Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | nr. 18, pagina 770-781 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | nr. 18, pagina 770-781 |
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de kansspelen houdende tijdelijke bepalingen met betrekking tot kansspelen via internet (30362).
De beraadslaging wordt hervat.
Minister Hirsch Ballin:
Voorzitter. Dank voor de beschouwingen over dit wetsvoorstel. Het is goed om dit vandaag hier te kunnen bespreken, ook omdat het een bouwsteen is in ons beleid ten aanzien van de kansspelen. Ik hoop dat ik in staat ben op de bedenkingen en vragen die er zijn zodanig te reageren dat dit wetsvoorstel ook hier met brede steun kan worden aanvaard. De kansspelen via internet zijn een betrekkelijk nieuw fenomeen. Het voorstel is om dat via een experimentele benadering een plaats te geven in de Wet op de kansspelen. Ik ben ervan overtuigd dat dat verstandig is, ook in het besef dat het gokken op het internet hand over hand is toegenomen. Dit proces speelt zich af buiten de kanaliseringsdoelstelling van ons beleid. De laatste schattingen van het aantal mensen in ons land dat gebruikmaakt van mogelijkheden voor kansspelen op het internet zijn inmiddels opgelopen van zo'n 300.000 tot 400.000. Dit heeft een zekere attractiviteit, zoals veel dingen in het gebruik van het internet. Wij denken dat het verstandig is om daarop te reageren met een combinatie van handhavend optreden tegen het illegale aanbod van kansspelen via het internet – illegaal is dat wat is gericht op Nederland – en het bieden van een gekanaliseerde mogelijkheid voor gokken op het internet, waarbij één aanbieder ervoor moet zorgen dat het experiment goed verloopt. Dit moet zich lenen voor een goede en scherpe waarneming van de effecten, gekanaliseerd en geordend met de bedoeling de realiteit onder ogen te zien, namelijk dat er behoefte is aan gokken via het internet, daarbij tegelijkertijd het illegale gokken tegengaand en een goed aanbod leverend voor geordend gokken.
Ons beleid is er van oudsher op gericht geweest de speelzucht in goede banen te leiden. Natuurlijk is dat beleid al doende ontwikkeld, en het kanaliseren als methode daarbij heeft een belangrijke plaats gekregen in het beleid. Op deze plaats ontkom ik er niet aan om nog verder terug te gaan dan de vorst die boven u, mevrouw de voorzitter, is verbeeld. Koning Willem I heeft in het soeverein besluit van 1814 de eerste wettelijke regeling van kansspelen tot stand gebracht: er werd toen een algemeen verbod om kansspelen zonder vergunning te organiseren ingevoerd. Er is een hoop gebeurd in technologische en innovatieve zin, wat heeft geleid tot veranderde behoeften aan kansspelen bij het publiek. De kansspelwetgeving heeft daar steeds rekening mee gehouden: waar nodig zijn nieuwe mogelijkheden geopend om dat te reguleren. Regulering van internetkansspelen past in deze traditie van een regulerend beleid ten aanzien van de kansspelen.
Er zijn vragen gesteld over de wenselijkheid en de gevolgen van de internetproef. Het beeld dat ik aan vanmiddag heb overgehouden, is dat het velen bezighoudt of een proef met internetkansspelen goed past in ons algemene beleid, ook uit een oogpunt van de eisen die Europeesrechtelijk kunnen worden gesteld. Het antwoord op die vraag is naar mijn oordeel bevestigend. Er is gesproken over alternatieven als een totaalverbod en over meer aanbieders. Ik ben van mening dat wij een goede koers volgen door juist met één aanbieder, Holland Casino – door de Nederlandse overheid beheersbaar en controleerbaar – in zee te gaan.
Mevrouw Broekers-Knol en mevrouw Quik-Schuijt hebben de vraag gesteld of niet moet worden gevreesd dat het aantal kansspelverslaafden zal toenemen door de internetproef. Daarbij werd verwezen naar het onderzoek van Motivaction. Het doel van de proef is om, uitgaande van de kanalisatiegedachte, consumenten die nu via het internet spelen of willen spelen, de mogelijkheid te bieden dat op een verantwoorde wijze te doen en weg te trekken uit de illegaliteit. Natuurlijk moeten wij er rekening mee houden dat de markt van internetkansspelen verder groeit, zoals het afgelopen jaar ook is gebeurd. Wanneer wij zien dat die spelen verder toenemen, dan blijft het van belang dat die groei wordt gekanaliseerd en niet alleen maar in het illegale, onbeheersbare circuit eindigt. Waar het onderzoek van Motivaction erop kan wijzen dat er een groeiende behoefte is aan internetkansspelen, is dat geen argument tegen de opzet van dit wetsvoorstel. De evaluatie van de proef zal uitsluitsel geven over de effecten en de verhouding die zich ontwikkelt tot een situatie waarin de groeiende behoefte volledig aan de illegale markt zou zijn overgelaten.
De heer Dölle (CDA):
Een paar keer valt, ook in de stukken, het woord "behoefte". Er is zonder meer behoefte om op internet te spelen. Is die behoefte het leidend beginsel, dan openen wij een veilig, door de overheid verlicht instituut, waar men die behoefte kan bevredigen. Maar als je zoiets opent, komt er dan geen toestroom van mensen die tot nu toe niet wilden spelen? Verder komen er wellicht mensen die tot nu toe illegaal speelden, eventueel komen er buitenlanders die in Nederland willen spelen en er komen mensen vanuit het fysieke circuit over. Dat levert een forse groei op. Hoe verhoudt zich dit tot de centrale eis dat het Nederlandse kansspelbeleid een samenhangende, systematische beperking moet zijn van het aantal wetactiviteiten?
Minister Hirsch Ballin:
In de ontwikkelingen in de tijd moeten wij er rekening mee houden dat zich een groeiende behoefte manifesteert aan het gebruik van het internet voor allerlei doeleinden, ook hiervoor. Wij zullen rekening moeten houden met een groeiende behoefte, ook aan internetgokken. Betekent dit dat wij zonder meer voor elke behoefte overstag gaan? Nee, natuurlijk niet. Voor een behoefte die volstrek onoorbaar is en zich niet leent voor welke kanalisatie dan ook, moet je geen ruimte creëren. Dan doe je iets dat in geen enkel opzicht wenselijk is. Maar zoals gezegd, is sinds 1814 de benadering om niet de ambitie te hebben kansspelen volstrekt uit te roeien, maar wel om het gebruik ervan te kanaliseren, te beheersen en in een geordend kader te brengen. Dat is ook het doel van dit experiment.
De heer Dölle (CDA):
Natuurlijk is behoefte niet leidend, onoorbare behoeften worden niet vervuld. Maar er is een grote behoefte om in kantines, speellokalen en bij sportverenigingen te spelen. Die weg is toch afgesneden. In die zin is het verschijnsel dat de behoefte leidend is bepaald niet in alle sectoren van toepassing.
Mevrouw Quik-Schuijt (SP):
Ik heb het Motivaction-rapport niet helemaal in mijn hoofd, maar ik kan mij niet voorstellen dat in de verdriedubbeling die zij voorspellen niet is verdisconteerd dat er überhaupt een stijging is te zien van alle activiteiten op internet, en dus van deze activiteit. U lijkt die vermeerdering weg te poetsen.
Minister Hirsch Ballin:
Ik wil helemaal niet beweren dat dat elkaar geheel dekt. Maar voor zover het experiment ertoe leidt dat er een aanvaardbare, geordende vorm van kansspelen op het internet wordt aangeboden, is dat niet in strijd met de gedachte van kanalisering. Tegelijkertijd hebben wij ons er de afgelopen maanden grondig op bezonnen hoe wij tot een betere handhaving kunnen komen van het bestaande verbod van kansspelen op het internet. Dan hebben wij het over het aanbod dat niet aan enige beperking is gebonden, waarvoor niet de regels gelden die wel voor Holland Casino zullen gelden in het kader van het experiment, en waar dus alle risico's aanwezig zijn van misbruik, verslaving en ongewenste praktijken. Wij hebben daarover gesproken met de banken, de financiële instellingen enzovoorts, waarbij wij hebben gewezen op de jurisprudentie van de Hoge Raad over het vanuit het buitenland op Nederland gerichte aanbod van kansspelen. Die ongeveer 30 aanbieders in het buitenland die wij in het vizier hebben en zich op Nederland richten, maken zich schuldig aan illegale praktijken. Omdat dat alleen maar werkt als er geld naar illegale aanbieders gaat, hebben wij dat als aangrijpingspunt genomen. Tegen betrokkenen hebben wij gezegd dat zij volgens onze wetgeving niet mogen meewerken aan het illegale kansspelaanbod vanuit het buitenland aan Nederland. Wij zullen hun daarvoor de gegevens beschikbaar stellen in de vorm van een lijst van de door ons geïdentificeerde op Nederland gerichte aanbieders van kansspelen via het internet. Tegelijkertijd zullen wij via de net geschetste aanpak duidelijk krijgen om wie het gaat. Bij de evaluatie zal blijken wat de effecten daarvan zijn. Ik denk echt dat wij met die benadering de goede weg inslaan.
Mevrouw Broekers heeft vragen gesteld over de passage op bladzijde 8 van de nadere memorie van antwoord. Voor de beoordeling van de geschiktheid van een kansspelvergunningstelsel is relevant of de beperkingen ertoe bijdragen dat de activiteiten met betrekking tot kansspelen op samenhangende en stelselmatige wijze worden beperkt. Het lijkt mij aannemelijk dat, als er in Nederland geen verbod zou bestaan, er enorm veel spelers zouden zijn. In vergelijking met die situatie is in het verlengde van wat wij bij andere kansspelen doen het wetsvoorstel inderdaad op beperking gericht, wat niet hoeft te betekenen dat het totale aantal daardoor minder wordt, maar wel dat het aandeel van de illegale ongewenste aanbieders in het geheel van de gokkers op het internet wordt verminderd.
Mevrouw Broekers-Knol (VVD):
Over het feit dat het kansspelbeleid moet worden gekanaliseerd, heb ik in eerste termijn duidelijk gezegd dat mijn fractie dat eveneens vindt. Dat illegaal gokken wordt aangepakt, vinden wij ook prima. Waar het ons om is te doen, is het feit dat de vergunning voor het legaal gokken op internet in dit wetsvoorstel slechts wordt toegekend aan Holland Casino. Wij stellen ook niet voor dat er veel andere aanbieders meedoen, wij hebben gezegd dat de mogelijkheid moet worden geboden aan andere deelnemers in de branche om aan dit experiment deel te nemen. Dat kan gereguleerd en gecertificeerd worden. Het is niet zo dat als er ineens twee of drie aanbieders bij zouden komen naast Holland Casino, de beer totaal los is, nee, dit kan keurig gereguleerd worden. Ons grote punt is de vraag, waarom die weg niet is bewandeld. Dan heb je namelijk een veel betere uitkomst van de proef en bovendien voorkom je problemen met het Europese Hof, namelijk strijd met artikel 49 EG-verdrag.
Minister Hirsch Ballin:
Ik ben blij dat u deze opmerking hebt gemaakt, waaruit blijkt dat wij heel dicht bij elkaar staan op dit punt. Het is niet uitgesloten dat aan het eind van de experimentele fase de conclusie wordt getrokken dat een beperkt, maar wel iets ruimer aanbod van aanbieders van legale kansspelen op het internet een goed vervolg is. Voor de toekomst sluit ik een benadering zoals door mevrouw Broekers bepleit absoluut niet uit. Ook in die zin liggen de oplossingen niet ver uit elkaar. Onze doelstelling is te voorzien in een passend legaal aanbod van internetspelen. Dat aanbod moet niet zo groot zijn dat de bezwaren die net werden verwoord, groter worden. Maar wij moeten wel iets doen. De proef moet voldoende substantie hebben. Wij denken dat met deze internetproef, beheerst gecontroleerd met een aanbieder die zeer grote ervaring heeft met de kansspelen, de expertise heeft om derivaten van wat in de fysieke werkelijkheid wordt aangeboden op het internet aan te bieden en voldoende draagkracht heeft in de organisatie op het punt van beleid, gericht op het tegengaan van verslavingen, for the time being de goede keuze wordt gemaakt. Juist omdat sprake is van een proefsituatie is het wenselijk om het aanbod gedurende die proef beperkt te houden, zodat op beheerste wijze ervaring kan worden opgedaan met internetkansspelen.
Mevrouw Broekers-Knol (VVD):
Ik hoor de minister heel nadrukkelijk zeggen dat het zo goed is om met een ervaren club als Holland Casino dit experiment te doen. A contrario zou je daaruit kunnen afleiden dat de minister eigenlijk bedoelt dat de speelautomatenbranche volstrekt onervaren is. Misschien leg ik de minister woorden in de mond, maar ik denk niet dat die conclusie getrokken kan worden. In onze visie is de speelautomatenbranche een heel ervaren club.
Minister Hirsch Ballin:
Dat is zeker waar. Ik heb kennisgenomen van de opvattingen van de speelautomatenbranche. Mijn voorganger heeft bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer aangegeven dat ook van die ervaringen gebruik kan worden gemaakt bij het inrichten van de proef. Ik denk niet dat het goed zou zijn om in een soort concurrentie deze experimentele fase in te gaan. Het gaat dan om de vergunninghouder, het onder aansturing van de overheid staande Holland Casino, en iets dat zou kunnen voortkomen uit de speelautomatenbranche. De suggestie van mevrouw Broekers, om een tweede vergunning te verlenen aan een collectiviteit uit de speelautomatenbranche, lijkt mij op dit moment niet de goede gedachte. Zoals ik daarnet al zei, het experiment is erop gericht om dit onder goed overzichtelijke gecontroleerde voorwaarden te doen. Als het experiment is uitgevoerd, zijn ook andere mogelijkheden bespreekbaar.
Ik wijs nog op de ervaring van Holland Casino met kansspelen met een hoger risico van verslaving en met preventie van kansspelverslaving. Van die expertise zal in de experimentele fase gebruik worden gemaakt. Daarnaast hebben wij natuurlijk beïnvloedingsmogelijkheden, juist bij Holland Casino. Indien nodig kunnen wij gedurende de proef makkelijk bijsturen. Dat is inclusief de eventuele aanpassing van maatregelen ter voorkoming van criminaliteit en het witwassen van gelden.
De jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft hierbij een rol gespeeld. Ik verwijs naar het arrest van het aan deze instelling gelieerde EVA-Hof van 14 maart 2007 over de houdbaarheid van het monopolie. Ook noem ik de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 14 maart 2007.
Mevrouw Broekers verwees naar de uitspraak in de zaak Placanica. Vanaf de zaak Schindler in 1992 tot die recente uitspraak is duidelijk geworden dat de omvang van de mate van bescherming behoort tot de beleidsruimte van de lidstaten. Uit de jurisprudentie van het Hof blijkt dat een lidstaat ervoor kan kiezen om gokactiviteiten geheel of gedeeltelijk te verbieden, dan wel om deze activiteiten te beperken en met het oog daarop meer of minder strenge controlemaatregelen te treffen. Het al dan niet instellen van een monopolie valt onder de beoordelingsvrijheid van de lidstaat. Dat kunnen wij uit de jurisprudentie afleiden, ook uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in de zaak Läärä (C-124/97). Het arrest Placanica heeft daaraan niets gewijzigd. Het afgelopen jaar is de geoorloofdheid van kansspelmonopolies ook nog in andere uitspraken bevestigd. Ik noemde al de uitspraak van het EVA-Hof van 14 maart 2007, die niet bindend is voor EU-lidstaten, maar wel richtinggevend, gelet op samenstelling en beoordelingskader. De introductie van een monopolie voor de exploitatie van speelautomaten is een geschikt middel om het vrije verkeer van dienstverlening te beperken met het oog op doelstellingen van algemeen belang. Het Hof oordeelde bovendien dat instelling van een monopolie een geschikter middel is om dwingende redenen van algemeen belang na te streven dan andere nationale maatregelen. Ook uit Europeesrechtelijk oogpunt is onze keuze dus solide. In dit geval betreft het het Noorse monopolie voor kansspelautomaten, gelet op de effectieve controlemogelijkheden waardoor verslaving beter kan worden bestreden. Ik zeg daarmee niet dat voor de toekomst een verbreding tot een beperkt aantal aanbieders is uitgesloten, maar ik denk dat er goede redenen zijn om het in deze fase te doen met het experiment met één aanbieder die vanuit de overheid kan worden aan- of bijgestuurd.
Ik kom op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 14 maart 2007. Zij kwam daarin tot het oordeel dat een eenvergunningstelsel voor casinospelen in beginsel een geschikt middel is om de gestelde doelen – het beschermen van consumenten, het tegengaan van illegaliteit en criminaliteit en het tegengaan van gokverslaving – te bereiken. De Afdeling acht het aannemelijk dat een systeem met één vergunning niet alleen in hoge mate de controle op die vergunninghouder vereenvoudigt, waardoor deze controle effectiever kan zijn, maar ook voorkomt dat er concurrentie tussen vergunninghouders ontstaat. Ik gaf al aan om welke reden concurrentie in dit stadium door ons niet gewenst wordt geacht.
De monopoliepositie van Holland Casino is ook niet in het geding bij de correspondentie met de Commissie, want die heeft vooral betrekking op de sportprijsvragen.
Ook andere uitspraken van de Hoge Raad en de Afdeling bestuursrechtspraak geven steun aan het beleid dat ik hier graag verdedig. Op 18 juli 2007 is er een in bezwaar bekrachtigde weigering van de aanvraag voor een semipermanente loterij vernietigd wegens een motiveringsgesprek. Daarover bereiden wij een nieuw besluit voor. De uitspraak van 18 juli vorig jaar houdt alleen een oordeel in over de motivering. Ik heb bepaald niet de indruk dat daarmee bijzondere zorgen zijn ontstaan over het Nederlandse kansspelbeleid. Het ging daarbij om drie kandidaten en een vierde die niet was toegelaten.
De vraag van mevrouw Broekers over het monopolie van Holland Casino en de stand van zaken van het Europese recht hoop ik hiermee goed te hebben beantwoord. De inbreng van de speelautomatenbranche kunnen wij in dit stadium van het experiment hopelijk langs andere weg redresseren.
De heer Dölle (CDA):
De regering zegt dus duidelijk dat de Raad van State, die spoorslags het pand verlaten heeft, wel degelijk kritiek heeft uitgeoefend op het feit dat commerciële aanbieders categorisch zijn uitgesloten. Niets of weinig verzet zich tegen het verlenen van een monopolie. De sprong om dat gelijk te verlenen aan Holland Casino zou onderwerp van kritiek kunnen zijn.
Minister Hirsch Ballin:
Door sommigen werd Holland Casino omschreven als een staatsbedrijf. Het bedrijf is aanstuurbaar en bijstuurbaar vanuit de overheid. De Europese jurisprudentie en de staatsmonopolies op het gebied van de kansspelen beziend, is het een buitengewoon "safe" keus.
Ik stem in met datgene wat de heer De Vries naar voren heeft gebracht over ons restrictieve kansspelbeleid en de methode die wij daarbij gebruiken. Hij betrok daarbij datgene wat er de laatste tijd op het gebied van de handhaving is gedaan. Hij hintte op het recente optreden tegen de belspelletjes, die bij nadere analyse kansspelen bleken te zijn. Voor het Openbaar Ministerie is dat reden geweest om op te treden. Het is belangrijk dat wij het kansspelbeleid serieus nemen en dat wij daarin handhavend optreden.
De heer De Vries vroeg ook naar de nieuwe wetgeving. Op 1 november is de consultatieperiode afgerond. Het voorontwerp is openbaar en beschikbaar. Het is dus bekend in welke richting wordt gedacht. Wij zijn bezig met de verwerking van de ontvangen adviezen. Na de ministerraad, het advies van de Raad van State en de verwerking daarvan, zal het wetsvoorstel zo snel mogelijk na het zomerreces bij de Tweede Kamer worden ingediend.
Kunnen wij meer doen in de samenwerking met andere landen ter bestrijding van illegale kansspelen via het internet? Deze vraag is meer in het algemeen van belang voor de rechtshandhaving bij activiteiten op het internet. Ik heb dit eerder gezegd in overleg met de Tweede Kamercommissies die zich bezighouden met de JBZ-raad. Daarbij ging het om criminaliteit die zich van het internet bedient. Wij moeten nieuwe methoden ontwikkelen. Daarbij is de samenwerking met andere landen van groot belang. Het liefst zouden wij wereldwijde samenwerking zien, maar wij weten dat wij al een stuk effectiever optreden als wij het doen in het kader van de EU of de Raad van Europa. Ik verwijs naar het verdrag van de Raad van Europa dat zich keert tegen het gebruik van het internet voor de verspreiding van kinderpornografie. Dit verdrag is in de vergadering van de ministers van Justitie van de Raad van Europa in Spanje ondertekend. Wij hebben geconcludeerd dat voor dit onderwerp, maar ook voor andere vormen van criminaliteit, die Europese samenwerking van groot belang is. Wanneer andere Europese staten zouden doen wat wij doen aan handhaving tegen aanbieders van over de grens, dan zou dat nog een stuk effectiever zijn. Uit een oogpunt van het wegnemen van de economische drijfveren achter het aanbod van illegale kansspelen op internet is een Europese, internationale aanpak beter doenlijk. Het past in de algemene benadering van rechtshandhaving op het internet.
De heer De Vries (PvdA):
De minister heeft gesproken over het inschakelen van banken en creditcardmaatschappijen om ervoor te zorgen dat het geld niet snel van de een naar de ander gaat. Nu spreekt hij over internationale samenwerking. Welke rol spelen de providers hierin?
Minister Hirsch Ballin:
De aansprakelijkheid van de providers is volgens artikel 54a van het Wetboek van Strafrecht enigszins beperkt. Wij kijken daar kritisch naar in de evaluatie van de geldende wetgeving. De implicatie van de vraag van de heer De Vries, dat wij de providers misschien wat meer mogen aanspreken, zal ik bezien. In dit verband verwijs ik naar het meer algemene onderwerp van de rechtshandhaving als het gaat om activiteiten via het internet. Het is mijn bedoeling om dit voorjaar in een brief op de algemene problematiek in te gaan. De providers zullen daarin zeker aan de orde komen.
De heer De Vries is ook ingegaan op de reclame- en marketingactiviteiten van kansspelaanbieders. Dit punt raakt het punt dat ik eerder heb besproken: wat moet je doen bij het aanbieden van een passend legaal alternatief? Om te kanaliseren moet het aanbod goed herkenbaar en zichtbaar zijn. Het moet echter ook niet zover gaan, dat de legale aanbieders van kansspelen een te opdringerige manier, een te veel wervende manier van onder de aandacht brengen hanteren. Het is een koersen tussen Scylla en Charybdis. Als je niet onder de aandacht brengt waar je legaal, gekanaliseerd terechtkunt, dan laat je de marketing over aan de illegale krachten, die hun eigen manier van marketing hebben. Als je er echter te ver in gaat, schiet je over het doel heen. Wij zijn ons daarvan bewust. Het is bij herhaling een punt van overleg geweest.
Mevrouw Broekers en de heer De Vries hebben daaraan de vraag verbonden wat dit betekent voor het onder de aandacht brengen van het legale aanbod via het internet. Wij zullen dit aan de hand van dezelfde parameters toetsen.
Om kansspelverslaving bij het spelen via het internet tegen te gaan, worden diverse eisen gesteld, zoals registratie van de speler, digitale monitoring van het speelgedrag, speellimieten, maximale inzetten, signaleringen en entreeverboden. Datgene wat wij op het internet aanbieden, zal dus niet zomaar lukraak zijn. Het zal aan duidelijke eisen moeten voldoen. Wij zullen Holland Casino ook verplichten om het speelgedrag te monitoren tijdens de proef. Dat geldt dus ook voor wat je kunt afleiden uit het betalingsverkeer.
Mevrouw Quik-Schuijt vroeg of het allemaal niet te dubbel is. Nee, het is niet dubbel. De heer Holdijk was heel duidelijk in wat hem voor ogen staat: kansspelen de wereld uit. Anderen willen alles op zijn beloop laten. Wij zijn ons daarvan bewust. Het hele beleid is gericht op kanaliseren.
In Denemarken en Zweden bestaat een gereguleerd aanbod van kansspelen via het internet als legaal alternatief. Het wordt verzorgd door overheidsaanbieders. In Groot-Brittannië en Malta, twee lidstaten die een veel vrijer gokklimaat kennen en een gokbeleid dat de teugels veel meer laat vieren, is sprake van een commercieel aanbod van internetkansspelen.
Wat gebeurt er als op een gegeven moment het Hof zou uitspreken dat er iets niet deugt aan ons kansspelbeleid? In dit verband wordt vaak verwezen naar de brieven die Nederland heeft ontvangen van de Europese Commissie. De Commissie vraagt daarin om nadere informatie over de nationale wetgeving inzake sportweddenschappen en wil vernemen of deze wetgeving verenigbaar is met het vrije verkeer van diensten. Andere lidstaten hebben daar ook discussies over. Ik meen dat inmiddels tien lidstaten met de Europese Commissie in gesprek zijn. Daaraan liggen ten grondslag klachten van aanbieders van sportweddenschappen. In het Verenigd Koninkrijk is op dit punt heel veel mogelijk. Aanbieders die de Britse situatie heel aantrekkelijk vinden, voelen zich beperkt in hun activiteiten in andere lidstaten. De Commissie heeft in persberichten steeds aangegeven dat de vragen niet zijn gericht op liberalisatie van de markt. De discussie concentreert zich echt op de sportweddenschappen. Ik heb op beide brieven van de Europese Commissie gereageerd met het standpunt dat de nationale beperkingen die met het Nederlandse kansspelvergunningstelsel worden gemaakt, gerechtvaardigd zijn. De Commissie schetst in de ingebrekestelling naar mijn mening een onvolledig en achterhaald beeld van de motieven die ten grondslag zouden liggen aan de regulering van kansspelen in Nederland. Ik heb dat ook uitgesproken. De correspondentie is gaande. In mijn reactie heb ik gemotiveerd uiteengezet dat de doelstellingen van ons kansspelbeleid inderdaad zijn aan te merken als dwingende redenen van algemeen belang die een beperking op het vrije verkeer van diensten kunnen rechtvaardigen. De brieven van de Commissie waren ook echt uit die optiek geschreven. Ze waren niet afkomstig van de commissaris die zich met de "area of freedom, security and justice" bezighoudt. Het ging veeleer om het mededingingsbeleid en de vrijheid van dienstverlening. Ik denk dat wij daar een goed antwoord op hebben gegeven. Er is voorlopig geen sprake van inbreukprocedures. Dat doet zich pas voor als onverhoopt blijkt dat het antwoord voor de Commissie niet overtuigend is. Als het bij het Hof aan de orde zou komen, lijkt het mij een "safe bet" dat wij ons experiment geëvalueerd hebben voordat het Hof van Justitie uitspraak heeft gedaan. Ik pleeg hier geen inzet op en al helemaal niet bij een illegale aanbieder van politieke weddenschappen.
De heer Dölle (CDA):
De minister denkt dat het niet zover komt en dat, als het wel zover komt, wij op tijd geëvalueerd hebben. Wij hebben een puur technische vraag. Stel dat men onverhoopt ingrijpt terwijl de proef is voortgezet. Welk effect zou dat dan hebben? Er wordt veel over gespeculeerd. Wat is het effect op ons internetkansspelbeleid van een voor ons nadelig ingrijpen vanuit Brussel?
Minister Hirsch Ballin:
Ik ben nog helemaal niet zover. Het is niet alleen een kwestie van tijd, maar ook van een inschatting van het Europese recht. Nogmaals, de discussie spitst zich toe op de sportweddenschappen. Wij hebben uiteengezet waarom wij zo'n kanaliserend, restrictief beleid met deze doelstellingen (het tegengaan van verslaving, witwassen en criminaliteit) belangrijk vinden. Veel lidstaten zijn dat met ons eens; wij staan daar absoluut niet alleen in. Vanuit de optiek van vrijheid van aanbieden heeft de Europese Commissie bedenkingen geuit; dat is het enige wat er aan de hand is. Ik heb daarop gereageerd met brieven die degelijk in elkaar zitten. Om te beginnen zie ik de fase van een procedure bij het Hof dus helemaal niet voor mij. Als er een procedure bij het Hof komt en als die op een gegeven moment tot een uitspraak leidt, dan zal het de vraag zijn waar die uitspraak over gaat. Wat is het bezwaar? Is de conclusie dat wij wel monopolies mogen creëren, maar geen situatie waarin er een paar aanbieders zijn? Nogmaals, ik heb geen reden om Europeesrechtelijke problemen te verwachten bij het voortzetten van ons kansspelbeleid. Wij argumenteren goed, wij hebben een goed en doordacht betoog, wij staan open voor alle toelichting op effecten en praktische betekenis, wij hebben argumenten die volstrekt valide zijn uit een oogpunt van Europees beleid. Naar mijn overtuiging zullen wij onze positie in Europeesrechtelijke context met een experiment met één aanbieder onder overheidscontrole niet verzwakken, maar eerder versterken. Het past goed en consequent in de aanpak die ons voor ogen staat.
De heer Dölle (CDA):
Ik constateer dat de minister er enorm veel vertrouwen in heeft. Dat doet mij goed. Datzelfde vertrouwen ontbreekt echter bij het rijtje mensen en instellingen die ik heb genoemd. Ik wijs alleen al op de Raad van State.
Minister Hirsch Ballin:
Ik ken het advies van de Raad van State over dit wetsvoorstel heel goed. De Raad van State heeft gevraagd om de Europeesrechtelijke argumentatie scherper uiteen te zetten. Het kabinet heeft daaraan voldaan. De discussie die Europeesrechtelijk wordt gevoerd, vergt natuurlijk argumentatie. Ik heb mij dus niet begeven in kansspelen over inhoud en duur van eventuele Europeesrechtelijke procedures. Ik ga ervan uit dat wij een goed verhaal hebben, dat wij goede argumenten hebben. De doelstellingen zijn dezelfde als die de heer Dölle een- en andermaal in zijn betoog naar voren heeft gebracht. Ik heb ook hem niet gehoord als een pleitbezorger voor de vrije kansspelenmarkt. Ik vind het de moeite waard om op deze lijn verder te gaan.
Mevrouw Quik-Schuijt (SP):
Ik heb er alle vertrouwen in dat de minister zijn dossier goed kent en dat hij prachtige brieven heeft geschreven. Mijn zorg betreft het volgende. Stel dat de minister onverhoopt ongelijk krijgt, hetgeen niet helemaal uitgesloten kan worden geacht. Ziet de minister dan kans om het ingezette beleid terug te draaien?
Minister Hirsch Ballin:
In de toelichting op het advies van de Raad van State beveelt de raad aan om niet alleen aandacht te besteden aan het uitgangspunt dat van oudsher aan de Wet op de kansspelen ten grondslag ligt, maar tevens aan de werking van het kansspelbeleid in de praktijk. De Raad zegt daarbij dat hij dit van belang acht met het oog op de Europeesrechtelijke vereiste consistentie van het beleid, nu met een beroep op een restrictief kansspelaanbod internetkansspelen vanuit andere EU-lidstaten worden geweerd. Ik verwijs naar blz. 2 van het Kamerstuk. Daarop is gereageerd. In mijn betoog van vanavond ben ik niet alleen ingegaan op de doelstellingen, maar ook op de praktijk, op de werking van ons beleid. Daarom vond ik het ook zo van belang om vanavond de nadruk te leggen op de manier waarop wij het illegale aanbod van kansspelen op het internet tegengaan. Dat is ook gedaan in het besef dat onze argumentatie moet berusten op een uiteenzetting van onze doelstellingen, maar ook op een uiteenzetting over de manier waarop wij er in de praktijk mee werken.
Daarom hoort bij dit wetsvoorstel ook wat ik u vanavond heb gezegd over het handhavend optreden. Uiteraard zullen wij het oordeel van elke, hoogst onafhankelijke, rechter respecteren. Als dat er komt – er is tot nu toe niet een dergelijke procedure aan de orde – zal daarmee rekening worden gehouden, zoals naar ik mag aannemen voor ons allen als een paal boven water staat.
Ik wijs nog op de nuances die ook te vinden zijn in het standpunt dat de Europese Commissie heeft ingenomen in diverse lopende zaken van het Hof. Dan gaat het om de benadering die ook in andere lidstaten wordt gevolgd uit een oogpunt van restrictief of zelfs prohibitief kansspelbeleid. Ik hoop hiermee ook op het Europeesrechtelijke aspect voldoende helderheid te hebben gegeven. Ik verzeker de Kamer graag nogmaals dat dit twee zaken zijn die hand in hand gaan: optreden tegen illegaal aanbod via het internet en een goed gecontroleerde, beheerste proef via een institutie – Holland Casino – die wij kunnen bijsturen en aansturen. Dat geeft ons ook een solide positie in eventuele vervolgdiscussies over de Europeesrechtelijke aspecten.
Ik begrijp heel goed dat de heer Holdijk heeft gezegd dat zijn opmerkingen niet de strekking hadden om argumenten van mij te horen die wellicht tot een ander standpunt van zijn fractie over dit wetsvoorstel zouden leiden. Ik respecteer dat uiteraard. Wij hebben een andere benadering van dit onderwerp, maar ik hoop dat ik ook de heer Holdijk duidelijk heb kunnen maken hoe wij vanuit de visie die aan ons beleid ten grondslag ligt actief en waar nodig ook proactief willen optreden.
Mevrouw Broekers-Knol (VVD):
Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn uitgebreide beantwoording. Ik herhaal dat de VVD-fractie het eens is met het gevoerde kansspelbeleid. Wij zien er ook de positieve kant van in dat er een gekanaliseerde mogelijkheid wordt geopend door dit wetsvoorstel om een proef met gokken op internet te houden. Bij ons draait het erom dat wij het er niet mee eens zijn dat die proef slechts aan één speler wordt gegund, namelijk Holland Casino. Wij hebben daarover gezegd dat dit een staatsmonopolie is. De minister heeft bij herhaling gezegd dat Holland Casino door ons beheersbaar en controleerbaar is en dat dit een buitengewoon safe keus is.
De heer De Vries (PvdA):
Mevrouw Broekers heeft nu verschillende malen herhaald dat zij het helemaal eens is met het beleid en met het feit dat er nu een proef wordt gehouden. Bij haar zit de pijn in het feit dat er maar een proef met één instantie wordt gedaan en niet met drie. Is dat nu werkelijk in dit stadium een reden om tegen dit wetsvoorstel te stemmen? Ten principale vindt er een proef plaats. Over ruim twee jaar weten wij hoe die is gegaan. Alleen omdat er nog één of twee aanbieders bij zouden moeten komen, stemt de VVD tegen dit wetsvoorstel. Ik begrijp dat niet.
Mevrouw Broekers-Knol (VVD):
Het is jammer dat u dat niet begrijpt. U had het kunnen begrijpen, want toen u in de Tweede Kamer zat, heeft de VVD-Tweede Kamerfractie ook om die reden tegen het wetsvoorstel gestemd. Het gaat ons er niet om of er één, twee of drie aanbieders zijn. Wij zijn niet voor een monopoliepositie van Holland Casino. Wij vinden het van belang om de markt ook op dit punt mogelijkheden te geven om mee te dingen, zij het met strikte regulering door de minister. Dit is heel goed mogelijk, want de opmerking van de minister dat Holland Casino een buitengewoon safe keuze is, zou betekenen dat de andere partijen buitengewoon "onsafe" zouden zijn, en ik denk dat de minister dat toch niet zou willen zeggen. Bovendien zegt de minister dat het op deze manier controleerbaar en beheersbaar is, maar ik denk dat er voldoende regels gesteld worden om ook de andere aanbieders in de branche aan de proef te kunnen laten meedoen.
De heer De Vries (PvdA):
Ik heb de discussie in de Tweede Kamer gevolgd. De heer Weekers heeft toen met een amendement geprobeerd om meer aanbieders te laten meedoen; dat amendement is verworpen. Ik begreep wel dat de VVD-fractie in de Tweede Kamer het wetsvoorstel niet wilde steunen toen haar amendement verworpen was, maar nu is de situatie anders. U spreekt nu uit dat u deze proef met één aanbieder niet wilt, de illegaliteit liever wilt laten voortwoekeren en het gokken niet wil kanaliseren omdat er te weinig aanbieders kunnen meedoen. Maar dat kunt u nu niet meer bewerkstelligen.
Mevrouw Broekers-Knol (VVD):
U legt mij woorden in de mond, ik heb helemaal niet gezegd dat wij de illegaliteit willen aanmoedigen. Integendeel, wij steunen het beleid van de minister om het illegale gokken op internet te bestrijden van harte. Simpel!
De heer De Vries (PvdA):
Zoals u het nu zegt, is het inderdaad heel simpel, maar daarvoor zei u dat u het ontzettend belangrijk vindt om de goklust te kanaliseren, en dat geldt natuurlijk ook op dit terrein. Maar u doet niets aan kanaliseren, u wilt tegen het wetsvoorstel stemmen en u zegt tegen de minister dat hij het gokken op internet maar moet bestrijden. Alle mensen die het ontzettend leuk vinden om op internet een gokje te wagen, laat u dus in de kou staan.
Mevrouw Broekers-Knol (VVD):
Wij hebben zojuist nog een persbericht van de minister gekregen dat het de banken wordt verboden om te handelen voor illegaal gokken op internet. Dit betekent dat illegaal gokken op internet inderdaad bestreden kan worden. Of dit een uitkomst is waarvan wij een voorstander zijn, is een ander verhaal, maar u kunt mij niet verwijten dat wij geen staatsmonopolie wensen en de markt mogelijkheden willen geven om mee te doen met de proef, zij het met regulering door de minister van Justitie. U kunt hier niet de conclusie uit trekken dat wij een voorstander van illegaal gokken op internet zouden zijn.
De heer De Vries (PvdA):
Maar als u het eens bent met het beleid om het gokken te kanaliseren en de negatieve aspecten te bestrijden, dan is het toch de consequentie van het standpunt dat u nu inneemt, dat de minister maar een poging moet doen om gokken via internet totaal onmogelijk te maken en dat er maar geen kanalisering moet komen. U vindt het onjuist dat er maar één kanaal gegraven wordt, u wilt er minimaal twee of drie. Ik begrijp dit niet, want over een paar jaar zou eenieder duidelijk kunnen zijn dat hiermee de weg wordt geëffend om wellicht een andere afweging te maken. Daar wilt u dus geen verantwoordelijkheid voor dragen.
Mevrouw Broekers-Knol (VVD):
Voorzitter, ik constateer dat de heer De Vries dezelfde vraag voor de derde keer stelt. Ik heb die vraag al beantwoord.
Ik had even de indruk dat de minister in twijfel trok dat er sprake zou zijn van een monopolie van Holland Casino. Holland Casino staat onder overheidstoezicht, de voorzitter en de commissarissen van de raad van bestuur worden benoemd door de staatssecretaris van Financiën, na overleg met de minister van Justitie. Daardoor valt Holland Casino althans voor de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 onder de indirecte overheidsbedrijven in de zin van het zevende lid van artikel 2. Dit even voor de duidelijkheid.
Volgens de tweede rechtsoverweging in het Placanica-arrest moet er telkens opnieuw getoetst worden of de gekozen beperking van het aantal vergunninghouders gerechtvaardigd is. Ik heb aangehaald wat hierover op pag. 11 van de nadere memorie van antwoord staat, de enige rechtvaardiging is dat dit volgens de minister niet aan de markt kan worden overgelaten. Ik vraag wederom aan de minister: waarin is de rechtvaardiging gelegen om alleen die ene aanbieder de mogelijkheid te gunnen van het deelnemen aan dit experiment? De minister heeft al in de memorie van antwoord gezegd dat het aanbod niet aan de markt kan worden overgelaten.
Op twee vragen heb ik geen antwoord gekregen. Ik heb de minister gevraagd of de andere spelers in de branche gevraagd is of zij belangstelling hebben voor deelname aan de proef. Misschien heeft de minister wel op deze vraag geantwoord, maar dan is het antwoord mij ontgaan.
Ik heb ook gevraagd om een reactie van de regering op de brief van VAN Speelautomaten van 17 januari jongstleden aan de staatssecretaris van Financiën. Indien nodig kan ik de minister deze brief geven, want ik heb die bij me.
Ik wil nog een andere vraag aan de minister stellen. Zegt hij met zoveel woorden dat als de proef na drie jaar succesvol blijkt te zijn, anderen de mogelijkheid wordt geboden om vormen van gokken op internet aan te bieden, zij het met bijbehorende regulering?
Tot slot wijs ik de minister op een artikel in de Herald Tribune van 15 januari jongstleden. Daarin staat dat de Commissie has started legal proceedings against ten European countries, including Germany and The Netherlands, concerning policies on online gambling. Verschillende landen, waaronder Italië en Frankrijk, have recently moved to open the gambling sector to private competition ... enzovoorts. In ieder geval begrijp ik uit het bericht in de Herald Tribune dat Italië en Frankrijk alvast mogelijkheden openen om – zij zullen dat ongetwijfeld doen met regulering – naast de staatsbedrijven de private sector de mogelijkheid te geven van het aanbieden van vormen van gokken op internet.
Mevrouw Quik-Schuijt (SP):
Voorzitter. Eigenlijk val ik bij het horen van het antwoord van de minister van de ene verbazing in de andere. Hij zegt namelijk dat het helemaal geen probleem is om al die illegale sites van het net te weren. Hij is ook druk bezig met het vervolgen van overtreders. Dus straks hebben wij geen illegale sites meer. Ik weet dan ook niet wat er nog te kanaliseren valt. Voor het kansspel is er nu een legaal aanbod en op internet zal verder niets aangeboden worden. Nogmaals, dan is er niets meer te kanaliseren.
Voorzitter: Timmerman-Buck
Mevrouw Quik-Schuijt (SP):
Voorzitter. De minister heeft gezegd dat er sinds 1814 veel is veranderd. Ik wijs er echter op dat de bedragen die bij kansspelen worden uitgegeven, enorm zijn gestegen. Ik maak mij dan ook heel veel zorgen als ik denk aan de volksgezondheid. Op de opmerkingen daarover heb ik geen enkele reactie van de minister mogen ontvangen. In mijn eerste termijn heb ik al gezegd de indruk te hebben dat mensen die naar casino's gaan over het algemeen de beter gegoeden zijn. Het internet kent geen enkele drempel en zal daarom de minder bedeelden een kans bieden om deel te nemen aan de stijgende welvaart. Ik heb geschetst dat ik bang ben voor veel schuldsanering en andere ellende. Daar heb ik de minister niet over gehoord.
De heer De Vries (PvdA):
U zegt dat als je het aanbod kunt wegnemen, er niets meer te kanaliseren is. Het ging hier maar een beetje om het kanaliseren van het aanbod. Het ging vooral om het kanaliseren van de goklust en om ervoor te zorgen dat mensen op een redelijk beheersbare, betrouwbare en veilige manier een gokspelletje kunnen doen. Ook als u het aanbod wegneemt, blijft de goklust bestaan. Men zoekt dan andere wegen om te kunnen gokken. Nu begrijp ik van mevrouw Quik dat zij het liefst al het gokaanbod uit de samenleving wil bannen. Dan is er volgens haar geen probleem meer. Het probleem is echter juist dat mensen graag een gokje wagen. Wat vindt de SP ten principale van gokken? Is de SP tegen toto's, lotto's en loterijen?
Mevrouw Quik-Schuijt (SP):
Wij zijn tegen de proporties die het gokken heeft aangenomen. Ik doel op de waanzinnige bedragen die uitgeloofd worden en de reclames die mensen in de bus krijgen dat zij een miljoen hebben gewonnen. Daar ben ik op tegen.
De heer De Vries (PvdA):
Het moet blijkbaar meer gekanaliseerd worden en beter beheersbaar worden gemaakt. Vindt mevrouw Quik het erg dat mensen een gokje wagen?
Mevrouw Quik-Schuijt (SP):
Ik speel thuis ook graag roulette.
De heer De Vries (PvdA):
Deze verbijsterende mededeling wilde ik mevrouw Quik niet ontlokken!
Mevrouw Quik-Schuijt (SP):
Wij spelen het met lucifers.
De heer De Vries (PvdA):
Misschien kan mevrouw Quik na afloop van het debat de spelregels uitleggen. Het lijkt mij een goedkope manier om dit spel te bedrijven! Waarom wil zij mensen die dit spelletje via internet spelen deze goede en veilige methode onthouden?
Mevrouw Quik-Schuijt (SP):
Wij denken dat van het aanbod op internet een aanzuigende werking uitgaat. De heer De Vries doet alsof mensen behoeftes hebben ongeacht wat de maatschappij aanbiedt. Dat is onjuist. Het aanbod in de maatschappij creëert een behoefte. Dat is het probleem. Het is geen taak van de overheid om een behoefte te creëren waarvan wij denken dat die veel ellende over de mensen zal brengen.
De heer De Vries (PvdA):
Interessant dat mevrouw Quik gokken een aanbodprobleem noemt, terwijl zij zelf met lucifers roulette speelt. Wie heeft haar dat aangeboden?
Mevrouw Quik-Schuijt (SP):
Internet heeft een waanzinnig effect op mensen. Het verandert de gehele samenleving. Ik noem de problemen met kinderen en ik noem de kinderslotjes voor de computer. Daar komt veel ellende uit voort. Het is een slechte zaak als de overheid daaraan meedoet.
De minister zegt tussen Scylla en Charybdis te koersen. Het probleem is dat hij niet dat niet zo goed doet, gezien de reclames en de aanbiedingen die mensen in de brievenbus krijgen. Het lukt nu dus al niet om het huidige aanbod in de hand te houden. De minister heeft gezegd dat de grenzen opgezocht worden. Ook als de proef straks volgens de evaluatie mislukt is, zal de minister de zaak volgens mij niet teruggedraaid krijgen. De minister heeft niet geantwoord op mijn eerdere vraag daarover. Wat als het Hof zegt dat het op de vrije markt aangeboden moet worden? Dan heeft de minister het toch helemaal niet meer in de hand? Ik wil graag concreet horen hoe de minister dit zal aanpakken.
De heer Dölle (CDA):
Voorzitter. In de antwoorden van de minister vallen mij een paar dingen op.
Het eerste punt is dat de minister zegt een zware nadruk te zullen leggen op het krachtdadig handhaven van de orde op internet op dit punt. Hij wil illegale websites zo veel mogelijk wegvegen. De voor de hand liggende vraag is waarom dat tot op heden niet of onvoldoende is gelukt. De minister heeft niet gesproken over Amerika en Duitsland. Ik heb daarnaar gevraagd. Ik noemde het krantenbericht in de International Herald Tribune. Wil de minister alsnog ingaan op de aanval van Europa op het voornemen van Duitsland om goksites te sluiten?
Het tweede punt waar wij aandacht voor vragen, en de minister gaat daar vrij gemakkelijk aan voorbij, is het effect dat het openen van een legaal casino op internet zal hebben. Talloze mensen die dat tot op heden niet deden, zullen dan ook een gokje kunnen wagen. Dat is een nieuwe toestroom, over de omvang waarvan overigens nog wordt gespeculeerd. Een ander aantal zal op een dergelijk casino afkomen door zich af te wenden van de illegale websites, tenzij die nog aantrekkelijker en nog niet verjaagd zijn. Weer een ander aantal komt uit de cafés, de casino's en de speelautomatenhallen. Het kan toch niet anders dan dat er een zeer forse groei zal ontstaan in het aantal weddenschappen? Hoe vertaalt zich dat tot de centrale toegangspoort die in het Gambelli-arrest is geconstrueerd met de bepaling dat het kansspelbeleid in zijn geheel gericht moet zijn op het samenhangend en systematisch terugdringen van wedactiviteiten? Die vraag wil ik toch nog een keer voorleggen.
Het derde punt is het kanaliseren. Het kanaliseren is een kernpunt uit het Nederlands beleid. Het CDA heeft daar veel mee te maken gehad, en steunt dat. Maar kanaliseren hoeft toch niet per definitie te betekenen dat elk segment waar een behoefte kan worden aangetoond, geopend moet worden om daar een legaal initiatief te creëren, net op het moment dat de gokmogelijkheden zijn geweerd uit veel segmenten in de samenleving, terwijl daar een grote behoefte aan bestond? Ik heb de voorbeelden genoemd: de cafetaria's, kantines van voetbalverenigingen, studentenverenigingen enzovoort. Dat dat heeft geleid tot grote woede bij de ondernemers is op dit moment niet aan de orde.
Met andere woorden: er zijn twee begrippen "kanaliseren". Je kunt het gebruiken in de zin dat een alternatief geboden moet worden in elke modaliteit waarin gegokt kan worden en waarvan de behoefte aanwijsbaar is. Of je beziet het kansspelenbeleid als geheel, en dan is het heel goed mogelijk dat er segmenten gesloten blijven, zoals dat in 24 van de 27 landen in Europa op dit moment het geval is. Ik geef overigens direct toe dat er in veel van die landen een discussie woedt om daar iets aan te doen; en Zweden zit in dat opzicht dacht ik het meest op de lijn van Nederland.
Het vierde punt is dat wij in dit systeem erg afhankelijk zijn van wat de wijze rechters besluiten. Daar heb ik de minister niet over gehoord. Dat is elke keer weer spannend, en daar is ook vandaag weer over gespeculeerd. Is het niet mogelijk dat de coalitie van de mensen die willen dat er een eigen afwegingsruimte bestaat, zelf politieke initiatieven nemen om op Europees niveau duidelijker te laten doorklinken dat er een grote behoefte is om dat uitgangspunt te blijven respecteren? Ik weet niet of het kan, en ik hoor daar graag de minister over.
Over de evaluatie hebben wij ook nog vragen. Een evaluatie als hier bedoeld moet toch altijd slagen? Als ik het goed heb begrepen wordt uitgegaan van drie gegevens: het harde gegeven van het aantal mensen dat gedurende de termijn van twee, drie jaar bezig is met gokken, het virtuele gegeven van de behoefte van mensen om te gokken (en dat is al veel moeilijker vast te stellen), en het aantal mensen dat illegaal bezig is met gokken. Op basis van die drie eenheden kan het niet anders dan dat elke proef slaagt, gegeven het feit dat de behoefte bestaat.
Een van de belangrijke steunpunten van de redenering dat wij een legaal initiatief moeten hebben, is de bescherming van de mensen die gaan spelen en dan met name de jeugd. Wij hebben gevraagd of de terbeschikkingstelling van het password, inlogmodel en naam een strafbaar feit is. Dit staat in artikel 1,2 van de Wet op de kansspelen. Wij zouden het op prijs stellen als de minister nog op dit punt zou willen ingaan.
In reactie op de vraag of dit Europa-proof is of niet, zijn wij natuurlijk altijd geneigd om goed naar de regering te luisteren. Wij zullen haar redenering meenemen, maar dit betekent niet dat wij het optimisme van de minister in volle omvang delen.
De heer De Vries (PvdA):
Mevrouw de voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Of wij zijn optimisme delen? Ik weet niet of het optimisme was, het leek mij een tamelijk reële inschatting van wat hij op basis van consistent redeneren en een juridische analyse denkt te kunnen verwachten. Daar kan ik hem wel in volgen. Ik hoop dat het ook zo uitpakt.
De heer Dölle zei dat een proef altijd slaagt. Dat weet ik niet. Wel in die zin dat je na die proefperiode weet wat er aan de orde is geweest. Die proef kan echter best tot andere conclusies leiden dan wij nu van de regering hebben gehoord. Wij weten immers niet wat er gebeurt. Een verkoopleider van Toyota zei altijd: je kunt niet meten wat er niet is. Je kunt een "calculated guess" proberen te maken, een soort businessplan, maar wij weten niet wat er zal gebeuren. Voor mij is het belangrijk te weten te komen of wij in staat zijn om langs deze weg tot een veilig, gecontroleerd, betrouwbaar aanbod te komen.
De heer Dölle (CDA):
Dit laatste deel ik natuurlijk. Ik wil ook niet in het "luciferhoutdebat" vervallen, maar stel dat de proef uitwijst dat er veel gebruik wordt gemaakt, dan is die proef geslaagd. Is het heel weinig, dan is de proef ook geslaagd. Het probleem is de onbekende factor behoefte. Je kunt altijd zeggen dat de wijze waarop er is deelgenomen, bewijst dat een deel van de behoefte is ingelost.
De heer De Vries (PvdA):
Ik zou de proef aan heel andere criteria willen toetsen, bijvoorbeeld of het mogelijk is om het aanbod gecontroleerd te houden. Is het mogelijk om een veilige omgeving te creëren? Is het mogelijk om minderjarigen weg te houden van dit gegok? Ik zou dus veel meer naar inhoudelijke resultaten kijken, dan naar de cijfers waaruit blijkt hoeveel er meedoen. Het kan mij helemaal niet schelen hoeveel er meedoen. Ik hoop dat het aantal beperkt blijft en dat alleen mensen die thuis geen lucifers hebben, dit zullen doen.
De heer Dölle (CDA):
Ik ben het er natuurlijk mee eens dat er aan de hand van een aantal procesinherente criteria moet worden getoetst. Daarnaast is er natuurlijk het beroemde Gambelli-criterium, het effect op het aantal mensen dat nu zal deelnemen aan wed-activiteiten, hoe dit zich verhoudt tot het aantal illegale deelnemers en in hoeverre dit zich verhoudt tot de gebleken behoefte. Die drie factoren zijn dan natuurlijk ook betrokken bij een evaluatie.
De heer De Vries (PvdA):
Dat zal straks blijken, maar daar weten wij nu nog niets van. Laten wij de proef zo snel mogelijk beginnen. Overigens is mevrouw Broekers daar niet voor. Dat is interessant. Dit wetsvoorstel is ingediend door een kabinet waarvan de VVD deel uitmaakte. Ook in de Tweede Kamer was de VVD-fractie het er niet mee eens. Mevrouw Broekers vindt een kanaal niet genoeg, zij wil dat er drie of vier komen. Ik begrijp daar helemaal niets van. Wat moet je dan aan de mensen vertellen? Dames en heren, wij hebben u het gokken op internet onmogelijk gemaakt, want de regering wilde een te beperkte mogelijkheid bieden. Dat is toch geen verhaal.
Mevrouw Broekers-Knol (VVD):
Voorzitter. De VVD-fractie is tegen een staatsmonopolie. Dat heb ik duidelijk gezegd en dat herhaal ik nog maar eens.
De heer De Vries (PvdA):
De VVD heeft de afgelopen jaren – 15 of 20 jaar zei de heer Bolkestein, geloof ik – in kabinetten gezeten. Het staatsmonopolie is al die tijd gewoon gehandhaafd. Wat hebt u daar dan de afgelopen jaren aan gedaan?
Mevrouw Broekers-Knol (VVD):
Holland Casino heeft een staatsmonopolie voor de speelcasino's, voor de gokautomatenhallen zijn er ook andere spelers.
De heer De Vries (PvdA):
Dat is mij bekend, maar nu wordt een nieuw monopolietje gecreëerd, voor een proefperiode. Dat zou dan plotseling totaal onaanvaardbaar voor u zijn? U gaat namelijk tegen het wetsvoorstel stemmen. U gaat mensen dus zeggen: sorry, dan maar niet gokken op internet, want er was er maar een die u dat mocht aanbieden. Dat is toch geen verhaal?
Mevrouw Quik heeft wel een verhaal, zij het dat zij de goklust, die kennelijk toch bestaat, op een heel sympathieke manier kanaliseert en beheersbaar houdt. Er zijn een hele hoop mensen die het prettig vinden om niet met lucifers te spelen, maar met iets anders. Die kunnen straks via internet op een veilige manier spelen. Ik begrijp niet zo goed waarom zij daartegen is.
Wel ben ik met haar eens dat in die wereld nog steeds veel te veel excessen zijn, dat er veel te hoge prijzen zijn en veel te veel reclame wordt gemaakt. Ik wijs er wel op dat de regering in de afgelopen vijf, zes jaar meer heeft gedaan aan het terugdringen daarvan dan in de twintig jaar daarvoor. Vijftien jaar geleden was er één politieman in Rotterdam die nog iets wist van technische kansspelen; op het ogenblik zijn er vele deskundigen bezig om te proberen om de zaak een beetje netjes te houden.
Mevrouw Quik-Schuijt (SP):
Voorzitter. Ik begrijp niet zo goed waarom de overheid in iedere behoefte zou moeten voorzien. De behoefte aan belspelletjes was kennelijk heel groot, maar die heeft de overheid ook de nek omgedraaid. Waarom zouden we dus in deze behoefte moeten voorzien?
De heer De Vries (PvdA):
Ik weet niet of die behoefte aan belspelletjes zo groot was. Er speelde echter wel een belangrijk element mee: de bescherming van minderjarigen. Het is u vast opgevallen dat dit een in het algemeen aanvaardbare doelstelling van overheidsbeleid is. Verder werden mensen in grote mate voor de gek gehouden. Met Jan de Wit heb ik in de Tweede Kamer jaren strijd gevoerd om daar iets tegen te doen en dat is nu wonderbaarlijk gelukt; niet omdat het is verboden, maar omdat men zich niet aan zelf afgesproken regels wenste te houden en uiteindelijk vond dat de lol ervan af was. Intussen waren er tientallen miljoenen uit de zakken van mensen geklopt. Maar gelukkig is dat nu afgelopen.
Holland Casino is volgens de minister aanstuurbaar en controleerbaar. Ik weet niet of dat in de praktijk zo werkt. Ik zou het helemaal niet slecht vinden als de minister wat meer aan die aanstuurbaarheid en bestuurbaarheid deed; ik vind namelijk dat Holland Casino zich nog steeds buitenmatig overgeeft aan wervingsactiviteiten en dat zou minder kunnen.
Tot slot. Wij zijn niet voor uitroeien. Wij vinden het niet zo erg als mensen een gokje wagen en vinden het prettig als de overheid bevordert dat dit veilig plaatsvindt en niet kan worden misbruikt voor het witwassen van geld, het oplichten van mensen of het plunderen van minderjarigen. In die zin wens ik de minister met deze proef alle succes.
Minister Hirsch Ballin:
Voorzitter. Mevrouw Broekers vroeg hoe het zit met de beantwoording van de brief van 17 januari 2008 van de speelautomatenbrancheorganisatie aan de staatssecretaris van Financiën over de voorstelde belastingverhoging op speelautomaten. Zij was zo vriendelijk om mij een kopie van die brief aan te reiken. Mij lijkt eigenlijk dat dat niet raakt aan het onderhavige wetsvoorstel. Ik heb over dit onderwerp regelmatig contact met collega De Jager en ik ben uiteraard graag bereid om nog even te informeren naar de beantwoording van de brief. Als dat de boodschap is, dan breng ik die graag over. Ik zie trouwens dat de brief twaalf dagen geleden is verstuurd. Ik neem dus aan dat de strekking van de boodschap niet is dat het antwoord te lang uitblijft. Ik zal daar evenwel graag met de heer De Jager over spreken.
Mevrouw Broekers-Knol (VVD):
Ik stelde de vraag over die brief naar aanleiding van mijn opmerking over de scharende beweging van wat eens btw was, de verhoging naar 29% kansspelbelasting en het internetmonopolie van Holland Casino; dat kan de doodsteek zijn voor de branche. In dat kader heb ik gevraagd of de regering al een reactie had op die brief. Ik ben met u eens dat het niet direct hieraan is gekoppeld, maar ik wilde daar wel even de aandacht voor vragen.
Minister Hirsch Ballin:
Ik zie de positie van de door de branche van speelautomaten behartigde belangen niet beter worden als dit wetsvoorstel niet wordt aangenomen. De situatie blijft dan bestaan dat niemand in Nederland kansspelen via het internet mag aanbieden. Misschien denkt u aan bepaalde substitutie-effecten; die zijn denkbaar, maar er is niet sprake van een zodanige relatie tussen de twee onderwerpen dat gezegd moet worden dat het onderhavige wetsvoorstel beter niet kan worden aangenomen.
Voorzitter. Mevrouw Broekers heeft nogmaals uiteengezet, wat ook bleek uit de discussie die zich vervolgens ontrolde in uw Kamer, dat zij het met de hoofdpunten van het wetsvoorstel eens is. De kwestie is of er goed aan wordt gedaan oméén aan de overheid gelieerde aanbieder in deze experimentele fase toe te laten. Ik verwijs naar de argumenten die ik in eerste termijn heb gegeven. Juist voor het experiment, maar ook uit het oogpunt van helderheid van beleid, is dat een goede keuze. Mevrouw Broekers heeft naar aanleiding van mijn antwoord in eerste termijn gevraagd of het denkbaar is dat na het experiment een verbreding optreedt. Het experiment moet inderdaad geëvalueerd worden. Dat is ook de bedoeling. Het is absoluut niet uitgesloten dat er dan meer aanbieders naar voren treden. Dat wordt juist mogelijk gemaakt met het wetsvoorstel. Nu bestaat een totale verbodsituatie van het aanbod in Nederland. Met het aannemen van het wetsvoorstel kan straks worden bezien of er reden is om een en ander op een andere manier te benaderen.
Het bericht in de International Herald Tribune van 15 januari wijst erop dat openingen worden geboden in Italië en Frankrijk ten aanzien van gokken op het internet. Hoe dat concreet legislatief vorm heeft gekregen, kan ik op dit moment niet aangeven. Uiteraard volgen wij de ontwikkelingen in de andere lidstaten van de Europese Unie goed. Ik gaf al aan dat de restrictieve benadering van het kansspelbeleid door veel andere lidstaten wordt gedeeld; verscheidene lidstaten hechten aan overheidsmonopolies op dit terrein.
Mevrouw Broekers-Knol (VVD):
Eén vraag is nog niet beantwoord door de minister. Is van tevoren overleg gevoerd met andere aanbieders in de branche over deze proef en over de deelname daaraan?
Minister Hirsch Ballin:
Ik kan die vraag bevestigend beantwoorden. Bij de voorbereiding van het wetsvoorstel hebben inderdaad verscheidene organisaties, waaronder de door u reeds meermalen genoemde speelautomatenbrancheorganisatie, zich gemeld als potentiële deelnemer aan de proef. Dat is beoordeeld, ook vanuit het oogpunt hoe die proef goed vormgegeven kan worden, de mogelijkheid van aan- en bijsturing van de proef en de helderheid van de proef. Het punt is ook aan de orde geweest in het nader rapport over het wetsvoorstel en heeft dus geleid tot deze gemotiveerde conclusie. Mijn voorganger heeft trouwens naar aanleiding van de opmerkingen die in de Tweede Kamer zijn gemaakt, toegezegd om ook een betrokkenheid na te streven van de speelautomatenbranche, zodat gebruik gemaakt kan worden van de ervaringen van die branche. Als de conclusie na het experiment is dat een verbreding mogelijk is, dan is dat ook weer van belang voor de speelautomatenbranche. Ik hoop dan ook dat dit zo gerealiseerd kan worden.
Mevrouw Quik heeft misschien iets te optimistische conclusies verbonden aan wat ik net heb gezegd over de handhaving. Als ik het goed begrijp, ligt het ideaal van mevrouw Quik eigenlijk heel dicht bij dat van de heer Holdijk, althans voor wat er in het openbaar wordt gedaan. Wij kiezen voor een benadering waarbij de Nederlandse wetgeving ook van toepassing is op degene die vanuit het buitenland een aanbod doet gericht op de Nederlandse markt. Dat moet blijken uit feiten en omstandigheden. Daarover hebben wij gesproken met de banken en de financiële dienstverleners zoals kredietkaartmaatschappijen. Daar kiezen wij deze benadering voor. Uiteraard moet je bij het handhaven ook kijken waar mogelijk mensen, bedrijven of organisaties in het buitenland proberen om hun doel te realiseren met ontwijking van het handhavingsbeleid. Daar zullen wij actief naar kijken, inclusief zo nodig mogelijkheden tot aanscherping van de wetgeving.
U moet zich echter wel realiseren dat de Nederlandse wetgeving niet van toepassing is op degene die op het internet kansspelen aanbiedt, zonder dat er een gerichtheid is op Nederland. Dat was ook precies de reden waarom ik met de heer De Vries in mijn antwoord in eerste termijn heb gezegd dat het voor ons beleid een verdere steun in de rug zou zijn als andere lidstaten van de Europese Unie zich daarin bij ons voegden. Maakt u zich dus geen zorgen, dit wetsvoorstel, dit experiment, de kanalisering wordt niet overbodig doordat plotseling het hele internet kansspelvrij zou zijn.
Mevrouw Quik-Schuijt (SP):
Ik maak mij toch wel zorgen. Het is een experiment. Stel dat het wordt geëvalueerd en stel dat daar zou uitkomen dat het niet gunstig uitpakt en teruggedraaid moet worden, dan begrijp ik dat dit eigenlijk helemaal niet kan?
Minister Hirsch Ballin:
Nee, de situatie is nu dat er kan worden opgetreden tegen op Nederland gericht aanbod van kansspelen. Dat doen wij ook. Ik heb u ook uitgelegd hoe wij dat gaan aanpakken in de praktijk, waarom dat overleg heeft plaatsgevonden en hoe wij dat eventueel nog verder zullen aanscherpen, mocht dat nodig zijn. Dat gaan wij dus zeer actief benaderen. Daar heb ik echter ook bij gezegd dat de Nederlandse wetgeving niet geldt voor de hele wereld. De situatie dat het internet kansspelvrij zou zijn – nog even daargelaten of dat tot onze droombeelden telt of niet – is niet iets dat ik u heb voorgespiegeld. Dat was de veronderstelling die u maakte toen u met een knipoog zei: wij hebben dat wetsvoorstel eigenlijk niet nodig, want het internet wordt toch kansspelvrij. Nee, natuurlijk niet. Dus ik heb de knipoog die ik u in gedachten zag maken, goed begrepen.
Dan kom ik op het aspect van de volksgezondheid. Het tegengaan van de verslaving is natuurlijk een van de punten van expliciete aandacht bij de inrichting en straks ook bij de evaluatie van dit experiment. Dit geldt uiteraard in het bijzonder voor degenen die voor kwetsbaar zijn voor die verslaving. Ook daarom vind ik het van belang dat wij proberen ons in ieder geval via het experiment ervoor in te zetten dat die behoefte aan gokken op het internet wordt gekanaliseerd in een aanbod via Holland Casino, waarin ook een aantal voorzieningen zal worden ingebouwd om de verslaving tegen te gaan. Ik ben daarop in de eerste termijn en in de schriftelijke antwoorden al ingegaan.
Ik dank de heer Dölle voor wat hij heeft gezegd over het belang van de rechtshandhaving op het internet. Wij volgen aandachtig het streven in Duitsland naar een totaal verbod en de discussie met de Commissie. Wij zullen ook kijken naar maatregelen in de Verenigde Staten, zoals in de Unlawful Internet Gambling Enforcement Act die in 2006 in werking is getreden. Ik verzeker de heer Dölle dat wij ook daarvan waar nodig en mogelijk zullen leren bij het volgen en evalueren van het experiment. Wat de wetgeving van de Verenigde Staten betreft heb ik zojuist aangegeven hoe wij in de door ons gekozen benadering met de banken, creditcardmaatschappijen en ander financiële dienstverleners een effect proberen te bereiken dat zich laat vergelijken met de Amerikaanse aanpak. Mocht dat tegenvallen en mochten wij tot de conclusie komen dat aanvullende wetgeving nodig is, dan zullen wij zeker naast de Duitse benadering ook kijken naar de Unlawful Internet Gambling Enforcement Act.
De heer Dölle (CDA):
Het bericht dat vanavond op NOS Teletekst stond, lijkt ervan uit te gaan dat de minister de financiële instellingen, enzovoort, zal dwingen. Wil hij die strakke handhaving nog nastreven op de convenantbasis of zal hij daarbij inderdaad verder gaan?
Minister Hirsch Ballin:
Wij hebben met de financiële instellingen een goed overleg gevoerd. Wij houden de financiële instellingen uiteraard aan de geldende wetgeving. Ik heb verwezen naar de jurisprudentie van de Hoge Raad in 2005, waaruit blijkt dat ook het meewerken aan een illegaal aanbod van kansspelen, zoals het mogelijk maken van betalingen die een essentieel onderdeel zijn van een illegaal aanbod van kansspelen, valt onder de werking van de Nederlandse wetgeving. Wij hebben de financiële instellingen daarvan overtuigd. Wij staan hen ook terzijde bij het naleven van de wet, door een lijst aan te leveren van door ons geïdentificeerde aanbieders van illegale kansspelen op het internet met een op Nederland gericht aanbod. Dat is in goed overleg gebeurd. Ik denk dat de overtuigingskracht van wat wij hebben besproken zodanig is dat wij daarmee aan de slag gaan. Dat neemt niet weg dat er geen vrije en vrijblijvende context is, want die wordt bepaald door de Wet op de kansspelen. Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad hebben wij daaruit ook afgeleid dat het niet is toegestaan om mee te werken aan illegaal aanbod door buitenlandse aanbieders.
De heer Dölle (CDA):
Als dus de overtuigingskracht en de samenwerking niet heeft gewerkt, respectievelijk in gebreke blijft, is simpelweg vervolging denkbaar?
Minister Hirsch Ballin:
Dat betekent dat er ook mogelijkheden zijn tot strafrechtelijk optreden en mogelijkheden om te kijken naar de buitenlandse wetgeving, zoals de heer Dölle heeft gevraagd en ik heb toegezegd. Ik ga er echter van uit dat wij de banken voorzien van de gegevens die het hun mogelijk maken die betalingen tegen te houden en dat wij op die basis tot een effectiever optreden zullen kunnen komen, dat in het verlengde ligt van ons kansspelbeleid. Dat is het startpunt van onze afspraken met de banken. Ik zie dat als een van de bouwstenen van deze aanpak: een effectief handhavend optreden dat inderdaad wordt aangescherpt voor het illegaal kansspelaanbod in Nederland, ook ten aanzien van de financiële dienstverlening die eraan te pas komt. Het is een experiment onder gecontroleerde voorwaarden. Wij zullen dat ook in de Europeesrechtelijke context zo tot uitdrukking brengen. Ik was blij dat de heer Dölle mijn betoog daarover heeft herkend. Wij treden handhavend op tegen het illegale buitenlandse aanbod. Wij scherpen dit aan. Dat heb ik vandaag inderdaad ook publiekelijk meegedeeld. Ik heb uiteengezet hoe wij dat effectiever gaan doen. Waar nodig verbinden wij er consequenties aan als er instellingen zouden blijken te zijn die zich er niet aan wensen te houden.
Ik hoop hiermee de vragen in het verlengde van het Gambelli-criterium te hebben beantwoord. Dit zou ook voortbouwen op de consistente benadering die aan ons beleid ten grondslag ligt. Zoals ik al in eerste termijn zei, het is niet alleen een beleid in theorie maar ook in de praktijk. Ik neem aan dat wij daarmee ook op de Europeesrechtelijke aspecten een overtuigend antwoord zullen kunnen geven.
De heer Dölle deed de suggestie om daarvoor verder steun te zoeken bij andere Europese lidstaten die dezelfde benadering kiezen. Mijn indruk is dat in de verschillende reacties op de interventies van commissaris McGreevy zich inderdaad zoiets aftekent als wat de heer Dölle wat speels een coalitie van de non-willing noemde. Ik zou het ook nog wel een coalitie van de willing willen noemen, namelijk degenen die een restrictief kansspelbeleid willen handhaven. Maar hoe dan ook, deze gedachtegang om het samen te doen met andere EU-lidstaten maak ik graag tot de mijne.
Ik hoop hiermee de vragen van de heer Dölle, ook over de andere landen en hoe wij het verder aanpakken, voldoende te hebben beantwoord.
De heer Dölle (CDA):
Er is nog een belangrijke vraag blijven liggen, namelijk over het vermoeden van de CDA-fractie dat een autonome groei het gevolg zou kunnen zijn van deze proef, eventueel voortgezet. Kortom, dat honderdduizenden extra mensen zich gaan overgeven aan het weddenschapsspel. Mocht dit zo zijn, is dan in termen van evaluatie de proef desondanks toch gelukt en kan die dan het Gambelli-keurmerk verkrijgen?
Minister Hirsch Ballin:
Het ligt er heel erg aan wat wij moeten constateren in een preciezere analyse van het experiment. Ik laat maar even de aantallen van honderdduizenden en dergelijke buiten beschouwing. Wij hebben de afgelopen jaren een groei gezien van alle internetactiviteiten. Het googelen is nog veel meer toegenomen dan de kansspelen op het internet. Het gaat er uiteraard om of wij erin slagen om met dit experiment te voorzien in een gekanaliseerd aanbod. De doelstelling is niet om het gokken op het internet de wereld uit te helpen. De doelstelling is wel om dit zodanig te kanaliseren dat misbruik en verslaving – risico's voor kwetsbare groepen – worden tegengegaan. Wanneer de wij de analyse maken, zal dat een faire analyse moeten zijn. Wat zou er geweest zijn zonder het experiment, waar was dan de groei terechtgekomen als die zich zou hebben voorgedaan? Zijn wij erin geslaagd om met bijvoorbeeld de voorzieningen tegen verslaving die in de Holland Casinostructuur kunnen worden getroffen, de behoefte op zo'n manier te kanaliseren dat de uitwassen worden tegengegaan? Dat zullen ongeveer de parameters van de evaluatie zijn. Ik dacht dat dit ook goed strookte met de achterliggende gedachte bij de heer Dölle.
De heer Dölle (CDA):
Die gedachte was geassocieerd met de andere gedachte dat dit type evaluatie nauwelijks verifieerbaar en falsifieerbaar is vanwege twee elementen die daarbij een rol spelen. Dat zijn de behoefte op internet en het aantal illegale spelers. Dat maakt het zo ontzettend moeilijk, afgezien van procesintrinsieke evaluaties, om te spreken van een mislukt experiment. Je kunt namelijk niet bewijzen dat het mislukt is, omdat er die onbekende factor behoefte is.
Minister Hirsch Ballin:
Over de behoefte zijn prognoses gemaakt. De doelstelling is dat de behoefte op zo'n manier wordt gekanaliseerd, dat de wind uit de zeilen wordt genomen van de oncontroleerbare, zonder verslavingspreventie optredende aanbieders die her en der uit het buitenland komen. Wij willen niet dat de situatie van een ongereguleerd en ongecontroleerd aanbod van gokken op het internet, zonder dat er barrières zijn tegen verslaving, witwassen of frauduleuze praktijken, zich voortzet. Als wij erin slagen om die tendens de wind uit de zeilen te nemen en het aanbod te verleggen in de richting van het experiment via Holland Casino en mogelijk in de toekomst ook via andere instanties die wél voorzieningen tegen witwassen, fraude en verslaving hebben, dan heeft dat experiment een goed resultaat opgeleverd. Wij hebben de voorwaarde daarvoor gecreëerd. Het feit dat het niet theorie maar ook praktijk is, vormt een goede en consistente motivering indien wij nogmaals aan EU-Commissaris McCreevy of wie dan ook moeten uitleggen waarom wij dit beleid op deze manier verder hebben ontwikkeld.
De punten van de heer De Vries liggen voor een deel in het verlengde van hetgeen ik net zei over de Europeesrechtelijke benadering. Hij heeft terecht gesproken over het tegengaan van verslaving en het aanbieden van voorzieningen daarvoor. Ik zeg graag toe dat dat punt inderdaad expliciet aan de orde komt in de evaluatie van het experiment. Over de aansturing van Holland Casino heb ik duidelijk gemaakt dat wij inderdaad die aansturing op een aantal punten hebben moeten effectueren. Er zijn discussies geweest over reclame en dergelijke. Ik heb zojuist duidelijk gemaakt onder welke randvoorwaarden Holland Casino de uitvoering van het experiment op zich mag nemen. Uit ervaring weten wij dat wij waar nodig kunnen bijsturen. Ik zeg graag toe dat wij dat in het oog zullen houden bij de uitvoering van het experiment.
Ik hoop de vragen te hebben beantwoord en dat het oordeel van de Kamer zodanig zal zijn dat wij met deze combinatie van een gecontroleerd experiment van handhaving en een consistente benadering uit Europeesrechtelijk oogpunt aan de slag kunnen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Van de zijde van de fracties van het CDA, de VVD en de SP wordt gevraagd om stemming over het wetsvoorstel. Mij is nu al aangekondigd dat om hoofdelijke stemming zal worden verzocht. Deze zal volgende week dinsdag plaatsvinden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-ek-20072008-770-781.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.