling van de BES-eilanden en de Caribische regio spelen een rol. Bovendien zullen ook de ontwikkelingen in Nederland een rol spelen. Deze laatste ontwikkelingen zijn ook politiek van aard. De beleidskeuzes die gemaakt zullen worden, hangen af van de samenstelling van de regering. Ik heb vandaag van diverse sprekers al wat suggesties gehoord. De VVD-fractie stelde dat het een mooi ding is dat straks op de BES-eilanden geen erfbelasting meer hoeft te worden betaald. Die fractie zou dat in Nederland ook willen. Tegelijkertijd zei mevrouw Ten Horn dat het niet introduceren van een erfbelasting op de BES-eilanden er bij de SP-fractie toe leidt dat de steun voor dit wetsvoorstel komt te ontvallen. In deze Kamer bestaan al behoorlijk verschillende opvattingen. Het naar elkaar toegroeien van beide systemen is dus ook afhankelijk van de politieke meerderheden die in Nederland gevormd worden, zowel in de Tweede Kamer als in de Eerste Kamer. Ik heb de heer Ten Hoeve horen pleiten voor een vlaktaks, ook in Nederland. Aanvankelijk, in het oorspronkelijke wetsvoorstel, was het een echte vlaktaks. Door toedoen van een amendement van de Tweede Kamerfractie van de VVD is het uiteindelijk een tweetaks geworden, met een toptarief. Over het toptarief in Nederland op een inkomen van€ 250.000 kunnen wij alleen dromen. Ik zeg dit tegen de heer Biermans. Misschien moet je aan het eind van de dag ook nog wel wat te dromen overhouden. Als de vlaktaks je wel aanspreekt, kun je je afvragen wat die voor Nederland zou betekenen. Van de vertaling daarvan naar Nederland heb ik wel eens wat puntenwolken gezien. Zo'n puntenwolk van een vlaktaks in Nederland leidt tot een gitzwart beeld linksonder en rechtsboven. Met andere woorden, mensen in een kwetsbare positie met een betrekkelijk laag inkomen gaan er fors op achteruit. Mensen met een behoorlijk inkomen gaan er zeer fors op vooruit. Hoezeer ik conceptueel voel voor een vlaktaks, deze uitkomsten durf ik niet te verdedigen, noch in de Tweede Kamer, noch in de Eerste Kamer, noch in de samenleving.
De heer Ten Hoeve (OSF):
De uitkomsten hangen natuurlijk wel af van belastingvrije voeten, aftrekmogelijkheden, de breedte van de heffing enzovoort. Er kan dus ook wat anders uitkomen.
Staatssecretaris Weekers:
De vraag is natuurlijk wat je er allemaal in betrekt. De afschaffing van aftrekposten die bij hogere inkomens wat meer neerslaan, levert natuurlijk een ietwat gecorrigeerd beeld op. Maar hoe verder je rechts op de as komt, hoe moeilijker het met een vlaktaks is om de uitschieters naar boven te drukken.
De heer Ten Hoeve (OSF):
Ik pleitte daarnet voor een vlaktaks mét die hoge heffing voor hoge inkomens. Die hoort er wel bij.
Staatssecretaris Weekers:
Ik wijs op het amendement-Neppérus. Er komt nog een fiscale agenda voor de toekomst. Alle ideeën zijn welkom, maar ik voorzie binnen afzienbare termijn geen vlaktaks in Nederland.
De heer Ten Hoeve en de heer Biermans hebben nadrukkelijk de mogelijkheid opengehouden dat het Nederlandse fiscale stelsel meer gaat lijken op dat van de BES-eilanden. Ik heb zojuist al iets gezegd over de fiscale agenda voor de toekomst die ik eind van het eerste kwartaal naar de Tweede en de Eerste Kamer zal versturen. Elementen die in het fiscale stelsel voor de BES-eilanden zitten, zoals eenvoud, robuustheid, meer indirecte belasting, lichtere lasten op arbeid, oog hebben voor de uitvoering, lage perceptiekosten, zijn zaken die niet alleen mij aanspreken. Ik weet dat ze ook een belangrijk deel van de leden van de Eerste en Tweede Kamer aanspreken. Die discussie gaan wij met elkaar nog voeren. Wij zullen bekijken of er onderdelen zijn waarbij wij vanuit Nederland meer kunnen kijken naar datgene wat wij nu voor de BES-eilanden neerzetten. De komende jaren zullen wij ook moeten gebruiken om te bekijken hoe het nieuwe systeem voor de eilanden uitpakt. Wellicht zijn er onderdelen in het Nederlandse stelsel die de moeite waard zijn om ook daar in het stelsel te brengen. Over een jaar of vier wil ik zo'n evaluatie opstellen.
Het kan nooit echt helemaal naar elkaar toegroeien. Twee eilanden liggen op 7000 kilometer en één eiland ligt op 8000 kilometer van Nederland. Daarmee hebben de eilanden een bijzondere positie. Er is een economische verwevenheid met de eigen regio. Voor mij is het lastig om belastingverhogingen door te voeren die leiden tot enorme grenseffecten. Bij de behandeling van het Belastingplan hebben wij bijvoorbeeld gediscussieerd over de verhoging van accijnzen en de verlaging van andere belastingen. Dan loop je aan tegen de situatie in omliggende landen. Daar kunnen wij de ogen niet voor sluiten. Voor de BES-eilanden moeten wij natuurlijk de situatie op de omliggende eilanden in ogenschouw nemen. De bedrijvigheid op de BES-eilanden mag niet in de flank worden geraakt door een nieuw fiscaal systeem. Het systeem in Nederland en dat op de BES-eilanden zullen nooit helemaal op elkaar kunnen lijken.
Mevrouw Ten Horn heeft gevraagd om een goed onderbouwde schatting van de opbrengst van de invoering van het Nederlandse fiscale systeem op de BES-eilanden. Zij vroeg mij om de toezegging dat een studie wordt verricht naar de omvang van de opbrengst en de gevolgen voor de bewoners. Het is van belang om, voordat een nieuw stelsel wordt ingevoerd, de effecten zo goed mogelijk in kaart te brengen. Op dit moment kan geen inschatting worden gemaakt van de opbrengsten van de invoering van het Nederlands stelsel op de BES-eilanden. Wel ben ik de mening toegedaan dat bij de invoering van het Nederlandse fiscale stelsel op de BES-eilanden niet alleen gekeken moet worden naar de eersteorde-effecten, maar ook naar gedragseffecten. Bedacht moet worden dat de invoering van het Nederlandse stelsel met ongeveer 25 verschillende belastingmiddelen een aanzienlijke verhoging van het aantal belastingmiddelen op de BES-eilanden betekent. Alleen al om die reden zouden wij deze optie niet moeten willen. Ik wijs nogmaals op de perceptiekosten. Straks ben je onderhand meer geld kwijt aan belastingambtenaren die al die 25 belastingen moeten innen, dan je uiteindelijk kunt ophalen. Op de BES-eilanden zijn er slechts 8 belastingen. Het zou mij een lief ding waard zijn als wij in het kader van de agenda voor de fiscale toekomst het aantal van 25 kunnen terugbrengen.
Invoering van het Nederlandse stelsel betekent een aanzienlijke verhoging van de uitvoeringskosten voor de Belastingdienst. Het lijkt mij dan ook niet zinvol om onderzoek te verrichten naar de effecten van de invoering. Hoezeer ik anders ook de bereidheid zou hebben om een studie toe te zeggen, ik hou mijn ambtenaren liever niet met deze werkzaamheden van de straat als wij bij voorbaat weten dat de exercitie zinvol is. Vanwege de taakstelling voor mijn ministerie en mijn diensten zal ik de beschikking hebben over minder ambtenaren. Die wil ik vooral inzetten voor dingen die ergens toe kunnen leiden. Ik hoop dat mevrouw Ten Horn dat begrijpt en mij die ruimte wil bieden.
Mevrouw Ten Horn (SP):
Ik begrijp deze toelichting van de staatssecretaris, maar ook collega Laurier vroeg om iets meer duidelijkheid over de toekomst met die twee fiscale stelsels. Begrijp ik het goed dat de staatssecretaris eigenlijk impliciet zegt dat hij de BES-eilanden gebruikt als een soort pilot om het fiscale stelsel in het Europese deel van Nederland de komende jaren aan te passen?
Staatssecretaris Weekers:
De heer Biermans zou het graag zo zien, maar ik niet. Wij verkeren in totaal andere omstandigheden. Er wordt op de BES-eilanden bijvoorbeeld geen winstbelasting geheven. Je kunt betogen dat het wegnemen van de winstbelasting buitengewoon goed zou zijn voor de Nederlandse concurrentiekracht en dat die belasting zeer arbeidsintensief is voor het bedrijfsleven en voor de Belastingdienst, maar wij hebben sowieso geen ruimte om die winstbelasting weg te nemen. Die ruimte hebben wij noch maatschappelijk, noch politiek, noch verdragsrechtelijk. Het btw-stelsel is een Europees stelsel. Voor de BES-eilanden kunnen wij wel een apart, simpel regime introduceren, maar dat zullen wij voor Nederland nooit kunnen. Wij hebben gewoon te maken met een Europeesrechtelijke context, die ons aan alle kanten bindt. Als ik zie dat zaken eenvoudiger kunnen en als dat past in het Europeesrechtelijk kader en in de Nederlandse maatschappelijke verhouding, ben ik er natuurlijk altijd voor in om de zaak in Nederland simpeler en robuuster te maken. Zo moet men mijn opmerkingen zien.
De heer Biermans heeft nog gevraagd hoe de inkomsten en uitgaven zich tot elkaar verhouden op de BES-eilanden. De openbare lichamen hebben inkomsten uit lokale belastingen en rechten en daarnaast ontvangen zij een vrije uitkering uit het BES-fonds. Dat is een beetje te vergelijken met het Gemeentefonds en het Provinciefonds. Daarmee is de situatie vergelijkbaar met die van Nederlandse gemeenten. De eilanden dienen een begroting op te stellen van het stelsel van baten en lasten die in evenwicht moet zijn. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dient deze begroting goed te keuren en dat alles is geregeld in de Wet financiën openbare lichamen BES. Op landsniveau wordt in Nederland – dan gaat het over Europees Nederland en de BES-eilanden tezamen – gestreefd naar een rijksbegroting die op orde is. Er heeft de vorige week hierover al een debat plaatsgevonden en er zullen nog vele debatten over volgen. Het saldo van de rijksuitgaven en de rijksinkomsten wordt niet per decentrale laag apart geadministreerd. Dat gebeurt niet voor Nederlandse provincies en gemeenten en in het kader van de nieuwe bestuurlijke verhoudingen per 10-10-10 gebeurt dat ook niet meer voor de BES-eilanden.
Mevrouw Ten Horn heeft nog een drietal hoofdvragen gesteld. 1. Hoe ga ik om met het voornemen van Curaçao en Sint-Maarten om een winstbelasting van 15% in te voeren? 2. In welke mate is over de BES-belastingwetten overleg gevoerd binnen het Koninkrijk, dus niet alleen met de vertegenwoordiging van de BES-eilanden maar ook met andere eilandsbesturen? 3. Zouden de BES-eilanden vanwege de gekozen belastingregelgeving als belastingparadijs kunnen worden gezien? Als ik kijk naar de brief van de ondernemersorganisatie van Saba, meen ik in ieder geval dat dit laatste niet het geval is.
Ik behandel de vragen achtereenvolgens. De winstbelasting op Curaçao en Sint-Maarten. Ik heb meermaals mogen horen dat bewindslieden van Curaçao voornemens zouden zijn het winstbelastingtarief op hun eiland tot 15% te verlagen, maar ik ken deze berichten alleen maar uit de pers. Dat wil ik hier toch wel even benadrukken. Dat is overigens geen verwijt, zeg ik erbij. Maar concrete voorstellen kennen wij niet. Het staat Curaçao, Aruba en Sint-Maarten vrij om zelf een bij hun land passend fiscaal stelsel te ontwerpen.
Mevrouw Ten Horn (SP):
De staatssecretaris zegt dat hij een officieel stuk niet kent, terwijl dat in de Tweede Kamer in het plenaire debat aan de orde is geweest en waarin overigens ook is verwezen naar het nummer ervan. Die brief heeft nr. 2010Z07793. Het is dus een officieel stuk dat de minister van Financiën van de Nederlandse Antillen heeft gestuurd.
Staatssecretaris Weekers:
Daar moet ik op dit moment het antwoord op schuldig blijven. Ik zal er in tweede termijn op terugkomen. Dan kijk ik heel even naar mijn ondersteuning, zodat ik mevrouw Ten Horn van een adequaat antwoord kan voorzoen.
Verder stel ik vast dat de afzonderlijke landen fiscaal autonoom zijn, waarbij overigens wel twee voorwaarden relevant zijn voor die landen. Ze moeten vanzelfsprekend een stelsel kiezen waarmee hun begroting op orde blijft. Daarnaast moeten ze kiezen voor een internationaal aanvaardbaar stelsel. Net als mijn voorgangers geef ik de landen Curaçao, Aruba en Sint-Maarten in overweging de in hun visie goede elementen van het BES-stelsel over te nemen. Ik zeg daarmee niet dat zij het moeten overnemen, maar als zij onderdelen daarvan goed vinden, is het altijd prima om die over te nemen. Daar waar wij steun kunnen verlenen of ze uitleg of toelichting wensen, zijn wij natuurlijk altijd bereid die te geven.
Mevrouw Ten Horn (SP):
De staatssecretaris herhaalt hetgeen ook in de memorie van antwoord is aangegeven. Het is mij duidelijk dat die landen, hoe autonoom ze ook zijn, iets van Nederland mogen overnemen. Daar ging mijn vraag echter niet om. Toen die landen steeds maar een opbouwende schuld hadden, hebben wij jarenlang aangegeven dat ze een sluitende begroting moesten zien te realiseren. Dat was een van de twee uitgangspunten waaraan de staatssecretaris refereert. Die landen werden door ons er steeds op gewezen dat ze ervoor moesten zorgen dat ze hun belastingopbrengsten op peil zouden gaan krijgen. Wij gaven toen aan dat een van de zaken die wij hier in Nederland als belangrijke belastingbron hebben, de winstbelasting is. Wij hebben er jaren over gedaan om dat duidelijk te krijgen. Nu krijgen wij eindelijk antwoord van, toen nog, de minister van de Nederlandse Antillen dat de nieuwe landen van plan waren om mee te gaan met de winstbelasting, zij het nog niet zo hoog als in het Europese deel van Nederland – maar goed, dat moeten wij zien in relatie tot de Caribische regio – namelijk 15%. In dat licht vind ik het nog steeds eigenaardig dat de voorganger van de staatssecretaris kennelijk niet geantwoord heeft van "fijn dat de collega-landen in het Koninkrijk nu eindelijk ook zo ver zijn dat ze winstbelasting willen heffen". De staatssecretaris zegt nu ook weer dat ze mooie BES-voorbeelden mogen overnemen. Maar waarom mogen ze dan niet een positieve reactie verwachten van hem als ze voorbeelden van de belastingwetgeving van het Europese deel van Nederland overnemen?
Staatssecretaris Weekers:
Mag ik die vraag in tweede termijn meenemen als ik ook die andere vraag van u beantwoord? Dan kan ik ze in samenhang fatsoenlijk beantwoorden.
Dan de vraag hoe het overleg over de BES-belastingwetten heeft plaatsgevonden. Bij de zogenaamde miniconferentie in oktober 2006 is in feite de aftrap gegeven voor het ontwerpen van het fiscaal systeem. Bij die conferentie en regelmatig daarna zijn vertegenwoordigers van de Nederlandse Antillen uitgenodigd en doorgaans aanwezig geweest bij de besprekingen waarin het belastingstelsel BES aan de orde is geweest. Mijn voorgangers, ikzelf en mijn ambtenaren hebben daarbij ook altijd opengestaan voor toelichting en overleg over de stappen die we gingen zetten. Daarnaast geldt natuurlijk ook dat het om het stelsel voor juist de BES-eilanden ging en dus niet voor Curaçao en Sint-Maarten. Het is dus niet zo dat er met andere eilanden of met de andere landen is onderhandeld over de BES-wetgeving. Dat zou ook niet terecht zijn. Dat zou ook te bevoogdend zijn in de richting van de BES-eilanden die zich daar nu net aan de bevoogding van Willemstad hebben willen onttrekken, maar wij zijn wel altijd behoorlijk open en transparant geweest over waar wij mee bezig waren. Dus dat hebben ze altijd geweten. Er zijn natuurlijk ook wel wat signalen uitgewisseld. Dus ik ben van mening dat er altijd een zeer vergaande openheid is betracht tijdens alle fasen.
Dan heeft mevrouw Ten Horn de vraag gesteld of de BES-eilanden een belastingparadijs zijn. Trouwens ook de heer Laurier heeft er een vraag over gesteld, waarbij verwezen is naar het Tax Justice Network. Het antwoord op de vraag of er op genoemde eilanden sprake is van een belastingparadijs is volmondig nee. Ik heb zojuist al even anekdotisch verwezen naar de brief die wij heden nog hebben gekregen. Wij maken met de BES-wetten een nieuw modern en eenvoudig stelsel binnen het Koninkrijk. Het is waar dat er geen traditionele winstbelasting in is opgenomen. Ik begrijp wat dat betreft ook zeer wat de gevoeligheden daarover zijn. Het is echter zeker geen belastingparadijsachtig stelsel. Ten eerste is als alternatief voor de afwezigheid van de traditionele winstbelasting een robuuste vastgoedbelasting en opbrengstbelasting ontworpen. Ten tweede is cruciaal dat de BES-eilanden in zeer ruime mate aan internationale informatievoorziening over belastingzaken meedoen. Ten slotte heeft de vestigingsplaatsfictie tot gevolg dat het fiscale stelsel voor de BES-eilanden enkel aantrekkelijk is voor reële bedrijven. Bedrijven zonder economische binding met de BES-eilanden worden actief ontmoedigd zich op de BES-eilanden te vestigen. Daarmee zit men naar mijn mening internationaal onmiddellijk aan de goede kant van de streep.
Mevrouw Ten Horn heeft ook nog gevraagd of Curaçao en Sint-Maarten per 31 december van dit jaar een sluitende begroting zullen hebben. In het antwoord op de schriftelijke inbreng is weergegeven dat uit de toetsing van het Cft bleek dat de begroting van Sint-Maarten niet voldeed aan alle criteria van artikel 15 van de rijkswet en het Cft heeft daarover aanbevelingen gedaan. Sint-Maarten heeft tot 15 december, dus morgen, de tijd om een aangepaste begroting bij het Cft in te dienen. De begroting van Curaçao wordt op korte termijn door de Staten vastgesteld en bij het Cft ingediend. Voor beide landen geldt onverkort dat er uiterlijk op 31 december een door de Staten vastgestelde en positief door het Cft beoordeelde begroting voor 2011 dient te zijn.
Mevrouw Ten Horn heeft gevraagd of er invoeringsproblemen zijn en of ik verwacht dat de premiepercentages voor de volksverzekeringen, de werknemersverzekeringen en de zorgverzekeringen op de BES-eilanden ook voor 31 december worden vastgesteld. Na de besluitvorming in de Tweede Kamer heeft de Belastingdienst Caribisch Nederland de voorlichting over het nieuwe fiscale stelsel voor de BES-eilanden geïntensiveerd. Er wordt met man en macht gewerkt om per 1 januari aanstaande aanvaardbare dienstverlening te verrichten. De Belastingdienst Caribisch Nederland kent geen onoverkomelijke problemen die de invoering van het nieuwe fiscale stelsel op 1 januari aanstaande en de daaropvolgende uitvoering van het stelsel in de weg zouden staan.
Van de zijde van burgers en bedrijven zijn natuurlijk een aantal problemen naar voren gebracht. Waar mogelijk zijn deze verlicht of weggenomen. Over het algemeen hadden deze te maken met de korte voorbereidingstijd en de veelheid van nieuwe regels die op 1 januari 2011 van kracht worden. Het is ook wel begrijpelijk dat alleen al om die reden bij deze of gene wat onrust bestaat.
In elk geval heeft de intensieve voorlichting ertoe geleid dat burgers en bedrijven beter in staat waren zich voor te bereiden. De voorlichting is gericht op de formele, praktische en administratieve aspecten. Door het openen van nieuwe belastingkantoren op de BES-eilanden kan beter worden voldaan aan vragen om informatie. De vorm van voorlichting sluit aan op wat gebruikelijk en effectief is in de regio. Zo zijn en worden op de BES-eilanden voor verschillende doelgroepen voorlichtingsbijeenkomsten gehouden. In aanvulling daarop is ook gebruikgemaakt van paginagrote krantenberichten en tv-optredens. Er is inmiddels een tweetal websites online; de website www.belastingdienst-cn.nl, maar ik zie aan de lichaamstaal dat mevrouw Ten Horn deze kent, en een vergelijkbare site voor de douane. Per belastingmiddel zijn er folders beschikbaar. Voor de loonbelasting en de algemene bestedingsbelasting zijn instructieve voorlichtingspakketten voor ondernemers beschikbaar.
Ten slotte heb ik er vertrouwen in dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vrij snel na deze Eerste Kamerbehandeling de premies voor de volksverzekeringen en de werknemersverzekeringen zal vaststellen. De minister van VWS zal een besluit moeten nemen over de vaststelling van de premie zorgverzekering BES. Daarover spreek ik dezelfde verwachting uit.
De heer Doek (CDA):
Voorzitter. Deze toch wel erg enthousiaste en voortvarende staatssecretaris spreekt over allerlei voorlichting die al gegeven is via allerlei media en zelfs in gedrukte vorm. Ik ben toch benieuwd of er een asterisk onder staat: onder de voorwaarde dat de Eerste Kamer der Staten-Generaal de wetsvoorstellen ook zal goedkeuren. Dit soort vooruitlopen op definitieve goedkeuring van nieuwe wetten is toch wel erg optimistisch.
Staatssecretaris Weekers:
Ik begrijp het punt van de heer Doek. Het is een uitermate delicaat punt. Je moet er altijd mentaal op voorbereid zijn dat de Eerste Kamer uiteindelijk alles afwegende kan zeggen er niet mee akkoord te gaan. Tegelijkertijd bestaat er natuurlijk een behoefte om ook na 1 januari belasting te gaan heffen op deze eilanden. Wij kennen een overgangsregeling van drie maanden. Deze overgangsregeling loopt over twee weken af. Vooruitlopend op het definitieve oordeel dat uiteindelijk hier wordt geveld, zul je de bevolking moeten voorbereiden op wat kan komen. Die asterisk zou natuurlijk mooi zijn. Ik ben de folders niet gaan bekijken. Misschien is dat een tip, maar dat zal mij niet lukken voor 1 januari.
De heer Doek (CDA):
Dit begrijp ik allemaal, maar het is goed om aan het begin van de nieuwe ambtsperiode van de staatssecretaris ook even op de staatsrechtelijke positie van de Eerste Kamer te wijzen, zodat hij daar bij volgende trajecten ook goed rekening mee kan houden.
Staatssecretaris Weekers:
Het is heel goed dat de heer Doek mij daarop wijst. Uiteraard ben ik mij ten volle bewust van de staatsrechtelijke verhoudingen, ook in dit deel van het Koninkrijk. Ik zal mij in de toekomst nog eens extra vergewissen van wat er staat in de folders die in omloop zijn en welke disclaimers erin staan. Ik zou zeggen: geen zorg.
De heer Biermans heeft namens de VVD-fractie gevraagd naar de tijdhorizon bij de invoering van hoger beroep in belastingzaken. Met de leden van de VVD-fractie ben ik het zeer eens dat invoering van hoger beroep in fiscale zaken wenselijk is. Ik loop alleen aan tegen een praktisch punt en dat is dat de inrichting van de rechterlijke macht behoort tot de verantwoordelijkheid van de minister van Veiligheid en Justitie. Wat dat betreft kan ik nu niet veel verder gaan dan de toezegging dat ik de wensen van de VVD-fractie overbreng aan collega Opstelten. Ik zal er bij hem op aandringen, want er is ook mij wat aan gelegen dat we daar een sluitend juridisch systeem hebben, met twee instanties en uiteindelijk ook cassatie, en dat we begin 2011 het overleg starten met de betrokkenen. Dat zal dan niet alleen gelden voor de BES-eilanden, maar ook voor Aruba, Curaçao en Sint-Maarten. Wij hebben natuurlijk ook de vertegenwoordigers van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie daarbij nodig. Wij zullen dat oppakken. Ik zelf wil het voortvarend oppakken, maar ik ben niet de enige actor daarin, dus meer dan die inspanning kan ik niet toezeggen.
De heer Laurier van GroenLinks heeft gevraagd hoe groen het belastingstelsel op de BES-eilanden is en of ik verdere mogelijkheden tot vergroening zie. Hij is het ook aan zijn stand verplicht om deze vragen op te werpen. Het fiscale stelsel van de BES-eilanden kent geen groene belastingen en weinig specifiek groene maatregelen. De heer Laurier heeft er een genoemd bij het autodossier. Een belangrijk uitgangspunt bij het opstellen en uitwerken van het fiscale stelsel voor de BES-eilanden was dat er een eenvoudig stelsel zou ontstaan, omdat daardoor de administratieve lasten voor burgers en bedrijven en de uitvoeringskosten voor de belastingdienst worden beperkt. Wat dat betreft zijn mijn mogelijkheden tot vergroening beperkt.
Het voorgestelde fiscale stelsel bevat wel degelijk maatregelen die vergroening beogen. De niet zeer zuinige auto's worden niet tegen het algemene ABB-tarief belast, maar tegen een speciaal tarief van 25%; een soort luxebelasting, zou je kunnen zeggen. Zeer zuinige auto's worden daarentegen tegen 0% ABB belast, dus daar zit wel een element van vergroening in. Een ander element van vergroening is dat op de BES-eilanden de accijns op benzine wordt verhoogd. Ik moet erkennen dat het bescheiden is, maar er zitten wel elementen van vergroening in.
Zeer forse stappen in de richting van vergroening zouden in strijd zijn met de uitgangspunten dat de uitvoering simpel moet zijn en dat het een robuust systeem moet zijn. Ook in Nederland lopen we tegen de grenzen aan van wat nog mogelijk is wat betreft vergroening, omdat je altijd moet kijken naar de landen eromheen. Dat geldt voor Nederland, maar ook voor de eilanden. Als je buitengewoon succesvol bent met maatregelen ter vergroening en daarmee het primaire doel van belastingheffing, namelijk om de schatkist te vullen, ondergraaft, ben je verder van huis, dus je bent begrensd in wat je kunt.
De heer Laurier (GroenLinks):
Ja, we zijn altijd overal in begrensd, dat is nu eenmaal een kenmerk van het leven. Uw redenering is dat bij de motorvoertuigen de belasting kan worden gedifferentieerd op basis van CO2-uitstoot. Waarom kan dat dan niet bij de vastgoedbelasting?
Staatssecretaris Weekers:
Waarom kan de uitstoot van gebouwen niet bij de vastgoedbelasting worden betrokken? Daar vraagt u mij wat. Ik kan mij daarbij niet zo snel een voorstelling maken. Ik kan mij wel een voorstelling maken van auto's die van alles uitstoten en natuurlijk kun je klimaatneutraal bouwen. Ik vraag de heer Laurier om ietwat nader te duiden hoe hij dat voor zich ziet, met inachtneming van het uitgangspunt van de eenvoud.
De heer Laurier (GroenLinks):
U verwijst onmiddellijk naar huizen, maar die vastgoedbelasting geldt niet alleen voor huizen maar voor al het vastgoed. In die zin vallen daar dus ook andere elementen onder. Wij werken in Nederland bijvoorbeeld met energielabels enzovoorts. Al dat soort dingen zijn bij ons gewoon standaard ingevoerd. Als je daar enige creativiteit in hebt, kan ik mij daar dus aardig wat dingen bij voorstellen. Nogmaals: het principe van differentiatie op basis van bepaalde prestaties die relevant zijn op het groene terrein, bouwt u nu ook in het belastingstelsel in. Ik vraag u in feite om in die lijn verder te denken.
Staatssecretaris Weekers:
Ik zal het denken zeker niet stilzetten, maar ik kan mij er niet zo snel een voorstelling bij maken hoe wij bijvoorbeeld bij de vastgoedbelasting een simpele differentiatie zouden kunnen doorvoeren op basis van de groene elementen, zoals die door de heer Laurier zijn genoemd. Natuurlijk heb je verschillen in het vastgoed dat straks onder de vastgoedbelasting zal vallen. Een tweede huisje is iets anders dan een fabriek die misschien milieuvervuilend is. Het is uitermate complex om dat allemaal precies in kaart te brengen voor deze drie eilanden. De vraag is of datüberhaupt te doen is. Nu hebben wij een vrij simpel systeem. De waarde van het onroerend goed wordt vastgesteld en aan die waarde wordt een percentage gehangen dat moet worden afgedragen aan de schatkist. Het lijkt mij uitermate gecompliceerd om daar nog allerlei andere elementen buiten die waardevaststelling in te brengen. Het denken zal dus zeker niet stilstaan, maar ik ben zeer terughoudend als iets indruist tegen de robuustheid en de eenvoud die het stelsel kenmerken.
Ik stap over naar het blok "ondernemerschap". De CDA-fractie vraagt naar de mate van overleg met de BES-eilanden en verwijst naar de brief van het bedrijfsleven van Saba en Sint-Eustatius. Er bestaan kennelijk veel misverstanden over de ABB bij ondernemers op Saba en Sint-Eustatius. Gedurende het proces van begin 2007 tot eind oktober 2009 heeft tienmaal overleg plaatsgevonden met de vertegenwoordigers van de BES-eilanden. Mijn ambtsvoorganger is in januari 2009 langs alle eilanden geweest en heeft daar gesproken met bestuurders, adviseurs en bedrijven. Daarna zijn in het bijzonder de bestuurders van Saba en Sint-Eustatius in oktober 2009 in Den Haag geweest om met mijn ambtsvoorganger te spreken. Pas daarna zijn de wetsvoorstellen ingediend. Op 8 september jongstleden heeft een hoorzitting plaatsgehad met de besturen van de BES-eilanden. Zij lieten toen weten achter de voorstellen te staan. De boodschap was: afspraak is afspraak. Tot de ontvangst van de brief die wij vandaag hebben binnengekregen, werd er dan ook van uitgegaan dat de besturen van de BES-eilanden voor de hele gemeenschap spraken. Ik betreur zeer dat het voor het bedrijfsleven op Saba en Sint-Eustatius ten aanzien van enkele punten nu blijkbaar niet het geval is.
Ik loop de punten langs. De Saba Business Association en de St. Eustatius Business Association brengen twee onderwerpen naar voren in hun brief, namelijk de algemene bestedingsbelasting en de werkgeverspremies. Ik begin met de ABB. Op dit moment bestaat er een sterk cumulerende belasting op bedrijfsomzetten, de bbo, van 3%. Dat is nog het geval tot 1 januari. Hierdoor kan de druk bij meerdere schakels sterk oplopen; het cumuleert per schakel. Sint-Maarten is overigens van plan de bbo per 1 januari 2011 te verhogen naar 5%.
Dan kom ik bij de nieuwe situatie. De nieuwe ABB kent in beginsel een algemeen tarief van 8%, maar vanwege de verschillende startposities zal de ABB op Statia en Saba voorlopig 6% bedragen. Hierdoor wordt juist rekening gehouden met het feit dat op Saba en Statia nu geen invoerrechten worden geheven. De ABB kent drie belastbare feiten. In de eerste plaats de heffing bij de invoer van goederen, in de tweede plaats de heffing bij de lokale productie van goederen en in de derde plaats de heffing bij de lokale dienstverlening. Ik blijf hierna stilstaan bij de heffing bij de invoer van goederen en de heffing bij de lokale dienstverlening. Daar stelt het bedrijfsleven van de twee eilanden namelijk vragen over.
Er komt wel een ABB-heffing bij de invoer van goederen, maar na de invoer hoeft de winkelier over zijn verkopen aan de consument geen ABB meer in rekening te brengen. Er treedt dus geen cumulatie op, er is sprake van eenvoud en de marge van de winkelier blijft onbelast. Er zal geen dubbele ABB-heffing plaatsvinden over de lokale transportkosten voor het vervoer van ingevoerde goederen naar de lokaal afnemende winkelier. De douane zal ervan uitgaan dat de in de douanewaarde opgenomen vervoerskosten alleen gelden voor de kosten "tot na invoer lossen van goederen op de kade". Hierover is altijd helder gecommuniceerd. In de stukken staat meerdere malen vermeld dat bij de invoer van goederen ABB zal worden geheven, dus ook op Saba en Statia. Ik herken mij dan ook niet in het beeld dat het beestje niet bij de naam genoemd zou zijn.
De bbo in Sint-Maarten kent een vrijstelling voor exportondernemers; in de nieuwe situatie zijn Statia en Saba derde landen. De export vanuit Sint-Maarten naar die eilanden zou dus in principe ook vrij van bbo kunnen geschieden. Voor de particuliere inwoner van de BES-eilanden geldt daarnaast een reizigersvrijstelling van $175.
Dan kom ik bij de de ABB over de dienstverlening. Net als onder de bbo zijn in de ABB alle diensten belast, maar is het aantal vrijstellingen uitgebreid. Anders dan in de brief wordt gesuggereerd, is er nooit gesuggereerd dat het bij de heffing van de ABB maar om een paar diensten zou gaan. Ook een restaurantdienst is uiteraard een met de ABB te belasten dienst. De restauranthouder moest voorheen ook bbo betalen over zijn omzet en de bbo over zijn inkopen en over de marge van zijn leverancier was niet aftrekbaar. Dat leidde tot een behoorlijke cumulatie. Door de systematiek van de ABB is, zoals uit berekeningen gebleken, de daarbij behorende optredende cumulatie buitengewoon gering. Kijkend naar het algemeen doel: het nieuwe fiscale stelsel BES beoogt een verschuiving van directe naar indirecte belastingen. De directe belastingen worden verlaagd, ook die op de lonen. De traditionele winstbelasting wordt, tot groot verdriet van sommige hier aanwezige partijen, achterwege gelaten. Dat is gedaan als tegenwicht tegen mogelijke prijsstijgingen. Het ene is wat meer en het andere is wat minder.
Voor verzekeringen geldt in beginsel ook het algemene ABB-tarief van 6%, maar omdat de provisie van verzekeringstussenpersonen vanwege de eenvoud is vrijgesteld van ABB, is het ABB-tarief voor verzekeringen op 7% gesteld. Dat correspondeert met een ABB-druk van 6% op de totale kosten.
De heren Ten Hoeve en Doek hebben naar de werkgeversbijdrage gevraagd, omdat die in de brief wordt genoemd; de werkgeversbijdrage van 18,4% zou ineens uit de lucht zijn komen vallen. Ik wijs er allereerst op dat de werkgeversbijdrage de volgende premies betreft: premies voor werknemersverzekeringen en voor het werkgeversdeel van de zorgverzekering. Daar tegenover staan het verlenen van gezondheidszorg alsmede aanspraken voor sociale zekerheid, namelijk arbeidsongeschiktheid, ziekte en werkeloosheid. Deze premieheffing zit niet in de drie wetsvoorstellen. Eigenlijk praten wij daar vandaag niet over. De regelgeving met betrekking tot de werknemersverzekering en de zorgverzekering behoren tot de primaire verantwoordelijkheid van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, respectievelijk de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Ik merk toch op dat de werkgevers op de BES-eilanden op dit moment al premies betalen, namelijk een werkgeversbijdrage voor bepaalde premies volksverzekeringen en werknemersverzekeringen. Vooral voor de hogere inkomens is de werkgeverslast hoger dan nu, omdat de grondslag voor de premies werknemersverzekeringen en zorgverzekering na 1 januari van het volgend jaar geen premiemaximum meer kent. Daarbij moet wel worden bedacht dat het gemiddelde inkomen op de BES-eilanden circa $20.000 bedraagt. Hierdoor zullen de werkgeverslasten voor de meeste werknemers weliswaar enigszins toenemen, maar zeker niet in de mate die wordt gesuggereerd, namelijk 18,4%. Daarnaast moet ook worden bedacht dat de meeste werkgevers hun onderneming drijven door middel van een vennootschap en dientengevolge gebruik kunnen maken van het aantrekkelijke fiscale stelsel voor reële bedrijven. Daarmee denken wij dat alles in evenwicht is.
Aan de ene kant wordt bezorgd gevraagd of de BES-eilanden geen belastingparadijs zijn – dat gebeurt niet alleen in deze Kamer, maar ook op basis van signalen van Tax Justice Network – terwijl aan de andere kant ondernemersorganisaties zeggen dat hun de nek wordt omgedraaid. Ik denk dat dit al aangeeft dat er toch uiteindelijk een behoorlijk evenwicht is. Dat is in elk geval mijn stellige overtuiging.
De heer Biermans (VVD):
Ik heb getwijfeld of ik mijn vragen nu al moet stellen, maar ik doe het toch. Dan kan de tweede termijn nog korter zijn. Ik heb de staatssecretaris gevraagd naar de verhouding tussen opbrengsten en uitgaven op de BES-eilanden. Hij geeft daar wel antwoord op, maar zijn antwoorden zijn heel algemeen. Ik herhaal mijn vraag nu, in plaats van in tweede termijn, naar aanleiding van de discussie over de sociale heffingen. Wat is de concrete opbrengst vanuit de diverse middelen – ik doel dus niet alleen op de belastingheffing, maar ook op de premieheffing – en wat zijn de uitgaven die Nederland moet doen om de BES-eilanden te ondersteunen? Ik heb bedragen gehoord van uitgaven van 200 mln. en opbrengsten van 80 mln. Dan blijft er dus per saldo een bedrag van 120 mln. over dat Nederland moet bijdragen aan de BES-eilanden. Daaraan gekoppeld is de vraag hoe dit zich verhoudt tot de situatie in Nederlandse gemeenten.
De heer Laurier (GroenLinks):
Ik zou de hier Biermans graag een vraag willen stellen. Wij hebben ermee ingestemd dat de BES-eilanden een stukje Nederland worden. Waarom stelt hij dit soort vragen niet ook over de provincie Drenthe of de Waddeneilanden? Daarvoor kunnen immers net zo goed dit soort rekensommen worden gemaakt.
De voorzitter:
Via de voorzitter mag de heer Biermans deze vraag kort beantwoorden.
De heer Biermans (VVD):
Ik vrees dat ik dat antwoord niet geef, want ik weet het niet. Nu wij het hebben over een nieuw stelsel van belasting- en premieheffing, lijkt mij deze vraag echter wel ter zake doende.
De voorzitter:
Staatssecretaris, kunt u een indicatie geven hoe lang u nog zult spreken?
Staatssecretaris Weekers:
Ik heb nog wel even nodig. Niet zo lang als ik al aan het woord ben geweest. Ik denk dat ik nog een derde van de tijd nodig heb die ik al heb gesproken.
De voorzitter:
Probeert u dan om 16.05 uur af te ronden, staatssecretaris.
Staatssecretaris Weekers:
Ik doe mijn best, voorzitter.
Het blokje waar de heer Biermans naar verwees, het algemene blok, was al afgesloten. Ik kan eigenlijk alleen maar hetzelfde antwoord geven als de heer Laurier impliciet met zijn vraag aan de heer Biermans gaf, namelijk dat het bijzondere openbare lichamen zijn waarvoor wij geen administratie gaan bijhouden van heffingen en uitgaven. Dat doen wij niet voor Schiermonnikoog, dat doen wij niet voor Amsterdam, dat doen wij niet voor Venlo, dus dat doen wij ook niet voor Statia, Bonaire of Saba.
De heer Biermans (VVD):
Misschien ben ik wel eigenwijs, maar het kan toch niet zo zijn dat er geen enkel idee is van de verhouding tussen de opbrengsten en de uitgaven? Daar moet toch wel een idee van zijn? Ik noemde de bedragen: 200 mln. uitgaven minus 80 mln. eigen heffingen is 120 mln. Mijn vraag is of deze bedragen kloppen.
Staatssecretaris Weekers:
Ik zal deze vraag over concrete bedragen beantwoorden in mijn tweede termijn.
De heer Ten Hoeve heeft gevraagd of het de bedoeling is dat de eigenaar van een bv fiscaal veel beter af is dan een ondernemer in de inkomstenbelasting. Nee, dat is natuurlijk niet de bedoeling. Door het vervallen van de winstbelasting betaalt een bv geen belasting meer over de behaalde winst. In plaats daarvan betaalt een bv vastgoedbelasting over in eigendom zijnde onroerende zaken en opbrengstbelasting over de uitgekeerde dividenden. Daarbij is een gebruikelijkloonregeling van toepassing. Een directeur-grootaandeelhouder wordt geacht een loon van ten minste $20.000 te genieten. Dat gebruikelijke loon wordt in de ib/lb tegen het normale tarief belast. De directeur-grootaandeelhouder heeft, net als de ib-ondernemer, recht op een belastingvrije som en, indien van toepassing, de kindertoeslag of de oudertoeslag.
De gebruikelijkloonregeling voorkomt dat ib-ondernemers met een lage winst een te sterke fiscale prikkel ondervinden om hun onderneming om te zetten in een bv. Bij een structureel lagere winst dan het niveau van het gebruikelijk loon, kan het namelijk aantrekkelijker zijn om te ondernemen in de ib. Bij een grotere onderneming kan het fiscaal voordeliger zijn om de onderneming om te zetten in een bv. De afweging hangt af van diverse factoren, zoals de omvang van de behaalde winst, de hoogte van de investeringen, de aard van de activiteiten, de waarde van de in de onderneming gebruikte onroerende zaken, de gewenste hoogte van de jaarlijkse winstuitkeringen en het aantal aandeelhouders dat als directeur-grootaandeelhouder voor een bv werkt. Het zal bekend zijn dat ook allerlei niet-fiscale overwegingen een rol spelen bij de keuze voor de rechtsvorm voor de onderneming.
Het is goed om te melden dat een bv onder de vestingingsplaatsfictie kan vallen, waardoor deze uiteindelijk onder de Europees-Nederlandse fiscale wetten komt te vallen, terwijl ib-ondernemers daar niet onder vallen. De vestigingsplaatsfictie kan leiden tot verschuldigdheid van Nederlandse vennootschapsbelasting en dividendbelasting. Tegen deze achtergrond kan niet worden gesteld dat men als ondernemer in de bv fiscaal beter af is dan als ondernemer in de ib. Het kan uiteraard van geval tot geval verschillen.
De heer Doek stelde dat de vestigingsplaatsfictie wat hem betreft – ik ken zijn kennis van het fiscaal recht, dus ik was blij met zijn opmerking – een voldoende barrière tegen offshorevennootschappen vormt. Hij vroeg mij gezien de internationale gevoeligheid de ontwikkelingen nauwgezet te volgen. De Belastingdienst op de BES-eilanden zal dat zeker doen. Het is immers niet de bedoeling dat bedrijven de vestigingsplaatsfictie gaan omzeilen. Wij laten het dus volgen. Ik stel mij open voor allerlei signalen, ook van leden van deze Kamer.
Bij veel bedrijven zal vrij snel duidelijk zijn of wordt voldaan aan de eisen van de vestigingsplaatsfictie, bijvoorbeeld als bedrijven veel personeel in dienst hebben of als zij op de BES-eilanden beschikken over omvangrijke onroerende zaken. Bij een aantal bedrijven zal dit minder snel duidelijk zijn, bijvoorbeeld doordat men het minimumaantal personeelsleden in dienst heeft. Vooral bij deze bedrijven zal de werking van de vestigingsplaatsfictie nauwgezet worden gevolgd, zo zeg ik ook tegen de heer Laurier die vroeg of er voldoende drempels zijn opgeworpen om te voorkomen dat de BES-eilanden een belastingparadijs worden. Voor offshorebedrijven geldt dat niet, want die vallen onder de Europees-Nederlandse jurisdictie.
Mevrouw Ten Horn vroeg om een toelichting op de verhouding tussen de vastgoedbelasting en de Nederlandse ozb. Zij vroeg zich af waarom voor de BES-eilanden niet dezelfde keuze is gemaakt als voor andere Nederlandse gemeenten. De Nederlandse ozb laat zich vergelijken met de grondbelasting die de eilanden zelf mogen heffen. De ozb wordt door de gemeente geheven van alle eigenaren van onroerende zaken. Er kan dus beter een vergelijking worden gemaakt tussen de ozb en de grondbelasting. Er is dan wel sprake van eenzelfde keuze als voor de gemeenten elders in Nederland, namelijk voor een heffing die door de lokale overheden zelf mag worden geheven van eigenaren van onroerende zaken. Die vastgoedbelasting wordt weliswaar ook geheven over de waarde van een onroerende zaak, maar ziet voornamelijk op bedrijfsvastgoed en dure tweede woningen. In die zin is de vastgoedbelasting voor tweede woningen in de plaats gekomen van de heffing over de inkomsten uit vermogen en de inkomstenbelasting. Voor bedrijfsvastgoed komt de vastgoedbelasting in de plaats van de traditionele winstbelasting, en is daarmee een eenvoudige vervanger daarvan.
De heer Ten Hoeve vroeg, naar aanleiding van een signaal van Tax Justice Network, of de opbrengstbelasting kan worden ontdoken door in plaats van dividend andere uitkeringen te doen, zoals het verstrekken van leningen aan aandeelhouders. Mijn antwoord daarop is: nee. De in het lichaam aanwezige winstreserves worden uiteindelijk altijd belast. Dat gebeurt op basis van de zogenoemde eindafrekeningsbepaling, ofwel op het moment van liquidatie van het lichaam – als het lichaam ten einde komt, zal er toch moeten worden afgerekend – ofwel als het lichaam zich buiten de BES-eilanden vestigt. Tot die tijd kan het lichaam grotendeels zelf bepalen wanneer er opbrengstbelasting is verschuldigd, namelijk op het moment van uitdelen. Dat is in Nederland met de Nederlandse dividendbelasting niet anders, met dien verstande dat de Nederlandse dividendbelasting geen eindafrekeningsbepaling kent. De eindafrekeningsbepaling kennen wij natuurlijk wel weer in de vennootschapsbelasting.
De heer Ten Hoeve (OSF):
Ik ben helemaal geen belastingspecialist, dus het is met wat schroom dat ik het volgende zeg. De staatssecretaris zegt: bij de eindafrekening moet er in ieder geval betaald worden. Stel dat wat Tax Justice zegt klopt, namelijk dat uitkeringen niet in de vorm van echte uitkeringen maar in de vorm van leningen verstrekt worden. Dan is er bij de eindafrekening formeel toch nog een schuld aanwezig waarover niet afgerekend hoeft te worden? Of zie ik dit verkeerd?
Staatssecretaris Weekers:
Wat aan niet-uitgedeelde winst aanwezig is in het lichaam zal zelfs groter worden in de loop der tijd omdat er rente moet worden betaald over de lening. Uiteindelijk zal ook daarover afgerekend moeten worden.
De heer Ten Hoeve (OSF):
Ik ben te haastig, ik redeneer de verkeerde kant op.
Staatssecretaris Weekers:
De heer Doek heeft gevraagd of de Nederlandse dividendbelasting van 15% die wordt ingehouden op dividend uitgekeerd door een Europese, in Nederland gevestigde vennootschap aan een natuurlijke persoon die ergens op de BES-eilanden woont, verrekenbaar is met de te betalen BES-ib. Dat is het geval. Het gaat hierbij om portfoliodivenden waarvoor Nederland, zoals de woordvoerder van het CDA terecht opmerkt, 15% dividendbelasting mag inhouden. Deze verrekening is op de BES-eilanden beperkt tot 5%. In Nederland wordt er 15% ingehouden. Vervolgens mag dit worden verrekend in de inkomstenbelasting, maar slechts 5%. Er blijft dus een stuk hangen. Dat stemt overeen met het op de BES-eilanden geldende percentage van de opbrengstbelasting die eigenlijk een soort uitgebreide dividendbelasting is. Daarmee is de praktijk vergelijkbaar met verdragsituaties. Dit volgt uit de twee aan de Kamer verstrekte concept-AMvB's over de BRN en het Besluit ter voorkoming van dubbele belasting BES. Gezien het feit dat de inkomstenbelasting van BES een dividendvrijstelling zal kennen van $5000, blijft in de praktijk nauwelijks dubbele belastingheffing over.
Dan kom ik bij het laatste blok over de overige directe belastingen. De vlaktaks, een vraag van de heer Ten Hoeve, heb ik al besproken. De heer Ten Hoeve heeft verder nog gevraagd wat het nut is van het betalen van premies volksverzekeringen en aparte fondsen en welk voordeel dit heeft boven uitkeringen uit algemene middelen. Eigenlijk pleit de heer Ten Hoeve voor fiscalisering van deze premies. Daar zou je toe over kunnen gaan, maar daarvoor is niet gekozen vanwege het verzekeringskarakter dat erachter zit. Deze discussie kunnen wij ook in Europees Nederland voeren. Daar wordt verschillend over gedacht. In dit geval is aansluiting gezocht bij de situatie zoals wij die in Nederland kennen waarin aparte premies worden geheven voor de volksverzekeringen die lopen tot en met de tweede schijf, terwijl bij de derde en de vierde schijf de heffing alleen bestaat uit loon- en inkomstenbelasting. Daarmee wordt zichtbaar gemaakt wat de kosten zijn van de volksverzekering en wordt zichtbaar gemaakt in hoeverre de premie toereikend is. Daarmee is het stelsel wel transparant en eenvoudig.
De heer Ten Hoeve (OSF):
Dat is waar. Het verschil met Nederland lijkt mij dat er in Nederland op een bepaald moment verschil ontstaat in werkelijk betaalde bedragen doordat boven een bepaalde leeftijd volksverzekeringspremies niet meer worden afgedragen. Dat gebeurt op de BES-eilanden niet. Dat heeft geen enkele invloed op de bedragen die betaald worden. Op dat moment valt het nut weg.
Staatssecretaris Weekers:
Dat kan ik niet ontkennen. Het is een keuze die gemaakt is. Misschien is hier nog een mooie vereenvoudigingsslag te maken in de toekomst. Zo vat ik de opmerking op.
De heer Ten Hoeve heeft gevraagd of het de bedoeling is om investeringen in huurwoningen te ontmoedigen door ze fiscaal slechter te behandelen dan spaargeld of aandelenbezit. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. Over vergoedingen uit huur moet wel vastgoedbelasting worden betaald. Deze vastgoedbelasting komt in de plaats van de inkomstenbelasting die vroeger over de huurinkomsten moest worden betaald. Daarnaast kent de vastgoedbelasting diverse vrijstellingen, zoals voor onroerende zaken met een maximale waarde van $50.000. Er is een vrijstelling voor landbouwgrond, braakliggende grond of nagenoeg braakliggende grond. De rentedividendvrijstelling van elk $5000 is in de inkomstenbelasting opgenomen om het belastingstelsel eenvoudiger te maken. Over grotere bedragen is inkomstenbelasting verschuldigd. Bij beperkte rente- of dividendinkomsten hoeft men geen aangifte inkomstenbelasting meer te doen. Dit is met name door eenvoud gedreven en vanuit het oogpunt eraan bij te dragen dat voor zo veel mogelijk belastingplichtigen de loonheffing uiteindelijk ook de eindheffing zal zijn.
De heer Laurier heeft gevraagd hoe het stelsel uitwerkt op de inkomensverschillen en in hoeverre sprake is van herverdeling. De effecten op het besteedbaar inkomen zijn voor zes voorbeeldhuishoudens die wij bekeken hebben neutraal of positief. De lagere inkomens hebben een voordeel vanwege de relatief hoge belasting- en premievrije som waarover premies volksverzekering noch inkomstenbelasting of loonbelasting is verschuldigd. De overige inkomens hebben in meer of mindere mate een voordeel vanwege het vlakke tarief van 30,4%, behoudens het toptarief dat 5% hoger ligt. Ik hecht eraan te benadrukken dat het voorgestelde fiscale stelsel nog steeds een progressief karakter kent. Ter illustratie ga ik uit van een inwoner van de BES-eilanden die geen aanspraak kan maken op kinder- of oudertoeslag. Dan is het systeem zodanig vormgegeven dat het ib-percentage na de belasting- en premievrije som nog steeds 30,4 bedraagt. Over de eerste $26.396 na de belastingvrije som bestaat het tarief de facto uit een ib-deel en een premiedeel. Voor een belastbare som tussen die $26.396 en $250.000 is het ib-tarief 30,4% en worden er geen premies geheven. Voor belastingplichtigen met een belastbare som van meer dan $250.000 geldt het toptarief. Ik heb echter niet de indruk dat hier veel mensen onder zullen vallen. Omdat de belastingvrije som hoger is dan het wettelijk minimumloon, bedraagt voor mensen met een inkomen op het niveau van het wettelijk minimumloon de inkomstenbelastingdruk 0%. Aangezien het wettelijk minimumloon niet boven de belastingvrije som uitkomt, bedraagt voor mensen met een inkomen op Wml-niveau ook de premiedruk 0%. Voor iemand met een modaal inkomen van ongeveer $20.000 is de gemiddelde inkomstenbelastingdruk daarmee 1,8%. De rest zit in de premies. Er komen immers nog premies bovenop waardoor de druk gezamenlijk op ruim 16,5% uitkomt.
Ik kan nog wat voorbeelden noemen, mocht daar behoefte aan bestaan. Ik wil hiermee in ieder geval aangeven dat met name gekeken wordt naar de vraag of mensen met een inkomen op of onder het minimumloon behoorlijk ontzien worden.
Volgens de heer Laurier is sprake van interdependentie van de eilanden. Wordt mede gelet op het stelsel van invoerrechten en accijnzen het leven niet veel duurder voor de bewoners van de BES-eilanden? In beginsel is het voor bedrijven mogelijk om cumulatie van indirecte belastingen te voorkomen, zowel in de relatie met Curaçao als onderling. In principe kan door bedrijven in het verkeer tussen de landen en de eilanden worden voorzien in een uitvoerbeweging belast naar het tarief van nihil. Bij invoer door de particuliere BES-bewoner is voorzien in vrijstelling van indirecte heffingen voor reizigersbagage. Ik heb zo-even al aangeven dat het gaat om $175.
Belangrijk is dat het tarief van de invoerrechten nihil is. Tarieven die voorheen golden en op dit moment nog gelden van 5% en soms wel 17% en 27% worden niet meer geheven. Afhankelijk van de persoonlijke situatie kunnen er natuurlijk verschillen ontstaan. Wij gaan er in elk geval van uit dat het veel duurder worden van het leven op de BES-eilanden in het algemeen echt niet aan de orde is, maar ik kan natuurlijk geen garantie afgeven voor elk individu of elk gezin, want elke situatie is anders.
Mevrouw Ten Horn heeft een vraag gesteld over de keuze om geen successiebelasting voor de BES-eilanden in te voeren. Dit vormde voor haar fractie het zwaarst wegende punt. Zij vroeg zich af of hierdoor een belastingvluchtroute is gecreëerd. Door de nieuwe situatie wordt paradoxaal genoeg de mate van heffing voor inwoners aldaar juist steviger. Laat ik dit toelichten. De laatste jaren was de opbrengst van de successiebelasting op de BES-eilanden feitelijk nagenoeg nihil. Ik geloof niet dat wij op 400 Antilliaanse guldens uitkwamen. Er werd dus nauwelijks geheven. Dat is in de Caribische regio overigens niet ongebruikelijk. Moet je het dan ook maar niet doen? Nee. Wij moeten echter wel bedenken dat schenking of erfrechtelijke verkrijging van onroerende zaken op de BES-eilanden wordt belast met overdrachtsbelasting. Uitdelingen uit een Stichting Particulier Fonds worden in de toekomst belast met opbrengstbelasting. Ten slotte merk ik op dat in de relatie tussen Nederland en de BES-eilanden de BRK niet meer zal gelden.
Het gevolg hiervan – ik hoop dat dit mevrouw Ten Horn meer rust geeft – is dat de Nederlandse tienjaarstermijn uit onze erf- en schenkbelasting van toepassing blijft. Waar dit onder het oude regime één jaar is, zal dit straks tien jaar zijn. Dit betekent dat een Nederlander tot tien jaar na vertrek uit Nederland naar Bonaire, Sint-Eustatius of Saba kan worden belast volgens de Nederlandse Successiewet. Deze kan niet worden ontgaan. Onder de BRK kan een naar het Caribische deel verhuizende Nederlander maar tot één jaar na vertrek worden belast. In het oude regime was er dus veel meer aanleiding tot dit soort belastingvlucht. Dat verklaart dan ook waarom ik met overtuiging kan beweren dat door de nieuwe BES-regels de Nederlandse Successiewet juist sterker tot zijn recht komt en dat een successiewet voor de BES achterwege kan blijven.
De laatste vraag die mij rest te beantwoorden is die van de heer Ten Hoeve. Hij stelde de vraag – die eigenlijk buiten het bestek van deze wetsvoorstellen valt – of het bankgarantiestelsel dat voor Nederlandse spaarders de spaartegoeden tot € 100.000 garandeert, ook geldt voor de BES-bewoners. Dat is niet het geval. Dit geldt alleen voor deposito's bij banken in het Europese deel van Nederland. Dit hangt samen met de Wet op het financieel toezicht en met de Europese verplichtingen ten aanzien van de depositogaranties. Er wordt wel gewerkt aan een nieuwe wet inzake financiële markten voor de BES-eilanden, die in de plaats komt van de overgenomen Antilliaanse wetgeving. In deze nieuwe wet wordt wel voorzien in een depositogarantiestelsel op de BES-eilanden. Het is de bedoeling om dit samen met Curaçao en Sint-Maarten in te stellen vanwege het feit dat de meeste banken daar hun zetel hebben. Ik hoop dat dit nieuwe wetsvoorstel in het voorjaar van het komend jaar kan worden ingediend.
De voorzitter:
Dan zijn wij nu toegekomen aan de tweede termijn van de kant van de Kamer.
De heer Doek (CDA):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn uiterst uitvoerige, servicegerichte beantwoording van allerlei vragen. Dit kostte wel erg veel tijd. Ik herkende heel veel passages die in de gewisselde stukken staan. Er werd dan weer iets voorgelezen wat wij al hadden gelezen. Mijn wijze raad is: houd het kort.
Ik dank de staatssecretaris voor de uiteenzetting rond de brief van de Kamer van Koophandel en de bedrijfsgemeenschap op Saba en Sint-Eustatius. Mag ik de staatssecretaris toch vragen om onze Nederlandse vertegenwoordiger of iemand van de Belastingdienst de moeite te laten nemen om contact op te nemen met de groeperingen die deze brief hebben geschreven? Weliswaar ben ik zeer gerustgesteld door de antwoorden van de staatssecretaris ter zake, maar wellicht is het toch verstandig om dit nog eens in een persoonlijk onderhoud toe te lichten.
Namens mijn fractie had ik nogal aangedrongen op een bepaalde wijze van behandeling van wetsvoorstellen met betrekking tot de BES-eilanden. De staatssecretaris trok in verband daarmee een parallel met het Nederlandse belastingstelsel, de wijze waarop wij dit doen voor de Nederlandse belastingwetten. Mag ik hem er toch op wijzen dat het ook daarbij lang heeft geduurd voordat deze Kamer het voor elkaar had dat dingen zoals de Bosal-wetgeving werden geregeld. Met deze wetgeving heeft de staatssecretaris aan de andere zijde ook zelf te maken gehad. Deze zat eerst in het belastingpakket. Bij amendement is ze er in de Tweede Kamer uitgehaald, zodat wij daarover in deze Kamer apart konden oordelen. Ik dring er met name op aan om ter zake van de fiscale wetgeving voor de BES-eilanden een zekere mildheid te betrachten, omdat de gevoeligheid aan die kant, bij inwoners van die landen, toch anders ligt dan in het heel professioneel georganiseerde Nederland. In het kader van het omgaan met nieuwe inwoners van het Rijk, lijkt het mij verstandig om dit waar het maar enigszins kan, toch in een apart wetsvoorstel te doen. Dat hoeft dan niet als het om de gewone aanpassing van tabellen gaat et cetera, tenzij dit grote wijzigingen zijn.
Ik dank de staatssecretaris voor het antwoord dat hij heeft gegeven op de vraag over de dividendbelasting. Dit is voor de praktijk van belang. Daarmee ligt dit vast.
Ter zake van de vestigingsplaats van lichamen wacht ik met de staatssecretaris af waartoe dit leidt. Uiteindelijk is mij ook wel bekend dat ongetwijfeld zal worden geprobeerd om hiervan toch gebruik te maken, op een wijze die wij misschien "misbruik" zouden noemen.
Ik had moeten beginnen met mijn verontschuldigingen aan te bieden aan de staatssecretaris voor het feit dat ik een paar minuten te laat binnenkwam en daardoor het eerste deel van zijn antwoorden heb gemist. Dat lees ik dan wel in het verslag.
De heer Ten Hoeve (OSF):
Voorzitter. Ik kan kort zijn. De staatssecretaris heeft uitgebreid en heel duidelijk geantwoord. Daarvoor ben ik hem dankbaar. Ik plaats enkele kleine opmerkingen.
Ik ben het helemaal eens met de gedachte van mevrouw Ten Horn dat het nuttig en noodzakelijk is om over belastingwetgeving op de BES-eilanden contact te houden met de landen, Curaçao, Aruba en Sint-Maarten. Het is zinvol om daarbij van elkaar te leren. De eilanden zijn bovendien voor een deel afhankelijk van elkaar. Het belastingstelsel op het ene eiland kan invloed uitoefenen op de situatie op het andere eiland. Daarom is het zinvol om ook met elkaar overleg te voeren over de effecten van diverse keuzes die wat dat betreft worden gemaakt. De staatssecretaris zei dat er in grote openheid is geopereerd. Dat stelt mij al in hoge mate gerust. Een echt overleg hierover lijkt mij echter heel nuttig. Daarin kan worden gesproken wordt over vragen als "wat zijn wij van plan" en "wat zijn jullie van plan" en over de vraag hoe dat elkaar beïnvloedt en of dat invloed kan hebben.
Mijn tweede punt betreft de kwestie van het belastingparadijs. Ik help de staatssecretaris hopen dat dit helemaal niet gebeurt. Als er leningen worden verstrekt, zoals werd genoemd, zou ik me kunnen voorstellen dat weliswaar niet de eindafrekening wordt ontgaan, maar betaling wel een heel eind kan worden opgeschoven. Dan zou dat misschien toch heel aantrekkelijk kunnen zijn. Ook de heer Doek heeft gevraagd om dit te blijven monitoren. Ik denk dat er wel op moet worden gelet wat hierbij gebeurt.
Het laatste punt betreft het bankgarantiestelsel. Ik kan mij voorstellen dat dit nu niet onmiddellijk wordt ingesteld. Het is heel goed dat dit straks wel wordt geregeld en dat dit inderdaad in samenwerking met de andere landen daar gebeurt. Er moest misschien wel meer op Koninkrijksniveau voor dit hele gebied worden geregeld.
Mevrouw Ten Horn (SP):
Voorzitter. Half oktober werden in de Staatscourant de fiscale BES-wetten getypeerd als "tropische aanpassingen". Een week later stond in dezelfde Staatscourant dat het ging om een fiscale parel in het Caribisch gebied. Vandaag hoor ik van collega Biermans dat de dromen van de VVD werkelijkheid zijn geworden. Wij gunnen natuurlijk iedereen het beste. Als we de VVD tevreden zien met het fiscale stelsel voor de BES-eilanden, dan is dat mooi. Het mag echter duidelijk zijn dat mijn partij niet tevreden kan zijn met deze keuze voor de fiscale BES-wetten.
De staatssecretaris zegt dat op de BES-eilanden successiebelasting niet zal worden geïntroduceerd. In mijn ogen moeten we spreken over het afschaffen van de successiebelasting, want men had het daar eerder wel. De staatssecretaris legt uit dat het niet introduceren vooral een politieke keuze is. Dat begrijp ik ook, maar mijn fractie onderschrijft een dergelijke keuze niet. Ik meen nog geen antwoord gekregen te hebben op de vraag of deze keuze voor het afschaffen van de successiebelastingen op de BES-eilanden Art. 1 GW-proof is.
De staatssecretaris refereert aan de economische verwevenheid in de eigen regio. Enerzijds zullen de twee fiscale stelsels binnen Nederland daarom verschillen blijven houden. Dit is begrijpelijk. Tegen de achtergrond van deze gedachte heeft de studie waarom ik vroeg inderdaad weinig zin. Anderzijds, als de economische verwevenheid in eigen regio een reden is om verschillende fiscale stelsels te hebben, begrijp ik nog niet goed waarom de staatssecretaris zo weinig hecht aan de economische verwevenheid binnen het Caribische deel van het Koninkrijk en dat hij alleen maar zegt dat men openheid betracht in de communicatie. Ik wacht eigenlijk liever de reactie van de staatssecretaris af op het aanbod om winstbelastingen met elkaar te gaan heffen in de verschillende landen.
Ik meen ook dat ik nog geen antwoord heb gekregen op de vraag of de koninkrijksregering bereid is om in de Staat van het Koninkrijk een paragraaf op te nemen over de situatie van de fiscale afstemming binnen het Koninkrijk. Een tweede punt daarbij is dat Sint-Maarten en Curaçao als ik het goed begrijp in de aankomende twee weken nog heel wat werk zullen moeten verzetten om aan de eisen van het Cft te voldoen.
Ik dank de staatssecretaris voor de uitleg over de vastgoedbelasting. Als ik het goed begrijp, betekent het dat over de woonhuizen van BES-bewoners geen onroerendgoedbelasting geheven wordt. Als dit klopt, zijn zij daarmee in het voordeel ten opzichte van de overige Nederlandse burgers. Of heffen de openbare lichamen BES de onroerendgoedbelasting over woonhuizen al of gaan zij dit doen?
De heer Laurier (GroenLinks):
Voorzitter. Via u dank ik de staatssecretaris voor zijn beantwoording. Mijn fractie wil nog een aantal punten inbrengen. Het naar elkaar toebrengen van de verschillende regimes heeft een reden op zichzelf, maar mijn fractie pleit daarvoor ook om te vermijden dat er het soort discussie ontstaat dat de heer Biermans hier aanzwengelde: "Daar wordt belasting via een stelsel geheven. Wij gaan de kosten en baten daarvan afwegen." Dan zouden de BES-eilanden wel een heel bijzonder stukje Nederland worden. Wij menen dat gekozen is voor de integratie van Nederland. Bovendien zal deze rekensom ook nog eens uitermate ingewikkeld zijn. De BES-eilanden zijn verantwoordelijk voor bepaalde vormen van infrastructuur, waarvoor in Nederland de gemeente niet verantwoordelijk is, maar het Rijk.
Toen de staatssecretaris sprak over het dichter naar elkaar toe komen en hij begon uit te leggen van welke omstandigheden het allemaal niet afhankelijk zou zijn of dit wel zou gebeuren en wanneer dit zou gebeuren, dacht ik eerlijk gezegd: daar gaan we weer! Dat was de kritiek die in de memorie van antwoord stond. Maar toen de staatssecretaris begon over de vlaktaks en de situatie die daardoor in Nederland zou ontstaan, toen hij sprak over de puntenwolk en de polarisatie die vlaktaks zou geven, betrok hij helder zijn positie. Daarvoor ben ik hem uitermate dankbaar.
Ik ga verder met het belastingparadijs, om het zo maar even te noemen. De staatssecretaris zegde toe dat de vinger aan de pols zou worden gehouden en dat het gemonitord zou worden. Dat vinden wij heel belangrijk. Het is nu een beetje een welles-nietesspel over de vraag of de verdedigingslijnen voldoende zijn. Misschien kan de staatssecretaris in tweede termijn nog iets zeggen over de wijze van monitoren. Ziet hij in de verslaggeving ook een rol voor de Eerste Kamer?
Mijn fractie is bijzonder tevreden over de antwoorden op de vragen over het sociale karakter van het stelsel en over het vraagstuk van de interdependentie van de eilanden. We zijn ronduit teleurgesteld over het antwoord op de vraag hoe het belastingstelsel voor de BES-eilanden verder vergroend zou kunnen worden. De staatssecretaris trekt zich terug op zijn stelling dat hij het het liefst erg simpel heeft. We zien het liefst wat meer groen in het geheel en zouden de staatssecretaris wat meer ambitie willen geven. We roepen hem op met name na te denken over de vastgoedbelasting, die voor een belangrijk gedeelte zal drukken op onroerend bedrijfsgoed. Een zekere differentiatie moet daarbij mogelijk zijn, waardoor je op dat punt een vergroening kunt bewerkstelligen.
De heer Biermans (VVD):
Voorzitter. Ik bedank de staatssecretaris voor zijn antwoorden. Mijn inbreng in tweede termijn bestaat uit drie delen. 1. Een handreiking. 2. Een dankwoord. 3. Een wens.
De handreiking betreft mijn vragen over de inkomsten en de uitgaven. Ik begrijp dat ik daarmee de staatssecretaris in verlegenheid bracht. Dat doet mij zeer. Ik vind wel dat ik deze vragen terecht gesteld heb en dat ik er ook antwoord op moet krijgen. De handreiking is dat de staatssecretaris dit niet in tweede termijn hoeft te doen, maar dat hij ons dit schriftelijk laat weten. De reden waarom ik hier wat vasthoudend in ben, is dat er nogal wat verschillende bedragen genoemd zijn in de loop der tijd. Het lijkt mij handig om wat inzicht te krijgen in de verhoudingen.
Het dankwoord betreft de toezegging van de staatssecretaris dat hij voortvarend zal zijn. Dat juich ik toe. Hij zegt ook toe dat hij de vraag over de formele hiaten in de wetgeving zal overbrengen naar zijn collega, die daarmee ongetwijfeld even voortvarend aan de slag gaat.
Het derde punt is de wens. Het is heel prettig om te horen dat de staatssecretaris tot twee keer toe zegt dat hij het denken niet zal stilzetten. Als hij dat zou doen, zou hij overigens snel klaar zijn in dit vak. Ik wens hem namens mijn fractie dat hij ook het dromen niet stopt. Dromen leiden tot visie en visie leidt tot algemene overwegingen. Die kunnen vervolgens leiden tot mooie wetgeving. De staatssecretaris heeft gezegd dat hij aan het eind van de dag wat te dromen wil overhouden. Dat wens ik hem toe. Ook wens ik hem toe dat hij niet te snel springt naar wat haalbaar is bij zijn startnotitie, maar dat hij ook wat vergezichten schildert over hoe een ideale wereld eruit zou kunnen zien. Ik wil niet direct zeggen dat dit ook een groene wereld zou moeten zijn. Een duurzame wereld zou hartstikke mooi zijn. Ik hoop dus dat de startnotitie ook wat vergezichten zal bevatten.
Staatssecretaris Weekers:
Voorzitter. Om te beginnen zal ik ingaan op enkele zaken die ik heb laten liggen. De folders waarover de heer Doek sprak, heb ik in de tussentijd nog even laten raadplegen voor de zekerheid. Ik kan hem geruststellen. Er staat inderdaad een asterisk bij met "voorbehoud aanvaarding Eerste Kamer". Dat staat dus in de folders van de Belastingdienst. Eigenlijk wordt hij bij voorbaat al op zijn terechte wenken bediend.
Ik had mevrouw Ten Horn toegezegd dat ik in tweede termijn zou terugkomen op haar vraag over de reactie op de brief die de toenmalige minister van de Nederlandse Antillen heeft gestuurd naar de heer Van Raak. Voor zover mij bekend is er sprake van een brief die niet aan Financiën is gezonden en die ook niet in kopie is ontvangen. Voor zover mij bekend is het evenmin een officieel Nederlands Kamerstuk. Het nummer komt niet voor in de lijst van Kamerstukken. Het is misschien het nummer van de afzender. We kunnen daar een welles-nietesdiscussie over voeren, maar dat ga ik niet doen. Ik besef dat het voornemen van Curaçao om eventueel een winstbelastingtarief van 15% in te voeren ook in de eerdere parlementaire discussie aan de orde is gekomen. Voor zover mij bekend zijn noch Curaçao noch Sint-Maarten overgegaan tot het werkelijk invoeren van een 15%-tarief. Mochten zij dat van plan zijn, dan is dat hun goed recht vanwege de fiscale autonomie. Ik wijs er wel op dat een winstbelastingtarief van 15% zonder uitzonderingen, dus over de hele linie, voor bedrijven in belangrijke sectoren op Curaçao een tariefsverhoging van 650% met zich meebrengt, namelijk van 2% naar 15%. Die belangrijke sectoren op Curaçao zijn hotels en financiële dienstverleners. Voor Sint-Maarten geldt voornamelijk dat het in de nabijheid ligt van jurisdicties die helemaal geen belasting over winst heffen. Ik wijs op de British Virgin Islands, de Cayman Islands en Anguilla. Voor mij zijn deze plannen van Curaçao en Sint-Maarten geen argument om op dit moment van de voorgestelde BES-belastingvoorstellen af te stappen. Ik hou me natuurlijk aanbevolen voor ideeën uit andere delen van het Koninkrijk. In de afgelopen jaren hebben we ons tenslotte ook open opgesteld in het proces. Ik zal ook open en zeer belangstellend zijn met betrekking tot voorstellen die de revue passeren in de Caribische delen van het Koninkrijk.
Mevrouw Ten Horn heeft ook een vraag gesteld over het niet introduceren van de successiebelasting. Voor de SP-fractie weegt dat bijzonder zwaar. Zij heeft gevraagd of dit wel Grondwetproof is. Wat betreft het niet introduceren, wil ik toch even wijzen op het materiële belang. Tussen 2003 en 2007 was dat $183. Dat is dus buitengewoon gering. Het lijkt me niet zinvol daar een heel systeem voor op te tuigen. Ik heb aangegeven dat we hebben afgegrendeld dat mensen uit het Nederlandse deel van het Koninkrijk willen gaan verhuizen naar een van de BES-eilanden. Zeker de eerste tien jaar ontkomen zij niet aan de Nederlandse successieclaim. Het materieel belang aldaar is buitengewoon gering.
Het punt van de Grondwet blijft aan de orde. We zijn daar niet specifiek op ingegaan ten aanzien van het successierecht, maar wel in zijn algemeenheid. We voeren voor de BES-eilanden een totaal ander fiscaal systeem in dan wij in het Europese van Nederland deel kennen. Ook daar is sprake van een ongelijke behandeling. Bij een gelijke uitgangssituatie is dat niet mogelijk, maar er is in dit geval sprake van een ongelijke uitgangssituatie. In de stukken en in eerste termijn ben ik daar uitgebreid op ingegaan. Die ongelijke uitgangssituatie heeft te maken met het insulaire karakter en met het feit dat het ultraperifeer ligt ten opzichte van het Europese vasteland. Dat heeft te maken met het feit dat het gemiddelde inkomen daar op 40% ligt van wat we in Nederland gewend zijn. Al die overwegingen rechtvaardigen, ook als je de Grondwet ernaast legt, dat je de gevallen daar anders kunt behandelen dan de inwoners en bedrijven hier. In algemene zin zijn we daar uitvoerig op ingegaan. Dat geldt mutatis mutandis ook voor het specifieke onderdeel van de successiewetgeving.
Mevrouw Ten Horn (SP):
In zijn algemeenheid is dit inderdaad in de stukken aangegeven. De argumenten voor het afschaffen van de successiebehandeling daar zijn zowel in de stukken als in de plenaire debatten, in de Tweede Kamer en hier, anders geweest dan de algemene argumenten. Mijn fractie vraagt zich werkelijk af wat we moeten als er rechtszaken komen vanuit de Nederlandse situatie. Waarom moet een "rijke" familie hier wel successiebelasting betalen en een "rijke" familie op Bonaire niet? Wij zijn voor heffing van successiebelasting, maar vragen ons wel af of deze situatie Grondwetproof is.
Staatssecretaris Weekers:
Ik kan weinig toevoegen aan wat ik net gezegd heb. Ik begrijp de zorgen zoals die zijn geuit. Eigenlijk geeft mevrouw Ten Horn aan dat juist vanwege dit BES-stelsel het Nederlandse successierecht onderuit zou worden gehaald. Als staatssecretaris heb ik dan een groot probleem, want dat zou een enorm budgettair gat geven. Er zullen partijen zijn, ook hier in deze Kamer, die de vlag uitsteken. De heer Biermans heeft aangegeven dat het hem een lief ding waard zou zijn als de erfbelasting in Nederland zou worden afgeschaft. Ik ken de standpunten van zijn partij. Zij heeft dat in haar verkiezingsprogramma opgeschreven. In deze periode zou het gehalveerd en in de volgende periode afgeschaft moeten worden. Uiteindelijk is dat geen onderdeel geworden van het regeringsbeleid. Ik sta hier voor de wetgeving zoals wij die thans kennen. Die zal ik ook in rechte verdedigen. Op grond van de overwegingen die ik in zijn algemeenheid heb gegeven, zijn wij ervan overtuigd dat dit in rechte stand zal houden.
Mevrouw Ten Horn heeft ook aangegeven te kijken naar de economische verwevenheid binnen dat deel van het Koninkrijk. De heer Ten Hoeve heeft ook gevraagd of we in de toekomst overleg zouden moeten voeren met de andere delen van het Koninkrijk over fiscale aangelegenheden. Zoals gezegd heeft het overleg al een paar keer plaatsgehad. Uiteraard gaan we daar ook mee door. Ik ben van plan om mij daar het komende jaar verder in te verdiepen. Ik ben natuurlijk buitengewoon benieuwd hoe het nieuwe systeem uitpakt. Dat wil ik graag van de mensen op de BES-eilanden zelf horen. Dat is misschien een mooie gelegenheid om te spreken met de bestuurders van de andere onderdelen van het Koninkrijk. Welke gedachten leven daar? Waar loopt men tegen aan? Welke uitdagingen ziet men? Dan weten wij in elk geval goed van elkaar – ieder beziet dat uiteraard vanuit de eigen fiscale autonomie– wat er speelt en kunnen wij daar verstandig naar handelen.
Mevrouw Ten Horn heeft een vraag gesteld over de onroerendgoedbelasting: zijn de inwoners van de BES-eilanden beter af omdat er geen ozb wordt geheven? Nee, dat is niet het geval. De openbare lichamen mogen grondbelasting heffen. De grondbelasting is een soort ozb; het is geen vastgoedbelasting. De vastgoedbelasting die wij introduceren, geldt alleen voor de tweede woning, mits deze duurder is dan $50.000. Deze belasting geldt voor onroerend goed dat niet is te kwalificeren als dormant property oftewel braakliggende grond. Vooral bedrijven zullen deze belasting voelen.
De heer Doek zei dat ik vandaag op onderdelen heb gezegd wat hij al in de stukken had gelezen. Het is mijn bedoeling dat mijn woorden consistent zijn met hetgeen eerder met de Kamer is gewisseld. Als ik daar nu een heel andere draai aan had geven, had de heer Doek de hele tijd aan de interruptiemicrofoon gestaan! Ik wil op dit punt consistent zijn met mijn ambtsvoorganger.
De heer Doek heeft mij gevraagd om contact op te nemen met ondernemingsorganisaties van de BES-eilanden, mede naar aanleiding van hun brief. Het lijkt mij zinvol om dat te doen, al was het maar om mogelijke misverstanden weg te nemen en andermaal aan te geven dat wij dit in het verleden ook hebben uitgedragen. Het is natuurlijk goed om met hen in gesprek te treden.
Verder verzocht de heer Doek mij om mildheid te betrachten. Hij vroeg om zaken die veranderd worden in het kader van het fiscale BES-dossier niet te verstoppen in het belastingplan en om daar aparte wetgeving voor te ontwerpen. Als wij in het kader van de koopkrachtdiscussie of anderszins kleine reparaties moeten doen, lijkt het mij zinvol deze in het belastingplan op te nemen. Als er fundamentele zaken aan de orde zijn, ook al hebben zij een gering materieel belang, lijkt het mij goed om deze in een apart wetsvoorstel op te nemen, als dat ook maar enigszins mogelijk is, gelet op de tijd die daarvoor nodig is.
De heer Doek, de heer Laurier en anderen hebben gewezen op de vestigingsplaats van lichamen. Zij zeiden: zorg ervoor dat er geen paradijselijke situatie ontstaat! Wij zijn ervan overtuigd dat er geen paradijselijke situatie ontstaat, maar wij zullen de vinger aan de pols houden. Het is niet de bedoeling dat deze situatie zal ontstaan. De heer Laurier vroeg hoe wij dat gaan monitoren. De belastingdienst aldaar zal dat structureel in de gaten houden. Mochten er vanuit de fiscale rechtspraktijk bepaalde signalen komen, dan ontvang ik die graag. Ik wil daarover rapporteren bij het belastingplan 2013. Dat lijkt mij een goed moment om hierop terug te komen. Mochten wij tussentijds zien dat zaken niet lopen zoals wij nu verwachten, dan zal ik uiteraard onmiddellijk reparatievoorstellen doen. Die zal ik dan expliciet aan de Kamer voorleggen.
De heer Ten Hoeve heeft mij gevraagd, contact te houden met de andere eilanden. Daarop ben ik ingegaan. De heer Laurier vroeg naar de monitoring om het ontstaan van een belastingparadijs tegen te gaan. Die vraag heb ik ook behandeld. De teleurstelling van de heer Laurier over het gebrek aan vergroening van het belastingstelsel kan ik op dit moment niet wegnemen. Hij had graag iets meer ambitie gezien. Ik vrees dat wij de zaken erg zouden compliceren als wij dit zouden inbrengen. Over een jaar of vier evalueren wij de zaak. Mocht de vergroeningsslag die de heer Laurier heel graag zou zien, dan op een heel simpele manier in te vlechten zijn, dan sta ik daar natuurlijk wel voor open. Laten wij de komende jaren kijken wat de ontwikkelingen zijn en laten wij het niet nu al gecompliceerder maken.
De heer Biermans heeft een handreiking gedaan zodat ik schriftelijk nog ergens op kan terugkomen. Dat doe ik niet; ik beantwoord zijn vraag nu. Ik hecht eraan in de toekomst geen verlies- en winstrekening te blijven maken voor de rijksinkomsten en -uitgaven van de BES-eilanden. Dat doen wij ook niet voor andere Nederlandse eilanden, gemeenten of provincies. Die kant moeten wij niet op willen.
Bij wijze van uitzondering wil ik bij de introductie van het fiscale stelsel voor de BES-eilanden de leden wijzen op enkele cijfers die aan beide Kamers van de Staten-Generaal zijn verstrekt. De geraamde opbrengst van de rijksbelastingen is ongeveer 52 mln. dollar. De premiepercentages zijn nog niet vastgesteld. Dat wordt gedaan na afronding van deze voorstellen. De opbrengst van deze premies zal enkele tientallen miljoenen bedragen. De heer Biermans had gehoord dat de uitgaven rond de 200 mln. zullen liggen. Dat kan ik rechtzetten. In een brief van de staatssecretaris van BZK van 29 maart 2010 zijn de uitgaven uiteengezet. Voor de uitgaven is een bedrag opgenomen van 101,8 mln. Het betreft Kamerstuk 31954, nr. 27 van het vergaderjaar 2009-2010 van de Tweede Kamer. Na afloop van het debat kan ik dit stuk aan de heer Biermans geven; dan kan hij ook de uitsplitsing zien.
De heer Biermans heeft de wens geuit dat het denken en dromen niet wordt stilgezet, zodat er een betere visie ontstaat. Ik zal deze wens als een klemmend advies ter harte nemen. Ik houd niet van luchtfietserij en droomkastelen. Ik schiet er niets mee op om straks in mijn fiscale agenda dingen uiteen te zetten waarvan ik bij voorbaat weet dat zij van alle realiteit gespeend zijn. Als je de zaak vanaf een vers groen veld zou kunnen opbouwen, zou je het heel anders doen. Dat lijkt mij te veel gevraagd. Ik zal wel een aantal uitgangspunten schetsen waaraan een ideaal belastingstelsel moet voldoen. Die uitgangspunten zal ik ook hanteren bij voorstellen tot hervorming. Ik heb er al een paar genoemd. Het moet robuust zijn. Belastingheffing is in mijn ogen primair bedoeld om de schatkist te vullen, om van daaruit de publieke voorzieningen te bekostigen. Je moet dus heel goed naar de belastingmix kijken. Het zou verstandig zijn, ook vanuit economisch perspectief, om meer indirect en minder direct te heffen. Je moet kijken naar de uitvoerings- en perceptiekosten en je moet ook rekening houden met wat mensen als eerlijk ervaren. Fraudegevoeligheden in het systeem moeten eruit. Van een aantal kleinere belastingen moet je je afvragen of het zinvol is om deze apart te handhaven. In eerste termijn heb ik hierover al iets gezegd. Tot mijn spijt moet ik echter bekennen dat wij geen geld hebben voor nettolastenverlichting. Wij kunnen dus alleen schuiven. Als je schuift, heeft de een voordeel en de ander pijn. Of er een politiek draagvlak te vinden is om straks een bepaalde hervorming door te voeren, is afhankelijk van welke pijn er gevoeld wordt. Ik zit vol met ambities. Ik wil het echter niet bij ambities, dromen of mooie ideeën laten. Ik zit in de politiek om dingen te doen. Als ik ergens mee kom, zal er een begin van een draagvlak moeten zijn om dit door te voeren. Ik kom hier zowel in de Tweede Kamer als in de Eerste Kamer op terug aan het eind van het eerste kwartaal van het volgende jaar.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik kom nu tot de afhandeling van de wetsvoorstellen. Ik zal dit per wetsvoorstel doen.
Wetsvoorstel 32189 wordt zonder stemming aangenomen.
De voorzitter:
De aanwezige leden van de fractie van de SP wordt conform artikel 121 van het Reglement van Orde aantekening verleend dat zij geacht willen worden zich niet met het wetsvoorstel te hebben kunnen verenigen.
Wetsvoorstel 32190 wordt zonder stemming aangenomen.
De voorzitter:
De aanwezige leden van de fractie van de SP wordt conform artikel 121 van het Reglement van Orde aantekening verleend dat zij geacht willen worden zich niet met het wetsvoorstel te hebben kunnen verenigen.
Wetsvoorstel 32276 wordt zonder stemming aangenomen.
De voorzitter:
De aanwezige leden van de fractie van de SP wordt conform artikel 121 van het Reglement van Orde aantekening verleend dat zij geacht willen worden zich niet met het wetsvoorstel te hebben kunnen verenigen.
Sluiting 16.50 uur
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-ek-20102011-11-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.