De heer Van der Linden (CDA):
Mevrouw de voorzitter. Graag wil ik namens de commissie een toelichting
geven op de vandaag geagendeerde brief. Eerder, in het College van Senioren
van 15 november 2005, is al geconstateerd dat het advies van de gemengde
commissie de instemming van de Eerste Kamer heeft. Deze commissie heeft in
de ogen van de Eerste Kamer een heel werkbare formule voorgesteld om binnen
een tijdsbestek van zes weken een wassende stroom voorstellen van de Europese
Commissie aan een eerste oordeel van beide Kamers te onderwerpen. Zij wil
daarbij bezien of het mogelijk is om eendrachtig het Nederlandse parlementaire
oordeel uit te dragen over de subsidiariteit en de proportionaliteit zonder
uit te sluiten dat beide Kamers tot een andersluidend oordeel kunnen komen.
Het nut van zo'n snelle beoordeling is bovendien dat wij ook voorstellen
op ons netvlies krijgen die weliswaar een Europese aanpak verdienen, maar
waarover wij toch in nauw overleg moeten blijven met onze ministers over de
onderhandelingsinzet. Hoe eerder wij daarbij betrokken zijn, hoe groter onze
invloed. Als Eerste Kamer willen wij, net als onze medewetgever de Tweede
Kamer, nauw betrokken zijn bij het vastleggen van de kaders van onze nationale
wetgeving.
Het nut is ook – zo merken wij bijvoorbeeld bij de discussie over
de oprichting van het Grondrechtenbureau – dat wij in een vroeg stadium
kunnen nagaan hoe een Europees voorstel in andere parlementen valt. Zo kan
er parlementair heel wat kritische massa blijken te zijn die niet lijkt te
bestaan in de Raad. De Raad krijgt zo minder ruimte om voor de troepen uit
te lopen, een winstpunt als het gaat om democratische legitimiteit van het
optreden van de Raad. Wij kunnen op die manier inhoud geven aan de versterking
van de rol van de nationale parlementen.
Gehoord het besprokene in de Tweede Kamer, waar het advies plenair aan
de orde is geweest op 15 december 2005, uitmondend in de motie-Timmermans
c.s. (30389, nr. 2) die op 20 december 2005 werd aanvaard, dient de Eerste
Kamer te reageren op de aanpassingen die de Tweede Kamer wenselijk heeft geacht.
In het debat in de Tweede Kamer zijn veel woorden gewijd aan het politieke
primaat van die Kamer en het onverlet laten van de bestaande staatkundige
verhoudingen in Nederland. In de afgelopen periode heeft de Eerste Kamer laten
zien dat zij op dit punt een eigenstandige rol vervult en dat zal, zo neem
ik althans aan, in de toekomst ook zo blijven.
Gelet op de in het debat in de Tweede Kamer gemaakte opmerkingen en de
motie-Timmermans wil ik voorstellen dat de Eerste Kamer over een viertal punten
besluit.
1. De Eerste Kamer kan akkoord gaan met het advies, het nader en het aanvullend
advies van de gemengde commissie toepassing subsidiariteit.
2. De Eerste Kamer kan akkoord gaan met het instellen van een commissie
subsidiariteitstoets op tijdelijke basis, doch onder de voorwaarde dat deze
commissie blijft functioneren tot het moment dat de evaluatie is afgerond
en er besloten is over het al dan niet continueren van deze commissie.
3. De evaluatie wordt uitgevoerd na een jaar. Gelet op het feit dat het
een gemengd samengestelde commissie betreft, dient deze evaluatie
door beide Kamers uitgevoerd te worden.
4. De gemengde commissie toepassing subsidiariteit wordt gedechargeerd
en de Kamer verzoekt de Voorzitter, na overleg met de fracties, met de Voorzitter
van de Tweede Kamer de leden en plv. leden van de nieuw in te stellen "Tijdelijke
Commissie Subsidiariteitstoets" aan te wijzen conform de verdeelsleutel
uit het advies van de gemengde commissie toepassing subsidiariteit.