Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | nr. 7, pagina 135-160 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | nr. 7, pagina 135-160 |
Aan de orde zijn:
de algemene financiële beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota 2010 (32123).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Biermans (VVD):
Mijnheer de voorzitter. Drie weken geleden vonden in deze Kamer de algemene politieke beschouwingen plaats. Mijn fractievoorzitter hield het kabinet voor dat het op zijn handen zat; en dat terwijl ons land door de crisis meer dan ooit daadkracht, durf en doorzettingsvermogen van het kabinet nodig heeft. De financiële crisis is een economische crisis geworden. Tevens is er door de maatregelen van de regering om de bankcrisis te bezweren, de ongebreidelde uitgavendrang van het kabinet – plus 51 mld. aan uitgaven tussen 2008 en 2010 – en het begrotingstekort sprake van een crisis van de openbare financiën. De nationale schuld bedraagt in 2010 maar liefst 328 mld. en is nog nooit eerder zo hoog geweest. Het begrotingstekort beloopt in 2010 ruim 35 mld. Die gigabedragen staan symbool voor de Nederlandse Staat als reus op lemen voeten. De oproep van mijn fractie was: regering regeer.
Voorzitter. Met de oproep "regering regeer", zou ik de bijdrage van de VVD-fractie aan deze algemene financiële beschouwingen kunnen besluiten. Daarmee zou ik echter de coalitie- en de overige oppositiepartijen van deze Kamer ernstig tekort doen. In elk geval zou ik de kans missen om met de andere partijen de discussie aan te gaan over de zienswijze van de VVD om de crisis te lijf te gaan en over de wijze waarop wij liberalen vinden dat dit kabinet zijn werk zou moeten doen.
Sinds jaar en dag maakt de VVD een tegenbegroting, zo ook voor 2010. In die begroting wordt geconstateerd dat dit kabinet de netto-uitgaven tussen 2008 en 2010 met ruim 25 mld. per jaar laat stijgen. In 2010 stijgen de uitgaven weer met 11 mld. De inkomsten vallen in 2009 24 mld. tegen en in 2010 maar liefst 31 mld. Nederland is volgens het Europese Groei- en Stabiliteitspact in een situatie van een buitensporig tekort beland. De VVD pleit voor een kleinere overheid en minder regels. Dat leidt tot belastingverlaging, economische groei en dus meer banen. De prioriteiten van de VVD in de tegenbegroting zijn onder andere:
- De uitgavenexplosie stoppen, de lasten verlichten en het tekort verkleinen. Door maatregelen, zoals het aanmoedigen van het nemen van een nieuwe baan, het betaalbaarder maken van de zorg en het wijzigen van het financieringsstelsel voor studenten is het tekort van de VVD in 2010 met 5,5 mld. fors minder dan het tekort van het kabinet.
- De VVD zorgt voor een nettolastenverlichting voor gezinnen en bedrijven. Ik noem het afschaffen van de overdrachtsbelasting en het verlagen van het btw-tarief op onderhoud van woningen. Ook halveert de VVD de successierechten. Op termijn worden die rechten afgeschaft. Het tarief voor de inkomstenbelasting wordt verlaagd.
De structurele besparing beloopt in de VVD-tegenbegroting 26 mld. De structurele vermindering van de EMU-schuld 18 mld.
De minister van Financiën zei tijdens het aanbieden van de Miljoenennota in de Tweede Kamer: "... deze crisis biedt de mogelijkheid om echt fundamenteel te heroverwegen waar de overheid zich wel en niet mee bezig moet houden ..." en ".. is de overheid effectiever en doelmatiger te organiseren?" en "... zijn acht bestuurslagen en zestien departementen niet te veel?" Het kabinet installeerde 20 werkgroepen om de Staat kleiner en effectiever te maken. Precies wat de VVD wil! De instelling van de werkgroepen had alleen een jaar eerder moeten plaatsvinden. Waarom is dat toen eigenlijk niet gebeurd? Dan hadden wij vandaag gediscussieerd over de kabinetsvoorstellen om de economie weer gezond te maken. Dan verloren we geen 9 maanden onder het mom dat er sprake is van een majeure operatie en dat daar goed over nagedacht moet worden. Dan zou het kabinet morgen aan het werk hebben kunnen gaan om Nederland krachtiger en solider uit de crisis naar voren te laten komen.
In plaats van het kabinet ook op te roepen om uit zijn slaapstand te komen, prijst de VVD-fractie, nee de PvdA-fractie – oei, wat een fout! – in deze Kamer het kabinet voor zijn heroverwegingsoperatie, lees: zijn verder niets doen. In plaats van over hervormingen na te denken, heeft die fractie haar stoffige koffer met socialistische idealen weer van zolder gehaald. Een koffer vol met belastingverhogingen, belastingverhogingen en belastingverhogingen. Onder het mom: de Staat weet wat goed voor u is! De 20%-heroverwegingsoperatie staat voor die fractie nu al ter discussie. In plaats van heroverweging herverdeling. De nieuwe Melkertbanen liggen alweer in het verschiet.
De heer Van Driel (PvdA):
Voorzitter. Hier moet ik toch even iets van zeggen. De heer Biermans slaat weer eens door. Dat mag, want daardoor hebben wij een leuk debat. Als hij straks onze bijdrage hoort, zal hij tot de conclusie komen dat het niet alleen maar gaat om herverdelen, maar ook om bezuinigen. Het gaat daarnaast inderdaad ook om heffingen. Daar denkt de heer Biermans anders over. Hij denkt alleen maar aan een bezuiniging van 35 mld. en hoopt dan de Staat daarmee verder kan. Ik denk daar anders over. De heer Biermans trekt een vreselijk grote broek aan omdat hij in zijn tegenbegroting 1% minder financieringstekort heeft. Kom, kom, laten wij het een beetje relativeren. De heer Biermans maakt er een heel nummer van, maar feitelijk is het een betrekkelijk kleine bijstelling.
De heer Biermans (VVD):
Er komt nog veel meer, maar het is heerlijk om dit geluid van de PvdA-fractie te horen. Tijdens de algemene politieke beschouwingen waren helaas totaal andere geluiden van die fractie te horen. Ik ben de eerste die verheugd is als zo meteen die geluiden van de algemene politieke beschouwingen behoorlijk genuanceerd worden en de belastingverhogingen van tafel gaan. Bij voorbaat dank, collega.
Daar staat het geluid van de fractievoorzitter van het CDA tegenover. De heer Werner riep het kabinet tijdens de algemene politieke beschouwingen op om niet met generieke lastenverhogingen te komen. Wij zeggen liever: in het geheel niet met lastenverhogingen te komen. Het kabinet moet van ons groei van de economie nastreven. Groei van de economie betekent banengroei en dus welvaart. En met welvaart is de sociale zekerheid het meest veilig. De kracht van de burgers en de bedrijven moet worden aangemoedigd en niet worden ontmoedigd door lastenverzwaringen. De fractievoorzitter van de CDA-fractie meldde overigens vorig jaar dat Nederland er goed voor stond. Sic! Het CDA is er nu trots op dat dit kabinet in 2011 1,8 mld. op de overheidsuitgaven bezuinigt. Het probleem dat opgelost moet worden is echter 35 mld. groot. Waar is het CDA gebleven van 6 jaar geleden, toen Balkenende samen met Zalm de crisis te lijf ging met hervormingen?
Het zal duidelijk zijn dat de CDA-fractie in dezen dichter bij de VVD-fractie staat. Wij blijven graag bij de PvdA-fractie uit de buurt. De geluiden die de coalitiepartijen laten horen, zijn overigens zo tegenstrijdig dat de discussie over de heroverwegingsoperatie de coalitie wel zal doen splijten. Tot dan kan de ChristenUnie gestaag doorgaan met haar betuttelende en het privédomein van de burgers aantastende werk.
Terug naar de crisis. Het is duidelijk dat wij vandaag niet zullen horen hoe het kabinet de overheidscrisis aan gaat pakken. De leden van de VVD-fractie willen het kabinet en de collega-senatoren nog een enkel punt ter heroverweging meegeven. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de overheidsschuld niet onbeperkt doorgeschoven moet worden naar onze kinderen en kleinkinderen. Daarom beperkt de VVD in haar tegenbegroting het overheidstekort meer dan welke andere partij ook. Dit gebeurt onder andere door uitgaven die de Nederlandse economie niet direct raken, zoals die voor ontwikkelingssamenwerking, te beperken. Een andere belangrijke reden voor het beperken van het overheidstekort en de staatsschuld is dat de VVD-fractie het Groei- en Stabiliteitspact van harte omarmt. Dat pact is de garantie voor de EU dat er groei zal zijn. In onze ogen laten momenteel te veel landen zich niets aan dat pact gelegen liggen. Hoewel ook Nederland in de buitensporigtekortprocedure terecht is gekomen, vraag ik de minister toch welke visie hij in dezen heeft? En welke stappen gaat hij ter ondersteuning van het pact in nationaal en internationaal verband zetten? Nederland heeft er, mede gelet op de grote pensioenpotten, groot belang bij dat de EU-landen binnen de regels van het SGP acteren, ook om de inflatiedreiging zo beperkt mogelijk te houden.
Nederland is nog steeds de grootste nettobetaler aan de EU. De vorige minister van Financiën heeft een jaarlijkse korting op de afdracht binnengesleept van 1 mld. Deze korting loopt binnenkort af. Gaat de minister actie voeren om die korting ook in de jaren daarna voor Nederland te behouden?
Van Europa naar de gemeenten. Uit diverse gemeenten klinken geluiden om op termijn – dat betekent waarschijnlijk na de gemeenteraadsverkiezingen – tot al dan niet inkomensafhankelijke lastenverhogingen te komen. Het zal duidelijk zijn dat de leden van de VVD-fractie daartegen zijn. In het algemeen omdat lastenverhogingen de economie schaden en in het bijzonder omdat gemeenten geen inkomenspolitiek moeten bedrijven. Hoe kijkt de minister hiertegen aan? Heeft hij dezelfde mening als zijn collega Van der Laan, die onlangs deze Kamer liet weten dat de lagere overheden zich daar verre van moeten houden? Als de minister onze visie deelt, welke actie gaat hij dan ondernemen? Een klacht die je vaak hoort is dat, hoewel de huizenprijzen dalen, de gemeentelijke belastingen even hoog blijven. Het achterliggende systeem is duidelijk, maar begrijpelijk is het voor de burger niet. Onderneemt de minister op dit terrein nog iets?
Volgens de SP is het failliet van het neoliberalisme gelukkig daar. De Socialistische Partij wentelt zich gelukzalig in haar zelfbevestigend gelijk. Eindelijk gaan we terug naar de staat als geluksmachine. Je gooit er € 1 in en er komt € 0,50 uit. De staat die weet wat goed is voor de mensen. Een staat die aan herverdeling doet en daarmee elk persoonlijk initiatief – of noem het persoonlijk succes – afstraft.
De heer Reuten (SP):
Senator Biermans lokt mij uit en dat lukt hem ook. Ik heb een vraag over het neoliberalisme en de crisis. Voelt de VVD zich nog wel een beetje verantwoordelijk voor wat er gebeurd is? Ik hoor hem daar graag over.
De heer Biermans (VVD):
Daar zal ik het zo meteen over hebben. Maar eerst wil nog zeggen dat de SP een staat van gemiddelden nastreeft en daarmee van de minimalen.
Het neoliberalisme streeft geen onbeperkt – lees: ongereguleerd – marktmechanisme na. De staat dient de voorwaarden te creëren, waaronder het eigen initiatief van burgers en ondernemers het beste gedijt. De staat moet zorgen voor zaken zoals veiligheid, goed onderwijs en activerende sociale zekerheid. De staat dient ook op te treden als marktmeester. Monopolievorming moet worden bestreden, omdat die ten koste gaat van de zwaksten. Daar waar de markt de fout in gaat of negatieve gevolgen voor derden veroorzaakt, zoals milieuvervuiling, dient de staat hard te corrigeren. De staat dient echter niet de markt te willen regelen. Een planeconomie is gedoemd om te mislukken. Die leidt namelijk tot verspilling, opeenhoping van macht en beperking van de vrijheid van burgers en ondernemers. Wij zijn daarom ook tegen een onbeperkte Keynesiaanse conjunctuurpolitiek. De staat dient banken niet te verplichten, aan iedereen een hypotheek te verstrekken, zoals in Amerika door enkele presidenten werd verordonneerd. Dat is een van de belangrijkste oorzaken van de financiële crisis, zo zeg ik uitdrukkelijk ook in de richting van de Socialistische Partij. Verder zijn de door de staat gereguleerde lage rentes, de vergroting van de overheidsschulden en het pompen van nieuw geld in de economie door de staten belangrijke redenen voor de economische crisis. Als de staat een van de veroorzakers van de crisis is, staat daarmee tevens voor ons vast dat de staat niet dé oplossing voor de crisis kan zijn. Door het opnieuw geld in de economie pompen zorgt de staat er weliswaar voor dat de recessie zich niet verdiept. Het kan zinvol zijn om publieke investeringen die renderen versneld uit te voeren. Beter is het echter om het overheidsbudget terug te schroeven, de belastingen te verlagen en door een beperking van de bureaucratie het ondernemerschap te ondersteunen.
De heer Reuten (SP):
Senator Biermans zegt dat de staat een van de veroorzakers van de crisis is. Dat is interessant. Als hij al gelijk zou hebben, maar dat heeft hij niet, dan was de VVD tijdens de aanloop naar de crisis toch vertegenwoordigd in de regering. Dus de VVD is verantwoordelijk voor de crisis, begrijp ik.
De heer Biermans (VVD):
Voor een deel ongetwijfeld wel, maar voor een ander deel ongetwijfeld ook niet. Ik sprak over internationale verhoudingen en het opereren van grote andere staten die de economie op losse schroeven hebben gezet. In Nederland was er geen sprake van dat banken van staatswege hypotheken moesten verstrekken. In Nederland is de rente niet op die manier laag gehouden. Wel is in Nederland, in ieder geval in de laatste jaren, ontzettend veel geld in de economie gepompt door de Staat.
De Staat dient niet na te streven het ondernemerschap over te nemen door bijvoorbeeld eigenaar van banken te zijn en te blijven; overigens een ideaal dat tijdens de algemene politieke beschouwingen ook de PvdA-fractie voor ogen stond. De minister van Financiën denkt daar gelukkig totaal anders over. Hij acht staatsbanken – of staatsgedomineerde banken? – een tijdelijk noodzakelijk kwaad. Of toch niet, zo vraag ik hem? Waar liggen voor hem trouwens de grenzen van de staatsbemoeienis met banken en andere financiële instellingen? Hoe kijkt hij tegen de opsplitsing van financiële instellingen aan? Is hij wellicht vóór opsplitsing, omdat daarmee het risico van het geven van staatssteun wordt verkleind? Too big to fail is too big to exist.
Kleine banken mogen van hem failliet gaan. Wanneer mag eigenlijk een bank van hem failliet gaan? Het begrip "systeembank" is geïntroduceerd. Kan de minister ruim anderhalf jaar na dato aangeven wat de contouren van een systeembank zijn? Gelden dezelfde contouren voor een systeemverzekeraar of een systeempensioenuitvoerder? Is hij van mening dat de Nederlandse instellingen ook na een opsplitsing voldoende sterk zijn op het internationale financiële speelveld? Of worden zij door de opsplitsing een willige prooi voor Amerikaanse of Japanse banken, die niet opgesplitst worden? Vindt de minister het belangrijk dat Nederland een sterke financiële sector heeft? Het antwoord op die vraag is ongetwijfeld "ja", maar dan is de vraag: hoe stimuleert hij deze dan?
Het is te prijzen dat de bonussen van bestuurders van banken door politieke druk aan banden zijn gelegd. Dat De Nederlandsche Bank de bonussen van het overige bankpersoneel gaat beoordelen vanuit het oogpunt van prudentie is een goede zaak. De leden van de VVD-fractie vragen de minister van Financiën, inzicht te geven in de criteria die DNB bij dat toezicht hanteert. De leden van de VVD-fractie vinden het in dat verband onbegrijpelijk dat in Amerika en het Verenigd Koninkrijk één jaar na het begin van de financiële crisis alweer bonussen worden betaald alsof er nooit een crisis is geweest. De VVD-fractie ondersteunt ook het streven van de minister van Financiën naar een adequater en meer systeemgericht toezicht op de financiële sector. Ook het DSB-debacle toont weer aan dat het toezicht verbeterd dient te worden én dat het toezicht adequater dient te worden uitgeoefend. Toezicht is overigens iets anders dan voortdurende staatsinterventie. De publieke en de private verantwoordelijkheid van banken dienen duidelijk te zijn. De solvabiliteitseisen van banken worden verhoogd. Dit heeft natuurlijk direct invloed op de mogelijkheden van de banken om kredieten te verstrekken. Hetzelfde geldt natuurlijk voor de terugbetalingen van de steun en de rentebetalingen die daarbij horen. Hoe kijkt de minister hiertegen aan?
De heer Reuten (SP):
Ik wil u het volgende vragen. De wet waarin het toezicht op de financiële sector in Nederland geregeld is, is tot stand gekomen onder een VVD-minister. Het is nu allemaal fout gegaan met het toezicht. Zou het niet eens aardig zijn als de VVD-fractie zegt: dat hebben wij fout gedaan?
De heer Biermans (VVD):
Dat is wel een zeer boude vraag die u stelt. Ik wil het wat positiever zien, maar dat is misschien het gevolg van mijn kijk op het leven. Als wij die wetgeving dankzij de VVD niet gehad hadden, dan hadden wij pas echt probleem, zo zeg ik tegen de woordvoerder van de Socialistische Partij. Je kunt wel afkraken wat wij hebben, maar als er vervolgens niets overblijft, zijn wij pas echt ver van huis. Overigens dienen internationaal de Nederlandse toezichtregels als voorbeeld.
Tot slot wil ik graag de staatssecretaris namens de leden van de VVD-fractie complimenteren. Ondanks de moeilijke economische situatie is hij in staat gebleken om veel, het bedrijfsleven ondersteunende maatregelen door het kabinet te loodsen. Ik noem de uitbreiding van de verliescompensatie en de willekeurige afschrijving, de verlaging van het gebruikelijk loon voor de DGA, de verruiming van de octrooibox en het vervallen van het urencriterium voor de mkb-vrijstelling. Hij werkt aan de verbetering van de positie van ondernemers en bedrijven. Dat hij de – weliswaar door hem ingevoerde – vliegtaks afschaft getuigt van politieke moed. Zijn uitspraak dat ingrepen die het vestigingsklimaat verslechteren uiteindelijk door de burger betaald worden en daarom moeten worden voorkomen, spreekt ons erg aan. Wij zullen hem hierin van harte steunen. De leden van de VVD-fractie maken zich wel zorgen over de vermindering van de administratieve lasten. Wordt de doelstelling van het kabinet wel gehaald? Kan de staatssecretaris onze zorg wegnemen?
Voorzitter. Wij kijken uit naar de reactie van de minister en de staatssecretaris.
De heer Terpstra (CDA):
Mijnheer de voorzitter. Ik heb met veel belangstelling naar het betoog van de heer Biermans geluisterd. Hij had veel kritiek op het kabinet, maar gelukkig eindigde hij met een lofprijzing aan het adres van de staatssecretaris, die volgens mij in hetzelfde kabinet zit. Daarvoor wil ik namens mijn gehele fractie een dankbetuiging uitspreken.
Vandaag behandelen wij de eerste begroting nadat we ons volledig bewust zijn geworden van de omvang van de huidige crisis. De Miljoenennota 2010 moet worden gelezen tegen de achtergrond van het coalitieakkoord en het beleidsprogramma, beide voor de periode 2007 tot 2011. Daarna is in maart 2009 het crisispakket vastgesteld. Dit zogenaamde aanvullend beleidskader is de reactie van het kabinet op de kredietcrisis en de gevolgen daarvan voor de reële economie.
Voor ik verder ga, wil ik de minister en de ambtenaren die hem bijstaan dankzeggen voor de uitgebreide informatie die wij bijna dagelijks mogen ontvangen. Wij zijn nu met het dossier kredietcrisis aangekomen bij nr. 267. Hierdoor loop ik het risico dat ik vragen stel, die al ergens in de stukken zijn beantwoord. Mocht dat het geval zijn, dan bied ik iedereen en speciaal de minister daarvoor bij voorbaat mijn excuses aan.
Ter voorbereiding op de algemene financiële beschouwingen heb ik uiteraard nagedacht. Dat doe ik wel vaker, maar nu met name toegespitst op de rol van de Eerste Kamer. Waar zouden wij het eigenlijk over moeten hebben? Ik probeer een soort balans op te maken aan de hand van de vraag waar wij nu met de kredietcrisis en het beleid ter zake staan. Belangrijke kenmerken van de huidige crisis vergeleken met alle voorgaande crises zijn de snelheid van de ontwikkelingen en het mondiale karakter van de problemen. De snelheid van de ontwikkelingen wordt duidelijk door een vergelijking te maken met de financiële beschouwingen van vorig jaar. De kern van de boodschap van het kabinet was toen dat we op koers liggen en dat ons land de toekomst met vertrouwen tegemoet kan zien. Binnen Europa deden wij het goed. De werkloosheid was met 4% laag, het overschot op de begroting zat al boven het streefcijfer van 1% in 2011 en de staatsschuld zou onder de 40% van het bbp duiken. Dit zou het laagste percentage worden sinds 1814! Het jaar waarin de ons bekende Cornelis Charles Baron Six van Oterleek minister van Financiën was.
Maar binnen een jaar zijn de cijfers dramatisch verslechterd en is de toon van de Miljoenennota geheel veranderd. De wereldhandel daalt in 2009 met bijna 15% waardoor bij ons het bbp daalt met bijna 5%. Het financieringstekort loopt snel op en door deze grote tekorten loopt de staatsschuld snel op van 45,5% in 2007 naar ongeveer 66% volgend jaar. Tevens dreigt de werkloosheid te verdubbelen tussen 2008 en 2010.
Velen, waaronder de Amerikaanse toezichthouders, hielden het voor onmogelijk dat de problemen bij een klein deel van de Amerikaanse hypotheekmarkt zulke grote gevolgen zouden kunnen hebben. Tevens zijn de gevolgen van het failliet laten gaan van de zakenbank Lehman Brothers in september 2008 danig onderschat. De wereld is al veel meer met elkaar verbonden dan wij als CDA, laat staan de SP, ons kunnen voorstellen. De vraag in hoeverre het CPB en andere bureaus deze snelle wijzigingen hadden kunnen voorzien, is moeilijk te beantwoorden. De Tweede Kamer heeft een onderzoekscommissie ingesteld die de oorzaken van de crisis gaat bestuderen.
Vorig jaar zijn in de Miljoenennota wel varianten opgenomen waarvan in ieder geval twee in versterkte mate zijn uitgekomen, namelijk een lagere groei van de wereldhandel en een relatieve daling van de olie- en grondstoffenprijzen. De derde variant ging over de waarde van de dollar. Deze is eerst wel in waarde gestegen ten opzichte van de euro, maar later dit jaar weer in waarde gedaald. De richting van de ontwikkeling werd wel goed voorzien, maar de omvang is ernstig onderschat. Bij het begin van de crisis is vaak een relatie gelegd met andere problemen in de wereld, bijvoorbeeld de energie- en voedselcrisis. In de bekende motie-Schuurman worden al deze problemen aan elkaar vast geknoopt, terwijl de kredietcrisis op korte termijn zowel energie als voedsel goedkoper heeft gemaakt. Maar bij herstel van de economie kunnen deze problemen weer terugkomen.
In het begin van de crisis is ook vaak een relatie gelegd met het kapitalistisch systeem en met de noodzaak van een moreel reveil. In een discussie in NOVA ergens in 2008 stelde de heer Irrgang van de SP dat het kapitalisme nu definitief dood was. In datzelfde programma nuanceerde de voorzitter van de SER dit optimisme met de stelling dat nu de echte kapitalisten in de wereld de baas zouden worden. Hij wees hierbij naar China, India en het Midden-Oosten. In deze Kamer spreekt de SP, onlangs nog bij de algemene politieke beschouwingen, graag over het einde van het neoliberale marktfundamentalisme. Binnen Europa is de aandacht voor het Rijnlands model weer sterker geworden, met name binnen de Europese Volkspartij. Wij kunnen ons goed vinden in het Rijnlandse model.
Opvallend is dat de discussie zowel in de Miljoenennota als in de Macro-Economische Verkenningen weer is teruggebracht tot een meer technische exercitie over de aard van de huidige crisis. Is de minister het met deze analyse eens? In de MEV worden veel crises onderling vergeleken. In de Miljoenennota wordt Japan vergeleken met Finland en Zweden. De Scandinavische landen hebben het relatief goed gedaan als gevolg van snel en omvangrijk ingrijpen. Japan is door weifelend optreden jarenlang in de versukkeling geraakt. Daaruit leid ik af dat ons land het goed heeft gedaan qua snelheid en qua omvang van ingrijpen. Hoogstwaarschijnlijk was dit ook de bedoeling van het hoofdstuk in de Miljoenennota, om aan te geven dat Nederland het relatief goed gedaan heeft. Welke lessen heeft de minister van Financiën nog meer kunnen trekken uit het Zweedse en Finse beleid?
In ons land is Herman Wijffels een van de bekendste CDA'ers die het ernstig betreurt dat niet fundamenteler wordt nagedacht over alle crises gezamenlijk. Omdat wij altijd met Wijffels om de oren worden geslagen door met name de SP en de ChristenUnie zal ik nu hierover zelf maar een vraag stellen. Volgens Wijffels is de crisis net op tijd gekomen om het tij te keren. Ik citeer: "Wij moeten hele mensen worden, die ratio, gevoel en intuïtie hebben geïntegreerd. Op individueel niveau moeten wij niet langer opereren vanuit het ego maar vanuit het Zelf, dienstbaar zijn in evolutionair perspectief." Aldus een samenvatting in Trouw van 24 september 2009 van zijn inleiding voor oud-studenten van Nyenrode. Omdat ik hier zelf niet veel verder mee kom, zou ik graag aan de minister en aan alle woordvoerders van die partijen die Wijffels onophoudelijk aanroepen, willen vragen of zij het hiermee eens zijn en wat dat dan concreet voor het beleid zou moeten betekenen.
Verder mis ik in de stukken ook de twee zusters Tina en Tara. Beide zusjes waren in 2009 prominent aanwezig in de Miljoenennotastukken. Zij zijn nu helemaal verdwenen. Tina is: There Is No Alternative, en Tara: There Are Real Alternatives. Dat was het hoogtepunt in de Miljoenennota van vorig jaar, maar beide zusjes zijn geheel verdwenen. Is dat ook een indicatie van het minder ideologisch worden van het debat over de crisis en de oplossing daarvan?
Vorig jaar overheerste nog de discussie over de vraag hoe de kredietcrisis is ontstaan. Dit jaar gaat het meer over de gevolgen van de crisis voor de reële economie. Op korte termijn zijn de effecten geheel opgevangen door het bedrijfsleven en de overheid. Vandaar de extra aandacht voor de werkgelegenheid en de overheidsfinanciën. De bevolking heeft nog niet veel van de crisis gemerkt. Bij mensen die hun baan niet hebben verloren, is de koopkracht dit jaar dankzij de crisis zelfs gestegen. Voor het kabinet en ook voor ons allen ligt hier een grote voorlichtende en bewustmakende taak. Onze zuiderburen zouden zeggen dat dit een schone taak is om de bevolking op dit punt te sensibiliseren.
Op lange termijn is het uiteraard van groot belang hoe de economie zich verder zal ontwikkelen. Bij herstel van de groei kunnen we gemakkelijker de problemen van werkgelegenheid en overheidsfinanciën oplossen. Andere problemen kunnen dan echter weer groter worden zoals energie, het inflatiegevaar en de milieuaspecten.
De banken hebben in het ontstaan van de crisis een grote rol gespeeld. Daarom wil ik nu beginnen met enkele opmerkingen over de bankensector, mede op basis van het zeer nuttige hoofdstuk 5 uit het Centraal Economisch Plan 2009. Hierbij wil ik het niet hebben over bonussen en ook niet over de DSB. Daarover wordt in de Tweede Kamer al voldoende gesproken. Wel wil ik opmerken dat met betrekking tot de bonussen sommige bankiers nogal buitengewoon hardleers zijn. Het bankwezen is zeer belangrijk voor het goed functioneren van de economie, een beetje vergelijkbaar met de rechtsorde en de fysieke infrastructuur. De laatste decennia is de gehele financiële sector zeer sterk gegroeid mede door de liberalisering en de komst van de euro. Voor onze banken kan men daardoor spreken van een totale europeanisering van de financiële markten. Dit heeft zich ook voorgedaan bij de pensioenfondsen. In 2007 was bij de pensioenfondsen 78% van de aandelen en 81% van de obligaties belegd in het buitenland, terwijl tijdens Lubbers I het ABP nog alles bij de Nederlandse Staat moest beleggen.
Het CPB wijst op veel wijzigingen in de laatste decennia: fusies en overnames, opheffing structuurbeleid, waardoor banken en verzekeraars mochten fuseren, veel nieuwe producten, invoering prestatiebeloning bij de top en het bundelen en doorverkopen van leningen, de zogenaamde securitisatie. Ik zeg dit alleen even om te laten merken dat ik het heb ingestudeerd, want meestal spreek ik het woord fout uit. Een zeer innovatieve sector zou je kunnen zeggen. Het gevolg was een geweldige groei, maar ook een toenemende complexiteit. Het toezicht werd ingewikkelder en de risico's namen ongekende vormen aan met alle gevolgen van dien. Daar de centrale banken met name op prijsstijgingen hebben gelet, was er voor hen geen aanleiding in te grijpen. Goedkoop geld en goedkope Chinese producten hebben de inflatie jarenlang laag gehouden. Je zou kunnen zeggen dat communistisch China het kapitalisme jaren in stand heeft gehouden en daarnaast ook nog de Amerikaanse tekorten heeft gefinancierd.
In internationaal perspectief onderscheidt de Nederlandse financiële sector zich door een goed ontwikkelde pensioensector en door een bankensector die sterk op het buitenland is gericht, die wordt gedomineerd door enkele grote banken en die binnenlands veel hypotheken heeft verstrekt, waarvan ongeveer een derde is gebundeld en doorverkocht. De sector is bij ons als percentage van het bbp groter dan het gemiddelde in de Europese Unie, maar kleiner dan bekende financiële centra zoals Luxemburg, Zwitserland, Ierland en Engeland.
De minister heeft zich in het verleden wel eens uitgesproken voor kleinere, nationaal opererende banken, waarbij ook de aandeelhouder langdurig betrokken moest zijn. Vanaf het begin wist ik dat hiermee niet de DSB werd bedoeld, maar bijvoorbeeld de Frieslandbank. Hierover toch nog een vraag aan de minister, ingegeven door de vele verkopen van de ING in de rest van de wereld. Heeft de minister deze visie op een kleinere bank nog en strookt dit idee wel met onze ambitie in de wereld? Ook de heer Biermans heeft daarover een vraag gesteld.
Wij zijn terecht trots op onze exportprestaties en ook op onze deelname aan de G20. Maar horen hier ook niet internationaal opererende banken bij? Wat is op dit moment de positie van de regering met betrekking tot Holland Financial Centre?
Tot slot nog een aantal vragen over de bankensector zelf, met het verzoek deze als pakketje te behandelen zoals ook gebruikelijk was in de sector zelf; dus alle vragen bundelen en niet doorverkopen, maar graag beantwoorden. Daardoor wordt ons duidelijk waar de minister staat wat betreft deze voor onze economie zo belangrijke sector.
Wordt er nog gedacht aan het splitsen van systeembanken en zakenbanken? Hoe staat het met de ontwikkeling van het internationale toezichtsysteem en dan met name binnen Europa? Wordt er nog nagedacht over een soort agentschap dat optreedt namens de overheid als aandeelhouder in de bankensector? Hoe zijn de ervaringen met de overheidscommissarissen bij de banken tot nu toe? Een aantal personen, onder wie Teulings van het Centraal Planbureau en professor Benink van de Universiteit van Tilburg, heeft zich uitgesproken voor een betere faillissementswetgeving, waardoor aandeelhouders beter onder druk gezet kunnen worden. De minister heeft zelf tijdens de jongste Financiële Poort op 14 oktober jongstleden enkele ideeën ontwikkeld voor de bankensector zoals een mogelijkheid om banken te nationaliseren, het minder conjunctuurgevoelig maken van de kapitaaleisen en het maken van een soort testament voor banken, waarin een strategie wordt afgesproken ingeval het helemaal misgaat. Daarnaast wordt gewerkt aan een wijziging van de depositogarantieregeling. De minister heeft voorgesteld, daar een soort verzekering van te maken. Zijn hierover concrete voorstellen te verwachten? Tevens is de wens uitgesproken dat publieke belangen beter gewaarborgd moeten kunnen worden. Graag willen wij van de minister zijn positie horen ten opzichte van al deze vragen, toegespitst op de bankensector.
Het directe gevolg van de kredietcrisis is geweest dat het gehele financiële stelsel dreigde in te storten. Dat is niet gebeurd door massaal en snel ingrijpen van verschillende overheden overal in de wereld. De les van de jaren dertig is dus goed geleerd. Daarna dreigde de vrijhandel te worden ingeperkt, waarbij in het begin zowel president Obama als president Sarkozy verschillende verkeerde signalen heeft afgegeven. Tegengestelde geluiden kwamen van onze Neelie Kroes en van China. Ook hier is de les van de jaren dertig goed geleerd. Per saldo is in G20-verband zowel het financiële stelsel als de vrijhandel gered. Dat is volgens ons al een zeer grote verdienste. Alleen daardoor zou de G20 best kunnen blijven bestaan. Maar de G20 zou op termijn ook de G8 kunnen vervangen. Op economisch gebied is dat zeker het geval. Dat is een logisch gevolg van de verschuivingen in de wereld. Vooral Azië is in opkomst sinds de jaren tachtig. Bij de financiële beschouwingen vorig jaar ben ik daar uitgebreid op ingegaan met het citeren van Kishore Mahbubani, Manmohan Singh en Wen Jiabao. Bij de Top in Pittsburgh is afgesproken om de machtsverschuivingen ook te vertalen naar de Wereldbank en het IMF. Hier en daar hoor je wel geluiden dat de EU net als Amerika letterlijk met één stem zou moeten optreden.
Via een omweg kom ik dan weer terug bij de G8. De vier BRIC-landen, Amerika, Europa, Japan en bijvoorbeeld Zuid-Afrika of Nigeria. Wat is de positie van Nederland in dit herstructureringsproces op wereldschaal? Welk standpunt nemen wij bijvoorbeeld in bij het IMF en de Wereldbank?
Volgens veel bronnen gaat de economie in 2010 weer beter draaien. Vooral Azië, dat de grootste klap heeft gekregen door het instorten van de export, trekt weer aan. In China zijn de reserves zeer groot. Tevens kan men vrij snel de exportstrategie vervangen door te gaan produceren voor de interne markt. Voor Europa en Amerika betekent dit dat er minder goedkope producten worden geëxporteerd, waardoor het risico van inflatie de komende jaren kan stijgen. In de krant las ik al dat het speelgoed uit China nu al duurder wordt; voor ons als gezinspartij uiteraard een belangrijke zaak. Voor Amerika zal dit ook moeten leiden tot meer nationale besparingen.
Bij de verdergaande opkomst van Azië speelt ook altijd weer de vraag wie relatief het meeste moet inschikken, Amerika of Europa, of beide. Dat laatste zou misschien het eerlijkste zijn. Velen in Europa voorspellen al jaren dat dit Amerika zal zijn. Anderen wijzen steeds op de veel grotere dynamiek in de Verenigde Staten, mede door de migranten. Interessant zal in dit verband ook zijn welk continent het eerst duurzame energie gaat produceren. Alhoewel velen geloven dat het ergste nu voorbij is, zijn er ook economen die verwachten dat dit niet zo is. In Amerika bijvoorbeeld de oud-adviseur van Clinton, Nouriel Roubini, en in Duitsland onder meer Hans Werner Sinn. Waar staat de minister in dit debat?
In de MEV 2010 valt duidelijk te lezen hoe het staat met de ontwikkelingen op dit moment in de wereld. Uit de cijfers blijkt duidelijk de ineenstorting van de wereldhandel in 2009 en het voorzichtig herstel in 2010, met Azië als trekker. Vooral China groeit weer behoorlijk. Tevens blijkt dat de werkloosheid in Amerika sneller is gestegen dan in Europa. Het Centraal Planbureau merkt hierbij op dat bedrijven in Europa het personeelsbestand moeilijker kunnen aanpassen. Tevens worden in Europa veel banen met subsidie in stand gehouden, bijvoorbeeld via de deeltijd-WW. Per saldo betekent dit dat in Amerika de arbeidsproductiviteit stijgt en in Europa daalt. Is dit op langere termijn een probleem voor de concurrentiepositie van Europa, en daarmee medebepalend voor de mate waarin beide continenten zouden moeten inschikken? Graag een reactie van de minister op dit punt.
Voor ons land is de ontwikkeling in Duitsland ook van groot belang. Hebben de minister en de staatssecretaris al een mening kunnen vormen over de effecten van het nieuwe beleid in Duitsland voor ons land?
In de stukken wordt vaak de vergelijking gemaakt met de jaren dertig en tachtig. De huidige crisis wint het qua snelheid van achteruitgang en mondiale omvang, maar niet als het gaat om het welvaartsniveau, de tekorten op de begroting en de werkloosheid. Bij de start van Lubbers I waren zowel de werkloosheid als de tekorten op de begroting hoger dan nu. In de MEV wordt wel opgemerkt dat er nu in absolute zin meer werklozen zijn dan in de jaren tachtig, maar procentueel minder door de groei van de beroepsbevolking. Wel was de oorzaak van de crisis in de jaren tachtig, een te hoog loonniveau, gemakkelijker te herstellen dan de ingewikkelde situatie van nu. Vergeleken met de jaren dertig is er nu ook veel sneller ingegrepen, zowel in Amerika als in Europa, waardoor een depressie is vermeden. Uit de cijfers voor ons land blijkt duidelijk dat de klap van de inzakkende economie in eerste instantie is opgevangen door het bedrijfsleven en de schatkist. De koopkracht van de burger is mede door de dalende prijzen zelfs extra gestegen in 2009. Het grootste koopkrachtverlies treedt op indien men werkloos wordt of als zelfstandige minder opdrachten krijgt of failliet gaat. Het is daarom goed dat het kabinet extra aandacht aan de werkgelegenheid besteedt.
Daar de crisis in de wereldeconomie met name het transport, de industrie en de bouw raakt is het logisch dat de werkloosheid zich vooral manifesteert in de marktsector. Bij de zorg blijft de groei erin en de overheid blijft in 2010 ongeveer gelijk. De prognose voor de werkloosheid is iets positief bijgesteld omdat veel Polen weer naar huis zijn gegaan, jongeren langer naar school gaan en door maatregelen zoals deeltijd-WW, waardoor 25.000 mensen aan het werk zijn gebleven en dus niet werkloos zijn geworden.
De heer Reuten (SP):
Senator Terpstra spreekt over de koopkracht. Hij zegt: voor de werklozen ligt dat anders. Vindt de CDA-fractie dat uitsluitend de crisiswerklozen de lasten van de crisis moeten dragen?
De heer Terpstra (CDA):
Het antwoord is: nee.
De heer Reuten (SP):
Zo nee, wat wil de CDA-fractie daaraan doen?
De heer Terpstra (CDA):
Wij vinden niet dat werklozen uitsluitend de lasten van de crisis moeten dragen. Ook anderen dragen mede de lasten van de crisis, bijvoorbeeld gepensioneerden via het ABP. Wij willen niet dat één groep wordt aangewezen in de zin van: jullie zijn daar het meest geschikt voor. De belangrijkste taak van de overheid is, proberen om de stijging van de werkloosheid te remmen en om, als men onverhoopt toch werkloos wordt, zo snel mogelijk een andere baan te vinden.
De heer Reuten (SP):
Maar die werkloze levert bruto 30% in, dat weet u. Het hele zaakje gaat tuimelen, als je op de rand van je budget zit. Dat is toch wat anders. Wat wil het CDA daaraan doen? Waar ligt het hart van het CDA wat dit betreft?
De heer Terpstra (CDA):
Aan de goede kant, uiteraard. Doelstelling nummer één is dat je zo snel mogelijk weer banen creëert. Over de vraag of je werklozen als gevolg van de crisis anders moet behandelen dan werklozen die op grond van andere argumenten werkloos zijn geworden, hebben wij nog geen mening. Tot nu toe zijn wij niet van mening dat het huidige systeem, dat voor alle werklozen geldt, gewijzigd moet worden, alleen voor de groep die werkloos is geworden door de crisis. Om dat zo te doen, zien wij niet als een haalbare optie.
De heer Reuten (SP):
U zegt dat wij voor banen moeten zorgen, maar dat vindt iedereen. Wij zitten niet in een recessie, maar in een crisis waarin de werkloosheid steeds groter wordt. U zegt dat wij voor banen moeten zorgen, natuurlijk, maar intussen krijgen die mensen de klappen. Is het moreel aanvaardbaar dat wij tegen een groep van 300.000 mensen zeggen: dragen jullie maar de klappen van de crisis?
De heer Terpstra (CDA):
Maar dat zeggen wij zo niet. Het punt is dat er mede door de crisis mensen werkloos worden. Ik hoorde vanmorgen gelukkig dat een kwart daarvan ook al weer vrij snel een baan vindt. Het gaat alleen om de vraag of werklozen die werkloos zijn geworden door de huidige crisis in het kader van de sociale zekerheid en arbeidsmarktbeleid anders moeten worden behandeld dan de werklozen die er al waren. Ik vind niet dat je onderscheid moet maken tussen "normale" werklozen en werklozen die door de crisis werkloos zijn geworden. Dat onderscheid zie ik niet zitten.
Voorzitter. Op pagina 86 van de MEV staat een analyse van het nut van de deeltijd-WW. De conclusie is dat het de vraag is of de 1 mld. kosten wel opwegen tegen de nadelen van de regeling, met name een rem op de economische dynamiek en onterecht gebruik. Dit zijn woorden van het Centraal Planbureau. Bij het CDA weegt het sociale aspect en het voor de arbeidsmarkt behouden van de betreffende werknemers het zwaarst. Toch zouden we ook graag de mening van de minister van Financiën willen horen op dit punt. Het gaat immers om grote bedragen.
Het belangrijkste onderdeel van het beleid is geweest het redden van de financiële sector, snel en omvangrijk. Bij de algemene politieke beschouwingen heeft onze fractievoorzitter hiervoor al onze waardering uitgesproken. In grote lijnen wordt het langetermijnkader voor het overheidsbeleid gehandhaafd. Tegen de heer Biermans zeg ik dat de Zalmnorm dus wordt gehandhaafd. Dat moet voor de VVD ook acceptabel zijn. Veel gebeurt daardoor langs de weg van de automatische stabilisatoren. Minder belastingontvangsten en meer uitgaven voor bijvoorbeeld de werkloosheid, leiden tot grote tekorten. De Raad van State wijst in het commentaar op de onevenwichtigheid van deze methode. Als het slecht gaat met de economie stijgen de tekorten snel, maar als het goed gaat, bereiken we geen overschotten. Is de minister het overigens met de Raad van State eens dat de tekorten sneller stijgen bij slechte toestanden dan dat zij worden hersteld bij goede economische toestanden? Ziet de minister mogelijkheden om deze onevenwichtigheid te veranderen? Tevens mist de Raad van State een visie op de vraag hoe verder met het Groei- en Stabiliteitspact. Kan de minister ingaan op de huidige stand van zaken van de discussie in de Ecofin?
Daarnaast is in maart jongstleden een crisispakket afgesproken. Het belangrijkste onderdeel daarvan is dat de gehele reddingsoperatie van de financiële sector buiten het begrotingskader wordt geplaatst. De argumenten daarvoor zijn de bijzondere noodsituatie en het feit dat tegenover schulden ook extra vorderingen staan. De staatsschuld is in 2008 door deze operaties gestegen met 81 mld., maar in juli 2009 weer gedaald met 34 mld. door de aflossing van Fortis, en onlangs hebben AEGON en ING ook aangekondigd, bepaalde aflossingen te zullen doen.
Zoals bekend bestaat het stimuleringspakket uit 6 mld. van het Rijk en 1,5 mld. van de andere overheden. Door de automatische stabilisatoren stijgt het tekort op de begroting naar 7% in 2010, de bekende 35 mld. Tevens is afgesproken dat we iets gaan doen na 2011 zodra de groei van het bbp de 0,5% overstijgt. De afspraak is dan het tekort dan per jaar met 0,5% moet dalen, dus ongeveer 3 mld. Deze methode is in de jaren tachtig ook toegepast door de kabinetten-Lubbers. Ook toen werd gepoogd, elk jaar het financieringstekort met 0,5% te verlagen. Een interessante vraag aan de minister is of hiermee het succesvolle trendmatige begrotingsbeleid van de laatste jaren wordt afgeschaft. Hiervoor heeft minister Zalm net nog vorig jaar aan de VU een eredoctoraat mogen ontvangen. Het is sneu als het beleid een jaar later wordt afgeschaft. Hoe ziet de minister de relatie tussen het gevoerde trendmatige beleid en de afspraak, het financieringstekort elk jaar 0,5% naar beneden te brengen?
Voor de lange termijn zijn reeds drie zaken afgesproken, waardoor het tekort bij herstel van de groei kan worden beperkt tot 5%. Dat betekent nog lang geen houdbaar tekort. De maatregelen zijn: de AOW naar 67 jaar, beperkingen in de zorg en extra lasten voor dure woningen. Wij zijn verheugd dat het kabinet de AOW-knoop heeft doorgehakt, nog geen week en drie dagen na de oproep van onze fractievoorzitter bij de algemene politieke beschouwingen, krachtig door te regeren. Die wens is toen ook door de VVD uitgesproken, dus die is vervuld: er wordt krachtig doorgeregeerd.
Wij zijn in grote lijnen akkoord met het AOW-voorstel alhoewel het naar onze mening niet zo veel te maken heeft met de bankencrisis. Je kunt de banken veel verwijten, maar niet dat de mensen ouder worden of dat er minder kinderen zijn geboren. De koppeling met de crisis en met de overheidsfinanciën heeft ook velen in verleiding gebracht, de zaak maar op te lossen via meer belastingen. Het gaat in wezen om de verhouding tussen het aantal werkende mensen onder de 65 jaar en het aantal mensen met een uitkering of pensioen. De positieve invloed op de begroting zien wij echter wel als een welkom bijproduct.
Het gaat bij elke begroting, dus ook die van volgend jaar, om de uitgaven, de inkomsten en het saldo en daarnaast uiteraard ook om de spelregels. Dit kabinet heeft bij de start enkele wijzigingen aangebracht waarmee wij toentertijd hebben ingestemd, bijvoorbeeld het niet meer meetellen van de rente-uitgaven, uitgaan van de gemiddelde groei in plaats van de behoedzame groei en eerder ingrijpen bij dreigende ontsporing.
Zoals reeds opgemerkt, is ook de crisisaanpak buiten het kader geplaatst. Daar de situatie geheel anders is dan werd verwacht, kan de vraag worden gesteld waarom wij voor de rest van de kabinetsperiode niet teruggaan naar het behoedzame scenario. Is dit door het kabinet overwogen? Tijdens de financiële beschouwingen in de Tweede Kamer heeft de minister zijn Zweedse collega geciteerd, die hoopte binnen enkele jaren weer een positief saldo te hebben. Dat was mogelijk omdat er in Zweden geen loon- en prijsbijstelling op de departementale begrotingen zou bestaan. Ziet de minister iets in een dergelijk Zweeds systeem voor de begrotingen na 2011?
Het probleem van de vergelijkbaarheid van Miljoenennota en MEV in de vorm van pijlers en projecten is grotendeels opgelost doordat men er niet meer over spreekt. Het Planbureau deed dat al nooit en nu moet je ook in de Miljoenennota geweldig zoeken naar pijlers en projecten. Op pagina 86 van de Miljoenennota heb ik nog een tabel gevonden over de stand van zaken rondom pijlers en projecten. Is dit een bewuste keuze geweest? Wil de minister ook af van dat hele gedoe rondom pijlers en projecten?
Als percentage van het nationale inkomen stijgen de uitgaven van 46% in 2008 naar 51% in 2010. Dit komt vooral door de daling van het bbp met 5% in 2009. Opvallend is dat in sommige tegenbegrotingen, bijvoorbeeld die van de VVD, veel over ontwikkelingssamenwerking wordt gesproken, terwijl dat de enige post is die gelijk oploopt met het nationaal inkomen. Het probleem zit veel meer in die posten die bij een crisis juist stijgen of in posten die al sinds jaar en dag alleen maar stijgen.
Het CDA kan geheel instemmen met de stimuleringsmaatregelen op het gebied van werkgelegenheid, steun bedrijven, infrastructuur en energie. Dit geldt ook voor de bezuinigingen van 1,8 mld. om de begroting zonder crisiseffecten binnen de perken te houden. Daarnaast is in het aanvullend beleidskader afgesproken op basis van het loonmatigingsakkoord 3,2 mld. te bezuinigen bij de collectieve sector. Daar alle cao's al zijn afgesproken en ook nog wel op een hoog niveau is niet iedereen geheel overtuigd dat het ook zal lukken. Contracten openbreken ligt altijd moeilijk.
Misschien is het een idee om tijdelijk een solidariteitsheffing voor de collectieve sector in te voeren. Het loon stijgt daar meer en het werkloosheidsrisico is beduidend lager dan in de marktsector. Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft studie gemaakt van het stemgedrag van sectoren. Daaruit blijkt dat er een zeer groot aantal stemmers zijn in de collectieve sector op progressieve partijen. De meeste progressieve partijen zijn voor solidariteitsheffingen, dus volgens mij moet dat makkelijk lukken. Graag een reactie van de minister en de staatssecretaris op dit punt.
Nu ik het toch over de cao heb, wil ik hier onze waardering uitspreken voor de gevonden oplossing in de kleinmetaal-cao: tijdelijk een nullijn met meer vrije dagen. Dat vonden wij een zeer creatieve, innovatieve gedachte. Gelukkig staat in de MEV het eindresultaat van al deze voorstellen wat betreft het volume.
Als gevolg van de crisis nemen vooral de werkloosheidsuitgaven en de rentelasten toe. Bij de normale uitgaven stijgen vooral de posten infrastructuur, zorg en onderwijs. Deze prioriteiten hebben wij steeds gesteund. Twee posten dalen qua volume: het openbaar bestuur en weer defensie. Dat laatste staat haaks op ons tot nu toe ingenomen standpunt en helemaal haaks op onze internationale ambities. De zorguitgaven stijgen in 2009 met 4% en volgend jaar met 3%. De groei zwakt iets af, vooral omdat de prijsstijging in de zorg laag is. Denkt de minister dat die lagere prijsstijging een gevolg kan zijn van het optreden van de verzekeraars in de nieuwe Zorgverzekeringswet?
Volgend jaar betalen we samen 212 mld. aan belastingen en premies. Dat is 2,2 mld. meer dan dit jaar. Dit jaar betalen we 12,3 mld. minder dan in 2008. Van de belastingverhoging van 2,2 mld. komt 1,9 mld. door het beleid. Dat komt uitgebreid aan de orde bij de behandeling van het Belastingplan in december aanstaande.
Met betrekking tot de aanwezigheid van de staatssecretaris heb ik in het kader van het sociaal beleid toch nog enkele algemene vragen over de fiscaliteit. Vorig jaar hebben we gesproken over het risico dat de nieuwe Amerikaanse president Obama buitenlandse bedrijven in Amerika zwaarder zou willen belasten. De staatssecretaris heeft daarover tijdens het ontbijt na de verkiezingen zijn grote zorg uitgesproken. Is dit gevaar nu geheel geweken?
De heer Reuten (SP):
Ik heb nog een opmerking over wat u ongeveer een minuut terug zei. De werklozen betalen de prijs van de crisis. Het CDA heeft daar geen oplossing voor. Als ik het goed begrijp, bedoelt u met de solidariteitsheffing dat de ambtenaren ook een deel van de kosten van de crisis moeten betalen. De werklozen moeten dus betalen en de ambtenaren moeten betalen. Ziet het CDA ook nog iets in een solidariteitsheffing bij de rijken?
De heer Terpstra (CDA):
Die betalen uiteraard ook belasting. Wij proberen zo veel mogelijk rijken weer terug te krijgen naar Nederland.
De heer Reuten (SP):
Wat bedoelt u met de solidariteitsheffing bij de ambtenaren? Ik neem aan dat u bedoelt dat ambtenaren extra moeten inleveren.
De heer Terpstra (CDA):
Niet extra. In het kader van het aanvullend beleidskader wordt gediscussieerd over de vraag of ook bezuinigd moet worden op de collectieve sector. Op zichzelf vinden wij dit aanvaardbaar, want het loonniveau in die sector is relatief hoog en het werkloosheidsrisico, een van de belangrijke punten van u en van mij, is in die sector veel kleiner dan in de marktsector. Daar zijn wij het dus over eens. Het discussiepunt is wat de regering dan kan doen. Het openbreken van cao's vind ik dan heel erg moeilijk. Aan de hand van de rapportage van het Sociaal en Cultureel Planbureau valt het op dat er juist in de collectieve sector zeer veel progressieve mensen zijn die op progressieve partijen stemmen. Die progressieve partijen zijn gek op extra belastingen. Wij als CDA zijn dat niet zozeer, maar de andere partijen wel. Dus zeg ik: voer het dan in, dan is iedereen gelukkig. In de landbouw heb je meer CDA-mensen. Daar doen wij dus niets. In de collectieve sector belonen wij de politieke standpunten van de mensen die daar werken als een alternatief voor iets wat wij beter vinden, namelijk dat men netjes in de sector de nullijn afspreekt; dan ben je namelijk klaar. Ik heb gewoon een gedachte willen aangeven.
De heer Reuten (SP):
Ik ken toch ook nog een CDA uit een ver verleden dat voor het algemeen belang opkwam. Maar goed, het CDA wordt dus steeds meer een sektarische partij, begrijp ik. Wat vindt u nu van het plan van uw senatoren/coalitiegenoten om een solidariteitsheffing, een crisisinkomstenbelasting bij de rijken te heffen? Is dat ver van het bed van het CDA? Kunt u daarmee door één deur?
De heer Terpstra (CDA):
Wij steunen het beleid van het kabinet en van deze staatssecretaris om zo veel mogelijk rijken met hun geld terug te krijgen naar Nederland.
De heer Reuten (SP):
U moet serieus op mijn vraag ingaan. Ziet u iets in het plan van Schuurman en Noten voor een crisisinkomstenbelasting?
De heer Terpstra (CDA):
Ik wijs op het feit dat onze fractievoorzitter dat niet heeft meeondertekend. Ook wijs ik op hetgeen hij tijdens de algemene politieke beschouwingen heeft gezegd over het verschijnsel dat zodra de overheid in een financieel probleem zit wij gaan discussiëren over de vraag bij wie wij de lasten het beste kunnen verhogen. Die benadering hebben wij dus niet gevolgd. Wel vinden wij dat rijken eerlijker belasting moeten gaan betalen. Op dat gebied steunen wij dus het beleid van de staatssecretaris ten zeerste. Wij kunnen ons ook vinden in de loftuitingen van de heer Biermans. Alleen, wij denken niet dat discussies in dit huis en in de Tweede Kamer die erop neerkomen dat zodra die rijken hier weer komen, ze extra belast moeten worden, getuigen van een productieve benadering. Wij vinden dat contraproductief.
Voorzitter. Voordat ik werd geïnterrumpeerd had ik het over het risico dat in de VS buitenlandse bedrijven zwaarder worden belast. Is dat risico inmiddels weg?
Ook het belastingstelsel doet mee in de heroverwegingsoperatie. Vorig jaar hebben we gesproken over zin en onzin van kleine belastingen, die veel ellende veroorzaken, bijvoorbeeld de vliegtaks. Andere belastingen hebben het nadeel van hoge perceptiekosten. Of ze zijn zo ingewikkeld dat veel adviseurs er hun brood mee kunnen verdienen. Nuttig voor betrokkenen, maar macro zonde van de centen. Vindt de staatssecretaris het nuttig dat deze elementen, zoals de perceptiekosten en de ingewikkeldheid, ook bij de heroverweging worden betrokken?
Sommigen stellen voor het bankwezen extra te belasten als soort straf voor wanbeleid. Alhoewel wij straffen niet een goed fiscaal instrument vinden en wij het ook vreemd vinden dat je bedrijven die met belastinggeld worden gesteund extra belasting wil laten betalen, zouden we toch graag de mening van de staatssecretaris hierover willen horen. Niet alleen omdat ze in deze Kamer en de Tweede Kamer naar voren zijn gebracht, maar ook omdat in België met deze gedachte zou zijn gespeeld.
Zoals reeds aangegeven, blijft ook bij een herstel van de groei tot bijvoorbeeld 2% het tekort op de begroting veel te groot. Aanvullend beleid is daarvoor nodig. De regering stelt voor, hiervoor negentien groepen in het leven te roepen die op de uitgaven 20% zouden moeten besparen. Bij de huidige uitgavenquote is dat ongeveer 10% van het bbp, ongeveer gelijk aan het welvaartsverlies dat wij door de crisis hebben geleden. Heeft het kabinet deze berekening ook zo gemaakt?
De Raad van State merkt op dat deze oplossing wel kan, maar niet zonder risico's is. Er moeten dan wel besluiten worden genomen die in de begroting voor 2011 worden meegenomen. Tijdens de algemene politieke beschouwingen in de Tweede Kamer ging het debat vooral over dit punt. De regering zou niet regeren terwijl dit wel nodig is. Opvallend in dit verband is dat de SP en de PVV reeds genomen besluiten fel afwijzen, bijvoorbeeld rondom de AOW, maar daarna de regering oproepen weer nieuwe besluiten te nemen, die zij hoogstwaarschijnlijk ook weer zullen afwijzen. Wij steunen het idee van de negentien studiegroepen, maar willen wel reeds nu beginnen met dingen die toch al gedaan zouden moeten worden.
Bij de algemene politieke beschouwingen heeft onze fractievoorzitter gewezen op de wenselijkheid van meer uitgaven voor innovatie en onderwijs – daar heeft de minister dus voor zijn begroting niets aan – en minder voor de zorg door het scheiden van wonen en zorg en meer efficiency door verhoging van de arbeidsproductiviteit. Tevens gaan wij ervan uit dat het kabinet in het voorjaar even voortvarend handelt als bij de AOW. Wij wachten het werk van de werkgroepen af en hopen dat het kabinet doorgaat met het nemen van maatregelen die nu al genomen kunnen worden. De antwoorden op al onze vragen en op alle vragen van de collega's wachten wij met belangstelling af.
De heer Reuten (SP):
Mijnheer de voorzitter. Hoge inkomens zijn geen garantie voor goede prestaties. Voor wie dit nog niet wist, is dat één les uit de kredietcrisis. De ambtenaren van het ministerie van Financiën leerden in dit crisisjaar, voor wie het nog niet wist, de les van het omgekeerde: topprestaties worden ook geleverd bij inkomens onder topniveau. De minister en de staatssecretaris opereren, met alle waardering, in een topfunctie gesalarieerd onder de Balkenendenorm. Ik begin daarom met mijn complimenten aan het adres van de minister, de staatssecretaris en hun ambtenaren voor het harde werken onder hoge druk in het afgelopen jaar. Dat er tussen coalitie en oppositie verschillende opvattingen zijn over de politiek gewenste insteek en uitkomsten doet daar helemaal niets aan af.
In mijn bijdrage aan dit debat behandel ik vier hoofdvragen. Ten eerste, hoe behandelen wij de grootste slachtoffers van de crisis, de werklozen? Ten tweede, hoe "eerlijk" – de term is van de regering – is de in de Miljoenennota voorgestelde wijziging van de inkomensverdeling 2010? Ten derde, hoe dringen wij de staatsschuld terug? Ten vierde, hoe gaan wij de economie "herordenen"?
Het gaat daarbij steeds om morele uitgangspunten en om belangenafwegingen; dat is mijns inziens ook de essentie van politiek. Als er offers gebracht moeten worden, zoals in de huidige crisis, dan moeten die volgens de SP-fractie in de eerste plaats opgebracht worden door degenen die het meest profiteerden van de aanloop naar de crisis, en die er financieel het beste voorstaan; degenen die niets met de oorzaken van de crisis van doen hadden, die niet profiteerden van de aanloop ernaartoe en die er financieel veel minder florissant voorstaan, moeten ontzien worden. Het gaat dan om de praktische uitwerking van het solidariteitsbeginsel en die belangenafweging. Graag hoor ik straks aan het begin van het betoog van de minister of hij deze uitgangspunten en deze belangenafweging deelt. Dat zou immers onze eventuele meningsverschillen over hoe je die belangenafweging concretiseert, een kader geven waarbinnen we een rationele discussie kunnen voeren.
Eerst dan over de werklozen. In de cultuur van onze maatschappij zijn de werklozen "uitgestotenen". Met werk voorzie je in je levensonderhoud, draag je bij aan de collectieve voorzieningen, maak je deel uit van de maatschappelijke economie en veelal is het sterk bepalend voor je identiteit. Wanneer mensen hun baan wordt afgenomen door gebeurtenissen en beslissingen waaraan ze zelf part noch deel hebben, is dat bijzonder bruut. Wie zonder werk komt, wordt uitgestoten, buitengesloten. Dit geldt ook de nastaanden. Ook het kind ontleent zijn identiteit mede aan die van de ouders. Werk kwijt, een groot deel van je inkomen kwijt, vaak je perspectief op de toekomst kwijt. Het is goed ons de ernst van werkloosheid te realiseren.
De koopkrachtontwikkeling die het kabinet voor 2010 presenteert, oogt in eerste instantie redelijk. Maar dit geldt niet de werklozen, en de regering onderkent dit ook in de Miljoenennota. Als je hoort tot de groep van 300.000 mensen die onlangs werd ontslagen of die naar verwachting volgend jaar wordt ontslagen, dan keldert je inkomen. Zeker als je het moet doen zonder de gouden handdruk die bij bankiers gebruikelijk is. Dat is niet eerlijk. Het kabinet schrijft in de Miljoenennota. Ik citeer: "Voor veel burgers is de crisis buiten hen om ontstaan, terwijl hen nu gevraagd wordt een (soms pijnlijke) bijdrage te leveren." En het oppert dan – ik citeer weer een zinsnede – deze mensen zouden van de "overheid kunnen verwachten dat die de lusten en lasten eerlijk verdeelt". Dat is mooi gezegd, maar het kabinet vertelt ons er niet bij wat het precies verstaat onder "eerlijk". Hoe gaat het kabinet de werklozen "eerlijk" compenseren voor hun ellende? De Miljoenennota zwijgt erover. Ik vraag daarom: wat verstaat het kabinet precies onder "eerlijk" en hoe gaat het de werklozen eerlijk compenseren voor hun ellende? Mij dunkt dat het antwoord tevens een antwoord geeft op de vraag hoe beschaafd dit land eigenlijk is.
Nu, en bij de volgende begroting, toont dit kabinet hun, en ons allen, zijn ware morele aard. Het zou onaanvaardbaar zijn als wij het met zijn allen laten gebeuren dat de werklozen, naast hun sociale en psychische ellende, een inkomensval gaan ondervinden door een crisis waarvoor zij niet verantwoordelijk zijn. Directer kan ik de minister ook vragen naar zijn invulling van de term "solidariteit". Ik hoorde hem die term onlangs heel pregnant uitspreken. Hoe gaan we onze "so-li-da-ri-teit" tonen met de mensen wier werk en inkomen wordt afgenomen door de crisis?
Mijn fractie vraagt de regering om parallel aan het onderzoek van de negentien ambtelijke "heroverwegingscommissies" of zoveel eerder als mogelijk is, te onderzoeken hoe het WW-inkomen en in voorkomend geval het bijstandsinkomen van de genoemde werklozen zo spoedig mogelijk op te hogen is. Wij vragen de regering ook om daarbij de volgende drieledige variant te betrekken. Ten eerste: de duur van de inkomensophoging is gedurende een nader vast te stellen periode gerelateerd aan de crisis en de uitwerking ervan. Ten tweede: de inkomensophoging geldt tenminste voor betrokkenen die een brutohuishoudinkomen hadden van minder dan 1¼ maal het wettelijk minimuminkomen per volwassene. Ten derde: het inkomen wordt opgehoogd tot tenminste 90% van dit inkomen. Het gaat niet om deze precieze getallen, het gaat om een indicatie. Dus wij vragen onderzoek te doen naar de intentie van een dergelijke extra crisisbijstand. Het gaat dan om mensen die part noch deel hebben aan de oorzaken van de crisis maar er onevenredig door getroffen worden. En wij vragen om deze te financieren uit een tijdelijke belasting op vermogens die veelal opgebouwd werden in de periode van overmatige kredietverlening voorafgaande aan de crisis. Zo betalen zij die het meeste profiteerden vóór de crisis voor hen die het hardst getroffen worden door de crisis. Mij dunkt dat de minister dit redelijk moet achten, zeker als hij onze uitgangspunten deelt, namelijk die waarover ik aan het begin sprak. Het gaat hier immers om solidariteit.
Mijn tweede onderwerp betreft de door het kabinet voorgestelde wijziging van de inkomensverdeling 2010. Ik zal meteen aangeven wat mijn insteek daarbij is. Het probleem is niet dat veel mensen een hoog inkomen hebben, nee, het probleem is dat veel mensen een laag inkomen hebben. En om het probleem op te lossen moet je wat aan het niet-problematische doen. Dat betekent concreet dat je van hen die genoeg hebben, vraagt een bijdrage te leveren aan hen die te weinig hebben.
Uitgesloten de werklozen, oogt de koopkrachtontwikkeling die het kabinet voor 2010 presenteert in eerste instantie redelijk: de pijn van de crisis wordt vrijwel gelijkmatig verdeeld over de diverse inkomensgroepen. Uitgezonderd zijn alleenverdieners met kinderen. Die zien een extra koopkrachtdaling tot 1%, waarmee het thuis verzorgen van kinderen wordt gestraft. Dit zeg ik ook in de richting van de ChristenUniefractie. Misschien is dat toch een punt dat ook haar aangaat. Afgezien van deze groep levert "iedereen", zo lijkt het, 0,25% tot 0,5% koopkracht in. Het kabinet bereikt dit door een minuscule wijziging van het belastingtarief in de eerste en tweede schijf, wijzigingen van 0,05 procentpunt, en door behendig te schuiven in de lengtes van de belastingschijven en in de diverse belastingkortingen.
Zo oogt het, want zo presenteert dit kabinet het koopkrachtplaatje. Echter, een absolute maar ook een procentuele koopkrachtdaling tikt zwaarder aan bij een laag dan bij een hoog inkomen. De koopkrachtprognose van het kabinet geeft ons weinig of geen inzicht in het lasteneffect voor de hoogste inkomens. Waarom niet, zo vraag ik de minister en de staatssecretaris. Waarom stoppen de koopkrachtplaatjes differentiatie vanaf 3,5 maal het wettelijk minimumloon, ongeveer twee keer modaal, dat wil zeggen tot € 63.000?
Ik probeer wat te schatten en de minister of de staatssecretaris kan mij straks zo nodig verbeteren. Gemiddeld genomen leveren personen met een bruto-inkomen van rond de € 55.000 procentueel het meeste in. Dit is voornamelijk het effect van inkorting van de derde belastingschijf waardoor zij doorgaans zo'n € 525 extra belasting gaan betalen. Goed, zij hebben relatief sterke schouders; we hebben het over het 85ste percentiel van de inkomensverdeling. Maar hoe hoger het inkomen vervolgens is, hoe lager die € 525 procentueel aantikt. Mensen vanaf de top 3% met een inkomen net boven € 100.000 – in 2008 waren dat ongeveer 350.000 personen – leveren minder dan 0,5% in. En vanaf € 210.000, de top 40.000 personen, leveren mensen degressief minder dan 0,25% in. Zo leveren de mensen met een inkomen boven 0,5 mln. slechts 0,1% en minder in. Binnen de top 15% geldt dus: hoe sterker de schouders hoe geringer de lasten. Is dit "eerlijk" de lasten delen? Zou het niet eerlijker zijn om de hoogste inkomens navenant hoger aan te slaan? Graag hoor ik het antwoord hierop.
Dit vormt dan tevens de brug naar mijn derde onderwerp: de staatsschuld en het instellen van een crisisbelasting. Ik prijs de regering dat zij, na de diagnose van de ernst van de crisis, niet procyclisch is gaan opereren. De "crisis"-terminologie in de economische wetenschap is naar analogie ooit ontleend aan de medische wetenschap. Ik borduur daarop voort. Vanaf dertien maanden geleden was prioriteit 1 het stelpen van de financieel-economische bloeding. Op hoofdlijn prijs ik de minister voor zijn management van de acute crisis, maar voor met name de werklozen is de bloeding niet gedaan; ik sprak erover. De onontkoombare prijs van het een en het ander is een aanzienlijke stijging van de staatsschuld.
Dit brengt ons bij de crisisfinanciering, met de prioriteiten 2 en 3. Prioriteit 2, in de analogie het "immobiliseren" van de wondrand, is het voorkomen dat de staatsschuld zelfversterkend toeneemt door de rentebetalingen. Ik sta er kort bij stil.
De senatoren Schuurman en Noten hebben de regering vragen gesteld over een in te stellen crisisbelasting op topinkomens. De regering antwoordde hen dat een dergelijke belasting procyclisch zou zijn. Daar is om meerdere redenen op af te dingen. De additionele staatsschuld genereert immers inkomen en genereert ook een hogere interestvoet waarvan het effect onder andere neerslaat bij de houders van staatsobligaties. We hebben dus een macro-economische inkomensherverdeling.
Hoe dan ook, omdat de regering het beginsel van een dergelijke crisisinkomstenbelasting niet afwijst, zou deze ingesteld kunnen worden bij een aantrekkende conjunctuur. Ik hoor hierop graag het antwoord van de minister.
Uitgaande van de staatsschuldquote uit medio 2008 van ongeveer 40% bbp, zou een crisisinkomstenbelasting op topinkomens volgens ons ingezet moeten worden ter leniging van de rentebetalingen op de schuld van groter dan 40% bbp. Ik schat dat het op basis van 2010 om ongeveer 4 mld. gaat. Een extra inkomstenbelastingheffing van gemiddeld 5% bij de top 5%, dat wil zeggen inkomens boven de € 80.000, levert dit bedrag ongeveer op. Het extra percentage zou voorts progressief verdeeld moeten worden over de top. In beginsel gaat het dan om een in de tijd aflopend tarief, naar gelang de staatsschuld vermindert. Graag hoor ik van de minister zijn opvatting hierover; voorts vraag ik hem om parallel aan het onderzoek van de negentien heroverwegingscommissies onderzoek hiernaar te laten uitvoeren.
Voordat ik inga op de volgende prioriteit merk ik op dat mijn fractie, niettegenstaande de lof voor het ministerie aan het begin van mijn betoog, niet tevreden is met de antwoorden op onze schriftelijke vragen van vorige week. Ik erken dat het ministerie weinig, te weinig tijd kreeg. Ik vraag de minister daarom om onze vragen te herbezien en om deze schriftelijk te herbeantwoorden naar de intentie van de vragen; dit betreft met name ook de achterwege gebleven vergelijking van de gedefleerde vermogensverdeling uit een viertal peiljaren, waarbij onderscheiden kan worden tussen een opstelling van box 3-vermogens en een opstelling van de totale vermogens zoals het CBS die publiceert.
Ik kom dan bij prioriteit 3, in de analogie de behandeling, het dichten van de wond, dus de afbouw van de staatsschuld. Uit onze schriftelijke vragen blijkt dat de regering voor het terugdringen van de staatsschuld tot op 40% bbp geen tijdpad kan of wil geven; ik wijs erop dat dan ook de bezuinigingsbedragen die de regering eerder genoemd heeft, geheel in de lucht hangen, of weinigzeggend zijn.
Mijn fractie heeft bij de afbouw van de staatsschuld een andere insteek dan de regering tot nog toe, en die heeft te maken met een andere belangenafweging. De regering lijkt het in eerste instantie, en voornamelijk, te gaan zoeken bij de uitgavenvermindering. Dat betreft de negentien commissies maar er is ook nog een andere groep aan het werk. Mijn fractie pleit voor een specifieke vermogensherverdeling. Daarbij stel ik echter voorop dat het regelmatig heroverwegen van de uitgaven – ik verwijs naar de negentien commissies – nooit verkeerd is. Maar mijns inziens moet zo'n heroverweging losgekoppeld worden van de crisis. In de crisis moet je crisisfinanciering doen. Ik zeg dan kort iets over onze belangenafweging.
Ten eerste. Bij de aanloop naar de crisis ging het in essentie om excessieve kredietverlening door banken via allerlei vormen van hefboomfinanciering of prolongatiefinanciering. Ten tweede. Het merendeel van de bevolking heeft gemeten in effectief vermogen niet of nauwelijks geprofiteerd van deze excessieve kredietverlening. Het is dan niet aanvaardbaar dat de lasten van de crisis wél bij dat merendeel terechtkomt. Ten derde. Nog afgezien van de belangen van de directe veroorzakers van de crisis met hun bonussen, hebben de meest vermogenden in Nederland wél aanzienlijk geprofiteerd van de aanloop naar de crisis. Ik beperk mij tot de laatste tien jaar waarover het CBS cijfers beschikbaar heeft. Tussen 1996 en 2006 steeg het vermogen van huishoudens met 525 mld., een stijging van 112%. Gemiddeld sloeg deze toename geheel neer bij de huishoudens die in 1996 al een vermogen van meer dan € 200.000 hadden, de top 7,5%. Dus die vermogenstoename in die tien jaar sloeg geheel neer bij de huishoudens die aan het begin al gemiddeld genomen een vermogen hadden van meer dan € 200.000. 65% van de totale toename, te weten 335 mld., sloeg neer bij de top 1,7% huishoudens die in 1996 al een vermogen van meer dan 0,5 mln. had. Deze top 1,7% zag het vermogen in tien jaar tijd zo met 245% toenemen tot 470 mld. Een en ander is verklaarbaar gezien de genoemde hefboom- of prolongatiefinanciering door banken. Minder parlementair maar wel zo ter zake is het in Walters' Nederlands Spreekwoordenboek opgenomen gezegde: "de duivel schijt altijd op de grootste hoop".
Voor zover vermogens belegd waren in aandelen is daar tussen begin 2006 en nu weer 30% van afgekalfd. Maar andere vermogensbestanddelen hebben veel minder ingeboet. Al met al, en gemiddeld genomen, profiteerden de mensen met deze topvermogens toch excessief van de aanloop naar de crisis. Daarom, maar ook omdat zij inmiddels kolossale schouders hebben om de zwaarste lasten te dragen, zou het niet gek zijn als het kabinet bij deze topvermogens een tijdelijke crisisvermogensbelasting zou heffen. Door een relatief geringe vermogensbelasting kan het probleem van de staatsschuld in tien jaar opgelost zijn. Deze zou, als indicatie, bijvoorbeeld geheven kunnen worden via drie vermogensschijven bij de top 15% en voornamelijk de top 2% van de vermogens, door een belastingtarief van 0,2% oplopend tot 1,5%. Dit levert in tien jaar tijd ongeveer 57 mld. op in termen van 2010 oftewel 10% van het bbp. Bij een gemiddelde bbp-groei van 2% tot 1% zit je dan na tien tot dertien jaar op een staatsschuldquote van onder de 40% bbp. Bij een hogere groei uiteraard eerder, en dan kan de belasting eerder afgeschaft worden. Graag hoor ik van de minister zijn voorlopige opvatting over zo'n crisisvermogensbelasting; spreekt deze hem in beginsel aan en ziet hij voorlopig nog praktische bezwaren? Voorts vraag ik hem om parallel aan het onderzoek van de negentien heroverwegingscommissies onderzoek hiernaar te laten uitvoeren en de Kamer over het resultaat te informeren.
De heer Schouw (D66):
Wij kennen de heer Reuten allemaal als een zeer verstandig man. Dus hij moet ook nagedacht hebben over de consequenties van zo'n extra vermogensbelasting voor de rijken. Ik denk aan de consequenties in Europees verband, aan concurrentie en het verdwijnen van mensen die het geld moeten verdienen naar het buitenland. Daar heeft de heer Reuten vast over nagedacht. Wil hij zijn denkbeelden hierover dan met ons delen?
De heer Reuten (SP):
Ja, daar heb ik over nagedacht. Het rijke deel van de bevolking profiteert uiteraard ook van de stimuleringsmaatregelen die het kabinet neemt. De stimuleringsmaatregelen van het kabinet houden het vermogen van deze mensen mede in stand. De beurzen trekken weer aan enzovoorts. Ik vind dat een regering en een kabinet die mensen ervan moeten overtuigen dat de Staat ook hen bijgesprongen is en dat het daarom "redelijk" is. Dat woord spreekt u aan; ik bedoel met "u" natuurlijk niet de voorzitter maar de senator. Daarmee zeg ik niet dat de voorzitter niet redelijk is.
De voorzitter:
Het is me duidelijk.
De heer Reuten (SP):
Je moet mensen dus overtuigen van de redelijkheid van zo'n belasting; 1,5% crisisvermogensbelasting is niet geweldig veel. De meeste mensen kunnen dat financieren uit het jaarlijks rendement.
Ik kom dan bij mijn vierde onderwerp, tevens de vierde beleidsprioriteit, namelijk de preventie. Voorkom nieuwe bloedingen of: de herordening van de economie. De regering initieert begrotingsgerelateerde "heroverwegingen" maar er was ons ook nog een "herordening" van de economie in het vooruitzicht gesteld en wel door de premier bij de algemene politieke beschouwingen van vorig jaar en dit jaar. Het neoliberale tijdperk van deregulering, zelfregulering en privatisering lijkt ten einde. Deelt de minister deze conclusie? Met name de toestand van de financiële sector getuigt ervan. Ik neem echter aan dat we de uitspreiding van de dwalingen over andere economische sectoren niet zullen afwachten. Een andere slagader is de gezondheidssector.
Kan de minister zijn visie op de vierde prioriteit, de herordening, geven? Kan hij de drie belangrijkste punten noemen die volgens hem in onze economische orde moeten wijzigen? "Orde" is de technische term; institutioneel zijn we in een onzekere transitie beland. Wat zijn de drie belangrijkste randzaken die volgens de minister onveranderd moeten blijven? Kan hij ook de kwestie van "small is beautifull", een term van Schumacher, meenemen, voor bedrijven in het algemeen en voor banken in het bijzonder? Ik verwijs in dit verband naar de visie van King, de president van de Engelse Centrale Bank, en de berichten die ons onlangs bereikten over de banken daar.
De heer Terpstra (CDA):
Ik stel graag een vraag over die ordening. Ik heb in mijn betoog opgemerkt dat de belangstelling voor de nieuwe orde eigenlijk iets minder is geworden in de stukken. Nu vraagt u aan de minister wat hij aan die orde zou willen veranderen. Volgens mij is uw partij een van de belangrijkste strevers naar zo'n nieuwe orde. Betekent uw vraag dat u zelf ook niet weet wat u wilt?
De heer Reuten (SP):
Wij weten heel goed wat wij willen. De premier, en van welke partij was die ook alweer ... Nee, dat heb ik niet gezegd, dat is flauw. De premier heeft in het afgelopen jaar in deze Kamer gezegd dat het kabinet een herordening van de economie wil initiëren. Hij heeft dat dit jaar bij de algemene politieke beschouwingen bevestigd. Ik vraag gewoon belangstellend naar de ontwikkeling van de gedachten daarover. Ik wil nog wel een kwartier over de ideeën van de SP praten, maar ik zal eerst mijn betoog afronden.
De voorzitter:
Doet u dat maar in de middagpauze. Vervolgt u uw betoog.
De heer Reuten (SP):
Voorzitter. Ik sprak over "small is beautiful" in relatie tot de bankensector en bedrijven in het algemeen. Kan de minister zijn visie geven op de primaire en secundaire inkomensverdeling en vermogensverdeling op middellange en lange termijn? Dit mede in het licht van de crisis, die immers heeft geleerd dat grote inkomensverschillen geen garantie zijn voor goed bestuur. Een inkomensprikkel van 1:2 is net zo effectief of ineffectief als een prikkel van 1:500. De econoom Schumpeter, tijdgenoot van Keynes en evenmin links gepositioneerd, betoogde dat qua prikkel het met eerbied plakken van een 5 centpostzegel op het revers net zo effectief of ineffectief is als een inkomensverschil.
Ik begon mijn betoog met een vraag over morele uitgangspunten en belangenafwegingen in de politieke praktijk. Deze algemene financiële beschouwingen staan in het perspectief van de consequenties van de financieel-economische crisis. Eigen aan vooruitgang is dat wij kunnen leren van de geschiedenis, leren van hetgeen ons overkomt. De crisis heeft het volk en het kabinet overvallen. Mijn slotvraag aan de minister is wat hij en het kabinet zelf van deze crisis geleerd hebben in breed perspectief. Betekent deze voor het kabinet een trendbreuk in de politieke opvattingen en de beleidsconcretisering ervan? Ik mag aannemen dat de morele uitgangspunten van de minister en die van de overige kabinetsleden niet fundamenteel gewijzigd zijn sinds het aantreden van dit kabinet, maar wellicht wel de rangorde en uitwerking ervan. Een moreel uitgangspunt zoals "solidariteit" vraagt in een economische crisis om pregnante concretisering. Mogelijk schakeert de minister de belangenafwegingen thans ook anders dan bij zijn aantreden en mogelijk is zijn visie op de sociaal-economische orde die deze belangenafweging inkadert ook gewijzigd. Gaat de minister in het kabinet nog trekken aan de beloofde voorstellen over een herordening van onze economie? En vooral, gaan we daar in deze kabinetsperiode ook nog praktische maatregelen van zien? Het gaat immers niet slechts om het praten over de wereld doch over het daadwerkelijk veranderen ervan; ik parafraseer hiermee een de minister en zijn partij bekende auteur, die dit in 1845 noteerde.
Mijnheer de voorzitter, ik zie uit naar het antwoord van de minister en de staatssecretaris.
De heer Van Driel (PvdA):
Mijnheer de Voorzitter. Wij bespreken hier de rijksbegroting 2010. Om maar gelijk met de deur in huis te vallen: het kabinet heeft naar de mening van mijn fractie het goede midden gevonden en heeft ervoor gewaakt de hier en daar weer opbloeiende bedrijvigheid in de knop te breken. Maatschappelijk en onder economen leeft de consensus dat het huidige beleid voor 2010 verstandig is. Volgens mij denkt alleen de VVD daar anders over. Een bezoek aan de OESO vorige maand leerde mij dat ook daar de mening heerst dat dit verstandige politiek is; de mogelijke groei nog niet afremmen en vanaf 2011 maatregelen nemen om de begroting in evenwicht te krijgen. Wij geven nu namelijk wel heel veel geld uit. Over de jaren 2009 tot en met 2011 alleen al wordt uitgegaan van een tekort van ruim 97 mld. Natuurlijk staat daar ook heel wat tegenover. Vaak wordt gedaan of onze kinderen alleen de schulden erven. Onze kinderen erven echter ook heel wat bezittingen; infrastructuur, voorzieningen, kennis. Je hoort economen te weinig praten over het collectief bezit dat wij onze kinderen nalaten. Wat je leent, moet je terugbetalen en tot die tijd moet je er rente over betalen en ook mijn partij vindt dat de rentebetaling beperkt moet blijven omdat deze uitgaven andere uitgaven in de toekomst verdringen.
Zoals ik al zei, hoor je economen zelden over ons nationaal bezit. Zoals we gezien hebben in de laatste twee jaar, zien zij wel vaker iets over het hoofd. Weinig Nederlandse economen – ik ken er in elk geval geen – hebben een crisis zoals we nu beleven, zien aankomen. Ook het CPB en DNB hebben dit onvoldoende voorzien. Het is mij soms dan ook een raadsel waar de "toonaangevende economen" in Nederland de overmoed vandaan halen om precies te zeggen hoe het moet. We moeten de opvattingen van economen niet negeren, maar wel met enige scepsis bezien. Ik geef twee voorbeelden. De Belgische econoom Paul de Grauwe zegt in de NRC van 22 juli: "Macro-economen weten het ook niet. Economen gaan uit van rationele verwachtingen van consument en producent en dat blijkt niet te kloppen." De ene helft zegt dat de begrotingstekorten leiden tot stijgende rente en onderdrukking van particuliere investeringen. De andere helft zegt dat deze maatregelen juist goed zijn om deflatie te voorkomen. Het ene kamp zegt over het monetaire beleid dat de opbouw van een enorme geldvoorraad tot enorme inflatie leidt. Het andere kamp zegt dat uit de opbouw van liquiditeiten blijkt dat de banken hamsteren om hun balansen te verbeteren en dat de centrale bank dit bij groei weer snel kan terughalen; niks inflatie dus. De knapste koppen, zegt De Grauwe, maken ruzie over de meest elementaire vragen. Het is goed om ons dit te realiseren als we over de economie praten en ons bovendien te realiseren dat economen slechts ideeën aandragen en dat bezuinigingen op verschillende manieren kunnen worden gerealiseerd en dat extra uitgaven op verschillende manieren kunnen worden besteed. Een terecht zeer gerespecteerde instelling als de OESO heeft uitgebreid gewezen op de risico's van de huizenbubbel in de VS, maar heeft ook IJsland geprezen om de liberalisering van de financiële markten. Met behulp van deze "deskundigen" moeten we dus het langetermijndebat voeren en het langetermijnbeleid vaststellen.
Tegelijk met deze discussie over de financiën op lange termijn loopt de discussie over het klimaat en het energie- en voedselprobleem. De financiële crisis kan er gemakkelijk toe leiden dat budgetten voor onderzoek naar schonere technologie niet of onvoldoende beschikbaar komen, dat financiële tekorten als argument worden gebruikt om het energie- en voedselvraagstuk niet of onvoldoende aan te pakken en het klimaat niet te redden. Naar onze mening zijn dit in feite veel grotere problemen dan het begrotingsprobleem. Bij het klimaat kunnen we onherstelbare schade aanrichten die niet of nauwelijks te redresseren is; gebrek aan energie doet de economie tot stilstand komen en waar voedselgebrek toe leidt, hoef ik niet uit te leggen. Eerst zullen energie en voedsel duur worden. Kijk bijvoorbeeld maar eens naar hoeveel beleggingsfondsen er op dit gebied bijkomen; dat zegt iets over de verwachtingen. Dat is wellicht nog te dragen. Beter duur dan niet te koop, zegt mijn moeder altijd. Daarna komt "niet te koop" aan de beurt. Zonder de onheilsprofeet uit te willen hangen, merk ik op dat de vooruitzichten voor Kopenhagen er niet goed uitzien. De EU doet niet genoeg en de Amerikaanse regering heeft al aangegeven dat zij niet akkoord zal gaan met al te stringente eisen; het framework mag niet al te beperkend zijn. In mei stelde het Brookings instituut al in een gesprek met Europese parlementariërs dat Obama een stevig pakket nooit door het Congres krijgt. Mijn partij heeft er wel vertrouwen in dat deze regering zich niet van het pad zal laten afbrengen. Onze inbreng moet stevig, vastberaden en overtuigend zijn. Vanuit het meerjarenperspectief van de rijksbegroting voor het komende decennium zal nu investeren goedkoper blijken te zijn dan over een aantal jaren repareren.
Voordat ik op een aantal punten inga, kijk ik kort terug op hoe de crisis is ontstaan, welke oplossingsmaatregelen al zijn genomen en nog worden genomen en welke niet. Het begon met zeepbellen op het gebied van mondiaal onroerend goed en commodities. De kredietcrisis werd mogelijk gemaakt door de banken die via securisatie met off balance financiering konden werken, via een hoge leverage en veel goedkoop geleend geld, mogelijk gemaakt door de ruim-geldpolitiek. Daarbij bleek al spoedig onvoldoende toezicht te zijn. De rating agencies deden niet alleen door hun optimistische modellen hun werk niet goed, maar ook door hun dubbele petten. Ook Basel II schoot nadrukkelijk tekort. De bonuscultuur wakkerde de hebzucht verder aan. De regulering schoot ruimschoots tekort door gebrek aan inzicht en door een bijna theologische notie dat de markten op magische wijze zelfregulerend waren. De vraag is of we ons niet in de luren hebben laten leggen door mensen die ons een systeem "verkochten" waar ze vooral zelf beter van werden. Financiële innovaties in naam van de efficiëntie ten bate van weinigen en ten koste van velen, met veelal anonieme slachtoffers die deze met have, goed en leven betalen. Daarnaast kwamen wereldwijde onevenwichtigheden op het gebied van sparen en consumeren nog eens nadrukkelijk aan het licht.
Wat is er sindsdien verbeterd? Het kernkapitaal van banken wordt overal uitgebreid, al moet je je afvragen of dit niet nog wat hoger zou moeten liggen dan nu. Is die uitbreiding voldoende? Is er niet een kernvermogen van minstens 12% nodig? De bonuscultuur wordt aangepakt, maar de Wallstreet Journal berichtte dat over 2009 de bonussen alleen in de VS al 140 mld. dollar zullen bedragen. Zelfs bij een dalende dollarkoers is dat nog een heel bedrag. Het wordt aangepakt en onze minister van Financiën heeft daar het voortouw in genomen, maar het valt mijn partij niet mee wat er wereldwijd is bereikt als je dat bericht in de WSJ op je laat inwerken.
Het toezicht verscherpt en het is goed dat het IMF daar een rol in krijgt. Die rol wordt eens temeer van belang nu het kapitaal, de status en de positie van het IMF zo zijn uitgebreid. Over de rating agencies en het toezicht daarop en over de vraag of die niet een license to operate zouden moeten hebben, hoort mijn fractie echter niets. Zij houden zich opvallend stil; de toezichthouders heb ik daar niet over gehoord en ook bij de G20 bleef het op dit punt stil. Het onderscheid tussen investment bankers en commerciële banken – een onderscheid dat in 1999 werd opgeheven, wat door velen als een van de oorzaken van deze financiële crisis wordt gezien – wordt klaarblijkelijk niet opnieuw aangebracht. Ook het feit dat nogal wat banken te groot zijn om om te vallen, is niet aangepakt. Sterker nog: juist door de crisis is een aantal banken groter geworden. En het toezicht? In hoeverre is dat nu aanwijsbaar verbeterd? Op Europees niveau lijkt dat niet echt op te schieten. Ook op nationaal niveau worden er veel terechte vragen over het toezicht gesteld. Mijn fractie is van mening dat zelfs als uit alle onderzoeken – en ik neem ook het onderzoek naar het toezicht op de DSB daarin mee – zou blijken dat alles perfect is verlopen, het nog van wijsheid zou getuigen om op het gebied van toezicht wijzigingen door te voeren, zowel op het toezicht als zodanig als in de sfeer van de personele bezetting.
Kortom, mijn fractie trekt de conclusie dat er wel wat stappen zijn gezet om een herhaling te voorkomen, maar dat nog veel stappen niet zijn gezet; stappen die voor de hand liggen en niet zo moeilijk te realiseren zouden moeten zijn. De vraag is waarom deze stappen nog niet gezet zijn.
Er zijn nog wel moeilijkere problemen en dan doel ik met name op de internationale onevenwichtigheden in sparen, investeren en consumeren. Die onevenwichtigheden leiden ook nog tot onevenwichtige waarden van de munt in diverse landen. De problemen zijn nog lang niet opgelost en het is ook nog niet duidelijk langs welke wegen die opgelost moeten worden. In de Verenigde Staten wordt nu meer gespaard maar bij de huidige lage rente is het maar de vraag hoe lang men dat volhoudt. In China is de munt ondergewaardeerd, de dollar lijkt nog te hoog te zijn gewaardeerd. Het tekort van tenminste 6% op de Amerikaanse begroting wordt gefinancierd door Aziatische landen die daarmee de appreciatie van hun munt trachten te vermijden. Die situatie is op op termijn niet houdbaar. Een val van de dollar zou op zich weer tot gigantische problemen leiden. Hoe kijkt de minister aan tegen deze dieperliggende oorzaak en de gevolgen daarvan?
In het verlengde van bovenstaande onevenwichtigheden vraag ik hoe wij moeten aankijken tegen de verschuivende machtsbalansen waartoe deze crisis leidt. De BIC-landen – ik laat Rusland er even buiten – zullen veel sterker uit deze crisis komen, in die zin dat hun positie op het wereldtoneel definitief een andere is. Pittsburgh illustreerde dat heel duidelijk. Voor ons betekent Pittsburgh het definitieve einde van de G8. De G8 is de G20 geworden. Pittsburgh markeert de waterscheiding. Een nieuw tijdperk in internationale verhoudingen heeft zijn intrede gedaan. China is al een belangrijker rol in het IMF toegezegd. India en Brazilië zullen zeker volgen. Welke consequenties heeft dit voor Europa en welke consequenties heeft dit voor ons land? De macht van Europa en de Verenigde Staten zal afnemen en is overigens al afgenomen. Wat zal het betekenen op een termijn van 10 tot 25 jaar? Het lijkt me goed dat de minister op dit punt een uitgebreide integrale studie laat maken opdat we ons realiseren, en met ons de hele Nederlandse bevolking, wat deze definitieve verschuiving op het wereldtoneel voor ons land betekent. Ik doel daarbij niet alleen op onze positie in het IMF. Wat betekent die definitieve machtsverschuiving voor handel en industriebeleid, voor grondstoffen, voor energie, voor onze buitenlandse betrekkingen, voor defensie en ontwikkelingssamenwerking? Een veelomvattende, nationale studie vanuit internationaal perspectief over de machtsverschuivingen en de consequenties gezien over een reeks van jaren.
Ik merk ten slotte in dit internationale blok nog iets op over Europa. Wat betekent deze financiële crisis voor Europa en de euro? Een recente studie van Clingendael laat zien dat doorpakken op het gebied van regelgeving en toezicht op Europees niveau moeilijk ligt. Kijkt de minister van Financiën daar misschien positiever tegenaan? De positie van de euro staat onder druk. Een bezoek aan Italië leerde mij dat daar de algemene opvatting is dat het heronderhandelen van het Verdrag van Maastricht slechts een kwestie van tijd is. De 3%-norm is doodverklaard en de maximale schuld van 60% een dode letter. Ook Duitsland heeft grote tekorten voor de komende jaren aangekondigd bij het aantreden van het nieuwe kabinet. Betekent dat niet dat wij straks een veel te hoge risicopremie betalen voor onze in euro's uitgegeven staatsobligaties? Waarom zouden we dat eigenlijk doen? Kan het ook betekenen dat er een verder verschil ontstaat tussen wat het ene land met de euro aan rente betaalt en het andere? Wat betekent dat op termijn voor de euro? Krijgen we binnenkort een artikel met de kop: "De euro: een houdbare munt?"?
Mijnheer de voorzitter. Ik kom te spreken over de begroting 2010 en verdere jaren. Er wordt in 2010 1,8 mld. bezuinigd en mijn fractie kan daarmee leven. Ik heb al eerder gezegd: niet te snel afknijpen dus. Voor latere jaren, zo heeft het kabinet gesteld, worden er negentien werkgroepen ingesteld die een 20%-operatie uitvoeren in de vorm van voorstellen. De coalitie heeft afgesproken daar zonder taboe naar te kijken, en dat verheugt ons. De lange doorlooptijd die het kabinet zichzelf gunt, verheugt ons minder. Kan het niet wat sneller? Veel is toch al bekend? Kan er niet eind januari al een behoorlijk plaatje liggen? Inhoudelijk heeft mijn fractie wel een beeld van hoe zij ernaar zal kijken. Mijn fractievoorzitter heeft bij de algemene beschouwingen al gezegd waar mijn fractie deze operatie aan toetst: solidariteit met toekomstige generaties, verhoging van participatie op de arbeidsmarkt, de mate waarin een bijdrage wordt geleverd aan het insluiten in plaats van het uitsluiten van mensen, de versterking van de internationale gemeenschap en de mate waarin we de pijn eerlijk verdelen.
Het kabinet zelf heeft gezegd dat het land sterker, slimmer en duurzamer uit deze crisis moet komen. Is dat nu wensdenken of zijn er concreet aanwijzingen die erop duiden dat dat ook het geval zal zijn? Natuurlijk gaat de minister van Financiën nu niet in op onze inhoudelijke suggesties, hoewel wij er wel een paar zullen meegeven, maar wij vragen hem wel waarop hij de stelling baseert dat ons land er sterker, slimmer en duurzamer uitkomt. Wij zagen in de rijksbegroting daarvoor niet al te veel aanwijzingen, zeker niet als je ziet wat er in die gebieden in opkomende landen gebeurt. De minister kan wel wijzen op investeringen op het gebied van milieu en onderwijs, maar vergeleken met nogal wat landen valt niet direct de conclusie te trekken dat we er op grond daarvan sterker, slimmer en duurzamer uitkomen. Kan de minister van Financiën op die vraag overtuigender ingaan dan tot dusver in de stukken is gedaan?
Mijnheer de voorzitter. Onze angst is dat dit veel meer een bezuinigingsoperatie dan een vernieuwingsoperatie wordt. Een vernieuwingsoperatie is wat wij nodig hebben, niet alleen een bezuinigingsoperatie. Werkgroepen zullen voor tientallen miljarden voorstellen doen maar wij hebben nogal wat zorgen bij de vraag of die voorstellen meer zullen omvatten dan bezuinigingen. Maak van de bezuinigingen gebruik om veel dingen te vernieuwen in plaats van mensen slechts voor te schotelen dat alles alleen maar minder wordt. Bied ook perspectief en hoop. Bied nieuwe oplossingen voor oude, al langer erkende problemen. "Never waste a good crisis". Vernieuw, en breek niet alleen af. Met dat, onze politieke uitgangspunten en het ook voor ons vaststaande feit dat er de komende jaren een evenwicht moet komen tussen inkomsten en uitgaven, dat wat nu te veel uitgegeven en geleend wordt ook weer terugbetaald moet worden, trekken wij een paar lijnen. Ik wil hier niet twisten over de vraag of het om 35 mld. gaat of minder. Dat zal de komende jaren wel duidelijk worden.
Het belangrijkste middel om het tekort te lijf te gaan, is duurzame groei. Als wij erin slagen om meer dan 2% te groeien over een reeks van jaren, dan is er een belangrijke stap gezet. Investeer dus in duurzame groei: er liggen veel plannen op dit vlak klaar en mijn fractie is van mening dat er nog wel een schepje bovenop kan. De vraag blijft echter natuurlijk wat duurzame groei precies is. Wellicht kan een van de werkgroepen met een voor iedereen acceptabele omschrijving komen. We hebben die groei hard nodig om het tekort binnen de perken te houden.
De tweede stap wordt gevormd door de bezuinigingen. Mijn fractievoorzitter heeft al onze toetsingscriteria genoemd, maar wij schepen het kabinet niet alleen af met deze criteria. Wij hebben ook een aantal suggesties. Allereerst willen wij bezuinigen op de bureaucratie en daarbij denken we aan de bureaucratische aanpak in de zorg, aan het afschaffen van het CIZ en het sterk afslanken van het CAK, met uiteraard de bijbehorende vereenvoudiging; wellicht is samenvoeging van CAK en zorgkantoren een goed idee. Wij willen in ieder geval af van de huidige werkwijze van het CAK. Wie in die bureaucratische jungle terechtkomt, en ik spreek uit ervaring, is nog niet gelukkig. Ingrijpende wijzigingen op het gebied van sociale zekerheid zijn voor ons ook bespreekbaar. Waarom niet de WW het eerste en belangrijkste jaar een verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers laten zijn? Waarom niet een cluster maken rond WIA en Wajong enerzijds en rond WW/WWB en WSW anderzijds? Wij vragen ons verder af of alles op het gebied van toeslagen wel houdbaar is. Ook dat is een bureaucratie die alleen maar groeit. Er is toch wel een ander systeem denkbaar met minder bureaucratie? Kortom, vlooi de hele bureaucratie nog eens door en laat dat niet alleen doen door de bureaucraten zelf. Andere bezuinigingen waar wij aan denken, variëren van het omlaag brengen in de kinderopvang van het maximaal aantal uren waarop iemand per kind recht heeft tot het niet meer uitzonderen bij de accijnsheffing van rode benzine.
Een derde categorie ligt in eventuele hogere lasten – de discussie daarover is vanmorgen al een beetje gevoerd – waarvan sommige definitief, andere tijdelijk. In de categorie "definitief" denken we aan de maximale aftrekbaarheid van de pensioenpremie. Het is in deze voor de overheid financieel moeilijke tijd toch niet meer uit te leggen dat je je pensioenpremie nog kan aftrekken boven pakweg twee of drie keer modaal? In de categorie "tijdelijk" vinden wij het omhoog brengen van het 60%-tarief in de inkomstenbelasting voor een beperkt aantal jaren – wij denken hierbij aan de komende vier tot vijf jaar – bespreekbaar. Hoeveel levert zo'n tijdelijke lastenverhoging op? Definitieve hogere tarieven achten wij overigens niet verstandig; wij willen niet vermijding van betaling uitlokken. Belangrijker is nog om eens te kijken naar het idee om opnieuw over te gaan tot het heffen van vermogensbelasting. De vermogensrendementsheffing zoals die nu bestaat, vinden wij geen groot succes. Wij vinden het echter wel bespreekbaar om mensen met vermogens, in ieder geval eenmalig, te laten meebetalen aan het dichten van het financiële gat. Collega Reuten heeft al uiteengezet hoeveel de mensen met vermogens er de laatste tien jaar op vooruit zijn gegaan. Dat kan door vermogensbelasting op topvermogens te heffen, maar er zijn ook andere mogelijkheden. In de 19e eeuw zat ons land in de jaren dertig en veertig opgescheept met een geweldig tekort. Koning Willem I kreeg daar de schuld van, naar mijn mening ten onrechte, want hij was de motor achter veel investeringen die een hoop geld opslokten maar die ook een belangrijke infrastructuur opleverden. Van die infrastructuur genieten wij nu nog. Hoe die grote schulden te financieren? Het lukte de toenmalige minister van Financiën Floris van Hall in 1844 om een "gedwongen" lening uit te schrijven tegen lage rente, waarop goed werd ingetekend. Dit ging uiteraard niet zonder enige druk en niet zonder de belofte dat in geval van mislukking het geld op een andere manier werd weggehaald bij de vermogende burgers. Het resultaat was dat de rente over de schulden in een keer fiks daalde, waardoor de staatsschuld aanzienlijk werd verlicht. Strekt dat voorbeeld uit de negentiende eeuw nu niet tot voorbeeld? Zouden ook nu de rijken best iets kunnen bijdragen om deze crisis te beteugelen en onze schulden af te lossen? En je zou aan iedereen met een vermogen vanaf 0,5 mln. exclusief een eigen huis en exclusief effectief ondernemingsvermogen kunnen vragen om via een staffel in te schrijven op een lening tegen 1% rente. We zouden er een tabel bij kunnen doen om duidelijk te maken wat er van eenieder wordt verwacht. Zou in ieder geval niet een deel van die 97 mld. tegen lage rente gefinancierd kunnen worden met een aflossingstermijn van vijf of tien jaar? Dat moet toch lukken in een tijd van lage inflatie en een goudgerande debiteur? Mocht dat niet lukken – in de negentiende eeuw is het, zoals gezegd, ook niet zonder enige druk gegaan – dan zou ons inziens alsnog gekeken moeten worden naar een eenmalige aanzienlijke belasting op vermogens.
De heer Reuten (SP):
Voorzitter. Ik vind het voorstel voor zo'n lening dat senator Van Driel doet, uiterst sympathiek. Ik sta erachter, maar ik vraag me af of we er daarmee wel komen. Hij heeft het over een lening van 97 mld. tegen 1%. Dat scheelt zo'n 3 mld. op de begroting, als ik voorzichtig ben met de rente. Daarmee lossen we die schuld niet af. Ik vind het dus heel sympathiek wat senator Van Driel zegt, maar daarmee komen we er niet. Het verschil tussen 1% en 4% rente is 3%, dus 3 mld. Nee, daarmee komen we er niet. Ik vind het dus sympathiek, maar we moeten het toch iets forser aanpakken.
De heer Van Driel (PvdA):
Ik heb ook niet gezegd dat we er daarmee komen. Ik geef vier bouwstenen aan: groei, bezuinigingen, belastingverhogingen en een gematigde loonontwikkeling. Daar kom ik zo meteen op. Die vier bij elkaar zouden tussen de 30 mld. en 35 mld. moeten opleveren. Dit is dus niet de oplossing voor alle kwalen. Ik denk dat 97 mld. ook hoog geschat is. Ik vraag alleen of je geen oproep tot solidariteit zou moeten doen aan mensen die er wat het vermogen betreft goed voorstaan. De staat is toch een zekere debiteur. Je kunt ze vragen wat zij eenmalig aan deze crisis kunnen doen. Mijn fractie vindt namelijk dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. Het argument in de antwoorden op de schriftelijke vragen overtuigt ons niet geheel. Daarin staat dat mensen met een vermogen als gevolg van de daling van de koersen en de huizenprijzen al voldoende getroffen zijn. Laten we zeggen dat, als je je werk verliest of aan de onderkant van het financiële gebouw zit, dus zo rond modaal of minder, je in mijn ogen zwaarder getroffen wordt dan wanneer je een flink vermogen hebt. Deze vermogens hebben namelijk ook flink geprofiteerd van de bubbel, zoals collega Reuten al in zijn bijdrage liet zien. Wellicht ten overvloede: de gelukte lening in de negentiende eeuw bleek mede de opmaat tot de sanering van de Rijksfinanciën.
Een derde mogelijkheid voor verbetering van inkomsten zien wij in het hoger belasten van de financieringen die private-equityondernemingen toepassen. Nu is een private-equitykoop, met veel geleend geld en het volhangen van bedrijven met schulden, een door de Belastingdienst gefaciliteerde activiteit. Dat zou toch eigenlijk niet moeten. Het is toch raar dat vreemd vermogen fiscaal beter behandeld wordt dan eigen vermogen? Je lokt dan als het ware ook zwakke balansen uit? Waar dat toe leidt, hebben we gezien. Je moet dat niet willen. Je moet op dat punt de les trekken dat zwakke balansen tot onheil leiden.
Collega Terpstra zei al dat de overheid in België tot het heffen van een speciale belasting op banken overgaat. Hoe werkt dat? En strekt dit ons ook tot voorbeeld? Hoeveel kan dit in ons land opbrengen als er in België al gesproken wordt over een opbrengst van 1 mld. tot 2 mld.? Ik ga bij de hogere opbrengsten maar niet verder in op het feit dat bij de hypotheekrenteaftrek alleen al de mogelijkheid om slechts tegen het laagste tarief af te trekken 4 mld. oplevert. Zo'n maatregel levert snel geld op en die kan worden genomen alvorens de hele huizensector inclusief hypotheken en huren wordt aangepakt. Mijn fractie zou dat toejuichen. De eerste 4 mld. is dan binnen om op termijn het drie- of viervoudige van dat bedrag te vinden. Dit brengt mij op het antwoord op de vraag van de heer Bierman die zei dat wij niet met lage rentes werken. Je kunt natuurlijk stellen dat, als wij het zo met 50% aftrek faciliteren, wij feitelijk wel met lage rente op dat punt werken. Immers, de rente die gemiddeld 5% bedraagt, is dan voor de burger maar 2,5%. Dan werk je dus wel met een lage rente. Daardoor zijn de huizenprijzen misschien wel wat uit het spoor gelopen. Uiteraard komt de hypotheekrenteaftrek definitief ter discussie te staan, maar daarop wil ik niet vooruitlopen, al wil ik er wel op wijzen dat het in onze ogen rechtvaardig zou zijn om meer af te toppen dan een bedrag boven 1 mln.
Ik laat ook de absolute noodzaak tot vergroening van ons belastingstelsel buiten beschouwing. Die zou budgettair neutraal kunnen verlopen om het draagvlak niet aan te tasten. De noodzaak, ik herhaal het, staat voor ons buiten kijf.
Eerder heb ik iets gezegd over de bureaucratie in de zorg. We zouden daar al een stuk minder van hebben als de premie van de AWBZ sterk werd gefiscaliseerd. Dat lijkt ons prima als dat meer geld en minder bureaucratie oplevert. En de zorg mag er niet door worden aangetast.
Kortom: er zijn nogal wat maatregelen te bedenken – vaak zijn die al bedacht – die niet alleen tot minder leiden, maar ook tot vernieuwing. En dat daarbij de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen, valt van mijn partij te verwachten.
Ten slotte zeg ik dat ik drie lijnen heb genoemd. Willen wij er verder uitkomen, dan is naast groei, belastingverhoging en bezuiniging een beheerste loonontwikkeling noodzakelijk. Alleen een zeer gematigde loonontwikkeling leidt tot beheerste kosten bij overheidsapparaten, de zorg en de vele miljarden voor de sociale uitkeringen. Voor die geleidelijke loonontwikkeling hebben wij de vakbeweging hard nodig. Onze oproep is dan ook om niet verder te polariseren met de vakbeweging, omdat we die de komende jaren hard en hard nodig zullen hebben. Ik zie uit naar het antwoord van de minister en dat van de staatssecretaris.
Mevrouw Böhler (GroenLinks):
Voorzitter. Vorig jaar vonden de algemene financiële beschouwingen pas enkele weken na de val van Lehman Brothers plaats, dus aan het begin van de wereldwijde financiële en economische crisis. De omvang van de crisis en de gevolgen voor Nederland waren toen nog niet in volle omvang bekend. Inmiddels zijn wij een jaar verder en heeft de crisis ook Nederland hard geraakt. De minister van Financiën is weg, zie ik. Toch vervolg ik mijn betoog. De crisis heeft Nederland zo hard geraakt, dat de regering niet meer kan volstaan met ad-hocmaatregelen, maar dat zij ingrijpende langetermijnbeleidskeuzes moet maken. Met de vooruitziende blik die GroenLinks eigen is, heeft mijn fractiegenoot de minister van Financiën reeds tijdens de algemene financiële beschouwingen van vorig jaar opgeroepen, de crisis ook als kans te zien en "architect" te worden van een nieuw financieel stelsel. Symptoombestrijding is niet voldoende, heeft hij gezegd, en dat er zal moeten worden nagedacht over en gewerkt aan herstel, reparatie en nieuwbouw. De vraag aan het kabinet en met name aan de minister van Financiën is dus niet alleen in hoeverre er sprake is van goed crisismanagement, maar ook wat zijn kwaliteit is als architect van een nieuw financieel stelsel. Helaas is er een jaar later nog niet veel terechtgekomen van een nieuw financieel gebouw. Er zijn nog niet eens bouwtekeningen gemaakt, laat staan dat het fundament ervoor is gelegd. Beleidsverandering en vernieuwing vereisen visie. Mijn fractie is, een jaar later, nog steeds benieuwd naar de visie van de minister van Financiën. Waar liggen de prioriteiten van de minister, nu en voor de toekomst? Is men het binnen het kabinet wel eens over de prioriteiten? Ik kom hier overigens zo op terug. Welke uitgangspunten en welke doelstellingen staan bij de oplossing van de crisis voor de minister en de staatssecretaris centraal?
Om de minister bij het beantwoorden van deze vragen een beetje te helpen, heb ik wat voorwerk voor hem verricht. Ik heb een aantal boeken van deskundigen erop nageslagen. Daarbij heb ik het volgende uitgangspunt gevonden dat mijn fractie wel aanspreekt: "In een wereld vol kansen en bedreigingen, vol veranderingen en onzekerheden, moeten mensen van een paar dingen zeker kunnen zijn. Bijvoorbeeld dat zij bij pech of tegenslag niet meteen aan de kant komen te staan. Het is een van de redenen dat in tijden van globalisering, met alle bijbehorende onzekerheden omtrent de eigen baan, goede sociale zekerheid en goede sociale voorzieningen zo belangrijk zijn." Ik ben blij dat de minister van Financiën er inmiddels weer is, want ik neem aan dat dit citaat hem niet onbekend voorkomt. Het komt namelijk uit het boek "Dit land kan zoveel beter", dat hij een aantal jaar geleden, maar nog niet zo lang geleden, heeft geschreven. Verderop in datzelfde boek schrijft de minister dat de globalisering zorgt voor een "nieuw soort lotsverbondenheid". Daarmee ben ik het helemaal eens, maar de vraag is natuurlijk hoe de minister deze lotsverbondenheid zal vertalen in financieel beleid.
Dit brengt mij tot de heroverwegingen en de werkgroepen. Daarover is in dit debat al veel gezegd. Mij viel in ieder geval op dat er slechts een enkele doelstelling en een enkele opdracht expliciet worden genoemd: besparing, waarbij een van de alternatieven in ieder geval een besparing van 20% van de netto-uitgaven in 2010 dient te behelzen. Moet ik dat zo begrijpen dat besparing de enige doelstelling is waarover de coalitiepartners het eens konden worden, of zijn er nog andere doelstellingen die alle coalitiepartners delen. Zo ja, welke zijn dat?
Een andere vraag betreft de selectie van thema's. Ik heb wat moeite met het in overeenstemming brengen van de negentien geselecteerde thema's, die volgens uitleg van de regering het gehele terrein van het regeringsbeleid bestrijken, met de beleidsterreinen die we kennen, onderverdeeld in ministeries: landbouw, defensie, jeugdzorg; ik kan ze niet helemaal koppelen aan de thema's die de regering heeft geformuleerd. Wil de minister hierover uitsluitsel geven?
Nogmaals, bezuinigingen verzinnen is niet zo moeilijk. Moeilijker is het, een evenwicht te vinden tussen het terugbrengen van het overheidstekort en andere, even belangrijke doelstellingen zoals sociale gerechtigheid, duurzaamheid en vergroening. Graag wil mijn fractie van de regering de bevestiging dat de heroverwegingsoperatie niet enkel een boekhoudkundige besparingsoperatie wordt, maar dat zij uitgaat van een brede opvatting over welvaart, waarbij begrippen als duurzaamheid en vergroening belangrijke, ja zelfs onmisbare, doelstellingen vormen voor haar beleid. Daardoor worden bij de aanstaande bezuinigingen en besparingen niet alleen de effecten op de financiën gemeten, maar ook de gevolgen voor bijvoorbeeld het milieu en voor de kwaliteit van leven. Besparingen zijn soms noodzakelijk, dat is zeker waar, maar zij kunnen in de ogen van mijn fractie nooit een politiek beleidsdoel op zichzelf zijn. Het is dan ook bijzonder betreurenswaardig dat de minister het aannemen van de motie van mijn collega aan de overkant om de maatschappelijke gevolgen en de milieueffecten bij de brede heroverwegingen te betrekken, heeft ontraden. Ik begrijp dat ook niet helemaal van een minister die in zijn al eerder genoemde boek, dus nog niet zo lang geleden, een vurig pleidooi heeft gehouden voor het Scandinavische model, onder het motto "waar voor je geld". Want, zo schrijft hij, het Scandinavische model kent "hoge groeicijfers in combinatie met hoge collectieve lasten, een goed sociaal beleid en goede prestaties op duurzaamheid". Vervolgens houdt hij ons twee keuzes voor: "De Nederlandse economie loopt het risico een soort vlees-noch-visachtig tussenmodel te worden, dat op alle fronten slecht scoort. Een keuze dringt zich op: of we kiezen voor lage lasten en schrale sociale voorzieningen om groei te genereren, of we kiezen voor excellente collectieve voorzieningen die dan ook wat mogen kosten omdat ze productief zijn." De vraag die ik nu aan de minister stel, ligt voor de hand: kiest hij nog steeds voor het laatste? Geldt het mooie woord van de nieuwe lotsverbondenheid ook in tijden van crisis en voor de eigen burgers? Is de minister nog steeds van oordeel dat duurzaamheid ook in het financieel beleid een belangrijke en steeds belangrijkere rol moet spelen? Als dat zo is, waarom is deze doelstelling dan niet opgenomen in de opdracht aan de werkgroepen?
Duurzaamheid betekent ook vergroening van het financiële stelsel, bijvoorbeeld door investeringen in duurzame energie, in isolatieprogramma's voor de bestaande woningbouw of voor uitbreiding van het spoor en natuurlijk door belastingen op milieuvervuiling. Dit brengt mij op de kwestie van de vliegtaks. Tijdens de algemene financiële beschouwingen in de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris op vragen van mijn collega van GroenLinks over de afschaffing van de vliegtaks onder andere het volgende gezegd: "Wij hebben – dan doelt hij op een eerder debat – aangegeven dat er door de economische crisis al sprake was van een forse reductie van het aantal vliegbewegingen, hetgeen leidde tot een reductie van de C02-uitstoot ten opzichte van de eerdere prognoses in de vliegsector." Hoe moet ik dit nu begrijpen? Als de economie aantrekt en er weer meer wordt gevlogen, komt de vliegtaks dan terug of is dit überhaupt een gepasseerd station? Of is het zo dat vergroening en economische groei voor de staatssecretaris twee tegengestelde grootheden zijn? Ik hoop niet dat dit het geval is. Ik wil hierop graag een reactie.
Ik kom nu op de internationale aanpak die de meesten hier ook al hebben besproken. Het ligt voor de hand: de crisis begon weliswaar in de Verenigde Staten, maar die werd door de mondiale markt al snel internationaal. Het staat dus ook buiten kijf dat de crisis niet alleen nationaal, maar ook internationaal te lijf moet worden gegaan. Dat betekent ook dat we rekening moeten houden met de aanpak in andere landen. Een aantal collega's heeft daarop al gewezen. Het zal de minister van Financiën en ook mijn collega's hier in de Senaat natuurlijk niet verbazen dat ik altijd ook een beetje naar Duitsland kijk. In Duitsland heeft men met sparen niet zo veel, tenminste, de net opnieuw gekozen bondskanselier Merkel heeft dat niet. Sparen wordt niet opportuun geacht, ook de komende jaren niet. Wij zetten onze hoop op "Wachstum", zegt Merkel. Zij wil lastenverlichting in de vorm van belastingverlaging voor ondernemers en burgers om de economie te stimuleren. In haar redenering wordt zodoende het oplopende overheidstekort betaald door economische groei die zij de komende jaren verwacht. Zij geeft dus als het ware een tijdje geld uit op de pof. Wat vindt de minister van Financiën van deze aanpak? Ik heb het idee dat hij in ieder geval de toekomst, dat wil zeggen de economische groei, duidelijk minder optimistisch inschat dan onze oosterburen. In zijn antwoorden op aanvullende vragen in de schriftelijke voorbereiding, stelde hij onomwonden: "de onzekerheid ten aanzien van de economische groei en de ontwikkeling van de overheidsfinanciën is op dit moment groot". Erg onzeker is wat de komende tijd het groeipad zal zijn. Daarbij komt dat het heel lastig is om aan te geven welk deel van de saldoverslechtering structureel kan worden verondersteld en welk deel mogelijk "automatisch" wordt ingelopen indien de economie weer aantrekt. Duitsland gaat ervan uit dat het wel kan betalen dankzij groei. Misschien is dit model voor de minister van Financiën niet zo aantrekkelijk. Als dat klopt, dus als dat voor de Nederlandse verhoudingen niet aantrekkelijk wordt geacht, heb ik meteen een vervolgvraag. Hoe gaat Nederland in internationaal verband om met de nationale aanpak van andere landen? Anders gezegd: hoeveel nationale "Alleingang" kan een internationale crisis verdragen? Heeft de regering naar haar eigen inschatting voldoende mogelijkheden om partners in de EU of daarbuiten in het gareel te houden als er in die landen nationaal maatregelen worden genomen die de Nederlandse regering onverstandig vindt of die de Nederlandse economie wellicht kunnen schaden? Kunnen de lidstaten van de EU elkaar bijvoorbeeld dwingen tot een gezamenlijk beleid ter bestrijding van de crisis?
Nu stel ik het onderwerp bonussen en banken aan de orde. Ook daarover is al veel gezegd. Ik wil er slechts enkele opmerkingen aan wijden. Ik begin met de bonuscultuur. Het is logisch dat ook bij de noodzaak om de bonuscultuur in het bedrijfsleven en met name voor de financiële sector aan banden te leggen, geldt dat een regering in een globale wereld bar weinig kan bewerkstelligen. Ook hier is dus een internationale aanpak vereist. Na Pittsburgh, eind september, sprak de minister van Financiën van een doorbraak op het gebied van de aanpak van bonussen in de financiële sector. In de verhouding met de Verenigde Staten zijn er inmiddels wel wat vragen gerezen. Andere senatoren hebben dit ook al aan de orde gesteld. Hoe ziet de minister de bonusaanpaksituatie, als ik het zo mag samenvatten, in de VS? Is hij nog steeds tevreden over de uitkomst? Een andere vraag betreft de verhouding tussen de internationale afspraken, in dit geval Pittsburgh, en de Nederlandse wet- en regelgeving. In de algemene financiële beschouwingen in de Tweede Kamer heeft de minister van Financiën bij mij in ieder geval de indruk gewekt dat hij de Nederlandse regels die reeds zijn ingevoerd en die nog ingevoerd moeten worden, al zo streng vindt, dat Nederland een pas op de plaats kan maken en dat aanvullende maatregelen niet aan de orde en ook niet nodig zijn. Hij zegt daarover onder andere: "Wij moeten dat wat wij met elkaar hebben afgesproken, de kans geven om te gaan werken. Dat is meer dan in enig ander land aan de orde is." Meer dan de andere dus. De minister van Financiën is overigens niet de enige die dat beweert. De zin: "wij hebben de meest strikte wetgeving voor banken binnen de EU", is ook een citaat van zijn Britse ambtscollega een week geleden. Ik zie de minister glimlachen, dus hij heeft die zeker ook gehoord. Het lijkt er dus op dat meerdere landen van de EU zich enigszins zelftevreden op de borst kloppen wat de regelgeving voor banken betreft. Mij interesseert vooral het volgende. Wil de minister mij uitleggen waarom hij nu al tevreden is met wat hij op het gebied van regelgeving heeft bereikt? Wat is er mis mee om in Nederland meer te doen dan binnen de G20 is afgesproken? Er is namelijk wel veel meer mogelijk en in onze ogen ook wenselijk. Dan denk ik ten eerste aan een nullijn voor bankiers. Die moet de heer Terpstra aanspreken met zijn nullijn voor de kleine metaalsector. Zolang de crisis duurt, horen bankiers geen bonussen of salarisverhogingen te ontvangen. Ten tweede denk ik aan een plafond van maximaal 20% van het jaarsalaris voor alle bonussen. Ten derde denk ik aan de introductie van de Wellinknorm. Over lotsverbondenheid gesproken, of is het volgens de minister van Financiën te veel lotsverbondenheid indien de veroorzakers van de financiële crisis hun verbondenheid tonen en de gevolgen dragen en niet alleen de gewone burgers dat doen. Hoe kijkt de minister tegen de genoemde voorstellen aan? Is het "nu niet, maar misschien later wel"? Of is het: "nu niet en later zeker ook niet"?
Mijn belangrijkste vraag is misschien nog wel hoe het met het criterium duurzaamheid in de financiële sector staat. Is de regering van plan om van de financiële sector te eisen dat duurzaamheid geïntegreerd wordt in de financieringscriteria?
Mijn laatste punt over de banken betreft de opsplitsing ervan. Collega's hebben dit eerder ook aan de orde gesteld. Op het eerste gezicht lijkt de opsplitsing van banken verstandig. Die houden zich dan weer bezig met the core business: geld lenen aan bedrijven en particulieren. Ook is het verstandig omdat de staatssteun vervroegd kan worden terugbetaald, zie de vooruitzichten bij de ING op dit moment. Hoe kan deze opschoningsoperatie in de toekomst uitpakken? Concreet leeft bij mijn fractie, zoals bij andere fracties, in dit verband ook de vraag of de minister bevreesd is dat dit beleid van "back to basics" de Nederlandse banken kwetsbaar maakt voor internationale overnames. Zoals altijd, zie ik de beantwoording van de vragen met veel belangstelling tegemoet.
De heer De Boer (ChristenUnie):
Voorzitter. Deze bijdrage lever ik mede namens de fractie van de SGP. Tijdens de algemene politieke beschouwingen van 13 oktober jongstleden heeft mijn fractievoorzitter nadrukkelijk aandacht gevraagd voor het plaatsen van de huidige politieke, economische en financiële situatie in een breder perspectief. Mijn fractie vroeg toen in de lijn van het regeer- en crisisakkoord aandacht voor verantwoordelijkheid, rentmeesterschap en gemeenschap. Kortom: solidariteit. Zijn uiteindelijke doel was, te komen tot een meer stabiele, rechtvaardige en houdbare cultuur. Ook tijdens de algemene financiële beschouwingen van vorig jaar, gehouden op 25 november 2008, hebben de fracties van de ChristenUnie en de SGP aandacht gevraagd voor dieperliggende oorzaken van de huidige financiële en economische crisis. Om het kort samen te vatten, pleitten we toen ook voor "een economie van het genoeg", daarbij aansluitend op mensen als professor Goudzwaard. De minister van Financiën reageerde toen positief op onze bijdrage door onder andere te stellen dat er inderdaad – ik citeer – "een cultureel normatieve duiding te geven valt aan de situatie waarin we met elkaar terecht zijn gekomen". We waren dat van harte met hem eens.
Nu zijn we alweer een jaar verder. Het afgelopen jaar was, financieel gezien, tumultueus. De DSB viel om, de AFAB, om het zo maar te zeggen, zit in de problemen en de solide SNS Reaal weet ook wat hoge provisies zijn. Recent kwam ook de ING weer in het nieuws. Ondertussen schoten de koersen van aandelen, in ieder geval tot vorige week, weer omhoog. Er wordt ook alweer gesproken over indexering van pensioenen – dat maak ik op uit de blaadjes – maar de rente op hypotheken blijft relatief hoog, ondanks een superlage Euribor rente. En de kredietverlening aan bedrijven is nog steeds niet eenvoudig. De werkloosheid neemt nog steeds toe, al lijkt de snelheid waarmee dat gebeurt, geringer te zijn dan de prognoses eerst aangaven. Ondertussen is er een breed besef dat de overheid de komende jaren sterk moet bezuinigen. Daar komen we nog op terug.
In ieder geval dwingt de kort door mij geschetste situatie ons nu weer om de fundamentele vraag onder ogen te zien hoe wij de toekomst van dit land op middellange en op lange termijn zien. Welke weg is het kabinet ingeslagen? De econoom Klamer stelde onlangs in het Nederlands Dagblad van 19 oktober jongstleden dat de huidige crisis weinig te maken heeft met banken die omvallen of met een negatieve economische groei. De crisis heeft volgens hem veeleer te maken met een systeem dat niet meer houdbaar is. En wat doet de overheid dan, aldus Klamer? Volgens hem heeft de regering de waardendiscussie maar even op een laag pitje gezet, omdat het nu vooral moet gaan over het herstellen van de groei. Onze vraag aan de bewindslieden is of ze willen reageren op deze stellingname en of ze in navolging van hun opstelling van vorig jaar het voor het kabinet actuele perspectief willen schetsen voor de Nederlandse maatschappij voor de komende middellange en lange termijn, een perspectief dat als leidraad kan dienen voor het concrete ook financieel-politieke handelen in 2010. Is er geen groot probleem met integriteit en vertrouwen? Is het niet zo dat good governance niet zaligmakend is, maar dat het uiteindelijk gaat om intrinsiek gedrag dat niet door regels is af te dwingen? En zo ja, hoe wil het kabinet daar dan mee omgaan? Ik wil hierop graag een reactie.
Ook vandaag vormen de benodigde bezuinigingen in de komende jaren een centraal element in de discussie. We willen allereerst opmerken dat dit kabinet al een fors aantal maatregelen en beslissingen heeft genomen, beslissingen voor de korte en de lange termijn. Zonder ook maar enigszins volledig te willen zijn, wijzen wij op het pakket stimuleringsmaatregelen voor de economie, op de mogelijkheden voor deeltijd-WW, op de ondersteuning van diverse banken met miljarden euro's en op het besluit over de verhoging van de leeftijd voor de AOW. Het kabinet geeft daarmee aan dat het niet alleen rekening houdt met een crisis op, hopelijk, korte termijn, namelijk een financiële crisis, maar ook met een mogelijke crisis op lange termijn, veroorzaakt door krapte op de arbeidsmarkt. Het idee namelijk dat de crisis de demografische ontwikkelingen aan de kant zet, is niet juist. De krapte op de arbeidsmarkt komt volgens deskundigen volop terug. Dat wetende, moeten we voorbereid zijn op een "war on talent". Overigens, er zijn thans nog steeds meer dan 100.000 vacatures. Interpreteert onze fractie de inzet van het kabinet juist dat het inzet op het nu al reageren op deze verwachte crisis op langere termijn? Ik wil ook hierop graag een reactie.
We willen in dit verband nader ingaan op de noodzakelijke maar ook mogelijke bezuinigingen voor de jaren vanaf 2011. Onze fracties zijn het met het kabinet eens dat er bezuinigd moet worden. Onze fracties zijn ook van mening dat niet nu kan worden aangegeven waarop wel of niet bezuinigd moet worden. Er dienen geen heilige huisjes overeind te blijven. Wij zijn het ook met de minister van Financiën eens dat thans niet precies bekend is wat het exacte bedrag is dat moet worden bezuinigd, maar dat we ons niet nu al moeten rijk rekenen met een eventuele grote economische groei de komende jaren. En het is naar de mening van onze fracties inderdaad een goede zaak om niet in het wilde weg in 2010 te bezuinigen, maar om daarmee met een goed onderbouwde strategie verder te gaan in 2011. We hebben overigens begrepen dat ook de VVD bij monde van haar politiek leider, de heer Rutte, in 2010 niet extreem wil bezuinigen. Dit stond in het Nederlands Dagblad van zaterdag 24 oktober jongstleden. Hij zou dit echter onder de warme Surinaamse zon hebben gezegd. Dan is alles een beetje anders. Het is bovendien begrijpelijk dat het kabinet rekening wil houden met prognoses voor de middellange termijn die het CPB in het voorjaar van 2010 wil publiceren. Als je nagaat op welke thema's de forse bezuiniging van gemiddeld 20% moet worden gerealiseerd, zie je dat je dat niet in enkele weken voor elkaar krijgt. Zelfs een kind kan dat zien. Als je dat beweert, houd je jezelf voor de gek. Dit gezegd hebbend, stel ik toch enkele vragen. Het kabinet zet in op een bezuiniging van ongeveer 20%. Het hanteert dus toch een kaasschaaf voor dikke plakken, al is dat een grove. Gaan wij na waarmee enkele van de gepresenteerde werkgroepen zich moeten bezighouden, dan lijkt er nogal een groot verschil te zijn in de zwaarte van de opdracht. Hoe bezuinig je bijvoorbeeld 4 mld. op de productiviteit van verschillende onderwijssectoren, terwijl je ambitie blijft dat onderwijs en wetenschap tot de mondiale top 5 van de wereld gaan behoren? En hoe bezuinig je een kleine 2 mld. op kindregelingen – dat zeg ik onder andere tegen de SP-fractie – als je ziet dat in omringende landen, bijvoorbeeld in Duitsland, juist daarin meer geld wordt gestoken opdat men juist op lange termijn het belang van kinderen en het gezin groot acht? Is een bezuiniging van 20%, ofwel ongeveer 2,5 mld. op wonen, onder welk thema maar liefst 11 mld. aan hypotheekaftrek valt, niet karig?
Natuurlijk kunnen de premier en de vicepremiers aanvullende keuzes maken, maar we stellen het kabinet toch voor om de kerncompetenties van Nederland helder te definiëren. Maak bijvoorbeeld drie bezuinigingsscenario's en koppel daaraan een snel besluitvormingstraject. Geef daarbij precies aan wanneer maatregelen op de rol staan als gevolg van deze besluitvorming. Willen de bewindslieden hierop wat breder ingaan?
Zojuist hadden we het al even over een mogelijke crisis op lange termijn, veroorzaakt door een gebrek aan menskracht. Ook hebben wij gesproken over de inzet om met ons onderwijs en onze wetenschap als land tot de top 5 van de wereld te gaan behoren. Daarover maken we nog een aantal opmerkingen, al beseffen we dat we wat dat betreft niet compleet kunnen zijn. We willen dat doen door te wijzen op het belang van een goed functionerend mkb. Dat is immers noodzakelijk om de crisis ook op termijn de baas te kunnen. Naar onze mening zou die crisis namelijk wel eens langer kunnen duren dan sommigen thans aannemen. Niemand kan immers voorspellen wanneer die ten einde is. Mochten de crisis en de gevolgen daarvan inderdaad, in de tijd gezien, oplopen tot ongeveer vijf jaar, dan moeten we ons afvragen wat de gevolgen daarvan voor jongeren zijn. Die krijgen daarvan dan echt een tik mee. We hebben dat in extreme vormen gezien in de jaren tachtig. Toen spraken wij over een verloren generatie, wat mijns inziens niet helemaal terecht was. De huidige generatie jongeren is gelukkig wel heel flexibel. Maar hoe weerbaar is die in minder goede tijden, ofwel in slechte tijden? Kennen die jongeren die tijden misschien alleen maar van een televisiesoap met die titel? Nu blijkt de werkloosheid onder jongeren wat getemperd te worden doordat een aantal van hen langer gaat studeren, wat heel verstandig is. Daaraan komt echter ook een eind. Wat moeten zij dan? En dan te bedenken dat huidige analyses uitwijzen dat het vergrijzingsprobleem de dynamiek van de economie en die van de maatschappij kan verkleinen. Daardoor wordt Nederland een soort sitting duck, die leunt op een steeds kleiner wordende financiële erfenis van na de oorlog. We pleiten daarom met klem voor het creëren van arrangementen met de drieslag leren, werken en ontwikkelen van strategisch ondernemerschap voor jongeren. De creativiteit van veel jongeren is groot, maar ondernemen moet je leren. Daarin moet energie worden gestoken. Denk alleen maar aan de administratieve en financiële componenten van het ondernemen. Op die terreinen gaat het vaak mis omdat de opleiding en de begeleiding daarop niet of niet voldoende voorbereiden. Naar onze mening kan met name het mkb een belangrijke rol spelen door een opdracht "weg te zetten" bij een opleiding. Laat de opleiding voor de mensen en de begeleiding zorgen en laat de jongeren na een aantal jaar uitstromen en als zzp'er of in het mkb beginnen, of elders natuurlijk. Dat noemen we "vermenigvuldigen". Daarmee bedoelen we niet alleen optellen in de zin van activiteit plus activiteit plus middelen et cetera, maar zorgen voor iets extra's. De overheid zou dergelijke arrangementen in overleg met het bedrijfsleven moeten stimuleren. Zij dient dat niet te doen volgens de oude subsidiemethode, maar door financieel te faciliteren, zoals gebeurt in het geval van microkredieten: je stopt er geld in dat eruit komt en dat een eigen dynamiek krijgt. Dat bedoelen wij met vermenigvuldigen. Onderzoek wijst bovendien uit dat dergelijke arrangementen ook werken voor jonge vrouwen uit met name minderheidsgroepen en voor vrouwen aan de onderkant van de maatschappij. Naar de mening van onze fracties is een dergelijke opzet op de langere termijn vruchtbaarder dan het gebruik van alleen maar financieel ondersteunende maatregelen, zoals de deeltijd-WW. Van dergelijke maatregelen, hoe goed die op korte termijn ook werken en hoe begrijpelijk het ook is dat die worden ingezet, wordt al snel gedacht dat die blijvend zijn. Dat leert de geschiedenis.
De heer Van Driel (PvdA):
Het is een interessante gedachte, maar ik zie niet precies voor mij wat de heer De Boer bedoelt. Kan hij daarover iets meer vertellen, bijvoorbeeld hoe hij dat voor zich ziet?
De heer De Boer (ChristenUnie):
Ik zeg heel eerlijk dat mij dit ook niet heel helder voor de geest staat. Wij zien echter ontwikkelingen bij jongeren. In een eerdere discussie met de staatssecretaris over zzp'ers heb ik al gezegd dat technologisch universitair geschoolde jongeren veel mogelijkheden hebben en dat zij de ruimte moeten krijgen om die te benutten en om zich te ontwikkelen. Zij moeten echter wel worden begeleid. Je ziet veel jongelui die zich op een geweldige manier presenteren. Zij hebben durf en beginnen als zzp'er of met een klein bedrijfje, maar op een gegeven moment lukt het niet meer. Het mkb zou ze dan kunnen stimuleren. Ook is het mogelijk om die jongeren financieel te faciliteren. Daarvoor zijn wel regelingen getroffen, maar die moeten steviger worden. Je zou kunnen zeggen dat het wat dikker moet. Ik heb een paar uitwerkingen die ik straks aan de bewindslieden zal voorleggen.
De heer Reuten (SP):
Ik waardeer de inzet van senator De Boer zeer, maar wij hebben ook te maken met de korte termijn. Denk aan de bekende frase van een bekende econoom. De heer De Boer vraagt zich af of die deeltijd-WW wel iets is. Ik vraag hem pregnant om vanuit zijn morele optiek, die ik doorgaans zeer waardeer, aan te geven of wij de werklozen voor deze crisis moeten laten betalen. Ik weet niet of de heer De Boer wel eens met werklozen spreekt en of hij weet hoe werkloosheid van ouders ingrijpt in het leven van kinderen. De heer De Boer spreekt over jongeren. Weet hij hoe zij dat jarenlang met zich meedragen? Ik vraag de heer De Boer nogmaals en heel "diep" of wij de werklozen moeten laten opdraaien voor de crisis. Hoe gaan wij die mensen compenseren?
De heer De Boer (ChristenUnie):
Wat senator Reuten zegt, is duidelijk. Ik heb er dan ook opzettelijk een deel van de mensen uit gelicht dat wellicht extra door de crisis wordt getroffen: de jongeren. Zij hebben bij leven en welzijn nog tientallen jaren een perspectief. Het is voor de samenleving en de overheid dan ook een eer, om dat zware woord maar eens te gebruiken, om dat perspectief te bieden. Ik noemde daarvan zojuist een aantal voorbeelden en was daarmee nog niet helemaal klaar. Ik vind het een beetje lastig om antwoord te geven op de vraag van de heer Reuten of wij werklozen voor de gevolgen van de crisis moeten laten opdraaien. Hij vroeg ook of ik werklozen ken. Mijn antwoord op die vraag is dat ik helaas te veel mensen ken die werkloos zijn. Mijn ervaring is echter ook dat veel werkgevers in het mkb soms met bloedend hart mensen aan de kant moeten zetten en zelf in grote problemen komen. De omschrijving van de heer Reuten, namelijk dat wij werklozen laten opdraaien voor de kosten van de crisis, neem ik niet over. Ik vind die te beperkt. Wij kunnen daar groepen naast plaatsen die eveneens veel last hebben van de economische crisis. Ik mag aannemen dat het kabinet oog heeft voor die groepen en dat dit is terug te vinden in de plannen waarmee het, naar ik aanneem, in het voorjaar komt.
De heer Reuten (SP):
Ik vind dat toch iets te gemakkelijk. Natuurlijk is het moeilijk om iemand te ontslaan, maar dat is toch iets anders dan zelf werkloos zijn en de consequenties daarvan dragen?
De heer De Boer (ChristenUnie):
Ik stel de heer Reuten een wedervraag als dat van de voorzitter mag. Kent hij zzp'ers en mkb'ers die nu thuiszitten?
De voorzitter:
Ik verzoek u om uw betoog te vervolgen.
De heer De Boer (ChristenUnie):
Ik ga kort in op de WW. Ik noemde die omdat de geschiedenis leert dat het lastig is om na enkele jaren te zeggen dat die alleen in een bepaalde periode wordt uitgekeerd. Mensen zullen een dergelijke maatregel al snel als een verworven recht beschouwen. We hebben dat de laatste decennia onder andere gezien bij de VUT-regeling en de Melkertbanen.
Ik wil graag dat de bewindslieden reageren op dit deel van mijn bijdrage. Wat is hun visie op wat wij stellen? Ik ga een stap verder. Wij kunnen ons voorstellen dat het in het kader van deze algemene financiële beschouwingen niet goed mogelijk is om een afgerond en geheel doordacht standpunt te hebben. Dat zeg ik onder andere tegen de PvdA-fractie. Daarom vragen wij of het geen goede zaak zou zijn om advies te vragen aan bijvoorbeeld de SER over de zin van en het royaal stimuleren van arrangementen voor leren, werken en het ontwikkelen van ondernemerschap in relatie tot de in de verdere toekomst verwachte personeelsproblemen in het mkb. Graag wil ik ook op die vraag een antwoord van de bewindslieden.
In dit verband attenderen wij ook op de discussie – bij interruptie heb ik het daarover al kort gehad – die we heb gevoerd met de staatssecretaris. Daarin pleitten we voor extra aandacht voor zzp'ers met een technische, universitaire opleiding die voor zichzelf beginnen, veel zelf willen doen en te vaak mislukken. De staatssecretaris noemde dat vorig jaar een interessant aandachtspunt. Wat heeft hij daarmee gedaan? Denk bijvoorbeeld aan de zogenaamde vouchers bij SenterNovem ofwel de onderzoeksstrippenkaarten. Dat is een prachtig aanknopingspunt om nog meer te doen voor jongeren die graag willen. Zien de bewindslieden mogelijkheden om wat dat betreft stimulerend op te treden?
Een volgend punt dat we kort aanstippen, betreft de noodzaak om als land te durven kiezen voor het ontwikkelen van en het ook als overheid investeren in die sectoren die als kernkwaliteit kunnen worden aangemerkt. Ik heb het daarover in het begin van mijn betoog al kort gehad. Durft het kabinet het aan om een beleid te voeren dat tot doel heeft om op die en die kernkwaliteiten de beste van de wereld te zijn? Durft het beleid te maken dat tot doel heeft om technologieën te ontwikkelen die door de overheid worden gesteund en die als niches op de wereldmarkt kunnen worden beschouwd? Je moet ook durven zeggen dat er dingen zijn die je niet steunt. Wij pleiten er dus voor om te kiezen voor een aantal kernkwaliteiten waar een industrie achteraan komt. Dat vergt uiteraard een gedegen analyse. Toch kunnen we wel iets als voorbeeld noemen. Met ons onderwijs en onze wetenschap willen wij bij de mondiale top 5 van de wereld behoren. Laat het kabinet dat nu concreet maken, bijvoorbeeld met de technologie voor waterbeheer, watermanagement en wat daarbij hoort. Laat het kabinet dat koppelen aan de verscheidenheid van industrieën die zich daarmee bezighouden. Een klein voorbeeld is het verder ontwikkelen van de technologie voor CO2-opslag. Laat het kabinet die exporteren. Het gaat ons niet zozeer om deze voorbeelden, als wel om het duidelijk maken van wat wij bedoelen. Het is dus weer een kwestie van vermenigvuldigen. Wat is de reactie van de bewindslieden op deze opmerkingen?
De regering staat de komende jaren voor een enorme uitdaging. Als afsluitende opmerking willen we hier gezegd hebben – daarmee sluiten we aan bij het begin van ons betoog – dat bij de noodzakelijke maatregelen die genomen moeten worden en die soms diep zullen ingrijpen in de financiële mogelijkheden van mensen – de heer Reuten wees daar terecht op – het begrip "solidariteit" naar de mening van onze fracties centraal moet blijven staan. De kwetsbare burgers in ons land moeten ook in tijden van crisis ervaren dat de overheid, om het maar eens op een ouderwetse manier te zeggen, een schild is voor de zwakkeren. Dat zijn mooie woorden die geconcretiseerd moeten worden. We dringen er daarom bij de regering op aan, al in 2010 helder te maken wat het flankerend beleid zal zijn voor het verlagen van de werklast van werknemers met zware beroepen nu de AOW-leeftijd omhoog zal gaan. Laat de regering daarin transparant zijn. Dat zal het draagvlak voor die maatregel in de maatschappij doen toenemen.
Mijnheer de voorzitter, onze fracties zien met grote belangstelling de antwoorden tegemoet.
De heer Reuten (SP):
Dat schild voor de zwakkeren spreekt mij geweldig aan, maar ik heb de heer De Boer niet gehoord over dat prachtige idee van de senatoren Schuurman en Noten. Ik doel dan op de crisisinkomstenbelasting. Sijpelt dat weg? Dat zou namelijk een mooi schild voor de zwakkeren kunnen zijn. De heer De Boer vroeg aan het eind van zijn betoog om concrete zaken, maar komt hij daarvoor nog op?
De heer De Boer (ChristenUnie):
Welke fractie zou niet durven opkomen voor iets wat door de eigen fractievoorzitter in een motie is verwoord? Ja, daar staan wij voor. De heer Reuten heeft ook gemerkt dat ik niet ingegaan ben op de inhoud van wat het kabinet hopelijk in het voorjaar van 2010 naar ons toe stuurt, maar laat hij ervan overtuigd zijn dat die motie er ligt en dat die als toetssteen zal dienen.
De heer Schouw (D66):
Voorzitter. Was dat even een fijne opening van het Financieele Dagblad van vrijdag jongstleden! Daarin stond de kop: Verenigde Staten uit zwaarste recessie van afgelopen zeventig jaar. Ziezo, die was achter de rug, althans, vrijdagochtend leek dat even zo te zijn. De grote recessie is voorbij en als we niet uitkijken, gaat eenieder weer op de oude voet verder. D66 acht dat onverstandig.
In mijn bijdrage zal ik spreken over een beperkt aantal punten. Ik zal ingaan op de vraag wat en wanneer er echt herstel is, de zichtbare wijzigingen van het Nederlandse macro-economische model, de negentien werkgroepen en de vergeten onderwerpen.
Ik kom op het eerste punt dat betrekking heeft op de vraag wat en wanneer er echt sprake is van herstel. Eén zwaluw maakt nog geen zomer, maar het stevige groeicijfer van 3,5% in het derde kwartaal in de Verenigde Staten laat de zon toch wel een heel klein beetje schijnen: meer consumentenbestedingen en herstel op de huizenmarkt. Maar wie goed achter die cijfers kijkt, ziet dat vooral de autosloopregeling en overheidsinvesteringen de economische groei opstuwen. Een beetje vertrouwen in Amerika – dat is wel gunstig – leidt tot meer bestedingen en hogere aandelenkoersen. Dat zien wij ook in Nederland. De kernvraag is of op een sterke daling een steil herstel zal volgen. Ik heb daarop geen antwoord, maar het kabinet heeft dat wellicht wel. Wordt het een "v", of wordt het een "w", om het maar eens op de economische termen te houden. Graag wil ik enige reflectie op dat punt. Je kunt daarover in elk geval wel zeggen dat de overheidsinterventies op korte termijn hebben geholpen. Ik heb het dan niet over de prijs die daar tegenover staat. Zoals ik al zei, komt er stabiliteit en blijken de overheidsinterventies te helpen. Ook in Nederland wisten wij het hoofd boven water te houden doordat er miljarden aan overheidsgeld in de economie werden gepompt. Daarmee liep de staatsschuld echter wel op. Ook loopt de werkloosheid op, zullen de consumentenbestedingen en de belastinginkomsten dalen en zullen de uitkeringen stijgen. Daarmee kom ik op het punt dat voor onze fractie ontzettend belangrijk is: de oorzaak van dat alles. Samenvattend is dat het stagneren van de internationale handel en natuurlijk ook van de Nederlandse handel met andere landen. De kernvraag voor de toekomst is volgens ons dan ook aan welke knoppen de Nederlandse overheid zou moeten draaien om die handel, die internationale concurrentiepositie, te vergroten. De heer Terpstra heeft daarover ook al gesproken. In het debat dat tot nu toe is gevoerd, valt mij op dat wij heel goed nagaan hoe wij de mensen kunnen helpen die de dupe worden van deze economische crisis, bijvoorbeeld de werklozen. Dat is een interessante vraag. Veel interessanter is echter de vraag hoe de productiviteit in dit land in het licht van de internationale concurrentie op orde kan worden gebracht om te voorkomen dat er in de toekomst meer werklozen komen of te bewerkstelligen dat de werkloosheid daalt. Wil de minister van Financiën ongeveer vijf betekenisvolle maatregelen noemen om die internationale concurrentiepositie ook op de lange termijn te garanderen? Ik verzoek hem een paar maatregelen te noemen voor de korte termijn en een paar voor de lange termijn. Kan hij ook aangeven wat de beredeneerde impact daarvan is op de economie? Deelt het kabinet het optimisme over de economie? Wat is de economische groei die in het derde kwartaal in Nederland wordt verwacht? In aanvulling op de vragen van de SP-fractie in de schriftelijke voorbereiding, vraag ik de minister van Financiën of het tijdpad voor het terugbrengen van de EMU-schuld naar 40% kan worden geëxpliciteerd. Heeft het kabinet daartoe een aantal scenario's ontwikkeld? Zo ja, kunnen wij daarvan deelgenoot worden gemaakt?
Ik noem het bijna omvallen van banken – een enkele keer viel er daadwerkelijk een bank om – het tumult over de modernisering van de arbeidsmarkt, de AOW, de oplopende werkloosheid en de verplaatsing van de economie naar andere delen van de wereld. Wie naar de langere termijn kijkt, ziet dat de Nederlandse economie met horten en stoten achteruit kachelt. Als wij niet uitkijken, dreigen wij de internationale concurrentiestrijd te verliezen. Naast reddingspogingen, investeringen en bezuinigingen ligt er voor het kabinet een schone taak om de weeffouten van het huidige financieel-economische model op te sporen en te herstellen – dat is eerder aan de orde geweest – om voorstellen te doen voor verbetering en om een nieuwe koers uit te zetten.
Bij de algemene beschouwingen heb ik al gepleit voor het ontwikkelen van een nieuw en ander macrofinancieel model waarin meer plaats is voor internationale afhankelijkheid tussen landen, innovatie als productiefactor, klimaat en duurzaamheid, metropolitaanse ontwikkelingen en een andere balans tussen de rol van de overheid versus de Staat. Het antwoord, gegeven tijdens de algemene beschouwingen, vond mijn fractie niet erg bevredigend, dus ik probeer het opnieuw. Zou het niet goed zijn om te werken aan een ander macrofinancieel model met andere parameters? Zijn de huidige financiële en economische modellen van het ministerie van Financiën en van het CPB wel toekomstbestendig?
De hoge beweeglijkheid van de CPB-prognoses komt hierbij. De door dit instituut voorspelde economische ontwikkeling ging in 2009 van 2% groei naar 5% krimp. Een waarzegger op de Tilburgse kermis had het misschien nog beter gekund.
Omdat iedere journalist, politicus en minister blind achter de CPB-cijfers aanholt als ware die heilig, moeten die in de toekomst beter worden. Er is fundamentele kritiek van belangrijke wetenschappers. Dat zal het kabinet niet zijn ontgaan. Het moet beter en transparanter. Naar de mening van D66 staan we dan ook op een tweesprong: er komen meerdere CPB's, zoals in Duitsland naar mijn idee het geval is, of er komt een ander CPB dat beter is. Want hoe zijn de miskleunen geëvalueerd en welke maatregelen zijn er genomen?
De heer Terpstra (CDA):
Hebben die vijf Duitse instituten wel voorspeld hoe het in de wereld zou gaan?
De heer Schouw (D66):
Ik zou het niet weten, maar ik hoor dat graag van het kabinet. Dat ontslaat ons echter niet van de plicht om heel kritisch te kijken naar de voorspellingen van dit instituut. En het ontslaat ons niet van de plicht om te kijken naar ons eigen gedrag. Het is immers buiten proporties hoe politici, ambtenaren en journalisten die cijfers voor heilig en waar aannemen. Dat kan zo niet langer, vind ik. Dat wilde ik hier aan de orde stellen. Ik weet bijna zeker dat u het op dat punt met mij eens bent.
Het macro-economische model van een internationale kenniseconomie, dat wij voorstaan, zal voor een land als Nederland sterk afwijken van de huidige macro-economische modellen van het CPB. De huidige modellen verschaffen vaak een schijnzekerheid en daarop wordt heel veel beleid gebaseerd. Het lijkt de fractie van D66 wenselijk om een combinatie van bijvoorbeeld het CPB, het SCP en het Rathenau Instituut een schets te laten maken van een nieuw macro-economisch model met als uitgangspunt de kenniseconomie. Dat zou naar ons idee helpen om die duurzame toekomst die wij allemaal wensen, een beetje in de goede richting te brengen. Graag wil ik een reactie van de minister.
Ik kom op de negentien werkgroepen en de vergeten onderwerpen. De werkgroepen moeten geld zien te vinden, ongeveer 35 mld. structureel. Daarom spreken wij de minister van Financiën rechtstreeks aan op het proces en het resultaat. De werkgroepen zijn aan het werk. We wilden daarin nog wat versnelling aanbrengen, maar dat is helaas niet gelukt. De motie van de VVD is weggestemd, maar het doet mij natuurlijk buitengewoon veel deugd dat de PvdA-fractie in dit debat materieel zegt: kom op, kabinet, in januari moeten wij iets doen. De PvdA-fractie heeft die motie weliswaar niet gesteund, maar aan de hand van die opmerking constateer ik dat de motie toch een beetje heeft doorgewerkt. Het lijkt mij goed om dat hier te benoemen. Wat wel steeds twijfelachtiger wordt, is de omvang van de operatie: ruim 30 mld. structureel. Hoe beredeneerd is dit getal? Het ging een eigen leven leiden, maar niemand schijnt zich af te vragen wat de oorzaak daarvan is. Belangrijke economen betwisten dat cijfer. Dat zal u niet ontgaan zijn. Ik heb de indruk dat er steeds meer kritiek op dat cijfer komt.
De heer Van Driel (PvdA):
Het is een beetje aan de late kant, maar ik merk op, al is het maar voor de geschiedenis, dat in die motie stond dat wij tussentijds geïnformeerd moesten worden. Ik heb gevraagd of het niet mogelijk was dat het kabinet eind januari met een resultaat kwam. Dat is niet helemaal hetzelfde.
De heer Schouw (D66):
Dat is een juiste correctie. Overigens steun ik uw oproep van harte om daarop in januari meer zicht te krijgen. Ik hoop dan ook dat het kabinet dat overneemt.
Ondanks het debacle van de voorspellingen van het CPB van vorig jaar, namelijk groei (!), gaan we opeens heel hard snijden. Dat heeft natuurlijk een functie, namelijk iedereen "scherp" krijgen: kijk eens wat er allemaal aankomt! Dan kan het kabinet misschien de rol van "verlosser" spelen als het allemaal blijkt mee te vallen. Maar op het eerste gezicht oogt het wat onzorgvuldig. Gaat het bijvoorbeeld om het genereren van ongeveer 35 mld. aan voorstellen waarvan straks misschien effectief ongeveer 9 mld. moet worden ingevuld? Graag wil ik meer uitleg.
De operatie roept veel vragen op. Zo schrijft het kabinet in de Miljoenennota het onmogelijke: "Houdbare overheidsfinanciën betekenen dat de publieke voorzieningen, zoals sociale zekerheid, onderwijs, infrastructuur en defensie op peil kunnen worden gehouden zonder dat de belastingen in de toekomst moeten worden verhoogd." Dat schrijft het kabinet dus heel fantasierijk op, maar de vraag is of je een olifant door een hoepel kunt laten springen. Oftewel, of je voorzieningen op peil kunt houden bij keuzes waarin 20% bezuinigingen op de netto-uitgaven worden gerealiseerd, zoals het kabinet zelf voorstelt. Bijvoorbeeld naar de letter is beperking van hypotheekrenteaftrek een belastingverhoging en dat sluit het kabinet net juist weer uit in het citaat dat ik zojuist gaf. Hoe zit dit precies? Graag een reactie.
Even over het proces. Ik onderschrijf de opmerking van mevrouw Böhler. Wat is precies de opdracht van de werkgroepen? Is dat het vinden van bezuinigingen en is het dus een "koude" opdracht? Of is het, zoals de premier tijdens de algemene beschouwingen poogde uit te leggen, een "warme" opdracht? Een warme opdracht is dat daarmee het nieuwe Nederland moet worden gebouwd, dat kansen en perspectief worden geboden. Er moet iets nieuws worden gebouwd. Is het nu een koude of een warme opdracht? Ik begrijp het nog steeds niet. Als ik de Miljoenennota lees, is het een koude opdracht en als ik notulen van de algemene beschouwingen erbij haal, is het een warme opdracht. Dat lijkt mij toch een groot verschil.
Het is ons opgevallen dat zowat de hele portefeuille van minister Plasterk onttrokken is aan de werkgroepen: het expliciet ontzien van het fundamenteel onderzoek, het impliciet ontzien van de cultuurbegroting en het ontzien van de publieke omroep. Niet dat op deze gebieden minder zou moeten worden geïnvesteerd, doch gezien de gang naar de kenniseconomie moet er wel een aantal andere accenten worden gelegd. Zo hebben KNAW en NWO deels overlappende activiteiten. Beide beheren zowel bèta, als alfa- en gamma-instituten, verrichten adviestaken en verdelen financiële middelen over universiteiten en instellingen. Het beheren van eigen instituten is in het kader van gewenste governance niet te combineren met het verdelen van middelen buiten deze instellingen. Het is gewenst dit "complex" in een meer eigentijdse structuur om te zetten, dus object van studie van de werkgroepen zou je denken.
Ook de verdeling van middelen over de universiteiten is gebaseerd op uitgangspunten uit het verleden. Een meer eigentijdse aanpak, gerelateerd aan de eisen van de kenniseconomie is gewenst. Dat laatste is zeker het geval bij de drie technische universiteiten. En ook van het ontzien van de publieke omroepen begrijp ik helemaal niets. Graag krijg ik klip en klaar antwoord op mijn vraag hiernaar. Als dit onvoldoende is, kom ik met een motie om de publieke omroep niet te ontzien bij de eventuele heroverwegingen.
Afrondend. In het voorjaar gaat het kabinet met een dik pak voorstellen van de ambtenarij aan de slag om Nederland er weer bovenop te krijgen. Daar komen zaken aan de orde die niet in de verkiezingsprogramma's van CDA, PvdA en ChristenUnie staan; dingen die ook niet in het coalitieakkoord staan. Er zullen dus hooguit door dit kabinet beslissingen zijn te nemen waarmee een deel van de maatregelen kan worden ingevoerd. De overige, de echte beslissingen behoren bij de komende kabinetsformatie aan de orde te komen. Het zou deze minister van Financiën sieren als hij ook het proces na de werkgroepen wil uitlijnen en toelichten.
De heer De Boer (ChristenUnie):
U sprak over zaken die je drie jaar geleden nog niet kon voorzien en die dus ook niet meegenomen konden worden in de afspraken over het regeerakkoord. Moet je dan net doen alsof je neus bloedt? De crisis staat niet in het regeerakkoord en was niet voorzien. Zegt D66 dat wij met dergelijke ontwikkelingen in ons beleid helemaal geen rekening moeten houden?
De heer Schouw (D66):
Nee. Ik ben over het algemeen niet zo goed in voorspellen, maar soms wel. Uw partij neemt echt geen fundamentele beslissingen zonder dat die via een verkiezingsprogramma bij uw politieke achterban zijn neergelegd. Aan het eind van een kabinetsperiode zult u echt de hypotheekrenteaftrek niet regelen. Dat doen ook de PvdA en het CDA niet. Dat moet maar een keer helder worden. U doet namelijk alsof u dat wel wilt doen. Mijn voorspelling is dat u halverwege volgend jaar beslissingen zult nemen over kleine punten. De grote beslissingen stelt u uit tot de nieuwe verkiezingen. Ik vind dat u – en het kabinet als eerste – daar helder over moet communiceren. U wekt nu de verwachting dat u ook die allerbelangrijkste beslissingen gaat nemen, maar dat zal niet gebeuren.
De heer De Boer (ChristenUnie):
Wij zullen zien wat uw voorspellende woorden waard zijn als wij straks in het voorjaar de discussie hebben over de vraag wat de werkgroepen hebben opgeleverd. U weet blijkbaar al wat daar uit zal komen. Ik nog niet.
De heer Schouw (D66):
Ik heb een beetje politieke ervaring, evenals u trouwens. Het is aan u om mijn ongelijk te bewijzen. Maar wij drinken er te zijner tijd een goed glas op.
De heer De Boer (ChristenUnie):
Dat spreken wij af.
De heer Yildirim (Fractie-Yildirim):
Voorzitter. De storm op de financiële markten is voorlopig gaan liggen. Nog voor het infuus van gemeenschapsmiddelen verwijderd is, beloven de gesubsidieerde banken alweer rijkelijke bonussen. Managers belonen zichzelf met lonen die de gewone burger in hun leven niet kunnen vergaren. Aandeelhouders gaan uit van een zo hoog mogelijk rendement in een zo kort mogelijke tijd. Voor hen lijkt de recessie voorbij. Voor de meesten van ons moet de crisis echter nog komen. Er wacht ons grote werkloosheid. De schulden zijn verhuisd van de banken naar de overheid. Deze schuift ze door naar de arbeiders en hun gezinnen. Voor mijn fractie is de vraag echter: hoe kunnen we dit vermijden?
De overheid heeft miljarden euro's in de banksector gepompt om "te grote effecten van de financiële crisis te beperken". Tegelijk smolten de belastinginkomsten weg en schoten de sociale uitgaven door het dak, zie de AOW-maatregelen. Dit kabinet wil de crisis bestrijden met tijdelijke maatregelen, hoofdzakelijk op kosten van onze sociale zekerheid. De toename van een deel van de werkloosheid wordt kunstmatig voorkomen door miljarden aan leningen aan de banken.
De bankencrisis heeft niet alleen de sociale zekerheid, maar heel de economie ontwricht. Om de markteconomie te redden, heeft de overheid een gat van miljarden euro's in de begroting geslagen. Dicht ze dat niet, dan zal de staatsschuld mogelijk met zo'n 35 mld. per jaar toenemen. Om de gevolgen te beperken, moet het kabinet bezuinigen. Het doet dit per departement door het instellen van zo'n negentien werkgroepen. Het instellen van werkgroepen heeft als gevolg dat eventuele forse ingrepen voorlopig worden uitgesteld. Mijn fractie beschouwt dit als onverantwoordelijk gedrag.
Tegelijkertijd worden al op verschillende beleidsterreinen bezuinigingsmaatregelen getroffen. Volgens onze berekening bedragen zij iets van 1,8 mld. Zij treffen vooral de gewone burgers. Terwijl de burger fors moet inleveren, blijven de gigabonusregelingen bij de bedrijven in stand, die met het geld van diezelfde burger worden bekostigd. Dit is voor mijn fractie onacceptabel.
We leven in een tijd waarin de gepensioneerden weer in de vuurlijn komen te staan. We zouden langer door moeten werken of genoegen moeten nemen met een onvolledig pensioen. Dat de helft van de gepensioneerden maandelijks met minder dan zo'n € 1000 moet rondkomen en één op vier het gevaar loopt in armoede te belanden, is blijkbaar wel "houdbaar" voor dit kabinet. Mijn fractie vraagt wederom aan dit kabinet om andere oplossingsmaatregelen dan het afbreken van sociale verworvenheden.
Het is de vraag of iedereen meebetaalt. Om de plannen verkocht te krijgen, zal dit kabinet straks op basis van de adviezen van de verschillende commissies, de illusie wekken dat "iedereen" meebetaalt. De te treffen maatregelen zullen de tweedeling in de samenleving verder vergroten en de armoede verder doen toenemen. Mijn fractie is van mening dat het tijd wordt dat de vakbonden hieruit lessen gaan trekken. Sociaal saneren keert als een boemerang terug.
De rol van de vakbonden bestaat er niet uit om een sociaal "aanvaardbaar" besparingsbeleid uit te vlooien. Integendeel: de belangen van de gewone gezinnen en werkenden dienen met even veel ijver verdedigd te worden als die van de grote werkgeversorganisaties, die alle steun van dit kabinet hebben.
Ook langs deze weg willen wij dit kabinet vragen om in crisistijd niet te bezuinigen op zorg en onderwijs. Steun de kleine zelfstandige ondernemers in plaats van geld te lenen aan grote ondernemers. Schaf de eigen bijdrage in de zorg af. Die treft vooral mensen met weinig inkomen en voorkomt niet dat tientallen duizenden onverzekerd blijven rondlopen. Schaf de bezuinigingen op de politie af en investeer in het onderwijs in plaats van het leren te bemoeilijken door allerlei maatregelen. Investeer niet in de aanschaf van de JSF. Dat brengt miljarden euro's op die in deze tijd hard nodig zijn.
Mijn fractie vraagt om daadkracht van dit kabinet in deze crisistijd. Stimuleer de koopkracht van de gewone burger als remedie tegen de crisis. Laat de oudere werknemers zelf kiezen of zij op hun 65ste met pensioen willen of wensen door te werken. Zij hebben immers daarvoor jarenlang allerlei premies moeten betalen en hebben recht op een fatsoenlijke AOW. Investeer in crisistijd in plaats van te korten op sociale uitkeringen en pensioenen; de bezuinigingen zullen er alleen maar toe leiden dat meer jongeren en mensen die anders moeilijk aan werk komen, werkloos zullen worden. Investeer in scholing om de toekomstige tekorten op de arbeidsmarkt op te vangen. Voer werktijdverkorting in. Draag bij aan een betere kinderopvang. Stimuleer innovatie en investeer in duurzaamheid. Verlaag de btw op het onderhoud van woningen. Verhoog de Nationale Hypotheek Garantie tot € 350.000. Investeer in het openbaar vervoer. Pak juist de financiële sector en zijn onzinnige bonussysteem aan.
Op korte termijn moeten de banken onnodige barrières voor kredieten opheffen. De overheid kan via deelneming in de banken ander gedrag afdwingen en garanties afgeven voor kredieten. Op langere termijn moeten de uitwassen die de kredietcrisis hebben veroorzaakt voor eens en voor altijd uit het systeem verdwijnen. Daarom pleit ik voor beter risicobeheer en het aan banden leggen van topbeloningen en gigabonussen. Zowel de EU als het IMF moet een adequate vorm van toezicht organiseren inclusief sancties. Huidige kredietbeoordelaars moeten worden vervangen door onafhankelijke en niet-commerciële bureaus. Het verwerpelijke gedrag van sommige private-equityfondsen moet bestreden worden door het beperken van de aftrekmogelijkheden voor vreemd vermogen. Het bedrijfsleven zal zijn eigen bijdrage moeten leveren aan deze crisis. Bezuinigingen op de huishoudens zullen de koopkracht doen afnemen en niet bijdragen aan het economisch herstel.
Voorzitter. Met deze voorstellen denkt mijn fractie vanuit Solidaragevoel de last van de crisis eerlijker te verdelen. Ik verzoek de minister nader in te gaan op de door ons gestelde vragen en voorgestelde oplossingen.
De beraadslaging wordt geschorst.
De vergadering wordt van 13.23 uur tot 14.45 uur geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is de beëdiging van de heer Tiesinga.
Ik deel aan de Kamer mee dat door mij zijn benoemd tot leden van de commissie tot onderzoek van de Geloofsbrief van het benoemde lid der Kamer, de heer H.L. Tiesinga: de heer De Graaf (voorzitter), mevrouw Vedder-Wubben en mevrouw Kneppers-Heijnert.
Ik deel aan de Kamer mee dat de ingekomen missives van de voorzitter van het Centraal Stembureau en de geloofsbrief van de heer H.L. Tiesinga inmiddels in handen zijn gesteld van de commissie tot onderzoek van de Geloofsbrief.
Het is mij gebleken dat de commissie haar taak reeds heeft verricht.
Ik geef derhalve het woord aan de heer de Graaf, voorzitter van de commissie tot onderzoek van de Geloofsbrief van de heer Tiesinga, tot het uitbrengen van het rapport.
De heer De Graaf:
voorzitter der commissie
Voorzitter. Mijn welgemeende excuses voor het feit dat ik te laat ben. Ik begrijp dat dit de eerste keer, maar tegelijk ook de laatste keer is dat ik voorzitter ben. Dat accepteer ik.
De voorzitter:
Mijnheer De Graaf, u loopt vooruit op de conclusie.
De heer De Graaf:
voorzitter der commissie
Voorzitter, ik wil u daarmee helpen.
De commissie die de geloofsbrief van het benoemde lid van de Kamer de heer H.L. Tiesinga heeft onderzocht, heeft de eer, te rapporteren dat de geloofsbrief en de daarbij ingevolge de Kieswet overgelegde bescheiden in orde zijn bevonden.
Het rapport van de commissie is neergelegd bij de Griffie ter inzage voor de leden.
De commissie adviseert de Kamer om de heer H.L. Tiesinga als lid van de Kamer toe te laten.
De voorzitter:
Ik dank de heer De Graaf voor het uitbrengen van het rapport en de commissie voor het verrichten van haar taak. Ik stel aan de Kamer voor, het advies van de commissie te volgen en het rapport in de Handelingen te doen opnemen.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Ik verzoek de griffier, de heer Tiesinga binnen te leiden.
Nadat de heer Tiesinga door de griffier is binnengeleid, legt hij in handen van de voorzitter de bij wet voorgeschreven eden af.
De voorzitter:
Ik wens u van harte geluk met uw benoeming. Ik wil u graag als eerste de hand drukken, alvorens de collega's de gelegenheid te geven u met uw benoeming te feliciteren. Van harte geluk gewenst.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
De ingekomen stukken staan op een lijst die in de zaal ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.
(Deze lijst is, met de lijst van besluiten, opgenomen aan het eind van deze editie.)
De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mede dat Voorzittereen voorgenomen beslissing omtrent een ter instemming aangeboden JBZ-besluit tijdens deze vergadering in de zaal ter inzage gelegd wordt, conform het voorstel van de commissie voor de JBZ-Raad. Als aan het einde van de vergadering geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer heeft besloten conform dit advies.
De voorzitter:
Op verzoek van de fractie van het CDA heb ik de volgende leden in commissies aangewezen:
- tot lid van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de heer Tiesinga in plaats van de heer Van der Linden (zo zie je hoe je jezelf kunt uitschakelen);
- tot lid van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking de heer Tiesinga in plaats van de heer Van der Linden;
- tot lid van de vaste commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties de heer Essers in plaats van de heer Van der Linden;
- tot lid van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat de heer Tiesinga in plaats van de heer Hillen;
- tot lid van de commissie voor de JBZ-Raad de heer Tiesinga in plaats van de heer Essers;
- tot lid van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn, Sport/Jeugd en Gezin de heer Benedictus in de bestaande vacature.
Tot voorzitter van de vaste commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties heb ik benoemd mevrouw Strik in plaats van de heer Van der Linden.
Ik deel verder nog mede dat de besprekingen in de vergadering van de commissies voor Financiën en voor Volksgezondheid nu aanvangen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-ek-20092010-135-160.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.