Aan de orde is de behandeling van de wetsvoorstellen:

Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet (verlenging termijn waarbinnen een afnemer wordt beschouwd als beschermde afnemer in de zin van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998) (29303);

Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter uitvoering van richtlijn nr. 2003/54/EG (PbEG L 176), verordening nr. 1228/2003 (PbEG L 176) en richtlijn nr. 2003/55/EG (PbEG L 176), alsmede in verband met de aanscherping van het toezicht op het netbeheer (Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer) (29372).

De voorzitter:

Ik heet de minister van Economische Zaken van harte welkom.

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Sylvester (PvdA):

Voorzitter. De PvdA heeft met grote interesse kennisgenomen van de wetsvoorstellen met betrekking tot de wijzigingen van de Elektriciteitswet en de Gaswet. De achtergrond hiervan is dat I&I een belangrijke schakel vormt op weg naar de liberalisering van onze nationale energiemarkt. Ik ben daarom verheugd over de aanwezigheid van de minister van Economische Zaken en kijk uit naar een constructieve wisseling van gedachten met hem over dit belangrijke proces, waarvan inmiddels twee fasen zijn doorlopen. Keuzevrijheid voor afnemers is wat de PvdA betreft de kern van dit dossier, evenals een adequate borging van de publieke belangen en een effectieve vormgeving van het toezicht. Geconstateerd is dat er vele amendementen nodig zijn geweest voor de Tweede Kamer om deze aspecten in het wetsvoorstel aan te scherpen. Het nu voorliggende wetsvoorstel is daarmee compleet van gedaante gewisseld in vergelijking met de oorspronkelijke tekst en bevat belangrijke maatregelen om de consumenten te beschermen en het toezicht strakker te organiseren.

De inbreng van de PvdA richt zich in het bijzonder op de handhaafbaarheid en praktische uitvoerbaarheid van deze zaken in de onderhavige wetsvoorstellen. Mijn fractie ziet het borgen van publieke belangen en het vormgeven van het toezicht als conditio sine qua non. Vanuit een sterke regisseursfunctie dient de overheid greep te houden op de zaken die wij als maatschappij van belang achten. De overheid dient daartoe regels te stellen die transparant, handhaafbaar en uitvoerbaar zijn. Vervolgens komt een aantal zo u wilt meer technisch-inhoudelijke aspecten aan de orde dat ons is opgevallen. Hierna wil ik namens de fractie van de PvdA met de minister van gedachten wisselen over juridische aspecten. Ik doel op de grote inzet van ministeriële regelingen en het woud van AMvB's dat is ontstaan. Ten slotte liggen er wat vragen die te maken hebben met de voorgenomen "unbundling" en met de weg die de minister voor zich ziet om te komen tot een voorstel inzake deze unbundling.

First things first, een stapje terug in de geschiedenis. Het is 1980. Privatisering komt voor het eerst op de agenda van de ministerraad naar aanleiding van een rapportage van de commissie-Vonhoff. In deze rapportage wordt privatisering genoemd als een methode "om de inrichting van het openbaar bestuur in Nederland efficiënter en effectiever te maken". Inmiddels is er veel ervaring opgedaan met privatisering. De ervaring in de loop der jaren leert dat privatisering in feite, zodra er belangen in het geding zijn, in ons land neerkomt op een vorm van externe verzelfstandiging. Overheidsondernemingen krijgen operationele en tactische autonomie en met het geven van strategische autonomie wordt uiterst voorzichtig omgegaan, terecht. Het vervelende is alleen dat overheidsondernemingen die halverwege blijven steken, ergens in de twilight zone, nauwelijks politiek zijn aan te sturen. Iedereen kan zelf wel namen invullen van ondernemingen die ergens onderweg in het proces zijn blijven hangen en waar wij als samenleving en als politiek behoorlijk mee worstelen in de dagelijkse praktijk. Dat geconstateerd hebbende is de conclusie gerechtvaardigd dat privatiseringen in Nederland de neiging hebben om te mislukken. De geleerde les is dat er uitsluitend geprivatiseerd dient te worden in die gevallen waarin afstoten, dus het geven van strategische autonomie, van meet af aan expliciet de bedoeling is. Anders, zo leert het verleden ons, is het beter om er niet aan te beginnen. Privatisering door de regionale energiebedrijven die over een elektriciteits- of gasnetwerk beschikken in de richting van commerciële bedrijven is niet toegestaan. Wel is voorzien in de overdracht van het economisch eigendom van de regionale netwerken aan wettelijk aangewezen netbeheerders. Nu heeft mijn fractie begrepen dat de inwerkingtreding van de overdracht van het economisch eigendom als het aan de minister ligt wordt uitgesteld. Dit mede naar aanleiding van een uitspraak van de minister in de Tweede Kamer. De vaste Kamercommissie EZ van dit huis heeft de minister hierover schriftelijk vragen gesteld, en de minister heeft in zijn brief van 18 juni redenen aangegeven voor het uitstel van de overdracht. Wanneer wordt overgedragen, is hiermee onduidelijk geworden. En die duidelijkheid is noodzakelijk, uiteraard met begrip van de mogelijke problematiek voor de bedrijven die kan ontstaan. Kan de minister garanderen dat de oorspronkelijke doelstelling, namelijk overdracht van het juridisch en economisch eigendom voor 1 januari 2007, wordt bereikt? Dit met in ogenschouw genomen dat vele gemeenten en provincies als aandeelhouders van de bedrijven hebben aangegeven dat zij voor zichzelf geen rol meer zien weggelegd in ondernemingen die steeds meer bloot staan aan de risico's van de energiemarkt.

Ik stap over naar de handhaafbaarheid en de uitvoerbaarheid van de wijze, waarop in de wetgeving een aantal publieke belangen is geborgd. Het gaat om de beschikbaarheid van energie tegen maatschappelijk aanvaardbare prijzen voor alle consumenten, om de bescherming van gebonden afnemers tegen een eventueel misbruik van de monopolist, de beheerder van het net, om leverings- en voorzieningszekerheid, kwaliteit en veiligheid en doelmatig toezicht. Ik zoom in op de voorzieningszekerheid. Per brief van 15 juni jongstleden heeft de minister de vaste commissie voor EZ in reactie op haar vraag over de uitvoerbaarheid van het artikel bericht dat artikel 51a is komen te vervallen. Dit artikel regelde een belangrijk aspect in de voorzieningszekerheid, en moest een betrouwbare energievoorziening borgen, doordat de minister één of meer gastransportbedrijven kon opdragen, één of meer transporten van gas met voorrang uit te voeren. Dit artikel riep vragen op over de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid in Europeesrechtelijk verband. In het nu voorliggende wetsvoorstel is artikel 51a verdwenen en is het waarborgen van transportzekerheid in artikel 10a, lid 1, onder g, opgedragen aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet. In de nota naar aanleiding van het verslag van 21 juni jongstleden beantwoordt de minister verschillende schriftelijk gestelde vragen. De minister heeft ook een brief gestuurd in reactie op vragen van de fractie van de PvdA, gedateerd 28 juni. Hierin is ook een beantwoording opgenomen inzake de hierboven genoemde problematiek.

Kan de minister ingaan op de volgende vragen? Op het gebied van calamiteiten en buitengewone omstandigheden geeft hij aan dat een heldere verdeling van bevoegdheden en verplichtingen wordt neergelegd, waarvoor hij enige tijd vraagt. Wanneer komt de minister met een concreet voorstel ter zake? Onderschrijft hij dat dit een zaak is van de minister, in overleg met het parlement? De minister heeft aangegeven dat alle bepalingen uit de sectorwetgeving gericht zijn op het waarborgen van de leverings- en voorzieningszekerheid. Bij enkele daarvan wordt het parlement in de vorm van een voorhangprocedure betrokken. Om welke gaat het dan precies? Kan de minister een totaaloverzicht geven?

Het adequaat en effectief vormgeven van het toezicht is zoals eerder aangegeven van groot belang. DTe dient toezicht te houden op het handelen van het landelijk netbeheer. De organisatie wordt daartoe voorzien van de benodigde bevoegdheden en verantwoordelijkheden om deze taak naar behoren te gaan uitoefenen. Dit betekent extra taken, waarbij ik denk aan de vaststelling van codes voor gasnetten, de vormgeving en uitoefening van toezicht op de consumentenmarkt en extra bevoegdheden, onder andere bestuurlijke boetes. Heeft DTe met dit alles in gedachten voldoende capaciteit? Graag een reactie.

De overheid van binnenuit kennende durf ik hier te stellen dat het voor een ambtelijke organisatie best een complexe aangelegenheid is om het toezicht in de praktijk uit te oefenen. Ik heb het hierbij niet over de inhoudelijke kennis, want daar wordt niet aan getwijfeld. Ik heb het over het behendig kunnen manoeuvreren en het kunnen leggen van de juiste accenten. Immers, ook DTe werkt met beperkte menskracht en beperkte middelen. Uit de praktijk van andere toezichthouders weten wij dat er tijd overheen gaat voordat verhoudingen enigszins zijn uitgekristalliseerd. Energiebedrijven zijn niet de minste bedrijven om toezicht op te houden. Ik memoreer de brief van 15 april jongstleden van de heer Zijl, directeur DTe, aan de minister. Naast de bedrijven, gaat het ook om het uitkristalliseren van de verhoudingen met het vakdepartement, met het veld, met de consument en ga zo maar door. Het kan jaren duren voor een organisatie dat goed in de vingers krijgt. Wat zijn de lessons learned van andere toezichthouders op dit gebied? Hoe wil de minister ervoor zorgen dat DTe met deze ervaringen zijn voordeel kan doen? Natuurlijk zijn organisaties en situaties niet identiek, maar er zijn wel parallellen. Stimuleert de minister bijvoorbeeld contacten tussen directeuren van toezichthouders, zodat zij kunnen leren van en met elkaar? Kunnen bestaande kenniscentra een rol spelen? Toezichthouders zijn unieke en zelfstandige organisaties? Geen een is identiek, maar aangezien de minister op belangrijke onderdelen zijn ministeriële verantwoordelijkheid wenst in te vullen, kan ik mij voorstellen dat dit beter lukt als ervaringen worden uitgewisseld en toezichthouders elkaar onderling stimuleren en motiveren. Op dit gebied zijn er wellicht voordelen te behalen. Graag een reactie van de minister.

Ik heb nog een specifieke vraag inzake het toezicht. DTe zal in toenemende mate toezicht moeten houden op het functioneren van de Gasunie; de leveringszekerheid en de nettoegang. De minister treedt op als aandeelhouder van de Gasunie. In relatie tot DTe tracht de minister maximale transparantie te bewerkstelligen. Op welke wijze wordt deze transparantie vormgegeven? Op welke termijnen worden de adviezen van DTe openbaar, zodat het parlement deze onafhankelijke adviezen kan betrekken bij zijn afweging? Wederom, graag een reactie van de minister.

De minister erkent dat inwerkingtreding van het systeem van gereguleerde toegang tot de gasnetten is voorzien op 1 januari 2006. Een eerdere inwerkingtreding acht de minister niet mogelijk. In dat verband wijst hij op de onmogelijkheid om alle noodzakelijke stappen te zetten voor 1 januari 2005. De eerste stap is het vaststellen van nadere regels ten aanzien van de tariefstructuren die netbeheerders in acht moeten nemen bij hun tariefvoorstellen. Voor deze stap is de minister verantwoordelijk. Wanneer kunnen de nadere regels tegemoet worden gezien? Waarom zijn zij er nog niet? Betreft het hier wellicht een capaciteitsprobleem, zijn er problemen met de personele inzet van EZ of zijn er organisatorische problemen dan wel problemen van wettechnische aard? Welke mogelijkheden om het proces te versnellen om de inbreuk op de Europese richtlijn zo beperkt mogelijk te houden, ziet de minister? De fractie van de PvdA hoort graag de reactie van de minister hierop.

Het is mijn fractie opgevallen dat er in de voorstellen een grote hoeveelheid ministeriële regelingen is opgenomen en dat er veel AMvB's zijn. Ik noem onder andere artikel 4a, lid 3, artikel 19, lid 5, artikel 19b, lid 2, artikel 21, lid 3, en ga zo maar door. Het kenmerkende van ministeriële regelingen is dat deze door een of meer ministers worden vastgesteld, in dit geval door een minister. Noch de Staten-Generaal, noch de Raad van State komen eraan te pas. Kan de minister de rol van de Staten-Generaal borgen? Hoe en wanneer denkt de minister dit te doen? De toepassing van ministeriële regelingen is niet zo heel erg als het gaat om gedetailleerde regels van meer technische aard. In een aantal gevallen gaat het in de onderhavige wetsvoorstellen echter mede om het geven van uitvoering aan zaken die tot het publieke belang gerekend kunnen worden. Deze zaken dienen tot in de puntjes te zijn geregeld door de wetgever, bijvoorbeeld in het wetsvoorstel I&I. Hoe draagt de minister er zorg voor dat een adequate invulling wordt gegeven en dat er geen risico's worden gelopen, nu niet en in de toekomst niet, daar waar het gaat om ministeriële regelingen die de publieke belangen afhechten?

Ik kom bij de "unbundling". De nu voorliggende wetsvoorstellen gaan daar niet over. Unbundling is echter een belangrijk aspect in het liberaliseringsproces en een weg om te komen tot keuzevrijheid voor afnemers. Een belangrijke aanleiding vormt ook de brief van de directeur van de DTe, de heer Zijl, van 15 april jongstleden waarin hij de minister laat weten dat: "bij de huidige wetgeving, die netbeheerders toestaat op de huidige wijze te opereren binnen concernverbanden, een grote inspanning nodig is van de toezichthouder om zicht te krijgen op de naleving van de onafhankelijkheid". Mijn fractie wenst niet op zaken vooruit te lopen en wacht het concrete voorstel van de minister in dezen af. Op grond van de gedachten die door de minister zijn verwoord in zijn brief van 31 maart waarin hij zijn visie geeft op de toekomstige structuur van de energiemarkt, willen wij de minister de reeds op dit moment bij de fractie van de PvdA levende vragen stellen.

De eerste vraag aan de minister luidt of het splitsingsvoornemen kan rekenen op Europese steun van bijvoorbeeld de Fransen. Tijdens de bijeenkomst Intervention à la Convention Eurelectric op 14 en 15 jongstleden in Lyon heeft de Franse minister door zijn DG zijn visie laten uitspreken. En ik citeer de Engelse vertaling: " Furthermore, the vertically integrated model has shown its strength in many countries. The presence of both competitive production and supply activities alongside a regulated network allows actors in the electricity and gas industries to contend with market volatility. This model, which conforms with the free competitive market, must be preserved".

Ook is mijn fractie benieuwd of de minister andere oplossingsrichtingen heeft overwogen om te komen tot keuzevrijheid voor de consument. Kan de minister aangeven welke oplossingsrichtingen dit zijn geweest en om welke redenen hij dan juist richting unbundling wil gaan?

Ik vraag de minister namens mijn fractie naar de juridische uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van een eventuele splitsing. Kan de minister zijn gedachten hierover uiten alsmede aangeven welk tijdpad hij voor ogen heeft inzake voorstel unbundling? Wanneer wordt dit voorstel ingediend bij de Staten-Generaal? Hoe ziet de planning van de minister er concreet uit?

Mijnheer de voorzitter. De fractie van de PvdA ziet met belangstelling de antwoorden van de minister van Economische Zaken tegemoet.

De heer Doek (CDA):

Voorzitter. Vanavond behandelen wij twee wetsvoorstellen van redelijk belang. Het wetsvoorstel 29303 behelst het sluitstuk van de liberalisering van de energie- en gasmarkt. Kleinzakelijke en particuliere gebruikers zijn ook vanaf 1 juli 2004 voor alle soorten van elektriciteit en gas vrij in de keuze van de energieleverancier. Na veel overleg en onderzoek – onder andere de commissie-Van Rooy en Lloyds – is de datum nu definitief vastgesteld op 1 juli 2004. De CDA-fractie steunt dit wetsvoorstel en vertrouwt erop dat alle maatregelen die de sector heeft genomen om het "overstappen" van klanten soepel te laten verlopen, het beoogde resultaat zullen hebben. Niet voor niets is het uitgesteld van 1 januari tot nu. Nu hopen wij maar met z'n allen dat de maatregelen afdoende blijken te zijn.

Het wetsvoorstel 29372, de implementatie- en interventiewet, is wat ingewikkelder. Daarbij gaat het niet alleen over een datum. Het wetsvoorstel is gedurende de behandeling in de Tweede Kamer op vele plaatsen geamendeerd; in totaal 20 amendementen werden aangenomen en twee amendementen werden door de regering overgenomen. Met een grote blijmoedigheid heeft deze minister als ware democraat zich af en toe verzet, maar de meeste amendementen zijn toch aangenomen. En dat alles in een erg korte periode. Het is niet verwonderlijk dat dit sporen in het wetsvoorstel heeft nagelaten. De CDA-fractie verzoekt de minister om op korte termijn de stofkam door het wetsvoorstel, waarschijnlijk straks wet, te halen en een veegwet in te dienen voor technische onvolkomenheden. Dat komt bij ingewikkelde wetsvoorstellen wel voor. Wij weten dat dit bij belastingwetten of sociale wetgeving af en toe nodig is.

Wellicht kan nadere bestudering van de wijzigingen ten gevolge van de vele amendementen aanleiding zijn tot wijzigingsvoorstellen. Als voorbeeld noem ik artikel 27, lid 2, onderdeel c, dat volstrekt in tegenspraak is met de huidige beschikkingspraktijk van de DTe. Dat voorstel leidt tot ongewenste kruissubsidiëring, waar deze bewindsman ook een fel tegenstander van is, dacht ik. Een ander voorbeeld is de werking van artikel 31c van de Elektriciteitswet, het leveren en terugleveren van energie aan het net. Bij nadere overweging is hier wellicht een wijziging op zijn plaats, omdat de transporttarieven hierbij niet in aanmerking zijn genomen.

Ik vraag tevens aandacht voor de wijzigingen die in deze wet zijn opgenomen, waaraan de sector onmogelijk kan voldoen, indien zij direct na 1 juli 2004 van kracht worden. Daarvoor moet een latere ingangsdatum worden vastgesteld. Ik denk daarbij aan administratieve en technische systemen die op grond van de wetswijziging die in een zeer laat stadium is doorgevoerd, moeten worden gewijzigd. Het lijkt verstandig om er nog eens goed naar te kijken en de inwerkingtreding van bepaalde artikelen naar bevind van zaken te doen vaststellen.

Wat betreft de consumentenbescherming bedankt de CDA-fractie de minister voor het overzicht in de nota naar aanleiding van het verslag. Dat is een droge opsomming van wetten en bepalingen waar je niet zo ver mee komt en die ik zelf ook wel op had kunnen schrijven. Wij menen dat de consumentenbescherming door deze wetgeving goed is geregeld.

Deze minister afficheert zich regelmatig als minister van consumentenzaken. Mede daarom verzoekt de CDA-fractie de minister om een consumentvriendelijke en meer beschrijvende toelichting te verspreiden door een publicatie of via de website van DTe. Gaarne horen wij hierop een reactie van de minister.

Een geheel ander punt is de positie van TenneT. Het antwoord van de minister in de nota naar aanleiding van het verslag heeft de CDA-fractie niet gerustgesteld. Het verwijzen naar de wettelijke mogelijkheid van een concernstructuur bij TenneT, die de facto reeds bestaat, als je het jaarverslag over 2003 leest, gaat ons inziens langs de problematiek heen. Het hebben van een holdingstructuur sluit geenszins uit dat verliezen in groepsmaatschappijen en deelnemingen die niet tot de wettelijke kerntaken behoren, wel degelijk van invloed zijn op de resultaten van TenneT, en daarmee indirect ook op haar wettelijke kerntaken.

In 2002 en 2003 wordt in de redelijk summiere financiële jaarverslaggeving van TenneT reeds een verlies genomen op deelnemingen van respectievelijk 0,5 en een 1,6 mln euro, waarbij de rentelasten nog niet zijn meegeteld. Uit deze cijfers is voor mij niet te halen welke verborgen verliezen van groepsmaatschappijen zijn meegeconsolideerd. Wat dat betreft is de financiële verslaggeving bepaald niet transparant te noemen. Verliezen in deze omvang vormen op zichzelf geen bedreiging voor de continuïteit van TenneT, maar het vermogen dat is gemoeid met diverse acquisities, is toch opgebouwd vanuit de wettelijke activiteiten. Zaken als het aandeelhouderschap in een veilingbedrijf en de handel in emissierechten blijven voor mijn fractie vreemde activiteiten voor TenneT, die wellicht het belang van het landelijke netbeheer niet schaden maar wel degelijk tijd en aandacht van het management vragen. Eenieder die een beetje rondkijkt in corporate Nederland en daarbuiten, is het bekend dat het hebben van buitenlandse deelnemingen doorgaans zeer veel tijd van het management vraagt. De commissarissen en de aandeelhouder – in dit geval is dat het Rijk – behoren een zeer terughoudend beleid te voeren bij activiteiten die niet direct verband houden met de wettelijk taken. Als ik de plannen van de minister goed lees – wij staan achter zijn plannen voor het hoogspanningsnet – zullen die taken alleen maar zwaarder en groter worden; daarvoor is veel aandacht nodig. De vraag is hoe de minister kan waarborgen dat andere activiteiten het belang van het beheer van het landelijk hoogspanningsnet niet schaden. Gaarne krijg ik een reactie van hem.

Collega Sylvester heeft zonet al iets gezegd over de toegang tot de gasnetten; de heer Van den Berg zal hierop waarschijnlijk ook nog terugkomen in zijn bijdrage. De minister heeft gezegd dat het niet mogelijk is om per 1 januari 2005 reeds de maximumtarieven vast te stellen. Mevrouw Sylvester heeft opgemerkt – ik sluit mij daarbij gaarne aan – dat dit toch vreemd is. Deze voortvarende bewindsman wist dat dit moest gebeuren, zodat niets een tijdige voorbereiding in de weg behoefde te staan. De CDA-fractie begrijpt dat de tarieven wellicht niet per 1 januari 2005 maar per 1 januari 2006 worden vastgesteld. Liever zagen wij dat anders. Wij verzoeken de minister om wel vóór 1 januari 2005 de technische voorwaarden en de tariefstructuren vast te stellen. Dat is van groot belang voor de betrokken bedrijven en sectoren. Gaarne krijg ik van hem een toezegging op dit punt.

Ik kom aan mijn laatste punt, de overdracht van het economische eigendom van de distributienetten. Het wetsvoorstel 29375, de interventie- en implementatiewet, bevat een regeling welke inhoudt dat de netbeheerder dient te beschikken over het economische eigendom van het door hem beheerde net; dit staat in artikel 10a E-wet, etc. Deze wijziging is op zich een vreemde eend in deze bijt. Immers, geen van de relevante richtlijnen of verordeningen verplicht hiertoe. Deze overgang van het economisch eigendom komt pas aan de orde op het moment dat de voorgenomen splitsing zoals aangegeven in de brief van 31 maart 2004 wettelijk wordt geregeld. De CDA-fractie stemt dan ook volledig in met het nog niet in werking treden van het desbetreffende artikel 10a, zoals door de minister is uiteengezet in zijn brief van 18 juni 2004; een zeer heldere brief. Mijn fractie wacht de aangekondigde analyse van de exacte gevolgen van de splitsing voor de bedrijven af. Om die reden achten wij het niet opportuun om bij de behandeling van de onderhavige wetsvoorstellen nader in te gaan op plannen tot splitsing. Vandaag spreken wij over de liberalisering en de implementatie van twee richtlijnen, die los staan van de eventuele privatisering in een later stadium.

Mijn fractie is benieuwd naar de reactie van de minister.

De heer Ketting (VVD):

Voorzitter. Het was een feestelijk gezicht in Rotterdam en een groot deel van de bevolking was dan ook uitgelopen om al die lichtjes te aanschouwen. Het was echter geen gaslicht maar elektrisch licht! Dat was iets heel bijzonders, maar wij spreken dan ook over 1883. Achilles de Kothinsky had een platte schuit vol met accu's afgemeerd aan de kade, die hij via een kabel had aangesloten op de feestverlichting. Die accu's laadde hij dan overdag op in een elektriciteitsfabriek elders.

In 1886 richtte Willem Smit de NV Electrische Verlichting Kinderdijk op, maar hij leverde alleen aan bevriende fabrikanten. Een grote versnippering ontstond met talrijke particuliere en gemeentelijke centrales. Het was daarom dat in 1911 de Staatscommissie van IJsselsteyn werd geïnstalleerd om ordening aan te brengen. Daarvoor al had de Staatscommissie voor de Electrische Geleidingen het licht gezien, maar de meeste voorstellen daarvan vonden geen weerklank. Dat was jammer, want zij betroffen een Electriciteitsraad als beroepsinstantie en een voorstel tot beperking van het eigendomsrecht ten behoeve van de aanleg van elektrische inrichtingen en lijnen. Deze staatscommissie zag het licht in 1904. Wij vieren dit jaar dus het eeuwfeest van de discussie over de gewenste structuur van de elektriciteitsvoorziening.

Wij volgen de toenmalige discussie nog even. Na het prille particuliere begin kwam de voorziening alras in overheidshanden, te weten van de provincies en grotere gemeenten. De laatste hadden daarvoor indertijd een aantal redenen. Men vond dat niet alleen geleverd diende te worden aan dichtbevolkte gebieden maar dat binnen een gebied geleverd diende te worden aan alle inwoners. Dat waren dus duidelijk elementen van "service publique". Bovendien werd de versnippering in vele kleine particuliere centrales te duur geacht en men was van mening dat die leidde tot kapitaalverspilling die niet in het belang van de burgers is. Daarnaast leverde het de overheden best wat geld op.

In 1916 pleitte ir. H. Doyer voor één productiebedrijf dat onder leiding stond van de staat. De Vereniging van Directeuren van Elektriciteitsbedrijven in Nederland liet echter na eigen onderzoek weten dat de bestaande structuur zo slecht nog niet was. De bestaande structuur bestond overigens uit ongeveer 550 bedrijven. Enkele staatscommissies verder zag in 1938 de eerste Elektriciteitswet het licht. Op enkele artikelen over kwaliteit en veiligheid na, die de basis vormden voor de KEMA, is deze wet nooit van kracht geworden. Pas na de Tweede Wereldoorlog en met name na de energiecrises wenste en kreeg de landelijke overheid meer invloed. Uiteindelijk leidde dit in 1989 tot de eerste echte Elektriciteitswet.

De vraag is wat hieruit te leren is. Er is sprake van een groeiproces met betrekking tot eigendomsstructuur, techniek en bevoegdheden. Hierop zijn sterke invloeden van kracht van maatschappelijke ontwikkelingen en inzichten zoals grenzen aan de groei, energiecrises, kernenergie en stookkosten. Vernieuwingsimpulsen gingen uit van de overheid. De rol van de directies was zeer bescheiden. Mijn fractie meent dit ook heden ten dage te moeten constateren. Van harte hoopt zij dat de betrokken directies na aanvaarding van dit wetsvoorstel coöperatief en creatief aan de uitwerking en invoering zullen meewerken.

Wij zijn nu bij vandaag beland, of misschien toch niet. Ik citeer Joost van den Vondel: "De welvaert spruit uit kloeck besluit van amptenaren, die nacht en dag zich zelf niet sparen, geschapen tot een ieders nut". Wij spreken hier over de implementatie van twee richtlijnen in de Nederlandse wetgeving die al behoorlijk op de ontwikkelingen in de Europese Unie was ingespeeld. Waarom is er dan zo'n uitvoerige behandeling geweest in de Tweede Kamer en zijn er levendige discussies buiten het parlement? Er is hier sprake van achterstallig onderhoud. De discussie van de afgelopen tijd had eerder moeten plaatsvinden. Ongeveer acht jaar geleden liet de voorganger van deze minister, de heer Wijers, de nota Stroomlijnen het licht zien. Daarin werd de markt geïntroduceerd om de belangen van de gebruikers beter te behartigen en om ontwikkelingen in de Europese Unie voor te zijn. Dat laatste zou bijdragen aan een grotere vitaliteit van de bedrijfstak.

Deze uitgangspunten van de nota zijn liberaal van karakter en op zichzelf dus prima. Het betreft echter wel een markt met twee specifieke elementen. Allereerst speelt een monopoloïde functie een belangrijke rol, namelijk met betrekking tot de netten. Daarnaast zijn er belangrijke aspecten van algemeen belang zoals de betrouwbaarheid en de voorzieningszekerheid. Deze beide aspecten vragen om een gestructureerde ontwikkeling van het beleid. Er moeten maatschappelijk gewenste doeleinden worden gedefinieerd. Dit vraagt om een politieke afweging. Er moet een analyse worden gemaakt van wat voor resultaten marktwerking kan opleveren. Er moet een afweging worden gemaakt of de maatschappelijk gewenste doeleinden en de resultaten van de marktwerking voldoende of niet voldoende identiek zijn en of er marktimperfecties aanwezig zullen zijn of niet. Er moet worden onderzocht welke interventies en welk instrumentarium vereist zijn om de maatschappelijk gewenste doeleinden en de resultaten van marktwerking met elkaar te verzoenen ofwel om de marktimperfecties weg te werken. Er moet worden onderzocht welk mechanisme aanwezig dient te zijn om ontwikkelingen te volgen, te evalueren en, zo nodig, terug te koppelen naar de definitie van maatschappelijk gewenste doeleinden. Dat is al met al een continu proces.

Geconstateerd moet worden dat deze stappen niet zijn gevolgd. Dit mankement heeft verstorend gewerkt op de beleidsontwikkelingen van de afgelopen jaren. Het valt deze minister te prijzen dat hij een inhaalslag heeft ingezet, een inhaalslag die nu plaatsvindt rond dit op zich onschuldige wetgevende project.

Waarom is de voorgaande constatering van belang? Allereerst moeten er voor mijn fractie gegronde redenen aanwezig zijn om Europese regelgeving niet 1:1 te implementeren. Voorts neemt mijn fractie vermindering van regelgeving ernstig. Zij moet constateren dat hiervan in dit geval geen sprake is. Na afweging kan mijn fractie echter rechtvaardiging vinden in de genoemde achterstallige beleidsmatige discussie. Daar komt nog bij dat weliswaar geloof in marktwerking tot het liberaal gedachtegoed behoort, maar zo nodig vanuit een krachtige overheid. Het was secretaris-generaal Geelhoed die indertijd stelde dat bij het geven van meer ruimte voor de markt een robuuste overheid is vereist. En daarmee gaat regelgeving nu eenmaal gepaard. Dat moet dan echter wel heldere, doelmatige en niet te fijnmazige regelgeving zijn.

Het zij gezegd, dat mijn fractie de minister op dit gebied nauwlettend zal blijven volgen. Daarbij wil zij, naast vermindering van regelgeving, ook enkele andere piketpalen slaan. Allereerst dient de marktwerking zo volkomen mogelijk te zijn. Belemmeringen dienen te worden opgeruimd en zo nodig maatregelen te worden genomen door de overheid om marktwerking te bevorderen. Vervolgens is adequaat toezicht, zowel kwalitatief als kwantitatief, vereist. Dit dient natuurlijk wel vorm te krijgen binnen het beleidsmatig kader, aan te geven door de minister en de Staten-Generaal. Dan dient het ministerie van Economische Zaken de regierol ernstig te nemen, te beginnen met heden. Dat is bij de implementatie van deze wetgeving, waartoe naar de mening van mijn fractie een slagvaardige projectorganisatie tot stand gebracht dient te worden. Deze dient zorg te dragen voor nadere uitwerking en het tot stand brengen van gestructureerd overleg met betrokken partijen, waaronder zeker de aandeelhouders van de bedrijven. Graag verneem ik de mening van de minister hierover.

Deze regierol dient ook een belangrijke plaats te hebben bij het nog komende wetgevende traject. In deze wet zit verscholen een reeks ministeriële regelingen en nog te formuleren beleidsuitgangspunten, zoals die voor de toezichthouder. Daarnaast komt er nieuwe wetgeving aan, zoals de warmtewet, privatisering ondergrondse infrastructuur, consumentenkoop en eigendomsstructuur voor netwerkbedrijven. Ondertussen zal de Europese Unie ook niet stil blijven zitten. Hoe denkt de minister dit te orkestreren? Hoe blijft het inhoudelijke verband in stand? Hoe wordt onnodige regeldruk voorkomen en hoe blijft de volwaardige rol van de Staten-Generaal gewaarborgd? Mijn fractie vraagt de minister hier uitvoerig en expliciet op in te gaan.

Ook vraagt mijn fractie zich af of de evaluaties en de daaruit voortkomende resultaten tijdig ter beschikking komen om hun doorwerking te kunnen krijgen. Hoe is dit zeker te stellen? Vraagt dit om een soort "observation permanente"? Is dit wel een taak van de DTe? Zo ja, is deze daartoe dan voldoende toegerust? Zo nee, aan wie wordt deze taak dan opgedragen? Graag hoor ik hierop de reactie van de minister.

Mijn fractie heeft dit wetsvoorstel getoetst aan de doelstelling van de richtlijnen en de aanvullende doelstellingen van deze wet. Zij zal zich daarbij beperken tot de twee belangrijkste doelstellingen: het scheppen van gelijke marktvoorwaarden voor alle partijen en de verbetering van de borging van de publieke belangen.

Het scheppen van gelijke marktvoorwaarden vooronderstelt allereerst dat er een markt ís. Helaas is dit niet voldoende het geval; de marktwerking verslechtert zelfs. De minister komt op basis van onderzoek van DTe terecht tot deze teleurstellende conclusie. Mijn fractie vindt dit ernstig, want marktwerking is een hoeksteen van het beleid. Marktwerking dient tot het bevredigen van de belangen van de afnemer. Wanneer kan marktwerking haar vruchten afwerpen? Als er voldoende aanbieders zijn en vele vragende partijen, voldoende transparantie en informatie.

Mijn fractie constateert dat in dit wetsvoorstel de voorwaarden voor voldoende transparantie aanwezig zijn. De minister en de DTe beschikken over een toereikend instrumentarium om informatie te vergaren, desnoods dwingend. De volgende vraag is echter of deze informatie zodanig zal worden gehanteerd dat marktwerking niet alleen ontstaat, maar ook blijft bestaan. Gaarne ziet mijn fractie dat de opvatting van de minister dienaangaande haar twijfels hierover wegneemt.

Mijn fractie heeft voorts twijfels over het aantal aanbieders, over de hoeveelheid partijen die elektriciteit produceert. Mijn fractie realiseert zich natuurlijk dat de productie van elektriciteit zich helaas buiten het wettelijke kader bevindt. Daarmee is de kous niet af. Wat moet er gebeuren als er onvoldoende productievermogen dreigt te zijn? Het onderhavige wetsvoorstel en de richtlijn geven de minister via een tenderprocedure de mogelijkheid om productievermogen tot stand te brengen. Mijn fractie is het echter eens met de minister dat hierbij grote terughoudendheid moet worden betracht. Overheidsingrijpen in een markt kan de marktwerking namelijk ontwrichten. Wat is dan wel toegestaan? Het antwoord kan alleen maar liggen in het scheppen van een goed investeringsklimaat, zowel voor grootschalig als voor kleiner, decentraal vermogen. Hoe denkt de minister hier invulling aan te geven?

Het heeft mijn fractie ten zeerste verwonderd dat TenneT met de overname van het bedrijf Energiekeuze de markt heeft betreden. Is dit niet in strijd met wat de minister op 9 juni jongstleden aan de Tweede Kamer heeft geschreven? In paragraaf 7 kent hij TenneT slechts een faciliterende rol toe. Is de minister over deze overname geraadpleegd? Zo ja, op welke gronden ging hij ermee akkoord? Wat was het oordeel van de DTe? Is dat van tevoren ingewonnen? Het antwoord dienaangaande van de minister in een nota naar aanleiding van het verslag is niet helder en, naar het mijn fractie voorkomt, innerlijk tegenstrijdig. Mijn fractie acht het van belang dat de splitsing van de rollen van TenneT even zuiver is en even zuiver wordt gehanteerd als die van de elektriciteitsbedrijven. Mijn fractie vraagt de minister ook om hierbij de noodzaak te betrekken om te komen tot meer en zwaardere internationale verbindingen, met inbegrip van onderzeese kabels. Wil de minister mijn fractie informeren over de stand van zaken in de besprekingen over het convenant met de Bondsrepubliek, België en Frankrijk en in de aanleg van kabels naar Engeland en Noorwegen?

Ook ten aanzien van de levering van elektriciteit is sprake van een niet liquide, zelfs oligopoloïde markt. Welke mogelijkheden zijn er om meer spelers bij het marktspel te betrekken? Naar de mening van mijn fractie is het essentieel dat een gelijk speelveld wordt geschapen dat mogelijk machtsmisbruik van dominante posities wordt geëlimineerd. Daarom kan mijn fractie zich vinden in de beleidslijn van de minister om volledig onderscheid te maken tussen het netbedrijf en de levering. Dat komt neer op het onderscheid tussen publieke en private, commerciële functies. Dit vereist natuurlijk een zorgvuldige behandelingen van de belangen, want die zijn groot, zeker die van de bestaande aandeelhouders. Zij beheren immers een aandelenbezit dat gedurende zo'n eeuw is opgebouwd dankzij de bijdragen van miljoenen gebruikers, groot en klein. Bovendien hebben deze gebruikers altijd met een overheidsmonopolie te maken gehad.

Dat een dergelijk ingrijpen pijnlijk kan zijn, is niet nieuw. Al in de jaren '20 van de vorige eeuw heeft de toenmalige president Hoover te dominante bedrijven als General Electric en Westinghouse opgesplitst. In het Verenigd Koninkrijk heeft Margareth Thatcher iets vergelijkbaars gedaan. De minister geeft er blijk van dat hij zorgvuldig doch krachtig ingrijpen niet schuwt om marktwerking tot stand te brengen en te bevorderen. Mijn fractie kan zich vinden in de bepalingen in de tweede nota van wijziging om ongewenst bedrag van betrokken partijen te voorkomen tijdens de transitie naar de nieuwe structuur. Deze transitieperiode moet wel zo kort mogelijk zijn; je kunt niet langzaam over een sloot springen. Daarom heeft mijn fractie met enige zorg de uitspraak van de minister in de Tweede Kamer vernomen dat hij de bepaling voor de overdracht van het economisch eigendom van de netten voorlopig niet in werking zal laten treden. Wetten behoren helder en samenhangend te zijn, ze behoren achteraf geen aanleiding te geven tot discussies. Dus geen open einden. Met begrip voor de in- en uitvoeringsproblemen voor de bedrijven vraagt mijn fractie de minister met klem, een uiterste invoeringsdatum in de wet op te nemen, zeg 1 juli 2005.

De heer Doek (CDA):

Ik ben het met u eens dat een wet geen open einden behoort te hebben, maar vele wetten ter implementatie van Europese richtlijnen die dit huis passeren, kennen artikelen waarin het aan de regering wordt overgelaten om een invoeringstijdstip te bepalen. De hele implementatie van de Telecom-richtlijn zit vol met dit soort artikelen en ik heb dit argument nog nimmer van de VVD-fractie gehoord. Ik heb dan ook de indruk dat er bij u meer achter zit dan alleen een net wetgevingsproces, waar wij overigens niet tegen zijn. En als mijn vermoeden juist is dat u met het noemen van een datum iets anders op het oog hebt, dan lijkt het mij eerlijk om daar maar gewoon voor uit te komen.

De heer Ketting (VVD):

Voorzitter. Ik denk dat er sprake is van twee misverstanden. Mijn fractie is gewend om iedere wet op zijn eigen merites en randvoorwaarden te beoordelen, in het licht van de werkingskracht van die wet, niet van die van wetten die komen of gaan. Bovendien hebben wij een reden om deze datum te noemen naast de al door de heer Doek genoemde wetstechnische reden, namelijk dat er bij deze wet gekozen is voor een "vette" netbeheerder. De ingangsdatum is daarbij een belangrijke factor. Ook hecht mijn fractie aan een zo effectief en simpel mogelijk toezicht. Dit draagt daartoe bij. Wel, om deze redenen heb ik 1 juli 2005 als indicatie genoemd. Voorts geldt dat de invoering alleen om een vrij technische reden is uitgesteld, namelijk om het moeten betalen van extra overdrachtsbelasting te voorkomen. Daar willen wij alle ruimte voor geven, maar een wet behoort wel als een samenhangend project in werking te treden.

De heer Doek (CDA):

De brief van de bewindsman van 18 juni is kristalhelder, daarin plaatst hij dit in een heel logisch verband. Men is bezig met een analyse, er komt een plan van aanpak en als er aanleiding toe is, behoort daar ook de overdracht van de economische eigendom bij. En men noemt als reden dat men de sector niet voor een of twee keer op kosten wil jagen. Dit lijkt mij een heel helder verhaal. Gelet op de enorm omvangrijke procedure die deze bewindsman met de sector en het parlement zal moeten doorlopen, zal het traject zeker niet al op 1 juli 2005 helemaal afgelegd zijn. De planning zou uitkomen op 1 januari 2007, dus ik begrijp nog steeds niet waarom u die datum van 1 juli 2005 loshaalt van de eventuele herstructurering, die dan nog netjes aan het parlement zal worden voorgelegd.

De heer Ketting (VVD):

Ik zal nogmaals een misschien wanhopige poging doen om de heer Doek dit te laten begrijpen. In de eerste plaats zou ik het op prijs stellen, als de heer Doek reageert op datgene wat ik heb gezegd en niet op wat hij denkt dat ik heb gezegd. Allereerst heb ik in mijn inbreng gezegd dat wij vinden dat de transitie zo kort mogelijk moet duren en zo helder mogelijk moet plaatsvinden. Dat is punt één en zo is ook het artikel dat nu eenmaal in de wet staat. Het is een keuze van de minister – daar kunnen wij ook achter staan – dat de transitie dan ook zo snel mogelijk moet plaatsvinden. Immers, bij ontstentenis van dit artikel zijn er andere maatregelen genomen zoals het niet mogen bezwaren van het net en dergelijke. Dat is nu precies de richting die mijn fractie niet uit wil gaan. Mijn fractie hecht aan heldere structuren die het zowel de bedrijven als de toezicht houder gemakkelijk maken om te weten waar zij aan toe zijn en om hun verantwoordelijkheden te nemen. Dit zijn de argumenten die ik heb genoemd. De heer Doek probeert mij te verleiden tot een nadere uiteenzetting – dat heeft hij al twee keer gezegd – over de splitsing. Dat heb ik hier in dit verband niet genoemd en hij slaagt daar dus ook niet in. Hij mag het best nog een derde keer proberen, maar ik heb gezegd wat ik gezegd heb en de argumenten die ik daarvoor heb gebruikt, zijn naar mijn gevoel in ieder geval voldoende helder.

Voorzitter. Het is noodzakelijk dat er meer en krachtiger aanbieders op de markt verschijnen. Niet alleen omdat een goed functionerende markt de beste garantie is voor het behartigen van de belangen van de klant, maar tevens worden eventueel buitenlandse marktpartijen eveneens gedwongen tot marktconform gedrag. Mijn fractie is benieuwd naar de criteria die de minister denkt te hanteren om te beoordelen of er in voldoende mate van marktwerking sprake is en of er dus nader beleid nodig is of niet. Mijn fractie vraagt de minister met name aandacht te schenken aan de toekomst. Nieuwe productiemethoden en meer decentraal vermogen zoals brandstofcellen of fotovoltaïsche opwekking kunnen marktwerking bevorderen. Het zij met name gesteld dat hiervoor het aanwezig zijn van voldoende netcapaciteit, met name in de netten van lagere spanning, en toegang tot deze capaciteit essentieel zijn. Het is een reden te meer om de afsplitsing van de netten volledig tot stand te brengen. Hoe denkt de minister deze technologische ontwikkelingen aan te sporen? Is het niet verstandig om de subsidiestroom die nu naar windenergie gaat, in de hiervoor geschetste richting om te buigen?

Het tweede toetsingselement van mijn fractie betrof het verbeteren en borgen van publieke belangen. Als vertrekpunten dienen de mondigheid van de klant en de terughoudende rol van de overheid. De minister noemt in de memorie van toelichting vijf te waarborgen belangen die hier kort worden nagelopen.

Ten eerste gaat het daarbij om maatschappelijk aanvaardbare prijzen voor alle consumenten – wel gaarne zo laag mogelijk en internationaal concurrerend. Hier is een waarschuwing op zijn plaats: de markt is niet altijd fair, noch altijd volmaakt. Nooit mag hierbij verder worden gegaan dan generieke, marktwerking bevorderende maatregelen. Nimmer maar dan ook nimmer maximumtarieven, zeker niet te stellen door de overheid. Dat hebben de ervaringen in de Verenigde Staten ons wel geleerd. Gaarne verkrijg ik hierop de reactie van de minister.

Bescherming van de afnemers tegen misbruik door de monopoloïde netbeheerder is punt twee. Naar de mening van mijn fractie is hierin in voldoende mate voorzien door volledige splitsing inclusief het economische eigendom, goed toegerust toezicht en gereguleerde in plaats van onderhandelde toegang. Mijn fractie kan het eens zijn met de minister, daar waar hij in de tweede nota van wijziging ook volledig gereguleerde toegang voor gas zeker stelt.

Ten derde dient leveringszekerheid voor de klanten gewaarborgd te zijn. Hieraan is door mijn fractie reeds aandacht gegeven ten aanzien van de kortere termijn, maar de vraag blijft onbeantwoord hoe de voorzieningszekerheid op langere termijn is zeker gesteld. Hoe denkt de minister te garanderen dat ook op langere termijn toegang aanwezig blijft tot de benodigde brandstoffen en aan welke brandstoffen denkt hij dan?

Ten vierde dienen de productie en dienstverlening zodanig te geschieden dat recht wordt gedaan aan maatschappelijke doelstellingen. Hier gaat het dus om het "schoon" van de nota Stroomlijnen, ofte wel het milieu. Wat stelt de minister zich hierbij binnen de reikwijdte van zijn portefeuille eigenlijk voor? Aan welke marktconforme mechanismen denkt hij om aan milieudoelstellingen inhoud te geven? Hoe denkt hij om te gaan met de import en zelfs met de vergroting van de import van elektriciteit uit het buitenland, die veelal wordt opgewekt met onwelgevallige brandstoffen?

Mijn vijfde punt betreft doelmatige marktordening en doelmatig toezicht. Mijn fractie kan zich vinden in de keuze van de minister om meer beleidsmatige bevoegdheden naar zich toe te trekken en in een heldere scheiding de uitvoering en handhaving op te dragen aan de toezichthouder. Maar mijn fractie neemt aan dat het hier een tijdelijk arrangement betreft voor de transitieperiode, die moet leiden tot toereikende marktwerking. Hoe ziet het door de minister gewenste eindbeeld er uit?

Het betreft hier wetgeving op het gebied van elektriciteit en gas. Terecht heeft de minister zoveel mogelijk verschillen tussen de Elektriciteitswet en de Gaswet weggenomen. Mijn fractie spoort de minister aan de hier reeds aangevoerde overwegingen ten aanzien van elektriciteit ook in de gassector door te laten werken. Dit gaat echter maar gedeeltelijk op. Met name de aanbodkant verschilt. Hier bekleedt immers de Gasunie een dominante positie. Fors ingrijpen kan verstrekkende gevolgen hebben, ook gezien de grote belangen die de Staat hierin heeft. Nu de onderhandelingen met Shell en Esso toch in het slop zitten, is er extra reden voor reflectie over de structuur van de gassector. Mijn fractie vraagt zich af of er niet veel voor te zeggen is om het gasgebouw dan maar, zij het voorshands, in stand te houden. Tot nu toe heeft deze constructie zo slecht nog niet gewerkt en belangrijke aspecten zoals het kleineveldenbeleid zeker gesteld. Graag hoor ik de mening van de minister.

Wel zou mijn fractie zich kunnen voorstellen dat het net, met name het hogedrukgedeelte van het net, door de Staat zou worden uitgekocht. Er zou dan een situatie zoals bij TenneT in de elektriciteitssector kunnen ontstaan. Zou een dergelijke stap, eventueel met inschakeling van institutionele beleggers, te financieren zijn? Mijn fractie vindt het antwoord van de minister van belang, daar een dergelijke stap zou kunnen bijdragen aan het tot stand komen van een onafhankelijk gasnetbeheer en daarmee de voorzieningszekerheid en met name de marktwerking zou bevorderen.

De voorzitter:

Mag ik de heer Ketting erop wijzen dat hij de door hem opgegeven spreektijd ruim heeft overschreden?

De heer Ketting (VVD):

Daar mag u de interruptie van de heer Doek van aftrekken.

De voorzitter:

Die heb ik er reeds van afgetrokken.

De heer Ketting (VVD):

Ik ben bijna klaar, voorzitter. Maakt u zich geen zorgen. En de avond is nog jong.

De marktwerking zou ook kunnen worden versterkt door het in analogie met de elektriciteitssector tot stand brengen van een gasmarktplaats. Mijn fractie wil het initiatief hiertoe van de VVD in de Tweede Kamer graag ondersteunen.

Over het wetsvoorstel op stuk nr. 29303 kan mijn fractie zeer kort zijn: alle steun, zij het met een kanttekening. De minister schijnt gezegd te hebben dat, als er per 1 juli aanstaande problemen optreden bij de liberalisering, hij daaraan de ultieme consequentie zal verbinden. Dit nu acht mijn fractie een principiële verkeerde hantering van verantwoordelijkheden. Bovendien hecht mijn fractie aan het voortzetten van de werkzaamheden van deze minister in zijn huidige portefeuille.

De energiesector is complex en kent een veelvoud van grote belangen, zowel publiek als privaat. Mijn fractie beschouwt dit wetsvoorstel als een belangrijke stap in de goede richting. Zij verwacht dat de minister voortvarend doorgaat op deze weg en zal komende wet- en regelgeving kritisch toetsen tegen het licht van hetgeen door mijn fractie naar voren is gebracht.

Voorzitter. Dank u voor uw clementie.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Het komt uit het stopcontact en het werkt altijd; tot voor kort was dat alles wat mensen van stroom wilden weten. Waar het vandaan komt, wie het levert en tegen welke voorwaarden waren vragen waar absoluut geen mens zich mee bezig hoefde te houden, tot 1 juli aanstaande. Mensen mogen niet alleen kiezen. Nee, zij moeten wel, want wie niet kiest, betaalt te veel. En wie te veel betaalt, is betrekkelijk dom. Vandaag besluiten wij onder andere dat kleine zakelijke afnemers en de consumenten per 1 juli 2004 een vrije keuze krijgen van hun leverancier van gas en elektra. Met de behandeling van deze wetsvoorstellen is een belangrijke mijlpaal bereikt – laten wij hopen op een goede afloop – maar nog niet het eind van een veel omvangrijker veranderingstraject.

Ik wil eerst iets zeggen over de liberalisering en de opening van de markt per 1 juli aanstaande. Liberalisering, zeker van de energiemarkt, is naar de opvatting van onze fractie een groot goed. Het principe klopt: keuzevrijheid voor consumenten. Maar wij moeten tegelijkertijd erkennen dat het een proces is van vallen en opstaan. Niet voor niets is het een markt in een transitiefase. We moeten van een regionale monopolist, waar de consumenten de winkels moesten neren, naar een markt met keuzevrijheid voor consumenten. Het vergroten van die keuzevrijheid van consumenten en daarmee het verbeteren van de prijs-prestatieverhouding van de te leveren producten moet naar de opvatting van mijn fractie het voornaamste doel zijn van de liberalisering. Keuzevrijheid voor consumenten en verbetering van de prijs-prestatieverhouding.

Per 1 juli is het dan zover. De afgelopen tijd is enorm hard gewerkt om de klachtenafhandeling, de facturering en de afspraken rond het switchen goed te regelen. Ook heeft de minister zich ervan verzekerd, onder andere via de commissie-Van Rooy, dat de markt er klaar voor is. Als ik het goed heb begrepen, heeft de minister zelfs zijn politieke toekomst verbonden met het succes van de marktopenstelling per 1 juli. Dat zal wel goed gaan, neem ik aan. Overigens ben ik wel nieuwsgierig naar de laatste informatie hierover. Het is één voor twaalf, ik ga er eigenlijk van uit dat alles op rolletjes loopt, maar ik "misbruik" dit debat om de laatste check te maken.

De minister zegt altijd dat een sterke markt een sterke overheid nodig heeft. Met de voorstellen die wij vandaag aannemen hebben we een voldoende borging om de overheid een sterke rol te kunnen laten spelen. Dat is ook hard nodig, want de energiemarkt is nog geen echt vrije markt, een markt met volop concurrentie. Onze fractie maakt zich hier zorgen over. Zo zullen in Europees verband door fusies en overnames steeds grotere energiebedrijven gaan ontstaan. Er zal dan zeker sprake zijn van nog meer afname van de concurrentie, wat ons beslist niet in het belang van de afnemer lijkt. De minister schrijft dat hij in het kader van het Nederlands voorzitterschap hieraan aandacht zal geven. Hoe zet de minister dat om in acties en afspraken? Aan welke vorm van afspraken denkt hij?

Bij stroom wordt regelmatig de vraag gesteld of daarop wel serieuze prijsconcurrentie mogelijk is. Is die prijs immers niet voor zo'n 90% afhankelijk van de olieprijs, en is die laatste prijs niet voor alle leveranciers gelijk? Als je uitrekent wat het kostenvoordeel is voor de consument met de verschillende leveranciers, dan is dat uiteindelijk erg gering. Het gaat om tientallen euro's per jaar, wat relatief gezien heel kleine bedragen zijn, waarvoor we wel gigantische operaties neerzetten.

Net als sommige politici, af en toe de premier en een enkele voetbaltrainer worden ook energiebedrijven van tijd tot tijd gedemoniseerd. Als we de consumentenprogramma's mogen geloven, regent het klachten. De voorzitters van raden van bestuur bungelen steevast onderaan de lijstjes van gewilde managers. Er rust een soort vloek op dat soort bedrijven. In dit verband is het dan ook goed dat de DTe zich bemoeit met de klachtenafhandeling van energiebedrijven. Ik had eerlijk gezegd verwacht op de website van de DTe honderden, zo niet duizenden klachten van verontruste consumenten aan te treffen, maar dat viel tegen, of reuze mee. Dat is overigens een prachtige website, waar een aantal benchmarkgegevens is te downloaden over het aantal klachten wat consumenten hebben over hun elektriciteitsbedrijven. In het eerste kwartaal zijn er 55 klachten geweest over de facturering van alle energiebedrijven, wat verhoudingsgewijs buitengewoon laag is. Het is goed om dat te zeggen, als een soort tegenwicht tegen de idee dat de energiebedrijven het op dat punt buitengewoon slecht doen. Overigens kan dit ook betekenen dat de DTe nog relatief onbekend is als organisatie waar klachten kunnen worden ingediend. Iedere klacht is er natuurlijk een te veel. Wat is het oordeel van de minister over de prestaties van de sector op dit punt?

Op de website ontbreekt een duidelijk, geobjectiveerd overzicht van de tarieven. Geïnspireerd door deze prachtige voorstellen heb ik geprobeerd, na te gaan of ik niet te veel betaal bij mijn lieve vrienden van Eneco. Er was beloofd dat dit helder zou worden gepresenteerd, maar het blijkt toch een kwestie van hogere wiskunde te zijn en daar ben ik niet bedreven in. Nu kan ik de minister niet verwijten dat ik niet goed ben in hogere wiskunde, maar hij kan er wellicht wel voor zorgen dat de tarieven van de verschillende leveranciers transparanter worden gepresenteerd. Dit past ook in zijn missie om de consument voorop te plaatsen.

Uit de ervaringen met de telefoniemarkt weten wij dat een objectieve vergelijking van tarieven zeer lastig is. Er zijn altijd leuke acties, kortingen en andere spiegeltjes en kraaltjes waardoor alleen specialisten door de bomen het bos nog kunnen zien. Bovendien kennen veel contracten voetangels en klemmen, riante afkoopsommen en boetes, waardoor mensen al snel denken: laat maar.

Als wij niet alert zijn, gaat het dezelfde kant op met gas en elektra. De zoveel geprezen keuzevrijheid kan een papieren tijger worden. Op dit punt is dan ook adequate monitoring van belang. Over monitoring gesproken, in het voorgestelde artikel 80 van de Elektriciteitswet 1998 is binnen twee jaar een evaluatie voorzien. Kunnen de doeltreffendheid en de effecten van de wet ten aanzien van de gerealiseerde keuzevrijheid voor afnemers expliciet in de evaluatie worden opgenomen? Deze punten staan namelijk niet in artikel 80, waarin wel andere punten expliciet worden genoemd. De minister heeft aangegeven dat dit het belangrijkste doel van deze wetgeving is. Ook op dat punt moet dus worden geëvalueerd.

Waarom moet nota bene in de wet worden vastgelegd dat de DTe belast is met de uitvoering van de evaluatie, terwijl deze dienst daar zelf onderwerp van is? Een slager die zijn eigen vlees keurt, redt het wel op korte termijn, maar op lange termijn raakt hij zijn klanten kwijt. Mijn fractie is er dus niet voor dat de DTe dit soort evaluaties uitvoert. Zij geeft er de voorkeur aan hiervoor een onafhankelijk instituut in te schakelen. Wij zijn benieuwd naar de reactie van de minister op dit punt.

De voorstellen laten de minister nogal wat ruimte. Beleidsvrijheid is mooi, maar een dialoog met het parlement is veel beter. Ik noem de bevoegdheden op grond van artikel 66b van de Gaswet om een of meer rechtspersonen aan te wijzen die de taak krijgen om de gasbeurs tot stand te brengen en in stand te houden. Hoe wil de minister het parlement bij dit soort zaken betrekken? Ik sluit mij aan bij de vragen van mevrouw Sylvester op dit punt.

Artikel 66a van de Gaswet en artikel 66d van de Electriciteitswet maken het mogelijk om partijen te verplichten elektriciteit, gas, transportcapaciteit, opslagcapaciteit of productiecapaciteit op de markt aan te bieden. In de memorie van antwoord geeft de minister aan alleen in een uiterst geval van deze mogelijkheid gebruik te willen maken, dus nadat alle reguliere mogelijkheden zoals het voeren van overleg op niets zijn uitgelopen. Kan de minister iets meer zeggen over de achtergrond van dit artikel? Hebben landen met een vergelijkbaar geliberaliseerde energiemarkt ook een dergelijke noodrem? In welke situaties denkt de minister hiervan gebruik te zullen maken?

Vandaag promoveert ene mijnheer De Vries in Delft op een interessant proefschrift. De minister is zeer geïnteresseerd in de wetenschap in het algemeen. Hij zal zich zeker verheugen op dit proefschrift. De heer De Vries komt tot de conclusie dat de prijs van elektriciteit binnenkort zal oplopen en dat er een tekort aan elektriciteit zal ontstaan, omdat er niet voldoende wordt geïnvesteerd in nieuwe centrales; een zorgelijke conclusie. Kan de minister aangeven hoe hij verder met deze wetenschappelijke bevinding omgaat? Wat zijn zijn beleidsvoornemens op dit punt?

De heer Kox (SP):

Het is interessant om de reactie van de minister op het onderzoek van de heer De Vries te vragen, maar ik vraag de reactie van de heer Schouw op een aantal punten die hij noemt. a) Er zullen nauwelijks prijsverschillen geconstateerd worden, denkt hij. b) Als zij er al zijn, kan hij ze met zijn opleiding en ervaring als volksvertegenwoordiger al niet vinden, want het is te ingewikkeld voor hem. c) Er is een dreiging dat de prijzen verder oplopen. Wat moet er nog meer gebeuren voordat een zo pragmatisch-rationele partij als D66 zegt dat er te veel onzekerheden zijn om zo'n wet goed te kunnen keuren? De heer Schouw heeft een uitstekend betoog gehouden voor het afwijzen van de wet.

De heer Schouw (D66):

Dat snap ik vanuit uw perspectief.

De heer Kox (SP):

Ik noemde niet mijn argumenten, maar de uwe.

De heer Schouw (D66):

Maar de conclusie die u eraan verbindt, is niet de mijne.

De heer Kox (SP):

U was niet zo goed in wiskunde, maar u kunt toch wel optellen? U noemt voortdurend nadelen. Opgeteld, moet het antwoord dan toch "nee" zijn? Of is dat echt hogere wiskunde?

De heer Schouw (D66):

U winkelt wat selectief in mijn betoog. Ik heb een jaar geleden ook een debat gevoerd met de minister over dit onderwerp. Men kent mijn terughoudende en gematigde houding in dezen, maar u kent ook mijn opstelling dat het goed is dat het pad van liberalisering is opgegaan. Ik volg dat echter niet met oogkleppen op. Ik heb de consequenties goed in de gaten. Ik probeer die dingen zo eerlijk en objectief mogelijk te benoemen. Dat brengt mij niet van het pad af van de liberalisering. Het is mijn taak om dit soort dingen te benoemen. Alleen mijn eindconclusie is even een andere dan die van u. U zegt dat wij er nooit aan hadden moeten beginnen. Ik benoem een aantal risico's en ik hoop dat wij die zodanig kunnen managen dat wij het grote doel, keuzevrijheid voor consumenten en een betere prijs/prestatieverhouding, kunnen realiseren.

De heer Kox (SP):

U zegt dus: ik hoop dat het zo zal zijn, want ik ben nu eenmaal dat pad opgegaan. Het is dus een soort geloof dat het goed zal komen. De feiten spreken tegen u, maar u blijft geloof, hoop en liefde houden en u denkt dat het uiteindelijk goed zal komen. Dan hebt u toch bewezen wat er afgelopen zaterdag in de Volkskrant stond namelijk, dat waarover wij spreken toch meer een ideologie is dan een economie.

De heer Schouw (D66):

Ik denk dat het een economie is. Ik denk ook niet dat de feiten dat tegen spreken. Ik had echter gehoopt dat de feiten harder waren en meer effecten hadden opgeleverd dan ik nu kan benoemen. Het is niet anders.

Tot slot. In de brief van de minister van 31 maart jongstleden heeft hij een weg geschetst waarlangs verdere veranderingen, nadat wij dit voorstel hebben vastgesteld, nader vorm krijgen; een on-Hollands voorstel, zei de minister zelf, geen poldervoorstel. Hij wil de splitsing tussen beheer van het netwerk en de levering van energie uniform voor alle energiebedrijven opleggen. Wij zijn het van harte eens met dit voornemen van de minister. De huidige situatie geeft immers onvoldoende garanties voor een onafhankelijk netwerk. Terecht heeft de minister zorgen over de borging van leveringszekerheden. Aan de minister hebben wij het verzoek om tempo te maken en tempo te houden op dit dossier.

Een belangrijke vraag is hoe het tijdpad er uitziet. Voorgaande sprekers hebben dat al uitvoerig gewisseld. Het lijkt mij goed om daar snel duidelijkheid over te krijgen.

Mijnheer de voorzitter. Misschien is het niet voor iedereen duidelijk geworden en daarom heb ik nog een slotzin. Ik laat u niet langer in spanning. Mijn fractie en ook die van de OSF kunnen instemmen met het voorstel.

De heer Van den Berg (SGP):

Voorzitter. Collega Ketting heeft een houtskoolschets gemaakt om ons mee te laten leven met allerlei ontwikkelingen vanaf het begin van de vorige eeuw. Ik wil dat ook doen, maar ik laat het licht op iets anders schijnen.

Vanaf het begin van de vorige eeuw is er stevig gediscussieerd over het al dan niet gewenst zijn van het door de overheid exploiteren van bedrijven, met name bedrijven met een monopolistisch karakter. De meningen waren verdeeld, net als vanavond het geval bleek te zijn, en dat is maar goed ook. Zo was er bij politieke partijen zorg over het monopolistische karakter van bedrijven die zich tot taak hadden gesteld, diensten te verlenen die moesten voorzien in noodzakelijke levensbehoeften, zoals gas en elektriciteit. De vraag luidde of particuliere exploitanten alleen of te eenzijdig zouden letten op hun eigen belang door het berekenen van te hoge tarieven en het geven van slechte service. Anderen beweerden met grote stelligheid dat het noodzakelijk was dat de overheid energiebedrijven zou exploiteren ter bevordering van de volkswelvaart, zoals men dat toen noemde, en ter bescherming van de gebruikers.

Daar liep nog een andere principiële discussie doorheen die ging over de rechtsstaat. Ik hoop dat er nog wat juristen in de zaal zijn. Moest de overheidstaak geheel opgaan in rechtsbedeling en rechtshandhaving of heeft de overheid een omvangrijkere taak? Over hoe omvangrijk die taak was, liepen de meningen uiteen. Kortom, de standpunten van liberalen, socialisten, in alle stromingen die er toen waren, en confessionelen liepen nogal uiteen.

De laatste jaren is in feite eenzelfde soort discussie gevoerd bij de liberalisering van de energiemarkt. Wij vinden dat winst – ik spreek namens de fracties van de SGP en de ChristenUnie – omdat het in de politiek om meer gaat dan alleen het zoeken van technische oplossingen. Politiek bezig zijn behoort vanuit een diepere geestelijke basis plaats te vinden. De liberalisering is door ons ook kritisch gevolgd. Wat zou deze gaan betekenen voor het milieu en voor de leveringszekerheid? Wij kunnen dat aanvullen.

In ieder geval is de onafhankelijke positie van de landelijke netbeheerder nu gewaarborgd. Dat is altijd door ons bepleit, want dat vinden wij een groot goed. Er is ook adequaat toezicht geregeld, en dat is niet minder goed in zo'n situatie. Dat zijn de redenen waarom wij met instemming kennis hebben genomen van het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel beoogt effectieve marktwerking te bevorderen, consumentenbescherming te versterken en uitvoering te geven aan de tweede Europese Elektriciteits- en gasrichtlijn en de verordening inzake grensoverschrijdend elektriciteitstransport.

Een aantal vragen van onze fracties zijn door de minister genoegzaam beantwoord, en daar komen wij niet meer op terug. Wij hebben nog vragen over twee onderwerpen.

In de nota naar aanleiding van het verslag geeft de minister aan dat het begrip "standaardaansluiting", zoals gehanteerd in artikel 27, lid 2, van de Elektriciteitswet 1998 een nieuw begrip zou zijn. Van mensen die zeggen even knap te zijn als de minister, daar moesten wij wel naar zoeken, maar uiteindelijk is het gelukt om ze te vinden, hebben wij vernomen dat het begrip "standaardaansluiting" in de door de DTe vastgestelde tarievencode een gangbaar begrip is. Wij veronderstellen dat de betekenis van het begrip "standaardaansluiting", zoals bedoeld in artikel 27, lid 2, van de Elektriciteitswet 1998 geheel overeenkomt met de term "standaardaansluiting", zoals gehanteerd in de door de DTe vastgestelde tarievencode. Wij horen graag van de minister waarom hij vindt dat wij geen gelijk hebben.

Ik kom bij de toegang tot de gasnetten; onder anderen de collega's Sylvester en Doek zijn hierop ingegaan. Nederland dient uiterlijk 1 juli 2004 zijn wetgeving aan de Tweede EU-Gasrichtlijn te hebben aangepast. Om te voldoen aan de Europese richtlijn is het noodzakelijk, het huidige in de Gaswet opgenomen systeem van toegang tot gasnetten, gebaseerd op "onderhandelde toegang" en "indicatieve tarieven en voorwaarden", te wijzigen. Onderhandelde toegang tot gasnetten zal moeten worden vervangen door een aanbodplicht voor de netbeheerder. De tarieven en voorwaarden moeten door de DTe worden goedgekeurd en worden gepubliceerd. Daarnaast moet het toezicht van de DTe zich ook gaan uitstrekken over tarieven en voorwaarden voor aansluitingen. Het voorliggende wetsvoorstel voorziet in deze aanpassingen. Echter – nu komt de pijn – de minister stelt in de nota naar aanleiding van het verslag dat inwerkingtreding van deze artikelen pas per 1 januari 2006, dus ruim anderhalf jaar later dan voorgeschreven door de EU-richtlijn, zal plaatsvinden. Ter rechtvaardiging van deze inbreuk op de Tweede EU-Gasrichtlijn wijst de minister op uitvoeringstechnische problemen. Daarnaast geeft de minister aan dat met de Richtlijnen Gastransport 2005 de facto zou worden voldaan aan de eisen van de Europese richtlijn. Uitvoeringsproblemen kunnen naar onze mening geen reden zijn voor een vergaande inbreuk op Europese regelgeving. Ook het argument dat in de praktijk steeds wordt gehandeld overeenkomstig de Tweede EU-Gasrichtlijn – los van wat hiervan moge zijn – kan niet volstaan. Een bestaande praktijk kan zich bij conflicten tussen netbeheerder en afnemers immers snel wijzigen. In dat geval kan de afnemer zich niet beroepen op de hem op grond van de Tweede EU-Gasrichtlijn toekomende wettelijke rechten. Hierop willen wij helder en klaar, zonder veel kunstlicht, een antwoord van de minister.

Volledige uitvoering van de Tweede EU-Gasrichtlijn per 1 januari 2006 is niet aanvaardbaar. De richtlijn moet uiterlijk per 1 januari 2005 volledig zijn uitgevoerd. Mede gelet op de voorbereidende werkzaamheden van de DTe, bijvoorbeeld met de Richtlijnen Gastransport 2005, moet het toch mogelijk zijn, al dan niet met inzet van extra personeel, voor 1 januari 2005 de voorwaarden voor toegang tot de gasnetten vast te stellen. Wij verzoeken de minister dan ook, de inwerkingtreding van het systeem van gereguleerde toegang per 1 januari 2005 te bewerkstelligen.

Met belangstelling wachten wij op de beantwoording van de minister.

Mevrouw De Rijk (GroenLinks):

Voorzitter. Ik vervang vandaag mijn collega Van der Lans, die vanavond moest kiezen tussen zijn rol als vader en zijn rol als politicus. Zijn dochter schittert op dit moment in de eenmalige – daar gaat het om – uitvoering van de musical In de shit, ter gelegenheid van haar afscheid van de basisschool. Dat "In de shit" gaat niet over de opwekking van energie uit mest, zo kan ik vertellen. Na veel wikken en wegen, waarin hij werd bijgestaan door CDA-collega's die daar zeer deskundig in zijn, heeft hij zijn vaderrol de voorrang gegeven en mij gevraagd hier als zijn stand-in op te treden. Dat doe ik graag; het is een mooi onderwerp.

Ik weet niet waarom wij allemaal in de geschiedenis duiken bij dit onderwerp, maar ik doe het ook. Bij de Grote Geschiedenis Quiz werd dit jaar gevraagd wanneer het parlement in hoofdlijnen had besloten over de zogenaamde Mammoetwet. Was dat, zo wilde de quizmaster weten, in 1961, in 1965, in 1968 of in 1970. Voor de vijftigers onder ons – dat ben ik overigens niet – leek dit een makkelijke vraag. De grote reorganisatie van het onderwijs waartoe de Mammoetwet leidde, voltrok zich in de tweede helft van de jaren zestig. Het goede antwoord moest dus wel 1965 zijn. Dat bleek fout te zijn. Het juiste antwoord was 1961. In die jaren nam men namelijk nog ruim de tijd tussen het moment van besluiten en het moment van invoeren zodat alles echt goed geregeld zou kunnen worden. Kom daar tegenwoordig nog maar eens om.

Hoe anders is dat in 2004. Als over ongeveer dertig jaar een vergelijkbare vraag in de Grote Geschiedenis Quiz zou worden gesteld over de energiewetten die wij vanavond bespreken, zouden de alternatieven anders luiden. Op de vraag hoeveel tijd er zat tussen het definitieve besluit van het parlement om in te stemmen met het geheel vrij maken van de energiemarkt in Nederland en de invoering, zouden de alternatieven bijvoorbeeld kunnen luiden een dag, een week, een maand of een jaar. Vermoedelijk zullen de meeste deelnemers van die Grote Geschiedenisquiz in 2030 gokken op bijvoorbeeld een maand of een week. Eén dag, dat is zelfs vanuit het perspectief van 2030, in die grote snelle tijd, onvoorstelbaar. Toch is het zo. Wij nemen nu een cruciaal besluit over een werkelijkheid die over iets meer dan 24 uur in moet gaan. Het is nog net niet te laat. Het lijkt nu wel op god zegene de greep.

Laten wij nu maar hopen dat het gehele pakket, al die noodverbanden die de afgelopen tijd snel zijn aangelegd, voldoende is om ons land te behoeden voor Californische toestanden. Nog geen half jaar geleden was één van de meest deskundige Nederlanders op dit terrein, het gewaardeerde lid Ketting, daar bepaald niet gerust op. Ik heb hem vanavond horen zeggen dat hij dat nog steeds niet helemaal is. In een leerzaam interview in Vrij Nederland waarin hij kritisch terugkijkt op de introductie van marktwerking in de energiesector, zegt hij: "De energiedirecteuren geven hoog op over hun publieke taken, maar gesprekken daarover duren opvallend kort als het gaat om de vraag hoeveel zij eraan willen uitgeven. Ze moeten winst maken, aandeelhouders tevreden stellen. Vandaar dat ze streven naar schaarste. Dat levert meer op. Er is er niet een die de aanvechting heeft om in overvloed stroom te produceren." Dat gaat dus over de leveringszekerheid. Liberalisering leidt gezien het bijzondere karakter van het product energie op termijn heel gemakkelijk tot een opwaartse druk van de prijzen. In zo'n context winnen namelijk de wetten van het kapitaal het doorgaans makkelijker van publieke belangen zoals een goedkope, betrouwbare en duurzame stroomvoorziening.

De heer Ketting had een half jaar geleden ook nog ernstige zorgen over de betrouwbaarheid. Hij sloot toen bepaald niet uit dat zich in Nederland hetzelfde zou voordoen als twee jaar geleden in Californië. Hij verwees naar de grote stroomstoringen in andere Europese landen en kwam tot de slotsom: "Het bewijs dat stroomstoringen veroorzaakt worden door de liberalisering lijkt mij in ieder geval een stuk overtuigender dan het bewijs voor het broeikaseffect." Je moet het maar durven, om zo'n citaat uit de spreken als GroenLinkser. Ik vervolg het citaat: "Aangezien het bewijs van het broeikaseffect met de dag harder wordt, moeten wij concluderen dat er grote risico's kleven aan de liberalisering van de energiemarkt." Precies om die reden blijft de fractie van GroenLinks geen voorstander van deze operatie.

Er moet worden gezegd dat deze minister met zijn filosofie "een sterke markt vraagt om een sterke overheid" het energiethema met een bewonderenswaardige kordaatheid heeft opgepakt. Snel na zijn aantreden heeft hij de aanvankelijke startdatum van 1 januari geschrapt en vervangen door 1 juli. De daardoor vrijkomende tijd heeft hij gebruikt om in deze implementatie- en interventiewet (IenI-wet) waarborgen voor het publieke belang en voor de belangen van consumenten in te bouwen. Daardoor is de rol van de toezichthouder nadrukkelijk versterkt. Je zou kunnen zeggen – sorry, paarse collega's –: hij is het paarse puin gaan ruimen. Dat leidde tot een min of meer ongeclausuleerde liberalisering. Nog eenmaal collega Ketting in het al eerder aangehaalde VN-interview: wat mij zeer heeft teleurgesteld, is dat bij zowel Weijers als Jorritsma de kennis van deze energiemarkt gering was.

De minister verdient waardering voor dit alles. Op voorwaarde dat je bereid bent om met hem mee te denken over de logica en de noodzaak van de liberalisering van de energiemarkt heeft hij de dingen gedaan die gedaan moesten worden. Daarbij heeft hij er voortdurend naar gestreefd om een zo groot mogelijke politieke consensus te bereiken. Daardoor is hij erin geslaagd om, althans voorlopig, de politieke angel uit de discussie te halen. Wij hebben de IenI-wet voor ons liggen, die politiek zeer breed wordt ondersteund. Zo is mijn partij blij dat de amendementen over het inzichtelijk maken van de herkomst van energie in de wet zijn verwerkt.

Met ingang van de nieuwe wet zijn leveranciers verplicht om de herkomst voor de consument inzichtelijk te maken. Aanvankelijk gebeurt dit achteraf, maar vanaf 2007 moeten zij dat vooraf doen. Dat is een goed voorbeeld van het serieus nemen van consumenten.

GroenLinks is ook zeer te spreken over de voorgenomen splitsing tussen netwerkbeheerder aan de ene kant en energieproductie en -leverantie aan de andere kant. Dat wordt nog niet direct met deze wetten geregeld. Wij komen hier dus nog over te spreken. Het feit dat de minister in principe een helder model heeft gekozen met een scherpe scheiding tussen publiek eigendom en private belangen is van groot belang. Hij haalde daarmee de woede van grote energiebedrijven, zoals Essent en Eneco, op zijn hals. Zij beschuldigen hem van controversiële en speculatieve theorieën die in geen enkel ander Europese lidstaat aantoonbaar gangbaar zijn. Dit is een citaat van heftige taal. De woede van de energiebedrijven is in onze ogen eerder een teken dat de minister op de goede weg zit. Kennelijk zijn die bedrijven al zo gefixeerd op hun economische overleving in Europa dat zij niet meer redelijk kunnen meedenken over de vraag hoe je bij nieuwe marktverhoudingen het publieke belang strikt moet onderscheiden van economische belangen.

De energiebedrijven hebben overigens wel een punt als zij wijzen op het feit dat de ontwikkelingen in Europa allerminst eenduidig zijn. De invulling van de liberalisering schiet alle kanten op. De kans is dan ook groot dat uit deze onduidelijkheid straks enkele energiegiganten ontstaan. De collega's spraken er ook al over. Die giganten maken dan de dienst uit, omdat zij hun positie konden innemen zonder dat er eenduidige Europese borging bestond voor wat je het publieke belang zou kunnen noemen. GroenLinks vindt dat geen aangenaam vooruitzicht. De antwoorden van de minister in de schriftelijke voorbereiding konden wij niet echt geruststellend noemen. Zelfs adepten van de vrije markt moeten hier toch een beetje huiverig van worden.

Ik kom te spreken over het punt waarbij mijn fractie de meeste bedenkingen heeft. GroenLinks pleit al jaren voor een radicale transitie naar een duurzame energiehuishouding. Zij ziet dat graag gebeuren in een hoger tempo dan de regering voornemens is. Wij vrezen dat liberalisering van de markt dat doel niet bepaald dichterbij brengt. Een kind kan begrijpen dat in een markt waar de concurrentie om de prijs geïntensiveerd wordt, niet de meeste aandacht zal uitgaan naar die vormen van energie waarvan de winstmarges het moeilijkst te realiseren zijn.

Duurzame energie, daar hebben wij het over. Natuurlijk is het waar dat op dit moment meer dan 2,5 miljoen huishoudens gekozen hebben voor groene stroom. Die score is alleen voor een groot deel geboekt omdat groene energie aanvankelijk goedkoper was, in ieder geval niet duurder. Een dergelijke keuze voor de goede zaak voel je niet in je portemonnee en dus is zo'n keuze de gemakkelijkst. Wij dreigen nu een stap te zetten waardoor dit voordeel wegvalt, niet in de laatste plaats omdat de instrumenten zijn veranderd om die prijs laag te houden. Voor je het weet, concurreren wij dus de eerder geboekte maatschappelijke winst uit de markt, zonder dat wij beschikken over de instrumenten die ons in staat stellen om deze winst op een andere manier te behouden. Dat vinden wij onverteerbaar. In dat opzicht vinden wij de uitleg van de minister in de memorie van antwoord ook ontoereikend. Naar aanleiding van vragen van mijn fractie vraagt de regering vraag waar wij bang voor zijn, nu er al 2,5 miljoen huishoudens voor groene stroom hebben gekozen en de liberalisering ook wat duurzaamheid betreft al een succes is omdat die leidt tot meer verbruikers van groene stroom.

Die waarheid geldt tot 1 juli aanstaande. Wij zijn bezig met het creëren van marktomstandigheden waarin het niet bepaald denkbeeldig is dat groene stroom zich meer en meer uit de markt prijst. Hoe denkt de minister de verbruikers van groene stroom binnen het nieuwe regime vast te houden of ze in aantal te laten toenemen? Ik heb het nu alleen over de consumenten van groene energie, maar ik wil ook weten hoe de minister denkt te bereiken dat producenten bijvoorbeeld de vervuilende bruinkool links zullen laten liggen. De huidige subsidiëring van bepaalde stroomopwekkingsmethoden zijn volstrekt onvoldoende om de goedkoopste doch minst duurzame grondstof te compenseren.

Als de fractie van GroenLinks vanaf het allereerste begin had mogen bijdragen aan de regie van dit proces, was liberalisering niet het doel geworden, maar hooguit een middel. Dan was zij altijd afhankelijk geweest van onze voornaamste doelstelling: een versnelde omschakeling naar een duurzame energiehuishouding. Interventies in de markt, betere concurrentie, en meer keuzemogelijkheden hadden wij dan telkens getoetst aan de eis van duurzaamheid. Dan waren wij natuurlijk ook jaren eerder begonnen met het vergroten van de mogelijkheden voor de productie van groene energie. Wat vindt de minister van een quotering of, vriendelijker gezegd, een opdracht aan alle energiebedrijven om een bepaald percentage van hun energie duurzaam te produceren en om ervoor te zorgen dat zij elkaar niet naar beneden beconcurreren?

Al met al levert dit geheel een hybride oordeel op. Wij houden bezwaren tegen de logica en de systematiek van de liberalisering, juist omdat het voor ons overheersende publieke belang van verduurzaming niet als uitgangspunt is genomen. Deze liberalisering is de onze niet. Als je eenmaal binnen de dominerende liberaliseringslogica treedt, valt moeilijk te ontkennen dat deze minister het beter doet dan zijn paarse voorgangers. Hij onderkent de risico's beter en is beter in staat om de publieke belangen te waarborgen. Dat mag op zichzelf een prestatie worden genoemd. Zeker gezien het verleden van de minister, hadden wij echter veel meer oog voor duurzaamheid van hem verwacht. Wij zijn benieuwd naar zijn reactie.

De heer Kox (SP):

Voorzitter. Jos van der Lans kiest vanavond voor zijn vaderlijke plichten. Dat is mooi om te horen. Ik heb ervoor gekozen om dat morgen te doen. Dan laat ik de politiek de politiek en kies ervoor om thuis in mijn gezin aan mijn vaderlijke plicht te voldoen. Ik hoop dat mijn gezin bereid is om die avond met mij naar het voetballen te kijken. Je moet wat over hebben voor je gezin.

Ik wil het over voetballen kijken hebben. Morgen kijken wij natuurlijk met ons allen naar voetbal. Dan zien wij hoe Nederland in de finale van het EK komt. Het is goed om ons te realiseren dat wij dit alleen kunnen doen dankzij de energiebedrijven. Die laten ook niet na om ons dit in allerlei mooie, oranje gekleurde commercials te vertellen. Zonder onze energiebedrijven zouden wij niet eens weten dat wij in de finale komen! Dat zou dan een groot geheim blijven. Wel, dat is dus een moment waarop je denkt: "Toch goed dat ze er zijn, die energiebedrijven." Dit is een van de dingen die je vanaf overmorgen kunt laten meewegen bij je keuze van je energieleverancier, want donderdag zitten wij niet alleen in de finale, maar dan hebben wij ook de vrijheid om zelf te bepalen waar wij onze energie gaan kopen.

Kort samengevat moet deze wetgeving gaan zorgen voor implementatie van Brusselse richtlijnen voor de liberalisering van de energiesector. Daarnaast zorgt deze wet ervoor dat er keuzevrijheid voor de consument ontstaat op een markt die zich houdt aan vastgestelde en door DTe gecontroleerde spelregels, met redelijk beschermende voorwaarden voor de consument. Het is, zoals een vorige spreker al zei, het sluitstuk van de liberaliseringsoperatie op het gebied van gas en stroom.

De minister denkt dat hij zijn zaakjes op orde heeft. De burger krijgt onder tamelijk transparante condities meer keuzevrijheid. Voor een liberaal als hij is dat weer een stap vooruit, denk ik. En zoals de heer Ketting al zei, het is liberaal, dus het is prima. Dat is een redenering waar je verder niets tegen in kunt brengen, tenzij je zegt dat het onzin is. Maar de redenering is: hoe meer ruimte wij scheppen voor de mens als homo economicus, des te beter het is. Al rekenend rekent de mens zich letterlijk en figuurlijk rijk, zo denken de liberalen van dit moment. Of, liever gezegd, zo geloven de liberalen van dit moment.

De heer Ketting (VVD):

Voorzitter. In verband met het gebrek aan historisch besef van de heer Kox zou ik hieraan willen toevoegen dat dit al een paar honderd jaar geleden door John Stuart Mill en Adam Smith is verkondigd, met het goede resultaat waarvan wij tot op heden hebben kunnen genieten...

De heer Kox (SP):

Dat dit al enkele honderden jaren geleden verkondigd werd, is mij bekend, maar dat er zo weinig ontwikkeling in heeft gezeten, valt mij tegen. U bent dus wel consequent in uw denken, maar vooral ook conservatief. U zegt in grote lijnen nog steeds hetzelfde als Stuart Mill en Smith. En of dit de wereld nu zoveel heeft opgeleverd, daarover zou je kunnen discussiëren. Als je het aan de andere kant van de wereld gaat vragen, merk je dat het perspectief daarop toch heel anders is dan in deze fijne Kamer.

Voorzitter. Ik probeer mij erin te verplaatsen, hoe blij wij in de liberale gedachtegang met de toegenomen individuele keuzevrijheid zouden moeten zijn. Je zit 's avonds je vaderlijke plicht te doen en je zet de thermostaat op een graad of 19, je zet de televisie en nog wat apparaten aan en je bent gezellig aan het uitpluizen wat de beste mogelijkheden zijn voor je pensioen, je prepensioen, je arbeidsongeschiktheidsverzekering, je zorgverzekering, je WA-verzekering, je hypotheek en de financiering van je auto. En om de avond nog gezelliger te maken kun je het dan ook nog over gas en stroom hebben. Wie kiezen jullie, jongens? Heerlijk! Dat is een keuzevrijheid die ik niet ken en ik begrijp dat ik iets geweldigs mis. Ik probeer mij ook voor te stellen wat mijn ouders en voorouders gemist hebben in de tijd dat energie normaal was en dat het allemaal al geregeld was.

Ik wil hiermee maar zeggen dat keuzevrijheid mooi is, maar dat het in de praktijk anders wordt. Want waaruit moeten wij eigenlijk kiezen? Als Advocaat moet kiezen tussen drie buitenspelers – Van der Meyde, Overmars en Makaay – dan is dat niet eenvoudig, zo weten wij na Nederland-Zweden. Maar het is eerlijk gezegd een makkie vergeleken met de keuze tussen Nuon, Essent en Eneco. Die zijn immers volstrekt identiek; ze verkopen identieke waar en ze lijken volgens de consument ook volstrekt op elkaar. Dit wordt ook vastgesteld in een onderzoek van Consult Brands Strategy, hoeveel reclamefilmpjes er ook over ons worden uitgestort, waaraan de energiebedrijven miljoenen aan gemeenschapsgeld besteden om zichzelf neer te zetten als een uniek merk. Wat ze ook doen, de consument houdt vol dat het één pot nat is, en geef hem eens ongelijk.

Alle liberalisering en concurrentie op een toekomstige Europese energiemarkt ten spijt, er zullen nauwelijks prijsverschillen voor energie ontstaan, zo becijferde het Algemeen Dagblad. Het gaat hooguit om een paar euro per jaar. Ik vraag de minister of dit zo is. Zo ja, vindt hij dan de hele operatie wel de moeite waard? Lopen wij niet een droombeeld achterna, dat in feite niets voorstelt?

Als je niet overstapt naar een andere leverancier, mag je toch nog kiezen als klant. Dus, naast de moeilijkheid te kiezen tussen partijen waar niet tussen te kiezen is, krijg je ook nog de kans om bij je eigen leverancier te kiezen. Bij mijn leverancier bijvoorbeeld, Essent, mag ik gratis en voor niets kiezen tussen Budget, Standaard en Plus. U zult ook allemaal die folders in de bus hebben gekregen. Maar alleen als je nooit thuis bent of altijd met de ramen open stookt, zijn Budget en Plus zinvol. In alle andere gevallen – dat is van 90 tot 99%, volgens Essent – is Standaard de beste keuze. In dat geval kies je ervoor om alles hetzelfde te laten, volgens Essent. Het grappige is dat dit zelfs niet waar is, want volgens de Consumentenbond kies je als je voor Standaard kiest, er toch voor – via de kleine letters van Essent – een contract voor bepaalde tijd af te sluiten, iets dat je van tevoren niet had. Kent de minister dit soort kunstjes en kent hij er nog méér, die de consument geflikt worden teneinde hem het gevoel te geven dat hij vrij is te kiezen op de zoveel geprezen markt van gas en stroom?

Voorzitter. Ik heb het idee dat ik móet denken dat er allerhande keuze is. Daarom krijg ik bericht van mijn leverancier – u zult het ook gehad hebben – dat ik niet moet vergeten dat ik ook nog kan kiezen tussen groene en grijze stroom. Om die keuze aantrekkelijker te maken mag ik bij de keuze voor groene stroom ook nog eens meedoen aan, hoe bedenken zij het, een slagzinnenwedstrijd met kans op een elektrische snorfiets ter waarde van € 1699. Als ik dan treurig zou worden en denken: "Shit, ik heb al gekozen voor groene stroom; ik grijp daar dus mooi naast", dan hoef ik niet te wanhopen, want ik krijg een andere bon waarin staat dat als ik al groene stroom heb, ik toch mee mag doen aan de slagzinnenwedstrijd! Maar de vraag die ons bezig moet houden, is natuurlijk: wat moet ik met een elektrische snorfiets? Zeker, nu het zich laat aanzien dat de groene stroom straks een heel stuk duurder gaat worden en dáár kan ik dan weer niet voor kiezen. Of is dat niet zo en heeft de minister ons beter nieuws te melden over de verontrustende berichten over groene stroom?

Al deze schijnkeuzen, naar mijn mening, maskeren dat je voor één ding niet mag kiezen en dat is kiezen voor "niet kiezen", kiezen voor "niet veranderen" en kiezen voor "houden wat je hebt". Het betekent ook dat je als Nederlander niet mag kiezen voor levering van het hoogst calorische gas, voor altijd even krachtige stroom tegen de laagste prijzen van Europa met vrijwel 100% leveringszekerheid en voor de garantie dat gas- en stroomwinsten in de gemeenschap blijven, bij de gemeenten en de provincies die eigenaar van de energiebedrijven zijn of in de reserves van de energiebedrijven, zodat onderhoud en investeringen gegarandeerd zijn. Daarvoor mag je niet kiezen, want dat werkt namelijk al sinds jaar en dag goed en dat kan niet goed zijn. Gij zult voor de verandering zijn of gij zult niet zijn, zo is tegenwoordig het liberale begrip. Die keuze gunnen wij de consument niet en dat valt mij nu zo tegen, als je zo creatief bent met het aanbieden van keuzemogelijkheden.

Het is waar dat de meeste Nederlanders desgevraagd zeggen dat zij het leuk vinden om te kiezen. Dat is ook logisch, want wie zou nu "nee" antwoorden op zo'n vraag? Belangrijker is echter dat de meeste Nederlanders ook zeggen dat zij niet zúllen kiezen. Zij zullen gewoon blijven zitten waar zij zaten, omdat zij wel andere dingen aan hun hoofd hebben om zich druk over te maken: de schoolkeuze van de kinderen, de dreigende afbraak van de WAO, de huurverhoging, de koop van een nieuwe auto, de hypotheek van het huis, de komende zomervakantie, de uitslag van het EK voetballen. Dat zijn zaken waar de mens voor geschapen is om zich druk over te maken, in plaats van zich zorgen te maken over de aankoop van simpele producten als gas en stroom.

Ik noemde het straks al bij een interruptie: in de Volkskrant van afgelopen zaterdag worden wij er in het economiekatern aan herinnerd dat de mens zich in de praktijk helemaal niet gedraagt als een homo economicus, waar het moderne liberalisme zich zo graag op wil beroepen. De mens gedraagt zich heel anders, namelijk als een normaal mens. Dat betekent ook, zo lezen wij in dat artikel althans, dat het opdringen van een keuze aan de consument op het vlak van energie geen economisch doordacht iets is, maar een ideologisch bepaalde beslissing. Het is ideologie waar wij hier mee te maken hebben en niet economie. Het is een geloof, zoals collega Schouw duidelijk heeft aangetoond: er zijn zoveel redenen om het niet doen, maar ik geloof, ik geloof, ik geloof; ik geloof in de vrije markt van stroom en gas.

Ik vraag de minister wat er overmorgen echt gaat gebeuren. Ik denk dat hij zal zeggen dat hij het niet weet. Dat is het leuke van marktwerking: je weet niet wat er gaat gebeuren, maar je weet dat je erin kan geloven en erop kan vertrouwen dat het uiteindelijk allemaal goed komt. De heer Ketting is zo'n beetje als Adam Smith: die zegt dat en wij zeggen het nog steeds. Dat maakt het leven wel spannender.

Ik vind het erg goed dat deze minister er nog iets aan heeft toegevoegd door te zeggen dat hij aftreedt als het niet gaat. Ik vind dat geen verkeerde vorm van verantwoordelijkheid nemen. De cynicus zal zeggen: dat is goed nieuws; laten wij hopen dat het fout gaat, want dan zijn wij de minister kwijt. Dat hoort u mij niet zeggen. Ik wil deze minister niet kwijt. Ik wil dit kabinet kwijt, maar niet deze minister in het bijzonder. Verder betekent het dat er iets fout gaat. Ik hoop dat er weinig fout gaat en dat het allemaal goed loopt. Wie zou alle mensen alle chaos toewensen die er kan ontstaan?

Voor de zekerheid en voor de Handelingen vraag ik de minister in welke gevallen hij ambteloos burger denkt te worden. Is dat als de consument er financieel niet op vooruit gaat, dus als onze hoop niet wordt gerealiseerd? Kijkt hij dan naar de prijzen op de korte of de langere termijn?

Gaat de minister alleen maar weg als er administratieve chaos ontstaat? Vindt hij niet het prijselement, maar de chaos belangrijk? Gaat hij dan alleen weg als ook de directeuren van de energiebedrijven weggaan? Is dat een soort koppelverkoop? En als zij niet weggaan, mag hij dan blijven zitten? Of neemt hij hen hoe dan ook mee?

Hoe beoordeelt de minister de administratieve kwaliteit? Wij vinden het fijn dat hij de via ons bij hem gemelde klachten heeft laten bekijken. Dat zijn er iets meer dan de 55 die collega Schouw noemt. Maar wij hebben in de Tweede Kamer al aangegeven dat de quickscan niet een volledig onderzoek is geweest. Met andere woorden, ik sluit mij graag aan bij de woorden van collega Schouw. Hoe staat het er op dit moment voor? Zijn er nog lijken in de kast te vinden?

De heer Schouw (D66):

Wat doet de heer Kox zelf als de invoering een succes blijkt te zijn?

De heer Kox (SP):

Dan roep ik hoera.

De heer Schouw (D66):

Gaat u niet een beetje mee in het geloof?

De heer Kox (SP):

Nee, ik geloof niet. Ik heb een bepaalde opvatting. Als die door de feiten wordt gelogenstraft, pas ik mijn opvatting aan. Dat is het verschil tussen geloven en politiek bedrijven. Misschien verbaast mijn antwoord u, maar ik heb er geen probleem mee. Gaat het goed, dan gaat het goed.

De heer Ketting (VVD):

Ik denk dat de heer Kox zich dan bekeert tot Adam Smith.

De heer Kox (SP):

Nee, ik bekeer mij niet tot Adam Smith. Als het goed gaat, dan gaat het goed. De politiek moet zich daarop laten afrekenen. Wij moeten niet zeggen: ik wil dat het anders gaat, omdat ik een ander geloof heb. Nee, ik wil daar realistisch in zijn. Daarom vraag ik de minister om precies aan te geven wanneer hij wel gaat, wanneer het volgens hem mislukt is en wanneer hij niet gaat.

Ik wil ook weten of de minister vertrekt als de Nederlandse bedrijven erg snel worden overgenomen door buitenlandse bedrijven, die vervolgens doen wat de federatie van energiebedrijven voorspelt, namelijk door zich te richten op hun thuismarkt en de randgebieden, de wingewesten zoals Nederland, een beetje aan hun lot over te laten door daar te weinig te investeren in onderhoud en nieuwe capaciteit, waardoor de consument uiteindelijk het slachtoffer wordt. Is dat ook een reden om op te stappen? Het is te hopen dat dit kabinet hooguit zijn termijn volmaakt en dat het daarna sowieso anders wordt, maar ik wil het toch graag weten.

Volgens onderzoek van de energiebedrijven is de gemiddelde waardering van de consument voor het pakket dat zij nu leveren 7+. Bij welk cijfer moet de opvolger van de heer Brinkhorst zich gaan warmlopen?

Het mag duidelijk zijn. De fractie van de SP ziet geen heil in het liberaliseren en privatiseren van de energiesector. Wat wij nu doen, doen wij niet voor de consumenten en niet voor de gemeenschap. Volgens ons ontstaat er geen vrije en transparante markt waarop de consument aan het langste eind zal trekken. Volgens ons ontstaat er binnen niet al te lange tijd een oligopolie van grote energiemultinationals die niet Nederlands van aard zullen zijn en niet Nederlands gericht zullen zijn, maar die gaandeweg alle schakels in de energieketen in handen zullen krijgen, waarna zij de prijs zullen bepalen ten koste van de gemeenschap en de consument. Ik zei dat het geen Nederlandse bedrijven zullen zijn. Maar misschien kan de minister ons nog iets vertellen over een recente opmerking van de heer Kalbfleisch van de NMa, die zegt dat hij de relevante energiemarkt wil gaan herzien. Zou dat Nederlandse fusies mogelijk maken? Zo ja, dan zou Nederland for the time being een grote speler kunnen opleveren. Dan krijgen we echter te maken met een nieuw Nederlands monopolie, en is dat wat de minister wil?

Gas en stroom worden door deze werkwijze van Brussel en Den Haag van producten tot waren. Ik zeg het laatste alleen maar omdat de minister tegen één van mijn jonge partijgenoten aan de overkant niet kon nalaten te zeggen dat de SP een beetje marxistisch is "angehaucht". Op dit punt dus wel, als het gaat om hoe je producten tot waren maakt. Daarover heeft Marx interessante dingen gezegd. Hij heeft ook beschreven wat daarvan het gevolg is. Het wezen van een product wordt er dan uitgehaald, en de enige ziel die overblijft is de winstpotentie. Dat betekent niet dat het nuttigen van het product centraal staat, maar het nuttigen van de winst. Dat kan volgens ons alleen maar tot ernstige problemen leiden op de markt van stroom en gas.

We zullen er uiteindelijk allemaal slechter van worden, maar we zullen zien hoe dat gaat. Onze voorspelling is dat vooral mensen die het minste kunnen lijden er het slechtste van worden. Als dat zo is, is dat een schande. We hadden immers een goed systeem dat wordt opgeofferd voor een geloof, niet voor een wetenschap. Er is één geruststelling: we worden wel Europees kampioen, wat gebeurt via de halve finale, die we morgen winnen, en via de finale die we zondag winnen. Het is fijn dat we dat allemaal dankzij de nu nog in gemeenschapshanden zijnde energieleveranciers in elke huiskamer zullen kunnen bekijken. Kon het maar altijd zo blijven! Nederland voetbalkampioen ván ons allemaal, en nutsbedrijven die gewoon hun werk doen, vóór ons allemaal.

De vergadering wordt van 21.08 uur tot 21.35 uur geschorst.

Voorzitter: Timmerman-Buck

Minister Brinkhorst:

Mevrouw de voorzitter. Ik ben dankbaar dat de Eerste Kamer gisterenavond het voorstel tot modernisering van het EG-mededingingsrecht heeft afgedaan. Men weet dat de implementatie van Europese wetgeving in Nederland te wensen overlaat. Zowel het genoemde wetsvoorstel als de I&I-wet levert een belangrijke bijdrage aan het bijna ongedaan maken van de achterstand bij de implementatie wat Economische Zaken betreft. Ik ga eerst in het algemeen in op de stand van zaken rond de Europese energiemarkt en daarna kom ik te spreken over de liberalisering per 1 juli aanstaande. Vervolgens ga ik in op het wetsvoorstel zelf, op het toezicht en de splitsing, om te eindigen met duurzame energie.

Ik ben de Kamer er erkentelijk voor dat ondanks alle kritische kanttekeningen in algemene zin steun aan het wetsvoorstel wordt gegeven. Het is niet verwonderlijk dat juist in deze Kamer de wat meer fundamentele aspecten naar voren komen. Zij zijn ruimschoots door de verschillende geachte afgevaardigden aan de orde gesteld. Het is mooi dat ook voor dit wetsvoorstel de deadline wordt gehaald. Zonder de steun van deze Kamer was het niet mogelijk geweest om de liberalisering per 1 juli gepaard te laten gaan met wettelijke maatregelen.

Dit wetsvoorstel levert een belangrijke bijdrage aan een doeltreffende ordening van de Nederlandse energiemarkt. Doel van dit alles is het dichterbij brengen van een goed werkende energiemarkt, zowel nationaal als internationaal. Er komt een onafhankelijk netbeheer. Eén van de belangrijkste elementen is dat de afnemer keuzevrijheid krijgt. Ik zeg nu alvast tegen de heer Kox dat ook niet kiezen een keuze is, maar ik kom daar later nog op terug. Ik ben inderdaad een ordoliberaal, maar dan wel een ordoliberaal die in een sterke overheid gelooft. Ik ben dan ook van mening dat het van groot belang is dat die keuzevrijheid kan worden gegarandeerd. Er zullen betrouwbare netten zijn en de positie van de consument zal zijn verbeterd. Met de implementatie van deze Europese richtlijnen zetten ook de andere lidstaten de laatste stappen naar volledige marktopening. Nederland is een goede middenmoter. Er is geen sprake van dat wij bij de marktopening vooroplopen.

Ik heb het gevoel dat wij straks met betrekking tot de betrouwbaarheid van de netten, de positie van de consument in de vrije markt en de rol en bevoegdheden van de onafhankelijk toezichthouder, DTe, de komende jaren vooruit kunnen. Er is terecht opgemerkt dat wij met een inhaalslag bezig waren. Ik wijs erop dat bepaald nog niet de laatste regelgeving tot stand is gebracht in het complexe veranderingstraject op weg naar een Europese energiemarkt. Ik heb morgen bijvoorbeeld een debat over het borgen van de leveringszekerheid en het investeringsklimaat voor elektriciteitsproductie. Dit najaar kom ik met de concrete uitwerking van de kabinetsbrief van 31 maart jongstleden over de splitsing van energiebedrijven en privatisering. Ik wil het Nederlands voorzitterschap van de EU benutten om voortgang te boeken op onder meer het tot stand komen van een level playing field. Er zijn verschillende vragen gesteld over het Europese voorzitterschap van Nederland. Ik zal een paar punten noemen. Mijn algemene inzet is om het transitieproces naar duurzame energie verder te bevorderen. Daaraan zal een aparte bijeenkomst worden gewijd. Er zijn daarnaast nog twee zeer belangrijke punten op weg naar de Europese energiemarkt. Het eerste is het bevorderen van de leveringszekerheid. Daarom is dit ook een punt voor het debat morgen in de Tweede Kamer. Verder is er het belangrijke punt van de interconnectie. Oorspronkelijk was interconnectie vooral bedoeld als een crisis management. We hadden nationaal gesloten energiemarkten. Als er een enkele keer iets mis ging, dan moest je extra capaciteit uit het buitenland kunnen krijgen. Dat is een wezenlijk andere situatie dan de situatie van nu. We werken nu in de richting van een Europese geïntegreerde energiemarkt, waarbij de interconnectie even sterk moet zijn als de verbinding tussen Utrecht en Gelderland, waardoor je een onafgebroken stroom kunt krijgen. Zover is het nog niet. Ik ben dus bezig om memoranda of understanding op te stellen met de buurlanden. Ik wil dat in de komende maanden nog verscherpen. Het doel daarvan is om de interconnectie beter te regelen. Ik hoop in de loop van het najaar met de Belgen en de Duitsers contact te hebben. Het zal wellicht mogelijk zijn om ook Frankrijk daarbij te betrekken. Het gaat er op dit ogenblik echter om dat we eerst dit wetsvoorstel afronden en een goede marktopening realiseren. Donderdag is niet alleen het moment dat Nederland misschien in de halve finale zit, de heer Kox zal dan ook nog het grote genoegen hebben dat hij in de vrije liberale markt kan intreden. Hij kan kiezen of zijn vreugde het meeste uitgaat naar het voetbalkampioenschap of naar de markt voor de kleinverbruikers. Ik hoop tenminste dat de heer Kox altijd een kleinverbruiker zal blijven, want die spanning kan het net nog steeds aan.

Voorzitter. De geachte afgevaardigden de heren Ketting en Schouw hebben gevraagd wat ik zal doen om acties te ondernemen met oog op het gebrek aan concurrentie. De heer Ketting heeft hier zeer fundamentele beschouwingen aan gewijd. Het is ontegenzeggelijk waar dat we nog steeds te maken hebben met een gebrekkig functionerende Europese energiemarkt. Het gaat erom dat we op weg naar de Europese energiemarkt zoveel mogelijk proberen de nadelen te overkomen. Ik zie het als een belangrijke taak van publiek belang dat we adequaat kunnen blijven borgen dat we op weg zijn naar de Europese marktontwikkelingen. Ik zie als belangrijkste ontwikkeling dat door fusies en overnames steeds grotere Europese energiebedrijven ontstaan op de markt voor elektriciteit en gas. Op zich is daar niets tegen. Een markt van 500 miljoen inwoners heeft te maken met schaalvergroting. Voorkomen moet echter worden dat sprake is van een zodanig proces van oligopolievorming dat aan het cruciale toetspunt, het consumenten/afnemersbelang afbreuk wordt gedaan. Ik deel daarom de opvatting van de Algemene Energieraad in een interessant advies eerder dit jaar dat de afname van de concurrentie niet in het belang is van de afnemers. We moeten tegen die achtergrond nader bezien of de nationale en de Europese Mededingingswetgeving voldoende instrumenten biedt om zorg te dragen voor zodanige concurrentieverhoudingen dat er sprake blijft van voldoende concurrerende partijen op de productie- en leveringsmarkt. Ik heb hierover kort geleden een gesprek gehad met de heer Monti, die nu nog concurrentiecommissaris is. Hij volgt met veel belangstelling de initiatieven van Nederland op dit punt. Hij heeft mij duidelijk laten weten dat hij er geen bezwaar tegen heeft dat ik deze informatie aan Uw Kamer verder meedeel. De richting waarin we werken heeft zeker ook grote belangstelling van de kant van de Commissie.

Voorzitter. Ik wijs voor de nationale dimensie op de recente beslissing van de NMa in de Nuon Reliant zaak, waar de NMa effectief is opgetreden. Kortom, ik denk dat het ook tegen de brede Europese achtergrond interessant is, wat wij aan het doen zijn. De Europese Commissie heeft begin van dit jaar een pakket maatregelen afgekondigd, dat erop gericht is om tot de modernisering van het mededingingsbeleid te komen. Dat pakket is per 1 mei jongstleden van kracht geworden. Ook de Nederlandse uitvoering met verhoogde boetemogelijkheden van de NMa levert daar een belangrijke bijdrage aan. Dat pakket beoogt onder meer om een effectieve handhaving van het mededingingsinstrumentarium te faciliteren en zoveel mogelijk bureaucratische rompslomp bij de ondernemingen te beperken. Ook het bredere thema van concurrentie wil ik de komende tijd bij de collega's in Europees verband aan de orde stellen, want de concurrentiekracht heeft in belangrijke mate te maken met het aspect mededinging.

Ik kom op een paar andere belangrijke vragen van de heer Ketting, een van de werkelijke energie-experts in dit land. Ik heb met veel belangstelling gezien hoe hij geleidelijk aan zijn praktijkervaring ook in dit huis heeft ingezet. Ik wil niet de gehele eeuw behandelen, zoals hij heeft gedaan. Ik hoop dat hij daar begrip voor heeft. Ik neem aan dat de leden zo'n beetje rond middernacht naar bed willen. Ik hoop de leden niet langer dan een uur bezig te houden in eerste termijn, dus ik wil niet de hele eeuw behandelen, maar ik heb belangstelling naar de heer Ketting geluisterd. Hij heeft met name een aantal belangrijke vragen gesteld over de mate van marktwerking en liquiditeit en het aantal spelers. Hij heeft ook gevraagd of er in de toekomst wel voldoende marktwerking zal zijn.

Ik ben het wat de laatste vraag betreft met hem eens dat dit nu nog niet het geval is. Ik verwijs in dat verband ook naar mijn brieven aan de Tweede Kamer over liquiditeit. Morgen vindt onder andere daarover overleg plaats met de Tweede Kamer. Deze nieuwe wet geeft in artikel 86d, waar het om elektriciteit gaat, en 66a, wat het gas betreft, de mogelijkheid om, zo nodig, partijen te verplichten om energie of capaciteit aan te bieden. Wij hebben dus wel de instrumenten in huis om, als werkelijk knelpunten ontstaan, in te grijpen. Ik zal vanuit mijn opvatting sterke markt, sterke overheid, niet aarzelen, die instrumenten te gebruiken. Ik hoop dat natuurlijk niet. Anders dan de heer Kox, gaat mijn voorkeur uit naar een goed werkende markt en niet naar een goed werkende regulateur. Maar als het nodig is, zal ik niet aarzelen.

Ik ben al ingegaan op de vraag over de interconnectie. Ik zal voor het eind van het jaar de Tweede Kamer hierover berichten. De Eerste Kamer zal daar zeker kennis van krijgen. Met de institutionalisering via het memorandum of understanding hebben wij in ieder geval iets nieuws, namelijk regelmatig overleg tussen de toezichthoudende autoriteiten en de netbeheerders. Op zichzelf is dat een strategisch belangrijk element, dat wij kunnen gebruiken voor de toekomst.

Volgend jaar, na ons voorzitterschap, wil ik komen met een uitvoerige strategische analyse van de energievoorziening in het energierapport. Ik kijk daarmee wat verder naar de toekomst. Een aantal van de thema's zoals genoemd door de heer Ketting kunnen daarvoor belangrijke bouwstenen zijn.

Ik kom op de vragen die concreet betrekking hebben op de liberalisering per 1 juli aanstaande. Wij spreken dan over de datumwet, waardoor op 1 juli aanstaande de gehele markt voor kleinverbruikers van elektriciteit en gas opengaat. Dat is de kleine zakelijke markt, maar ook de markt voor de algemene instrumenten. Dat wordt vastgelegd in de afzonderlijke wet, naast het wetsvoorstel inzake de interventie en de implementatie. De Tweede Kamer heeft nu naast de AMvB, dit ook uitdrukkelijk in een formele wet vastgelegd.

Verschillende geachte afgevaardigden, maar met name de heer Schouw, hebben gevraagd naar de stand van zaken van de marktopening. In de afgelopen periode heeft iedereen buitengewoon hard gewerkt om de marktopening ordelijk te laten verlopen. Ik heb vorig jaar de beslissing genomen, dit een halfjaar uit te stellen. Achteraf gezien was dat nuttig, want wij waren er absoluut niet klaar voor. Dat betrof met name twee richtingen: de positie van de consument moest versterkt worden en de positie van de toezichthouder moest worden uitgebreid, met daaraan gekoppeld de duidelijke relatie tussen toezichthouder en de minister. Wij bevinden ons niet meer in de periode van de terugtredende overheid. Tegen die achtergrond is het van belang dat de positie van de minister van Economische Zaken ten opzichte van de toezichthouder, die onafhankelijk is bij individuele beslissingen wat de algemene beleidslijnen betreft, duidelijk is uitgewerkt. Met het voorliggende wetsvoorstel hebben wij daarvoor een goede basis.

De bedrijven moesten er ook heel hard aan trekken. Ik herinner aan het gesprek dat ik vorig jaar september met drie heren heb gehad die aan het hoofd staan van Eneco, Nuon en Essent. Er waren problemen over de facturering, de klachtenafhandeling, het adequate berichtenverkeer, de afhandeling van switches; cruciale zaken die op orde gebracht moesten worden. Mijn conclusie is dat wij er nu wel klaar voor zijn.

Natuurlijk zullen er nog klachten komen. Nederland is ook een land van klagers. Dat doen wij beroepshalve, dus dat doen wij ook over energie. Dat is ook heel goed. Wij hebben toch altijd het beeld dat het morgen kan gaan regenen. Dat doet het dan ook meestal wel. Dat kan ook bij de energie.

Daarmee is niet gezegd dat het een chaos wordt. Ik kom straks nog terug op de prangende vragen van de heer Kox. In ieder geval heeft de consument een uitstekende positie. Dankzij de amendering in de Tweede Kamer is de keuzevrijheid en daarmee de macht, want uiteindelijk gaat het om keuzemacht, daar neergelegd. Dat betekent dat leveranciers moeten presteren om consumenten te winnen en te behouden. Dan gaat het om aantrekkelijke prijzen, maar ook om goede serviceverlening. Ik heb al gezegd: je hoeft niet te kiezen, je mag kiezen. Dat was in veel landen die nu tot de Europese Unie behoren, vaak niet het geval, totdat zij toetraden.

Natuurlijk is die marktopening een ingewikkeld proces. Ik kan niet voor 100% garanderen dat het goed zal gaan. Wat mij betreft staat niets de goede marktwerking in de weg.

De heer Schouw vroeg naar de stand van zaken en hoeveel switches er worden verwacht. Volgens de signalen van het platform energieversnelling, bedrijven en EnergieNed, de koepelorganisatie van de energiebedrijven, krijgen wij morgen of overmorgen zeker geen big bang. De switchaanvragen voor 1 juli liggen binnen de marges van wat de energiebedrijven aankunnen. Zij hebben allemaal reservecapaciteit ingehuurd. Eneco ongeveer 250 mensen en Nuon en Essent ieder 500. Zij zullen de komende tijd niet met vakantie gaan, maar klaar staan om te zien dat er extra capaciteit wordt ingezet, als er iets gebeurt.

Ik ben niet erg bang voor een administratieve chaos. De voorlopige informatie duidt erop dat er ongeveer 2% switches plaatsvinden. Dat is begin juli. In de loop van augustus, als men weer terugkomt van vakantie en aan het werk gaat, zijn er wat meer switches te verwachten. In ieder geval zal EnergieNed morgen zijn laatste telefonische informatie bekendmaken. Ook om die reden zeg ik dat alle maatregelen zijn genomen die bijdragen aan een beheersbare opening.

Langzamerhand kom ik aan de spannende vraag die de heer Kox heeft gesteld: wanneer zal de heer Brinkhorst aftreden? Ik ben heel verheugd dat hij hoopt dat ik dat niet zal doen. Ik vind dat een onverwacht compliment. Hij voert eigenlijk gematigde oppositie. Ik heb dit antwoord al eerder gegeven, maar ik wil dat ook in de Eerste Kamer doen. Iedereen weet wanneer hij een olifant ziet, maar het is buitengewoon moeilijk om dat te beschrijven. Ik hoop niet dat er morgen een olifant op de stoep van de Bezuidenhoutseweg wordt gedeponeerd. In zo'n soort situatie, dat men een olifant ziet op energiegebied, zal ik toch die verantwoordelijkheid moeten nemen.

Daar ligt een vrij fundamentele visie aan ten grondslag, zeg ik ook tegen de heer Ketting, die daarover zijn verbazing uitsprak. Wanneer in de politiek de verantwoordelijke minister door zijn handelen of zijn nalaten ertoe bijdraagt dat er onverantwoorde situaties zijn, vind ik dat wij de leer van lord Carrington moeten toepassen en moeten zeggen: ook al heb ik niet zelf aan die switches gedraaid, en dergelijke, ik moet die verantwoordelijkheid nemen.

Ik heb in de Tweede Kamer bij een AO ook gezien dat de heren die daar zaten, begonnen te beven, omdat ik eraan toe heb gevoegd dat ik het merkwaardig zou vinden, maar ik heb daar geen koppeling aan gelegd, dat degenen die aan het hoofd staan van de bedrijven die de chaos mede veroorzaken, rustig zouden blijven zitten en zouden zeggen: aan mijn lijf geen polonaise, laat de heer Brinkhorst maar met pensioen gaan.

Dat is geen politieke koppeling, want ik kan ze niet dwingen, maar ik geloof wel dat daardoor een interessante relatie is ontstaan tussen mij en de president-directeuren van die grote energiebedrijven. Ik vind dat dit ook zo hoort. Iedereen heeft zijn eigen verantwoordelijkheid. Zij zijn afhankelijk van de aandeelhouders, hoewel dat in een structuur-NV wat moeilijker is, en ik ben afhankelijk van de opvattingen over parlementaire verantwoordelijkheid.

De heer Ketting (VVD):

Mijn fractie ziet geen olifant, zelfs geen muizenissen. Zij heeft wel een principiële opvatting over de verhouding tussen de markt en de overheid. De overheid dient naar beste weten en kunnen de kaders te scheppen voor de markt. Een bewindspersoon moet daarop worden afgerekend. Als hij die kaders helder heeft geschetst en daarvoor in stappen de goedkeuring van de Staten-Generaal heeft gekregen, is het verder aan marktpartijen om daaraan op een passende wijze invulling te geven. In het licht daarvan getuigt het van een gevaarlijke onzuiverheid dat de minister de consequentie zou moeten trekken als marktpartijen geen goede invulling geven aan hun rol.

Minister Brinkhorst:

Ik begrijp wat de heer Ketting zegt. Mijn opvatting gaat nog iets verder. Wanneer op een goed moment een kader is geschapen, daarmee vertrouwen is gewekt bij de samenleving en het kader gaat functioneren, is de betrokken bewindsman verantwoordelijk voor de gevolgen. De heer Ketting kent ongetwijfeld het onderscheid van Max Weber tussen de Gessinungsethik en de Verantwortungsethik. Het behoort tot mijn Verantwortungsethik dat voor situaties die niet zijn gewild maar wel ontstaan, verantwoordelijkheid wordt genomen. Dat hoort ook bij mijn opvattingen over een meer optredende overheid. In de Nederlandse politiek trekken bewindspersonen te vaak niet de consequenties omdat coalitiebelangen of ander belangen in het geding zijn. Maar goed, dit is geen college staatsrecht. Het gaat over mijn opvatting over dit onderwerp. Ik hoop overigens dat de Kamer de komende dagen geen olifant te zien zal krijgen; dat is eigenlijk de betekenis van mijn opvattingen. Alleen daarom was ik al dankbaar voor het optreden van de heer Kox vanavond, omdat hij mij de gelegenheid heeft gegeven om op dit punt wat nader in te gaan. Ik hoop dat hij mij zal vergeven dat ik de twaalf andere gevallen niet uitvoerig behandel. Hij zal mijn intentie hebben begrepen.

De heer Kox heeft verder gevraagd of het klopt dat leveranciers hun klanten niet eerlijk voorlichten over nieuwe contractvormen. Met andere woorden, hij vroeg of bedrijven kunstjes flikken. Het antwoord daarop is vrij helder. De laatste weken hebben veel consumenten folders in de bus gehad met alle mogelijke aanbiedingen. Ik heb in ieder geval geconstateerd dat er aanbiedingen worden gedaan die de consument de mogelijkheid bieden om een meer op het individuele verbruikspatroon toegesneden contract te kiezen; dat is heel positief. De keuze is echter vaak lastig. Consumenten moeten nadenken over iets wat tot nu toe een automatisme was. Je kunt het bij het oude laten of niet. Of de regels goed worden uitgelegd, wordt onder toezicht van de DTe gesteld. Die ziet erop toe of de leveranciers de regels goed naleven. Ik heb bijvoorbeeld begrepen dat DTe contact heeft gehad met Essent inzake onduidelijkheid over contracttermijnen in hun mailing.

De heer Schouw heeft gevraagd of er wel op prijs valt te concurreren. Hij sprak over enkele tientallen euro's. Dat is waar, je hoeft niet al te veel van die prijsverschillen te verwachten. Het deel van de nota waarop de consument invloed heeft, is bij gas ongeveer 40% en bij elektriciteit ongeveer 25%. Er zijn zeker voordelen te behalen, die kunnen variëren van tientjes tot vele duizenden euro's. Nogmaals, het gaat mij niet alleen om de prijsvoordelen, hoewel dat in de Nederlandse samenleving altijd een bijzonder belangrijke prioriteit is. Het gaat ook om het bevorderen van de efficiency en een doelmatige bedrijfsvoering. Dit is al sinds 1998 in werking gezet. Door de prijsdruk op de gehele kolom zijn de tarieven inmiddels al 20% lager. Dit is een belangrijk resultaat, dat niet was bereikt zonder die liberalisering. Dat is dus geen dogmatiek maar een feitelijke berekening van de situatie. Het onderscheiden van andere aanbieders kan naast de prijs ook betrekking hebben op de dienstverlening, de vorm van de contracten, het duurzaamheidsprofiel en de innovatieve meerdiensten.

Tot nu toe waren er regionale monopolies; de heer Ketting heeft dit heel beeldend geschetst. Het is merkwaardig dat de fracties van zich progressief noemende partijen als GroenLinks en de SP die nadelen van de oude situatie absoluut niet hebben behandeld in hun bijdragen. Eigenlijk hebben zij alleen maar gezegd: het was vroeger zo mooi, je kon rustig bij moeder de vrouw thuis zitten, je keek naar de televisie en je had geen zorgen over de energie. Ik zeg niet dat er geen zorgen zijn, ik zeg alleen dat het vroeger niet zo mooi was. Ik had van deze twee partijen, die nu juist een stralende toekomst zien van verandering, niet verwacht dat zij zo conservatief zouden zijn. Ik zeg het in alle vriendschap, want ik wil absoluut geen interruptie uitlokken.

De heer Doek vroeg hoe het staat met het eventueel publiceren van een consumentvriendelijk overzicht ten behoeve van de positie van de consument. Ik vind dat een goed idee. Ik zal samen met DTe bezien op welke website, die van EZ of die van DTe, dat het beste kan gebeuren. EZ heeft al de website www.staiksterk.nl waarop consumenten kunnen nagaan wat in verschillende sectoren hun positie is. Als ik tijd had om die website te bekijken, zou ik echt hebben kunnen constateren dat het een heel mooie website is.

De heer Schouw zei dat de site die hij had bekeken een betrekkelijk slecht overzicht gaf van de tarieven. Er is een aantal particuliere initiatieven geweest op dit terrein. Ik denk bijvoorbeeld aan www.gaslicht.com en aan www.energiebond.nl. Die laatste is van de Consumentenbond en die heb ik laatst zelf geopend. Dit zijn heel mooie voorbeelden. Ik heb ze voor de heer Schouw nog even geopend in de korte tijd die mij ter beschikking stond. Ik heb zelf toch ook niet zo'n geweldig goed inzicht in de energieprijzen. Ik vind dat het een heel aardige keuze is. Als hij dat wil, zou ik hem graag wat bijlagen bij de Handelingen geven zodat hij nog even rustig kan nakijken wat hem te doen staat.

De heer Schouw (D66):

Mijn avond was natuurlijk een beetje somber, maar met dit geschenk ben ik ontzettend blij. Ik had echter een ander punt. De DTe gaat als mooie onafhankelijke waakhond een aantal dingen voor ons doen op het terrein van energie. Ik zou het plezierig vinden als niet alleen bij die particulieren, maar ook bij die onafhankelijke waakhond van ons een heldere vergelijking te vinden is. Ik dank u voor uw opmerking, maar ik vond hem een beetje naast het punt.

Minister Brinkhorst:

Ik wil dan toch proberen om dat te corrigeren. Ik vind niet dat de toezichthouder DTe onnodig taken moet hebben. Dat is mijn kernpunt. Ik vind echter wel – dat is ook een goed D66-uitgangspunt dat ik geheel met de heer Schouw deel – dat er toezicht op transparantie moet plaatsvinden. Ik kan mij dus heel goed voorstellen dat DTe in zijn activiteiten zal zien hoe de transparantie rond de markt in de komende tijd is geregeld. Dat hoeft niet te betekenen dat iedere afzonderlijke website nog een keer een code van goed gedrag moet krijgen.

Ik kom nu op het wetsvoorstel zelf. Ik heb wellicht in de beantwoording van de schriftelijke vragen het beeld opgeworpen dat het systeem van gereguleerde toegang tot de gasnetten dat de richtlijn voorschrijft vooralsnog niet wordt ingevoerd. Dat is bepaald niet het geval. Ik wil dat beeld nadrukkelijk wegnemen. Het uitgangspunt is dat de gehele wet zo spoedig mogelijk in werking treedt. Ik verwacht dat dit in de komende anderhalve week zal gebeuren als deze Kamer mij bewilligt in de toestemming hiervoor. Dan worden ook direct alle verplichtingen die voortvloeien uit de Europese richtlijnen geïmplementeerd. De overige artikelen moeten in principe ook in werking treden tenzij er een objectief te rechtvaardigen reden waarom dat niet zou kunnen of als er problemen in de toepassings- of handhavingspraktijk zijn. Dat betekent dat de wet op 10 juli aanstaande in werking treedt.

Er is nog een kwestie over de overdracht van economisch eigendom. Daar kom ik zo op terug. Wij voldoen per 1 januari aanstaande wel aan de richtlijn, want de DTe zal tarieven vaststellen voor de toegang tot het gehele gasnet. Wij zijn alleen nog niet in staat om te werken volgens de nieuwe bevoegdheidsverdeling tussen mijzelf en de DTe. Daartoe moet ik eerst een ministeriële regeling opstellen en daar is iets meer tijd voor nodig. Wij voldoen dus de facto en de jure aan de richtlijn omdat voor de 1 januari aanstaande de tarieven worden gepubliceerd en worden vastgesteld door DTe.

De heer Ketting vroeg in dit verband hoe ik de verhouding zie tussen DTe en minister. Eigenlijk is het eindbeeld gelijk aan de manier waarop het nu gebeurt: wij spreken over een eindverantwoordelijkheid van de minister, uiteraard in samenspraak met het parlement, voor de hele regelgeving en voor het beleid. De DTe is verantwoordelijk voor handhaving en toezicht. Dit heb ik in het wetsontwerp nog eens zeer uitdrukkelijk opgenomen. Het is bekend dat daarover in eerste instantie wat vragen waren. Die taakverdeling heb ik ook doorgevoerd op de andere terreinen die aan mijn zorg zijn toevertrouwd. Ik doel op de post en de telecom. Voorts noem ik nog de mededinging. Er bestaan daarvoor regels tussen mij en de NMa en mij en de Opta. Daaruit blijkt helder dat de minister uiteindelijk verantwoordelijk is voor het totale beleid. Daar kan men mij op aanspreken.

Dit sluit ook een beetje aan bij het recente rapport van de heer Kohnstamm over het wat terughalen van op afstand gestelde overheden. Wat mij betreft, heeft dit ook te maken met een correctie op een wat doorgeschoten proces van alle mogelijke vreemde vogels die overal zelfstandig waren; uiteindelijk wist niemand meer wie waarvoor verantwoordelijk was. Ik herhaal dan ook dat men mij hierop kan aanspreken.

Ik heb geprobeerd om alle schriftelijke vragen over het wetsvoorstel in een recordtempo te beantwoorden. In dit kader wil ik er nog enkele punten uitlichten. Zo wordt hiermee de positie van de consument aanmerkelijk versterkt. Ik heb al iets gezegd over de publicatie ter zake. Voor de precontractuele fase zijn de algemene voorwaarden en de bepalingen omtrent consumentenkoop, misleidende reclame en oneerlijke handelspraktijken geregeld zijn. Voor de contractuele fase is de transparantie over voorwaarden en tarieven geregeld. Ik noem nog de stroometikettering. Daartoe heb ik een amendement van GroenLinks in de Tweede Kamer omhelsd. Ik ben blij dat mevrouw De Rijk daarnaar heeft verwezen. Voorts noem ik de afhandeling van klachten, de leveringszekerheid voor afnemers bij faillissement van de leverancier en ten slotte bij de beëindiging van het contract de switchverplichting, de bepaling over de contractsduur en de opzegtermijnen. Ik geloof dat deze versterking van de positie van de consument door middel van deze wetgeving van groot belang is voor de marktopening. Eigenlijk heeft dat een nog bredere werking. Immers, hiermee geven wij een standaard aan voor talloze andere terreinen waarop de rol van de consument aan de orde is. Ik denk aan de telecomwetgeving en de postwetgeving.

Vervolgens zijn de netten ook in het wetsvoorstel geregeld. Allereerst noem ik de borging van de betrouwbaarheid van de netten. Ik denk ook aan de aanvulling op de bestaande tariefregulering. Daarbij worden de netbeheerders die goede kwaliteit leveren, dus in dit geval minder storingen hebben, beloond. Het leveren van mindere kwaliteit door de netbeheerder wordt bestraft. Die systematiek bestond absoluut niet in de oude wetgeving. Ik wil niet zeggen dat het ging zoals Karel Appel zei: ik rotzooi maar wat aan. Dat zou de netbeheerders ook bepaald geen recht doen. Toch waren er geen werkelijke sancties. In het verleden waren het publieke overheden die dat werk tussen negen uur 's morgens en vijf uur 's middags deden. Als het niet af was, kwam men bij wijze van spreken maandagochtend weer terug. Met dit wetsvoorstel kan dat echter niet meer.

Dit houdt dus ook een aanscherping in van de onafhankelijke positie van het netbeheer. Er ontstaat een verbetering van de veiligheid van gasnetten. In het gasland zoals Nederland moet het namelijk vanzelf spreken dat het gasnet veilig is. Ik heb daarover kort geleden nog eens over nagedacht, toen ik de commentaren van de heer Van Vollenhoven, de voorzitter van de Raad voor de veiligheid, las. Natuurlijk is de sector daar mede verantwoordelijk voor; het vormt ook een integraal onderdeel van het netbeheer. Jarenlang is er een zelfregulering geweest, maar ik ben absoluut van plan om in de toepassing van de veiligheidsnormen te borgen in de ministeriële regeling over de kwaliteitsaspecten. Dit is mijn reactie op de uitlatingen van de heer Van Vollenhoven. Een dergelijke borging is van belang; de heer Van Vollenhoven wordt daarmee op zijn wenken bediend.

Tegelijkertijd hebben de gemeenten daarbij een zelfstandige rol. De gemeenten, waar het ook om veiligheid gaat, moeten de kwaliteitsaspecten op een bepaald ogenblik namelijk zelf borgen. Op deze manier wil ik het betrouwbaarheidsniveau van de netten optimaliseren en de veiligheid waarborgen.

Behalve over de consument en het netbeheer heb ik al opmerkingen gemaakt over de transparantie en de liquiditeit. Welnu, dit wetsvoorstel bevat maatregelen ter vergroting van de transparantie. Hierbij denk ik aan de aanwijzing van een elektriciteits- en een gasbeurs. Ik beantwoord zo meteen de vraag van de heer Doek over de relatie tussen TenneT en de gasbeurs. DTe heeft mij in april geadviseerd over maatregelen om de liquiditeit op de energiemarkt te verbeteren, zoals het zorgen voor een goed werkende onbalansmarkt voor gas en spreiding in de veiling van de importcapaciteit van elektriciteit. Ik heb die adviezen overgenomen en zal de maatregelen implementeren. Ten slotte is op dit terrein de mogelijkheid opgenomen om bij AMvB in te grijpen zodra de transparantie en de liquiditeit door de voorgestelde maatregelen in onvoldoende mate worden vergroot.

Alvorens iets te zeggen over gas, zeg ik wat over het wetsvoorstel en over de kwestie van het beleid en het toezicht. Ik kies voor een heldere verdeling van de verantwoordelijkheid tussen de minister en de DTe. Dat is een principiële keuze. Ik maak het beleid; de DTe opereert binnen de beleidskaders. Voor telecom is het ook zo geregeld. Daarnaast dient de toezichthouder de nodige instrumenten te hebben om effectief te kunnen optreden. Dankzij dit wetsvoorstel krijgt DTe de mogelijkheid om alle noodzakelijke informatie te vergaren. Ook kan zij aanmerkelijke boetes en dwangsommen opleggen. Die zijn hoger dan in het verleden. Toen waren het betrekkelijke maatregelen die pasten in het gedoogland dat Nederland geruime tijd is geweest, althans, dat is mijn opvatting.

Mevrouw Sylvester (PvdA):

De minister zegt dat de DTe er allerlei bevoegdheden bij krijgt. Ik heb al gevraagd wat de capaciteit van de DTe is. Is die voldoende? Wil de minister hierop al in dit verband antwoord geven?

Minister Brinkhorst:

Ik heb de vraag van mevrouw Sylvester genoteerd. Ik wilde er nog op antwoorden. Als zij wil, doe ik dat eerder dan gepland. De vraag hoe wij met de toezichthouders omgaan en wat de capaciteit ervan is, is namelijk belangrijk.

Mevrouw Sylvester heeft inderdaad gevraagd of er voldoende capaciteit is voor handhaving. Zij heeft er in haar interessante betoog op gewezen dat er taken worden toegevoegd. Dat is zeker waar. Er verdwijnt echter ook een aantal taken. In de oorspronkelijke periode stond regulering centraler. Die wordt geleidelijk aan vervangen door handhaving. Er komt dus capaciteit vrij als gevolg van de verschuiving van regulering naar handhaving. Ook dankzij de heldere verdeling van de taken over de minister en de DTe hoeft er minder over een weer te worden getelefoneerd en hoeft er minder te worden gezocht naar de juiste persoon om voor iets te zorgen. Uiteraard moet de DTe adequaat kunnen functioneren. In het kader van de begroting kan de directeur van de DTe tegen mij zeggen of hij op knelpunten in de uitvoering van zijn taken is gestuit. Ik kan zeggen hoeveel mensen daarvoor nodig zijn. Op dit ogenblik zijn er bij mijn weten geen problemen, maar ik houd u er graag van op de hoogte zodra die zich voordoen.

De heer Doek (CDA):

Hebt u nu alles over het wetsvoorstel gezegd?

Minister Brinkhorst:

Nee. Ik ga het nu hebben over de economische eigendommen en splitsing. Ik zeg ook nog wat over het gas, de richtlijnen en de inwerkingtreding. Daarna beantwoord ik enkele "losse" vragen.

De heer Doek (CDA):

Zegt u ook nog wat over de "veegwet"?

Minister Brinkhorst:

Laat ik dat punt meteen "meevegen". Ik hoop dat de heer Ketting ziet dat ik mij zo heb verdiept in het wetsvoorstel dat ik de veegproblematiek graag met de heer Doek behandel. Hij heeft gelijk. Er zijn nogal wat amendementen ingediend. Ik heb er in de nota van wijziging veranderingen in aangebracht. Ik zeg u graag toe dat wij dit punt op korte termijn in een algemene "veegwet" van Economische Zaken afhandelen. Ik ben namelijk ook voor ander loslopend grut verantwoordelijk. Ik bedoel daar niets denigrerends mee, maar er worden op dit moment nogal wat wetgevingstrajecten doorlopen. Ik zeg de heer Doek dus graag toe dat ik op korte termijn op een aantal terreinen reparaties wil doorvoeren, zodat de wetgeving echt helder gestructureerd is, toegankelijk en leesbaar.

Splitsing van de economische eigendom is een kernpunt voor de toekomst. Er is terecht opgemerkt dat het vandaag niet zozeer een kernpunt is, omdat wat wij vandaag bespreken, los staat van de toekomst, zij het niet helemaal. Ik heb in mijn brief van 31 maart jongstleden de toekomstige structuur van de Nederlandse energiesector geschetst. Het belangrijkste onderwerp daarbij is het voornemen van het kabinet, de energiebedrijven te splitsen in een monopoliedeel, het netwerkbedrijf, en een commercieel deel waarin de leverings- en productieactiviteiten worden ondergebracht. Dit is inderdaad een scherpe beleidskeuze. De heer Schouw noemde het een on-Nederlandse keuze. Ik laat deze kwalificatie maar even voor wat ze waard is, maar het is een keuze die door een Nederlandse bewindsman is gedaan, zodat het per definitie een Nederlandse beleidskeuze is. Deze keuze is gebaseerd op een uitgebreide analyse van de ontwikkelingen op de Europese markt. De heer Ketting heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het denkwerk dat daaraan voorafgegaan is. Het is naar mijn mening inderdaad zeer wenselijk om de verdere vormgeving van de splitsing voortvarend aan te pakken, omdat daarmee de marktpartijen duidelijkheid wordt geboden.

Dit najaar zal ik een en ander in concrete voorstellen hebben uitgewerkt. Dan zal ik ook een plan van aanpak en een wetsvoorstel aan het parlement voorleggen. Ik heb geschreven waarom ik niet nu, maar in het najaar wil beslissen over de splitsing van het economisch eigendom. Naar mijn mening moet het een logische stap zijn op weg naar volledige splitsing en in het najaar zal ik de gevolgen van de splitsing voor de energiebedrijven concreet in kaart hebben gebracht. Ik wil dit zorgvuldig doen, te meer daar er grote belangen op het spel staan. Ik ben in intensief overleg met de aandeelhouders en de directies van de betrokken bedrijven. Ik wil ook voorkomen dat deze bedrijven onnodig met dubbele lasten worden geconfronteerd; de heer Ketting heeft veel ervaring op dit gebied. Bovendien wordt er met het "beleningsverbod" voorkomen dat er in de periode tot de splitsing voordelen, voortvloeiend uit het eigendom van het net, voor commerciële doeleinden worden gebruikt. Dit is uitdrukkelijk in de wet geregeld en wij kunnen zo als het ware Unfug voorkomen. Het is dus wenselijk om de inwerkingtreding uit te stellen tot mijn analyse gereed is, zoals ik in mijn brief van 18 juni aan de Kamer heb laten weten.

Ook voor de gasmarkt gaat er veel veranderen. Net als in de elektriciteitssector komt er nu ook in de gassector een transport system-operator (TSO), een beheerder van het landelijk gastransportnet. Daartoe zal de Gasunie een nieuwe vennootschap oprichten, die net als de huidige netwerkpoot van de Gasunie Gastransport services zal heten, kortweg GTS. Ik verwacht dat dit tegen het einde van de zomer afgerond zal zijn. In het wetsvoorstel wordt er voor GTS voorzien in een aantal taken, gericht op het zo soepel mogelijk laten functioneren van de gasmarkt en op het zeker stellen van de gaslevering. De TSO dient dus voor voldoende transportcapaciteit te zorgen en voor evenwicht in het net, voor het "balanceren". Daarnaast moet de TSO kwaliteitsconversie- en flexibiliteitsdiensten aanbieden. Kwaliteitsconversie is overigens geen nieuwe taak, het gaat om de nadere uitwerking van een bestaande taak.

In de richtlijnen van DTe voor gastransport is al aangegeven dat GTS deze diensten móet aanbieden. Ik heb in de nota naar aanleiding van het verslag uiteengezet, welke stappen reeds gezet zijn en welke nog zullen volgen naar aanleiding van de recente problemen met de beschikbaarheid van conversiecapaciteit.

Bij het wetsvoorstel gaat het voor een belangrijk deel om implementatie van de Europese richtlijn voor elektriciteit en gas. Het doel was dan ook voor een deel versnelling van de totstandkoming van een Europese markt. Wat wij aan het implementeren zijn, is een aantal hoofdelementen zoals de marktopening, de unbundling, de consumentenbescherming, de leveringszekerheid en de transparantie. Leidend bij dit alles is voor mij een harmonisatie van regelgeving waarbij beoogd wordt een level playing field in heel Europa te krijgen. Voorts is in de richtlijnen goed zichtbaar dat een vrije energiemarkt altijd zal blijven vragen om sturingsinstrumenten. Je kunt het niet aan de markt alleen overlaten, want waar mensen werken, zullen dingen verkeerd zijn. Dan is er een betrouwbare overheid nodig om te blijven sturen, om de leveringszekerheid te waarborgen, om inefficiënties en misbruik tegen te gaan en de consumenten te beschermen.

Aan al die aspecten en elementen is in het wetsvoorstel aandacht besteed. In sommige gevallen ben ik van mening dat wij niet moeten blijven steken op het harmonisatieniveau. Dat is namelijk een minimumniveau en daar is in de meeste gevallen sprake van. Maar in sommige gevallen zullen wij verder gaan dan de richtlijn voorschrijft en dan kom ik bij het punt van de unbundling. Dat is gebaseerd op mijn visie dat er een betere marktordening mogelijk is, dat wij een scherpere positie krijgen van de toezichthouder en dat wij een transparantie hebben die zich keert tegen concurrentievervalsing en kruissubsidies, maar die ook past in een ontwikkeling die over de Nederlandse grenzen heen gaat.

In andere gevallen ben ik geneigd om niet of nauwelijks verder te gaan dan de richtlijn voorschrijft, zoals bij het implementeren van de consumentenbescherming in de bijlage van de richtlijn. Het interessante is dat het zelfbeeld van de Nederlander is dat de consument in Nederland altijd zo prachtig beschermd is geweest, maar het blijkt dat wij op het terrein van de consumentenbescherming echt wat van andere Europese landen kunnen leren. Om die reden krijgen wij nu ook een publieke consumententoezichthouder die grensoverschrijdende consumentenconflicten kan beheren, omdat dit past in een Europese markt. Daar is in Nederland heel veel verzet tegen geweest en ik ben erg blij dat mijn staatssecretaris kortgeleden, in het kader van dezelfde filosofie als die ik consistent uitdraag, haar instemming heeft gegeven in het Brusselse aan een Europese consumententoezichthouder.

Ik heb al wat over de Veegwet gezegd; deze dient zo snel mogelijk in werking te treden. Ik laat dat nu verder liggen. Ik ben van mening dat wij daarmee zo snel mogelijk tot nieuwe situaties zullen komen.

Voorzitter. Ik kom bij een paar slotopmerkingen op dit punt. De heer Ketting heeft de vraag gesteld over de regierol van Economische Zaken ten aanzien van de implementatie van de wet. Het is duidelijk dat ik nu werk met een slagvaardige projectorganisatie. Een deel daarvan ziet u gespannen luisteren naar wat de uitkomst van dit debat zal zijn, hangend over de railing van de tribune. Deze projectorganisatie heeft het afgelopen jaar heel goed gewerkt en ik wil hun nog eens duidelijk, in uw aanwezigheid, dankzeggen daarvoor. De projectorganisatie functioneert en zal nog in een hogere versnelling gaan als wij op een goed ogenblik verder te maken krijgen met het probleem van de unbundling, want daar moet nog het een en ander gebeuren. Er zullen ook bancaire elementen bij komen en financiële elementen. Dat wordt een hele structuur maar die wordt lean and mean, zoals het ministerie steeds meer lean and mean gaat worden.

De ministeriële regelingen inzake de tariefstructuur en voorwaarden voor gas en die inzake de kwaliteitsregulering zijn in voorbereiding en zullen zo snel mogelijk, in ieder geval voor het einde van het jaar, gereed zijn en in werking treden, conform hetgeen ik zo-even al tegen de heer Van den Berg zei. Bij de totstandkoming van deze uitvoeringsregeling worden marktpartijen geconsulteerd en wordt door DTe advies uitgebracht. Ik heb zo hier en daar weleens mijn bedenkingen over het poldermodel, maar één van de positieve punten is dat consultatie nodig is. Echter, in Nederland zijn wij consultatie en informatie vaak gaan verwarren met het tot een consensus brengen, waarbij wij zeggen dat er niets kan gebeuren totdat iedereen het met elkaar eens is. Dat zal met deze wetgeving niet het geval zijn. Ik vrees dat ik de heer Kox en mevrouw De Rijk niet zal kunnen overtuigen, maar dat moet in een democratie kunnen. In ieder geval moeten wij wel gezegd hebben dat wij een goed en eerlijk debat hebben gehad.

In dit verband wil ik nog gaarne de vraag van mevrouw Sylvester behandelen, daar waar zij zegt dat er een ruime delegatie van regelgeving naar het niveau van AMvB en ministeriële regeling is. Haar vraag was of ik wil zorgdragen voor een adequate invulling en een betrokkenheid van het parlement. Welnu, ik ben niet voor niets lang lid van dit parlement geweest en ook van het Europese Parlement en ik wil daar duidelijk helderheid over geven. Op een aantal gebieden is expliciet een zogenoemde voorhangprocedure voorzien. Dat betreft in het wetsvoorstel specifiek de ministeriële regelingen van artikel 26b van de Elektriciteitswet en artikel 12 van de Gaswet. Mevrouw Sylvester is daarvan op de hoogte; het gaat daarbij om belangrijke dingen zoals de tariefstructuren en de voorwaarden. Daarnaast is er artikel 16, lid 10, over een AMvB inzake de zogenoemde noodleverantie bij elektriciteitslevering. Het lijkt mij dat het parlement op die manier voldoende betrokken is bij zowel de tariefstructuur en de voorwaarden als de kwestie van de noodleverantie. Ook wat de overige regelingen betreft, verzeker ik u dat een adequate nadere invulling van de formele wetgeving zal plaatsvinden. Ik ben er politiek verantwoordelijk voor en u kunt mij er altijd op aanspreken. Natuurlijk wil ik op al die gebieden DTe er steeds nadrukkelijk bij betrekken.

De heer Schouw vroeg naar de transparantie en de liquiditeit. Ik wil bij AMvB regels stellen voor het verplicht aanbieden en de wijze van aanbieden van gas, elektriciteit of enige capaciteit als dat nodig is voor de transparantie en de liquiditeit. Ik wil ook graag een overzicht van andere landen opstellen, dat ik nu nog niet voor handen heb. Wel weet ik dat in Engeland de mogelijkheid bestaat en in het verleden is gebruikt om, als het niet op een andere manier lukt, de transparantie in de energiemarkt te vergroten via de eigen maatregelen van de betrokken minister.

De heer Van den Berg heeft gevraagd of het begrip "standaardaansluiting" in het wetsvoorstel overeenkomt met het begrip in de tarievencode. Ik versta daaronder de aansluiting van de gebruikelijke types in bepaalde vermogensklassen. Het lijkt mij niet anders dan het begrip "standaardaansluiting" in de tarievencode. Het ligt voor de hand dat deze twee zaken overeenkomen.

Mevrouw Sylvester vraagt wanneer het voorstel ter zake van het calamiteitenplan komt op grond van artikel 51 van de Gaswet. Zij heeft gelijk dat zij de vinger daarop legt. Er moet een heldere verdeling zijn van de verantwoordelijkheden in het geval van calamiteiten. Bij mijn aantreden bleek mij dat de betrokken minister van de prins geen kwaad wist, namelijk dat het een automatisme was dat buiten de ministeriële verantwoordelijkheid liep. Ik wil zo snel mogelijk bezien hoe dat plan het beste kan worden vormgegeven. Dat zal gebeuren in overleg met de meest betrokkenen. In ieder geval start ik dat overleg zo snel mogelijk met de gezamenlijke netbeheerders en de representatieve organisaties van netgebruikers. Ik vind het van belang dat u er helderheid over krijgt. Het is mogelijk dat het tot het begin van volgend jaar duurt voordat het plan is uitgewerkt, maar dan weet ik en weet u via mij wat er in het geval van calamiteiten gebeurt en waar de prioriteiten liggen. Wij streven niet naar calamiteiten, maar het is van groot belang dat er in dat geval politieke verantwoordelijkheden liggen. Dat was tot nu toe eigenlijk niet het geval.

Ik heb de heer Doek een antwoord gegeven over de veegwet. Ik stel mij voor dat wij in het najaar een wetsvoorstel tot herstel van technische onvolkomenheden in procedure brengen.

De heer Schouw heeft gevraagd waarom in de wet wordt vastgelegd dat DTe zelf met de uitvoering van de evaluatie wordt belast. Hij zegt dat er eigenlijk een onafhankelijke derde partij moet zijn. DTe is erbij geplaatst via een amendement in de Tweede Kamer. Ik heb daar verklaard dat ik er geen behoefte aan had, maar ik heb geleerd dat de Kamer altijd gelijk heeft, zo ook in dit geval. Ik kan natuurlijk wel bekijken of wij nog een eventuele onafhankelijke derde partij bij de evaluatie kunnen betrekken. Dat ben ik graag met hem eens. Maar officieel is het door de Kamer erin geamendeerd. Ik vrees dat de partij van de heer Schouw in de Tweede Kamer daaraan heeft meegedaan, maar helemaal zeker weet ik dat niet.

De heer Schouw (D66):

Ik weet niet of u zich echt hebt doodgevochten om dit punt eruit te halen, maar daar ga ik van uit. Jammer genoeg is het niet gelukt. Misschien helpt het als mijn collega's hier ook op dit punt reageren. Dan kunt u met die steun in de rug heel gerust een onafhankelijke derde die evaluatie laten uitvoeren. Wat er nu staat, is toch betrekkelijk idioot. Hier houden wij niet van.

De heer Ketting (VVD):

Mijn fractie kan zich nog voorstellen dat DTe hierover de regie voert. Er moet in ieder geval een voorziening worden getroffen voor de wijze waarop DTe zelf kritisch wordt bezien. Dat was één van de kernpunten van het betoog van collega Schouw. De Tweede Kamer heeft zich daar nog niet over uitgelaten, dus daarin heeft hij alle vrijheid. Mijn fractie spoort hem aan die vrijheid te benutten.

Minister Brinkhorst:

Ik kan nu al verklaren dat dat punt niet eens met de veegwet van de heer Doek hoeft te worden meegenomen. Ik vind dat ik criteria moet opstellen voor het functioneren van DTe. Daar kan dan weer een evaluatie over plaatsvinden.

De heer Schouw heeft nog gevraagd, hoe bij de evaluatie aandacht wordt besteed aan doeltreffendheid en marktwerking. Dat staat expliciet in het artikel over de marktwerking.

De heer Doek (CDA):

Ik mis de positie van TenneT.

Minister Brinkhorst:

U hebt gelijk. TenneT is zoals u weet een holding, waarbij twee elementen spelen: de netbeheerder en een zusje daarvan, de APX. Beide elementen moeten onafhankelijk van elkaar kunnen functioneren, en hebben dus een onafhankelijke positie. Er kan geen verwarring zijn tussen de bevoegdheden van de netbeheerder en die van APX als veilingorganisatie. De heer Doek had het gevoel dat die twee functies vermengd waren, maar in de praktijk van het werk zijn die twee functies uit elkaar gehouden. Ik heb net in Amsterdam, in de Beurs van Berlage, het vijfjarig lustrum van APX bijgewoond, waarbij ik het gevoel had dat het behoorlijk onafhankelijk functioneerde.

De heer Doek (CDA):

Ik vind dit treurig. Wat u zegt, is mij bekend. Maar er staat nog een hele "corporate tree" naast het netwerkbedrijf, en daarover maken wij ons zorgen. Ik had graag daarop uw reactie gehoord, en op de verliezen die in die sector worden gemaakt.

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Vindt u het goed dat we hierop in tweede termijn terugkeren?

De voorzitter:

Ja.

De heer Ketting (VVD):

Wij hebben in onze bijdrage nog gewezen op de "vervuiling" die optreedt als TenneT de markt betreedt. Het bekleedt toch een vertrouwenspositie met betrekking tot gegevens en posities. Daar kan, holdingstructuur of geen holdingstructuur, nooit een situatie in passen waarin het de markt betreedt, waarin het niet alleen faciliterend, maar ook actief bezig is. Dat gaat naar ons gevoel te ver. Wil de minister ook dit punt meenemen in tweede termijn?

Minister Brinkhorst:

Ik kom daar nog op terug.

Ik kom toe aan het hoofdstukje toezicht. Mevrouw Sylvester heeft mij nog een vraag gesteld over lessons learned. Hoe leren andere toezichthouders van deze toezichthouder, en omgekeerd? Zij zal weten dat ik ook de Opta en de NMa onder mijn hoede heb, waarbij de consistentie in de toezichtsarrangementen en de uitvoering van mededingingstoezicht uitermate belangrijk zijn. In de periodieke evaluaties komen vergelijkingen zeker aan de orde. Ik heb aan het begin van deze week mijn visie op toezicht in het kader van de motie-Heemskerk, partijgenoot van mevrouw Sylvester aan de overkant, aan de Tweede Kamer toegestuurd. De belangrijkste aanbeveling daarin is dat de aansturing van de markttoezichthouders door de departementen strakker en uniformer wordt geregeld. Dat is gebeurd bij de Opta en dat gebeurt nu ook bij de DTe. Het is een belangrijke lesson learned dat er helderheid is over wie waarvoor verantwoordelijk is.

Het is gebruikelijk dat de adviezen van de DTe inzake marktordening en regelgeving openbaar worden zodra duidelijk is wat ik met die adviezen ga doen of heb gedaan. Recente voorbeelden zijn het advies over de liquiditeit en over de AMvB leveringszekerheid. De Kamer wordt vanzelfsprekend in de gelegenheid gesteld om een en ander te controleren. Zowel het advies als mijn reactie daarop worden openbaar. In het kader van de regelgeving geldt een adviestermijn van een maand. Ten overvloede wijs ik erop dat in het jaarverslag van DTe alle uitgebrachte adviezen worden genoemd en dat DTe de eigen adviezen op zijn website publiceert. Dat schijnt een zeer mooie website te zijn die ik iedereen kan aanraden. Als ik tijd had, zou ik er zelf ook een kijkje nemen.

Ik laat de vragen over TenneT even liggen omdat er inmiddels aanvullende elementen zijn genoemd. Ik zie ook dat de heren Doek en Ketting nader overleg plegen. Ik hoor graag wat zij hierover in tweede termijn nog te berde brengen. Daarna zal ik erop reageren.

De heer Ketting vroeg naar de rol van EZ als regisseur van de splitsing. In dit najaar presenteer ik een plan van aanpak, waarin ik inga op het proces, de timing, de rol van de marktpartijen en mijn eigen rol. Dit moet zo snel mogelijk gebeuren omdat daarna het wetgevingsproces formeel in gang kan worden gezet. Niemand heeft er belang bij om dit op de lange baan te schuiven.

De heer Kox vroeg zich af of de splitsing zal leiden tot snelle overname van de bedrijven. Hij vroeg of ik zou aftreden als er te weinig concurrentie is op de Nederlandse markt. Ik heb al gesproken over de olifant en daar ga ik niet verder op in. Het in stand houden van Nederlandse bedrijven is geen zelfstandige doelstelling van mijn beleid. Ik beoordeel de liberalisering op de gevolgen voor de eindgebruikers. Ik stel het belang van de consument voorop. Ik zie liever een goedkope buitenlandse onderneming dan een duur Nederlands bedrijf. In andere sectoren is in Nederland weleens te laat op Europese en andere ontwikkelingen gereageerd. Daar hebben goede Nederlandse bedrijven schade van ondervonden. Het is van groot belang dat de mededinging op de Nederlandse energiemarkt gehandhaafd kan worden. De komende maanden zal ik benutten om dat aspect te onderzoeken en om te overleggen met zowel de NMa als met de Europese mededingingsautoriteit. Ik heb al de steun van de heer Monti genoemd. Wij moeten bijvoorbeeld voorkomen dat de bestaande interconnectiecapaciteit wordt misbruikt om een machtspositie op de Nederlandse markt te verwerven.

Mevrouw Sylvester vroeg of ik kan garanderen dat voor 2007 de overdracht van zowel het economische als het juridische eigendom zal plaatsvinden. Ik zal dit najaar mijn plannen tot splitsing presenteren. Die moeten echter door de Tweede en de Eerste Kamer behandeld worden. Ik kan dat dus niet garanderen. Ik streef ernaar dat voor het eind van deze kabinetsperiode en wat mij betreft voor 1 januari 2007 de zaak is afgerond. Als wij 1 januari 2005 nemen als het begin van het wetsvoorstel, dan moet het moet het met hetzelfde voortvarende tempo waarmee u mij nu bediend heeft, mogelijk zijn om rond 1 januari 2006 de splitsing rond te hebben. Dan hebben wij nog een jaar om het allemaal goed te kunnen regelen. Vervolgens moet ook bezien worden wat er met de netwerken gebeurt. Ik streef dus naar een volledige afwikkeling voor 2007. Ik hoop daarbij op de medewerking van dit huis en van de Tweede Kamer.

Mevrouw Sylvester heeft verder gevraagd hoe ik aankijk tegen de juridische uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de beoogde splitsing. Omdat er zoveel financiële en andere belangen op het spel staan, ga ik uit van een zorgvuldige wettelijke begeleiding. Ik zie daar op zichzelf geen groot probleem. Het gaat om publieke middelen en publieke eigendom. We moeten uiteraard rekening houden met de redelijke belangen van de bedrijven. Dat laat onverlet dat het juridisch verantwoord is de positionering van de netwerken te reguleren, juist gelet op het zwaarwegende algemene belang van een betrouwbaar en onafhankelijk netbeheer. Vanuit de aandeelhouders bezien, wordt met de splitsing de eigendom dan ook niet weggenomen maar gereguleerd, voor zover nodig en proportioneel in het licht van het genoemde algemeen belang. Dat is heel essentieel. We zullen de zaak goed moeten blijven toetsen. Ook bij de cross border leases waarvan sprake was, is door de Amerikaanse cross border leases eigenaren gesteld dat zij zeker niet minder waard worden, zoals weleens door de energiebedrijven wordt beweerd. Integendeel, er zal misschien wel een waardevermeerdering zijn. Ik heb dat punt ook met de aandeelhouders besproken in een paar overleggen.

Voorzitter. Ik ben bezig dit traject nader voor te bereiden met de door mij al genoemde en geëerde projectorganisatie. De twee sleutelwoorden zijn daarbij zorgvuldigheid en doelgerichtheid. Nu ik deze weg eenmaal ben ingeslagen, wil ik deze ook met een zekere kracht vervolgen.

Mevrouw Sylvester heeft ook gevraagd hoe dit in de rest van Europa ligt. Het Verenigd Koninkrijk, België, Denemarken, Italië, Spanje en Zweden kennen evenals als Nederland nu al een systeem van juridische splitsing. Duitsland en Frankrijk kennen alleen nog maar een systeem van administratieve splitsing. Duitsland is bezig hiervoor een speciaal iemand aan te stellen aan het eind van dit jaar. Er zal op grond van de tweede Europese Elektriciteits- en Gasrichtlijn in alle lidstaten een systeem van juridische splitsing moeten komen. Dat houdt in dat de netbeheerder die deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf juridisch wordt gescheiden van andere onderdelen van het bedrijf. Mevrouw Sylvester heeft daar ook over gesproken. Ik kom daar dadelijk op terug. Zoals ik in mijn brief van 31 maart heb aangegeven, ben ik voornemens om een verdergaande splitsing uniform voor alle regionale energiebedrijven bij wet op te leggen. In het Verenigd Koninkrijk kiezen sommige bedrijven uit een oogpunt van specialisatie reeds vrijwillig voor eigendomssplitsing van het netwerk en het leveringsbedrijf, omdat distributie- en leveringsactiviteiten nu eenmaal om verschillende expertises vragen. Mevrouw Sylvester heeft een vraag gesteld over Frankrijk en de geïntegreerde bedrijven, gericht op het meningsverschil dat daarover bestaat met de vakbeweging. Mijn nieuwe Franse collega is onlangs aangetreden. Hij zit zowel bij Electricité de France als bij andere bedrijven in een zeer scherp geschil met de vakbeweging. Hij is daarom op dit ogenblik erop gericht om de kwestie van de verticale integratie te benadrukken. Ook Frankrijk moet en zal de richtlijn implementeren. De trend is zeer onmiskenbaar in de richting van meer unbundling.

Mevrouw Sylvester (PvdA):

Ik begrijp dat de minister het beeld schetst dat alle andere Europese landen ook voor de unbundling zijn en op termijn de unbundling ook gaan uitvoeren. Mijn vraag betreft ook het tempo waarin dit gaat gebeuren. Nederland kan natuurlijk niet het snelste en braafste jongetje van de klas zijn, omdat we anders mogelijk het kind met het badwater weggooien. Kan de minister ingaan op de termijnen waarop hij denkt dat de andere Europese landen toekomen aan deze unbundling, in relatie tot het beleid dat hij op dit moment voert? Wanneer verwacht hij, los van alle goede voornemens, concreet dat zij met hun unbundling aan de slag gaan? Loopt dat in de pas met wat wij in Nederland doen?

Minister Brinkhorst:

Wij hebben een aantal spreuken in Nederland. Nederland moet niet gekke Henkie van Europa zijn, Nederland moet niet het braafste jongetje van de klas zijn, doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. In die termen wil ik de discussie niet voeren. De juridische unbundling is voorgeschreven in de richtlijn. De discussie gaat over de vraag of gekozen wordt voor een verdergaande splitsing, zoals ik in mijn voorstellen heb aangegeven. Daarbij is niet zozeer de idee dat Nederland zijn belangen daarmee plotseling verkwanselt aan op de loer liggende vreemdelingen die ons van onze mooiste paaseieren beroven. Voor mij staan de belangen van de consument, de ondernemer, de afnemer voorop. Mededinging moet dan goed mogelijk zijn. Ik heb al gezegd dat het niet per se een doelstelling is dat energiebedrijven altijd in Nederlandse handen blijven. De trend is nog niet helemaal goed aan te geven. In het Verenigd Koninkrijk heeft men nu enige concrete ervaring en men is daar zeer tevreden mee. Ik verwacht dat in de komende tijd op andere plekken die splitsing zal plaatsvinden. Ik heb niet de vrijheid om daar veel meer over te zeggen. In de komende tijd zullen ongetwijfeld meerdere modellen aan de orde zijn. Het allerbelangrijkste is dat zorgvuldig wordt omgegaan met de belangen van alle betrokkenen, maar vooral staat de consument centraal, al zeg ik daarmee niet dat er geen elementen een rol kunnen spelen waardoor je op een andere positie uitkomt. Men heeft mij ook aangesproken op de positie van de consument.

Mevrouw Sylvester (PvdA):

Ik begrijp heel goed dat de minister naar aanleiding van alle uitdrukkingen zegt dat Nederland dat vooral niet moet zijn. Wij moeten vanuit onze eigen invalshoek proberen om dit beleid vorm te geven. Het is geen doel om de Nederlandse industrie te redden. Mijn vraag richtte zich op het tempo. Wat doet de minister als blijkt dat de andere landen zeer terughoudend worden en mogelijk helemaal niet overgaan tot unbundling? Ik heb in mijn bijdrage gevraagd of de minister andere oplossingsrichtingen heeft overwogen. Komen zij mogelijk weer in beeld?

Minister Brinkhorst:

Wat de eerste vraag betreft, ik heb niet gezegd dat ik niets wil doen voor de Nederlandse industrie. Het beeld mag niet zijn dat deze minister van Economische Zaken de industrie niet op het oog heeft. Ik heb alleen gezegd dat op dit specifieke gebied de problematiek zodanig is dat ik verwacht dat wij toegaan naar een beperkt aantal grotere Europese bedrijven en dat er binnen dat geheel een keuze gemaakt moet worden. Ik vind het van grote betekenis dat ik de bedrijven zonder een netwerk laat overgaan in andere handen dan bedrijven met een netwerk. Als een onafhankelijk netwerk een groot goed is waar je op kunt sturen en waardoor onafhankelijkheid verkregen wordt, krijg je ook een gelijke behandeling, een level playing field in Nederland. Het is een valse tegenstelling, te suggereren dat het gaat om de uitverkoop van Nederlandse belangen. Mevrouw Sylvester heeft dat niet zo geformuleerd, maar dat gebeurt weleens in de publiciteit. Tussen nu en 2007 zullen wij daar veel meer inzicht in krijgen, omdat de markt enorm in beweging is. De discussie over interconnectie, de relatie met de andere lidstaten zal ik tijdens mijn voorzitterschap versterken. Ik verwacht dat wij naar aanleiding van het verschijnen van het plan van aanpak in het najaar en het wetsvoorstel begin volgend daarover verder zullen discussiëren, wellicht ook ter gelegenheid van de komende EZ-begroting.

Mevrouw Sylvester heeft nog gevraagd waarom privatiseringen mogelijk gemaakt moeten worden. Privatisering is geen doel op zich. Het gaat mij om het waarborgen van een betrouwbare energievoorziening. Daar wil ik condities aan stellen. De privatisering is op dit ogenblik de wens van de eigenaren van de bedrijven, de gemeenten en de provincies, en de bedrijven zelf. Zoals ik al zei, heb ik met al die aandeelhouders om de tafel gezeten. Ik kan niet "nee" blijven zeggen, ook niet op grond van Europese wetgeving, maar ik kan wel temporiseren. Ik kan wel zeggen dat commerciële activiteiten na de splitsing direct kunnen worden vervreemd. Dat is wel nadat de wetgeving is geregeld, anders krijg je die vermenging met de netwerken die wij bepaald niet willen hebben.

Mevrouw Sylvester heeft gesteld dat taken alleen moeten worden geprivatiseerd, als de bedoeling is om te komen tot strategische autonomie. Dat zijn wijze woorden, waar ik het bepaald mee eens ben. Het commerciële deel van de energiebedrijven voldoet geheel aan dat criterium. De netwerken voldoen daar wat mij betreft niet aan. Daar moet eerst het toezicht beter worden ontwikkeld. Een besluit over eventuele privatisering zullen wij pas in het jaar 2007 aan de orde stellen, als de voorafgaande splitsing goed is geregeld.

Dan kom ik bij het mooiste stuk van mijn bijdrage, de kwestie van de duurzaamheid. Ik heb weliswaar een andere functie dan in het verleden, maar ik geloof nog steeds in duurzaamheid. Ook om die reden heb ik het amendement van GroenLinks niet behandeld als een kwestie van een oppositie- of regeringspartij, maar omhelsd. Ik heb duidelijk gezegd dat ik het van belang vind dat de stroometikettering van de grond komt.

De vraag van mevrouw De Rijk was hoe de gebruikers van groene stroom kunnen worden vastgehouden. Ik denk dat in een vrije markt de leveranciers ervoor zorgen dat zij hun groene klanten vasthouden. Daar heb ik het volste vertrouwen in. Als je leverancier bent van groene stroom, zou je wel gek zijn als je je klanten kwijtraakt. Bovendien zorg ik ervoor dat de prijs van groene stroom door de MEP concurrerend blijft. Ik denk dat dit een belangrijk punt is.

Mevrouw De Rijk (GroenLinks):

Ik begrijp dat leveranciers er baat bij hebben om klanten vast te houden. De afgelopen tijd hebben zij klanten kunnen winnen op groene stroom, omdat dit het enige gedeelte was dat geliberaliseerd was. Zij zetten enorm in op groene stroom om daarmee klanten te winnen. In de toekomst is alles geliberaliseerd en hoeven zij hun klanten dus niet te winnen op groene stroom. Dan vraag ik wat straks de incentive voor leveranciers is om groenestroomklanten te houden. Als zij deze kunnen behouden, als zij grijzestroomklanten worden, doen zij dat ook.

Minister Brinkhorst:

Ik ben een beetje teleurgesteld dat u deze positie inneemt. Ik neem aan dat u als overtuigd voorstander van groene stroom, wat ik ook ben, van mening bent dat die 2,7 miljoen klanten ook een fundamentelere keuze hebben gedaan. Het is misschien niet zo dat u 2,7 miljoen kiezers hebt verenigd, maar dat moet toch wel uw streven zijn. Dat is niet alleen omdat u ze een goedkope brochure aanbiedt, maar omdat zij geloven in de noodzaak van verduurzaming. Als ik leverancier ben van groene stroom en ik heb zoveel klanten, dan is het van grote betekenis dat ik deze op ideële basis aanspreek en duidelijk zeg: als het om duurzaamheid gaat, zou ik eerder op GroenLinks stemmen, wat mij betreft ook op D66, maar ik ben nu niet in de positie om daar veel over te zeggen, dan op een partij die daar minder aandacht aan geeft. Ik begrijp niet dat u denkt dat uw eigen kiezers, de groenestroomklanten, deze alleen maar kopen, omdat hij wat goedkoper is bij GroenLinks.

Mevrouw De Rijk (GroenLinks):

Het is grappig wat voor brouwsel u ervan maakt. Natuurlijk zijn er mensen die het puur uit overtuiging doen en die het zelfs zullen doen als het drie keer zo duur is. U weet hoe het in het verleden in Brussel ging bij de katalysator in de auto. Prijsverschillen kunnen zeer stimulerend zijn, maar dat prijsverschil verdwijnt straks. Ik ben benieuwd hoe u als minister, mede van duurzaamheid, gaat stimuleren dat die groenestroomklanten geen grijzestroomklanten worden.

Minister Brinkhorst:

Ik heb mijn antwoord eigenlijk al gegeven. Ik denk dat voor de leveranciers van groot belang is dat zij concurrerende prijzen houden op het terrein van groene stroom. Ik zei al dat wij nog subsidies geven via de MEP om dat proces te bevorderen. Er wordt mij zonet een primeur aangereikt – mijn medewerkers zijn heel alert – over groen gas; dat kenden wij nog helemaal niet. De vrije energiemarkt inspireert leveranciers. Een klein bedrijfje, Echte Energie, gaat groen aardgas aanbieden. Dit betekent dat je er verzekerd van bent dat de CO2-uitstoot van je huishouden of bedrijfsvoering wordt gecompenseerd. Dat is – dit zeg ik ook tegen de heer Kox – een van de deugden van liberalisering. In een periode van regionale monopolies was niemand op het idee gekomen om groen gas te leveren. Over een jaar zullen wij hierover verder spreken, maar voorlopig denk ik dat het gelijk aan mijn kant is. Ik heb het volste vertrouwen in die groene markt.

De heer Ketting stelde voor om subsidies duurzaam in te zetten door te investeren in de kwaliteit van de elektriciteitsvoorziening. Wij zijn beiden van mening dat de subsidies voor duurzame energie zo efficiënt mogelijk moeten worden gebruikt. Vanmiddag heb ik in de Tweede Kamer een VAO gehad met zijn partijgenoot de heer De Krom, die mij vragen stelde over windenergie. Ook bij windenergie is efficiency van grote betekenis. Wij hebben echter wel de verplichting om de EU-doelstelling van 9% duurzame elektriciteit in het jaar 2010 te halen. Op dit moment is 75% van de duurzame markt in handen van de biomassa. Windenergie is nog wat duurder dan gewone elektriciteit, maar het moet natuurlijk wel zo efficiënt mogelijk.

Mevrouw De Rijk vroeg mij hoe wij de milieudoelstellingen willen realiseren. Ik heb al gewezen op de MEP-regeling. In juli van dit jaar kom ik met een tussenevaluatie; in 2005 wil ik de balans van de thans bestaande MEP-regeling opmaken. Dan kunnen wij bezien of wij nog iets anders moeten doen. Het oogmerk is altijd verdere verduurzaming.

De heer Ketting heeft gevraagd hoe de liberalisering zich verhoudt tot de milieudoelstellingen voor duurzaamheid. Door de betere transparantie ontstaat er een kostenbewuster energieverbruik. Verder heb ik al gewezen op de stroometikettering. In de toekomst komt er een systeem met verhandelbare emissierechten. Al deze elementen spelen een belangrijke rol.

De heer Ketting stelde mij ook nog een vraag over energie uit "onwelgevallige bronnen". Ik weet niet precies wat hij daarmee bedoelt, maar ik vermoed dat hij daarbij aan kernenergie of bruinkool denkt. Persoonlijk vind ik dat wij niet via import aan milieubeleid moeten doen; dit zijn twee gescheiden zaken. Het is wel van grote betekenis dat wij aan de Raadstafel in Brussel die duurzaamheid bevorderen. Ik wil echter geen importbeperkingen; bovendien kan dat niet in Europees verband.

De heer Ketting vindt dat wij het "gasgebouw" voorlopig maar moeten laten zoals het is. Mijn beleidsdoel blijft ongewijzigd. Er is nog steeds een noodzaak, die vanwege de Europese dimensie alleen maar sterker wordt, om het gasgebouw op afzienbare termijn te herstructureren. Dat is een ingewikkeld proces. Iets wat al 40 of 45 jaar bestaat kan de minister niet zomaar in een jaar veranderen. Mijn streven is om de hervatting van de onderhandelingen liever vroeger dan later te laten plaatsvinden, het liefst nog dit jaar. Nogmaals, de Europese dimensie is van grote betekenis. In dit verband denk ik ook aan de beslissing van kortgeleden over de Waddenzee en aan het kleineveldenbeleid. Er is dus nog flink wat werk aan de winkel.

De heer Schouw heeft, alert als hij altijd is op recente dissertaties, gewezen op het proefschrift van de heer De Vries. Ik wil hem allereerst graag mijn felicitaties overbrengen, omdat hij op zo'n interessant onderwerp is gepromoveerd. Als ik het goed begrepen heb, concludeert hij net als ik dat de meeste capaciteitsmechanismen niet effectief zijn. Betrouwbaarheidscontracten komen als beste uit het onderzoek van De Vries. Daarmee ben ik het erg eens. Ik streef ernaar om de uitkomst daar waar mogelijk te incorporeren in het vangnet dat ik thans uitwerk. Wellicht zal ik nog een keer kunnen kennismaken met de heer De Vries. Ik dank de heer Schouw voor zijn bijdrage.

De heer Ketting stelde een vraag over de garantie van de toegang voor brandstoffen. Hij vroeg welke brandstoffen dat zijn. In mijn brief over de leveringszekerheid heb ik geschetst hoe ik wil bereiken dat wij ook op de langere termijn voldoende productiecapaciteit voor elektriciteit hebben. Hij vroeg mij ook of er op de langere termijn voldoende brandstoffen zijn. Het nationale beleid voor gas is erop gericht om zo lang mogelijk gebruik te kunnen maken van onze bodemschatten. Tegen die achtergrond is de beslissing van het kabinet over de Waddenzee zeer positief. Daar is verder nauwelijks meer een woord aan vuil gemaakt. Het is belangrijk dat wij hier een ecologische doelstelling, namelijk het verdwijnen van een werkelijk schadelijk element voor het milieu, namelijk de kokkelvisserij, kunnen combineren met het schoon winnen van gas. Daardoor blijft het kleineveldenbeleid overeind. Wij kunnen daardoor ook de balansfunctie van het Groninger veld verder uitrekken. Die heeft een grote betekenis voor de transitiefase waar wij op dit ogenblik inzitten. De hele kwestie van de voorzieningszekerheid wordt daarmee door ons ook in Europees verband bevorderd.

Ik ben ook van plan, dat zal waarschijnlijk binnen ons EU-voorzitterschap zijn verdere beslag krijgen, om de dialoog met Rusland te versterken. Wij hebben kortgeleden in Amsterdam het internationale energieforum gehad waar ik voorzitter van was. Het is evident dat ook het investeringsklimaat over gasproductie en transport daarbij aan de orde komt. Ik denk dat wij de komende tijd volop zullen discussiëren over de dimensie van voorzieningszekerheid in Europa.

De heer Ketting (VVD):

Mijn fractie heeft er geen behoefte aan om op dit uur een uitvoerige discussie met de minister te voeren over dit onderwerp. Wij willen hem wel vragen om bij een volgende gelegenheid, door hem te kiezen, toch aandacht te besteden aan dat aspect van die voorzieningszekerheid van verschillende brandstoffen op langere termijn, ook gebaseerd op strategische overwegingen. Wij willen met name weten hoe de minister als er een bepaalde keuze wordt gemaakt, denkt de markt zodanig aan te sturen dat die keuze ook door de markt wordt op opgepakt. Dat is immers het grote probleem. De overheid kan natuurlijk makkelijk bepaalde lijnen uitzetten. De vraag is dan echter hoe zij ervoor zorgt dat de markt ook marktconform, want wij willen het marktmechanisme niet kwijt, die signalen zodanig oppakt dat het beleid ook in concreto wordt ingevuld. Daar zouden wij graag bij een volgende gelegenheid meer over horen van de minister.

Minister Brinkhorst:

De heer Ketting snijdt een belangrijk thema aan. Hij zegt zelf al dat het zo laat op de avond misschien niet het moment is om ons daar verder heel erg in te verdiepen. Ik ben het met hem eens dat bij leveringszekerheid een voldoende evenwicht in vraag en aanbod een essentiële zaak is. Ik zeg graag toe dat wij dat in de komende tijd verder gaan uitwerken. Ik heb morgen een debat met de Tweede Kamer. Wellicht komt daar de mogelijkheid uit om ons hier verder in te verdiepen.

De voorzitter:

Wij zijn gekomen aan de tweede termijn van de Kamer. Ik wil alle woordvoerders en de minister voor wat betreft de tweede termijn het mooie gezegde "in der Beschränkung zeigt sich der Meister" voor ogen houden. Dit met het oog op de klok.

Mevrouw Sylvester (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister van Economische Zaken voor zijn beantwoording in eerste termijn. Ik moet nu even gaan bladeren in mijn vragen. Ik wil nog enkele punten aanstippen die ik belangrijk vind. Ik wil terugkomen op de unbundling, de splitsing. Ik heb de minister gevraagd of hij nog andere oplossingsrichtingen heeft overwogen om te komen tot de keuzevrijheid voor de consument. Ik heb daar nog geen antwoord op gekregen. Waarom heeft hij tot nog toe in zijn beleidsvoornemens, want dat zijn het nog, gekozen voor deze unbundling en welke alternatieven heeft hij overwogen juist omdat het in de Europese context nog niet helemaal zeker is wat andere landen gaan doen. Ik hoor graag van de minister hoe hij erop is gekomen dat de unbundling de beste beleidskeuze is.

Ik kom te spreken over de juridische uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van een eventuele splitsing. Straks is het wetsvoorstel wet geworden, maar er kan een energiebedrijf zijn dat het hier toch niet zo mee eens is. Het is geen ondenkbaar scenario dat de directie van dat bedrijf naar de rechter stapt. Hoe gaat dat dan? Kan de wet dan wel echt uitgevoerd worden en kan een dergelijk bedrijf tot de splitsing gedwongen worden? Dit is de essentie van mijn vraag.

De minister heeft aangegeven dat hij zijn uiterste best zal doen om de oorspronkelijke doelstelling (de overdracht van juridisch en economisch eigendom) vóór 1 januari 2007 gestalte te doen geven. De fractie van de PvdA heeft haar betoog gebaseerd op de geleerde lessen van eerdere privatiseringen. Wij kunnen dus niet half over de sloot springen. Deze hele kwestie is een belangrijke randvoorwaarde voor het realiseren van het eindbeeld dat de minister voor ogen heeft. Het kan niet zo zijn dat de minister op dit moment zegt dat hij weliswaar zijn uiterste best zal doen voor de overdracht van juridische en economische eigendom, maar dat hij dit niet kan garanderen. Als er in dit wetsvoorstel in dat verband geen concrete datum wordt genoemd en er komt onverhoopt om welke reden dan ook geen wetsvoorstel voor de splitsing, springen wij half over de sloot. Dan komen wij in het water terecht. De minister zal het met mij eens zijn, als ik zeg dat hij ook niet in de schoot van de toekomst kan kijken. Ik wil dus graag dat de minister zijn eerdere antwoorden op dit punt verder aanscherpt.

Ik wil ook nog iets zeggen over de gereguleerde toegang van de gasnetten. De minister heeft aangegeven dat de tarieven wél bekend gemaakt worden. Er zou sprake zijn van een misverstand. Hij noemde dat ook even toen hij de vragen van onder anderen de heer Van den Berg hierover beantwoordde. In de brief van 28 juni van de minister is een verkeerde indruk gewekt. Die brief heb ik er even op nagelezen, omdat het antwoord van de minister mij toch wel verbaasde. In die brief staat letterlijk dat het niet mogelijk is om voor 1 januari 2005 de tarieven vast te stellen. Vandaar mijn vraag aan de minister hoe het zit. Is er sprake van een misverstand? De brief is van gisteren, dus vrij recent. Het kan toch niet zo zijn dat het antwoord in dit beweeglijke dossier nu al weer veranderd is?

Voor het overige ben ik tevreden met het antwoord van de minister. Ik bedank hem daar nogmaals voor. Ik zie wel graag de beantwoording tegemoet van de resterende vragen.

Mevrouw De Rijk (GroenLinks):

Voorzitter. Ook wij danken de minister voor zijn uitvoerige antwoorden. In dit geval was ik echter wel wat teleurgesteld. Hij heeft ongeveer anderhalf uur gesproken over andere onderwerpen, toen hij pas toe kwam aan het onderwerp dat hij nota bene als het mooiste onderwerp aanduidde, maar het toch na twee zinnen al had afgerond. In die Beschränkung zeigt sich die Meister! Ik geloof echter niet dat dit bij duurzaamheid opgaat. In dit kader heeft de minister gezegd dat er een sterke overheid nodig is om allerlei publieke belangen te borgen. Daarbij ging het over van alles, maar niet over duurzaamheid. De minister heeft het veelvuldig over de consument. Ik zie mensen vooral als burgers. Een burger wil meer dan alleen goedkope stroom. Een burger wil zelfs meer dan alleen altijd stroom, meer dan leveringszekerheid. Veel burgers willen stroom die op een goede manier is gemaakt. Daarom stelde het antwoord van de minister mij nogal teleur.

De minister is enorm weg van keuzevrijheid. Tiny Kox noemde als voorbeeld dat je alleen maar hoeft te kiezen op grond van de situatie dat je nooit thuis bent of altijd de ramen open hebt staan bij 20 graden onder het vriespunt. Ik wil een ander voorbeeld van keuzevrijheid geven. Ik weet niet of de minister ooit een keuze heeft moeten maken tussen particuliere ziektekostenverzekeringen, maar ik neem aan van wel. Dan blijkt het omgekeerde. Je denkt: pakket A heb ik in ieder geval nodig, maar in pakket B zit temidden van een heleboel dingen die ik niet nodig heb, een ding dat ik per se nodig heb, dus ik kies maar voor pakket B. Dan zie je dat in pakket C ook nog iets zit dat je per se nodig hebt en kies je voor pakket C. Als je geld hebt, kies je dus voor het uitgebreidste pakket. Dat is een voorbeeld van keuzevrijheid die geen echte vrijheid is, want voor de dingen die je nodig hebt, heb je al die pakketten bij elkaar nodig. In het geval van energie gaat dit op een andere manier, maar ik wil er vooral mee zeggen dat keuzevrijheid relatief is. Je bent er ook vooral veel tijd mee kwijt.

Wij hebben onze eerste termijn afgesloten met de constatering dat wij een dubbel gevoel hebben over het geheel van wetten waar deze wet een afsluiting van is. Om dit hybride gevoel ook in ons slotoordeel tot uitdrukking te brengen, vragen wij net als onze fractie in de Tweede Kamer om een aantekening bij het wetsvoorstel dat de ingangsdatum van 1 juli aanstaande regelt, dus het wetsvoorstel met nummer 29303. Wij doen dat niet bij de Implementatie- en interventiewet.

De heer Doek (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Ik heb nog maar weinig op te merken; wel heb ik nog wel een brandende vraag over het beheer van het hoogspanningsnet. De CDA-fractie heeft ook in de Tweede Kamer altijd gevochten voor een aparte vennootschap waarvan het Rijk aandeelhouder is. Dat is ook geregeld. Daar zit het hoogspanningsnet nu al voor 40% in; straks voor de overige 60%. De minister heeft zelfs op deze avond nog gezegd dat hij niet wenst dat commerciële activiteiten worden gecombineerd met netwerken. Dat zei hij nog geen zes à zeven minuten geleden. En verdorie, nu blijkt dat bij ons hoogspanningsnet dat wij werkelijk een belangrijke publieke zaak achten, dingen gebeuren die te scharen zijn onder commerciële activiteiten. Ik begrijp ook wel dat dit leuk is voor een raad van bestuur. Het beheren van hoogspanningsnetten is immers een saaie bezigheid waar je geen hoge inkomens mee kunt verdienen. Voorkomen moet echter worden dat dit zich allemaal aan het toezicht van de minister onttrekt. Ik maak op uit de balansgrootte en het feit dat er een ondernemingsraad is dat het een structuurvennootschap is. Dat zal wel zo zijn, maar toch zal de minister de raad van commissarissen behoren aan te spreken op wat er gebeurt. Ik raad hem van harte aan om daar kennis van te nemen, omdat ik niet in de positie wens te komen dat wij over een paar jaar moeten constateren dat daar precies gebeurt wat wij de oude energiemaatschappijen hadden verweten, namelijk dat zij allerlei buitenlandse avonturen aangegaan waren, verliezen hebben geleden enz. De CDA-fractie hecht eraan om dit de minister nog eens zeer duidelijk voor te houden. Ik hoor er gaarne zijn reactie op.

De heer Ketting (VVD):

Voorzitter. Ook mijn fractie dankt de minister voor zijn beantwoording, die een wat ontspannen karakter had. Maar ja, dat kwam natuurlijk doordat de heer Schouw al direct in het begin de spanning uit het debat haalde door te zeggen dat D66 voor het wetsvoorstel zal stemmen. Waar doen wij het dan eigenlijk nog voor? Maar goed, ik wil de minister dan toch nog wat meer op zijn gemak stellen door hem mede te delen dat de kans zeer groot is dat mijn fractie dit wetsvoorstel eveneens zal ondersteunen.

Ik haak graag in op de woorden van de heer Doek van zojuist. Ook ik vond het antwoord van de minister over TenneT niet helder en principieel genoeg. TenneT is een staatsbedrijf, en met reden, want TenneT moet een bijzondere spilfunctie, een non-discriminatoire spilfunctie in het Nederlandse elektriciteitsbestel vervullen, met name als netbeheerder, die steeds belangrijker zal worden. Deze positie mag niet vervuild worden door commerciële of paracommerciële activiteiten. Sterker nog, de krachtige eis die de minister aan de elektriciteitsbedrijven stelt, om de commerciële en de publieke taken volstrekt te scheiden, mag hierbij niet eens een rol spelen, want dit bedrijf heeft alleen maar publieke taken, geen commerciële. Mijn fractie spoort de minister dan ook aan, op dit punt volstrekte helderheid te verschaffen en aan te geven of DTe en hij hiervan van tevoren in kennis waren gesteld en dit hebben goedgekeurd. Zo niet, dan vragen wij de minister, een mechanisme te ontwerpen om ervoor te zorgen dat dit voortaan wel gebeurt, want recidive zou mijn fractie buitengewoon moeilijk kunnen accepteren.

De hele discussie over splitsing zou ik willen scheiden van het punt van het economisch eigendom, want de overgang van het economisch eigendom stond al in de wet voordat de minister in zijn brief de splitsing noemde. Ik denk dat dit terecht was. Dit betekent dat de overgang van het economisch eigendom naar het netbedrijf los staat van de discussie over splitsing. Dit onderstreept de zuiverheid van de vette netbeheerder en maakt doelmatig toezicht mogelijk. Mijn fractie zou graag de toezegging van de minister horen dat de oorspronkelijke intentie van de wet in stand blijft, ook als de discussie over splitsing geen resultaat heeft, en dat er een horizonbepaling bij geldt. Ik heb nu gehoord dat het vóór 1 januari 2007 rond zal zijn, maar wij vinden dit buitengewoon laat. Ik zou me kunnen voorstellen dat het eerder kan.

De minister sprak van Unfug. Die is inderdaad slecht te hanteren. Dit is een effectieve, zuivere maatregel en wij zouden willen voorkomen dat er steeds nieuwe maatregelen moeten worden genomen in de trant van: "gij zult geen hypotheek hebben", "gij zult geen inkomsten genereren" of wat dan ook. Laten wij het toch alsjeblieft houden bij helder, werkbaar toezicht, en dus bij goede marktwerking.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Allereerst een verontschuldiging aan de heer Ketting omdat ik voor hem een spannend avondje heb verziekt door al op voorhand mijn kaarten op tafel te leggen. Politiek is een ingewikkeld vak, ik probeer het te leren, maar het gaat met vallen en opstaan. Overigens had ik het idee dat hij in eerste termijn helemaal open kaart speelde, dus hij heeft het ook voor mij een beetje verziekt.

Ik dank de minister voor zijn duidelijke reacties, die to the point waren. Ik dank ook zijn medewerkers; ik had mij bij wijze van test een klein pesterijtje veroorloofd door mijn tekst niet van tevoren in te leveren. Dit blijkt voortreffelijk te werken, dus buitengewoon veel dank omdat er zoveel aandacht aan is besteed.

In eerste termijn heb ik een aantal kritische opmerkingen gemaakt over het gebrek aan concurrentie. Het is goed dat de minister dit erkent en dat hij een hele set van maatregelen heeft genomen en zich tot op Europees niveau inzet voor meer concurrentie. Uiteraard steunen wij dit.

Wij hebben gesproken over wat er vanaf 1 juli gaat gebeuren. Ik was niet ongerust daarop, gezien de schriftelijke voorbereiding; de update die de minister heeft gegeven, heeft mij niet méér ongerust gemaakt dan ik al was. Ik denk derhalve dat die olifant niet zijn kant op komt. Ik denk dat hij dit heel adequaat en goed heeft gedaan.

Wij hebben voorts gesproken over de voorname rol van DTe als regelaar van de markt en beschermer van de consument. Dat is een buitengewoon zware taak. Ik ben blij dat de minister mijn punt ondersteunt dat dit een belangrijke taak is en dat wij het ook op een goede manier moeten evalueren. Het is goed om te kijken hoe zij met die dingen omgaan en het is fijn dat hij de toezegging heeft gedaan om die onafhankelijke evaluatie te regelen bij de Veegwet.

Waar ik minder tevreden over ben – want je moet altijd wel een puntje hebben – is de badinerende tussenzin die de minister een aantal keren bezigde, daar waar het websites betreft. Dat badinerende tussenzinnetje was: "Als ik er tijd voor heb" of iets dergelijks. Ik denk dat dit een generatieverschil is tussen de minister en mij. Dat is bijna iets wiskundigs en als zodanig is het generatieprobleem onoplosbaar. Ik breng hem hierbij toch even een vrij vervelende zaak in herinnering, gelet op alle ambities rondom het Innovatieplatform. Dat is dat het imago van het Innovatieplatform niet een deukje maar een heel forse deuk opliep, alleen vanwege het enkele feit dat die oenen niet tijdig een goede website hadden. Ik zou niet graag willen dat dit ons overkomt. Gelukkig maakt de minister mij elke week blij met een elektronische nieuwsbrief. Ik weet niet of hij daarvan op de hoogte is, maar hij staat daar als minister elke week met zijn foto in. Misschien mag ik hem adviseren eens na te denken over een weblog, want ik denk dat dit zijn populariteit nog meer ten goede komt.

Ik ben voorts blij met de toezegging van de minister inzake een internationale vergelijking betreffende de artikelen 66a en 86d. Ik neem aan dat dit in het najaar komt. Ik sluit mij aan bij de stevige opmerkingen van de heer Doek en de heer Ketting rondom TenneT. Daar valt niets aan toe te voegen. Ik zou mij kunnen voorstellen dat de minister daar heel helder per brief op reageert, want het is nogal wat.

Over splitsing komen wij nog te praten. Wat betreft het tijdspad hoop ik dat wij dit halen, zo zeg ik even minzaam. Ten aanzien van duurzame energie ben ik het met mevrouw De Rijk eens – zij is nu helaas vertrokken – dat daar wat weinig aandacht aan is besteed. Ik begrijp dit wel, want het is een onderwerp dat niet direct met deze wetsvoorstellen te maken heeft. Misschien is het een suggestie dat wij, als wij verder gaan met beleidsthema's bij begrotingsdebatten, dit volgend jaar doen bij de begroting van Economische Zaken.

De heer Van den Berg (SGP):

Voorzitter. Ik dank de minister hartelijk voor zijn uitvoerige beantwoording. Ik ben gerustgesteld over de positie van de consument in het geval er een soort conflict zou zijn. Dan kan men zich beroepen op grond van de tweede EU-gasrichtlijn, want men heeft dan wettelijke rechten. Dat heeft de minister gezegd en dat geeft mij rust.

Ik vraag mij af of ik het volgende goed heb begrepen, want de minister is heel lang aan het woord geweest – zolang preken onze dominees zelfs niet en die kunnen er wat van! Nu, dat hoeft niet in de notulen, want ik zie de minister al schrikken... Echter, als er zo lang wordt gesproken, ontgaat je weleens wat. Heb ik nu goed begrepen dat de minister heeft gezegd, dat de tweede EU-gasrichtlijn echt per 1 januari 2005 volledig zal zijn doorgevoerd?

Voorzitter. Nu ik dit goed heb begrepen, kan ik kort zijn en sluit ik mij aan bij de woorden die zijn gezegd over TenneT door de collega's die vóór mij hebben gesproken.

De heer Kox (SP):

Voorzitter. Ik vond het chic van de minister dat hij complimenten uitdeelde aan zijn medewerkers om te laten zien dat het teamwork was. Ik vond het nog leuker dat hij een tweede compliment uitdeelde. Maar toen hij zijn derde compliment uitdeelde, dacht ik: nu moet er binnenkort een bericht van het ministerie komen dat er een 30% salarisverhoging voor de medewerkers van het ministerie komt. Maar dat is een kwestie van tijd.

Ik ben blij dat ik de minister er gelukkig mee heb kunnen maken dat mijn partij hier gematigd oppositie voert. De pay-off van mijn partij is alweer enkele jaren "eerste weg links": niet de zesde of zevende, maar gewoon de eerste weg links. Het is de minister misschien ontgaan, maar de echte radicalen zitten al sinds jaar en dag in de regering. De revolutie komt de afgelopen 25 jaar niet van de socialisten, maar van de liberalen. Dat is overigens het grote probleem in dit land. Maar ik heb hem graag horen praten. Ik wist niet dat dominees dat veel korter deden. Ik kijk wel uit naar het moment dat ik zo lang mag praten en de minister zo kort moet reageren op mijn betoog, want dan had ik hem wat meer kunnen uitleggen over mijn visie. Maar dat is geen excuus.

Hij heeft gelijk dat hij de SP niets heeft horen zeggen over de oude situatie, alsof toen alles goed was. Nee, toen was niet alles goed. De oude energiebedrijven waren vaak machtswellustig, erg lui en weinig creatief. Er was sprake van veel te weinig invloed van afnemers en gebruikers en van een vreselijke laksheid van de politiek. Voordat ik in dit schone bestaan als senator terechtkwam, mocht ik graag de activist uithangen. In die tijd heb ik de gebouwen van veel gas- en stroomleveranciers van binnen bekeken, zelfs als ik daar snel buiten werd gekeken door directies en aandeelhouders. Ik heb menig spandoek vastgehouden, petities aangeboden enz. om te protesteren tegen de slechte gang van zaken bij die overheidsnutsbedrijven.

Ik wil een variant op de minister lanceren. Sterke nutsbedrijven verdienden een sterke overheid, maar daar mankeerde het aan. De nutsbedrijven werden steeds sterker, maar de overheid werd steeds lakser. Dat leidde ertoe dat die bedrijven te sterk werden. Dat leidde tot ergernis, bureaucratie en rare avonturen. Dat heeft de tendens op gang gebracht: wij kunnen het beter uit handen geven; de overheid maakt er niks van, dus laten wij het aan de markt geven. Dat is op zichzelf geen vreemde gedachte. Alleen denk ik dat het geen juiste gedachte is. Als de overheid iets niet goed doet, kan de markt een oplossing zijn. Maar de oplossing voor een slecht functionerende overheid kan ook zijn een goed functionerende overheid. Ik ben van mening dat de oplossing die nu in Europa wordt gekozen geen goede oplossing zal zijn. Het zal geen oplossing voor een probleem zijn, maar een probleem erbij. Het zal een onvolmaakte oligopolistische markt worden waarin de positie van de consument zeker op enige termijn niet beter, maar eerder slechter zal worden en waarop de invloed van de gemeenschap ook verdwenen zal zijn.

De minister zegt dat het er niet zozeer om gaat of je van een Nederlands bedrijf gas of stroom koopt, maar dat het erom gaat tegen welke prijs of onder welke condities je dat doet. Daar valt veel voor te zeggen, maar wat doe je als die bedrijven niet functioneren zoals wij willen en het geen Nederlandse bedrijven meer zijn? Dan is de vraag wie het voor het zeggen heeft in Europa. Ik zie de minister hopen dat hij zijn sterke overheid overeind kan houden, maar dat is nog de vraag. Waar zit je macht? Als je het alleen van argumenten moet hebben, verlies je het snel. Ik kijk dan naar mijn eigen positie in deze Kamer. Aan mijn argumenten mankeert het meestal niet, maar uiteindelijk verlies ik het toch vaak. Overigens hoeft niet iedereen het eens te zijn met die conclusie.

Ik hoop dat ik duidelijk heb gemaakt hoe ik tegen deze zaak aankijk. Collega Schouw heeft gevraagd wat ik zou doen als het allemaal goed gaat. Echt waar, dan roep ik hoera. Mijn grootste genot is niet om anderen te zien falen. Het aardigste is als er iets goed gaat. Elke politieke ideologie die daar niet tegen kan, is een ouderwetse ideologie. Daar moet je je dan maar op aanpassen. Daarom ben ik allang niet meer in Marx. Dat de VVD nog steeds in Adam Smith is, toont het verschil tussen een echt progressieve en een echt conservatieve partij.

Ik waardeer het verhaal van de minister over Carrington buitengewoon. Ik vind dat het echt zo moet zijn. De minister moet ook weten dat de Carringtonnorm alleen bekend is geworden, doordat Carrington daadwerkelijk deed wat hij had beloofd. Ik wens de minister nog een lang leven toe als minister in dit kabinet, maar ik vind het wel een juiste stellingname. Als er iets fout gaat, moet er iemand aftreden en zal er ook opgetreden moeten worden. Mocht een sterke markt niet de oplossing blijken te zijn, vindt de minister dan dat we op onze schreden terug moeten komen en over moeten gaan tot resocialisering van de energiesector? Mijn oplossing hoeft niet de juiste te zijn, de oplossing van de minister hoeft ook niet de juiste te zijn.

Ik heb bij deze minister het beeld van de leeuwentemmer: hij wil alles als sterke overheid in bedwang houden. Maar als het niet lukt, lopen de leeuwen los en eten ze de lammeren op. In het aards paradijs gebeurde dat niet, maar daarin heb ik niet al te veel vertrouwen. Daarom moet ik mij helaas tegen dit voorstel verklaren.

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Mevrouw Sylvester stelde een vraag over de unbundling, en vroeg of ik aan andere oplossingsrichtingen heb gedacht, vanwege de juridische uitvoerbaarheid van de kwestie. Ik heb de richtlijn gezien, waarin minimumharmonisatie is voorgeschreven. Daarom heb ik gezegd dat vele andere lidstaten daarmee bezig zijn. De mogelijkheid om verder te gaan, wordt uitdrukkelijk opengelaten. De splitsing is goed voor de werking van de Nederlandse markt, en voor de positie van de Nederlandse consument. Dit geldt eigenlijk ook als andere landen dat niet doen, maar ik hoop en verwacht wel dat de trend deze richting opgaat. Mij is gevraagd wat de alternatieven zijn. De alternatieven waren alle buitengewoon ingewikkeld, met name als het gaat om toezicht. Ik trof een wat schimmige, onheldere situatie aan, zodat ik de keuze heb gemaakt die ik heb gemaakt, waar ik onverkort achter sta.

Mevrouw Sylvester heeft, net als de heer Ketting, gevraagd wat er gebeurt als de splitsing om wat voor reden dan ook niet doorgaat. Treden de artikelen over afsplitsing van de economische eigendom dan alsnog in werking? Mijn antwoord is driewerf "ja": uiterlijk 1 januari 2007, maar waarschijnlijk eerder, want deze Kamer neemt het wetsvoorstel aan. De heer Ketting noemde 1 januari 2005, maar dat lijkt mij geen verstandige datum. Als deze Kamer daarin persisteert, moet ik dat heroverwegen, maar dat doet deze Kamer niet. Ik blijf daarom bij mijn brief van 18 juni. Maar het is evident dat de economische unbundling sowieso doorgaat. Het hangt van beide Kamers af of, als ik eind dit jaar mijn wetsvoorstel plus plan van aanpak aanbied, de zaak ruimschoots voor 1 januari 2007 rond is. Ik zie niet in waarom dat weer meer dan een jaar moet duren. Wat mij betreft is er ook geen sprake van een half over de sloot springen.

Ik kom toe aan de vragen over de gereguleerde toegang. Ik heb op dat punt geen andere positie opgenomen. De tarieven worden inderdaad voor 1 januari 2005 bekend gemaakt, maar niet volgens de trits die in het wetsvoorstel staat, namelijk eerst de ministeriële regeling, dan de tariefstructuur en dan de tariefvoorstellen. Zij worden wel door DTe vastgesteld. Voor 1 januari 2005 treedt dat element onverkort in werking.

Ik heb over de juridische uitvoerbaarheid van de splitsing al gezegd dat dat natuurlijk proportioneel moet gebeuren. Natuurlijk moeten ook de grenzen van het EVRM worden gerespecteerd. Splitsing is ontegenzeglijk juridisch houdbaar. Ik heb dit zorgvuldig door topjuristen in Nederland laten bezien. Ik weet dat de energiebedrijven tot de tanden gewapend zijn, maar ik lust ze wel. In dat opzicht gaan wij een interessante tijd tegemoet. Ik hoop overigens dat men op korte termijn tot een beter inzicht komt. Veel aandeelhouders willen onderhand wel helderheid.

De heer Doek (CDA):

U neemt nu iets terug van uw oorspronkelijke antwoord over de tarieven. Kort gezegd, houdt u zich niet aan de richtlijn. U moet de voorwaarden en de tariefstructuur vaststellen en daaruit volgen de maximumtarieven. Het was niet meer mogelijk om de maximumtarieven halverwege het jaar vast te stellen. Dit wordt nu 1 januari 2006. Ik had al kunnen leven met de toezegging dat u wel de voorwaarden en de tariefstructuur zou vaststellen. U zei echter dat u ook de tarieven per 1 januari 2005 volgens de richtlijn zou vaststellen. Dat moet u nu niet terugnemen. Als u dat zegt, hoort de hele riedel erbij. DTe heeft zich goed voorbereid. Het gaat om de voorwaarden, de tariefstructuur en het maximumtarief.

Minister Brinkhorst:

Ik neem helemaal niets terug. In de brief staat dat zij zullen handelen op basis van de onlangs vastgestelde richtlijn voor de toegang tot het gasnet van DTe. In dat kader moeten de tarieven aan DTe worden voorgelegd. Op basis van het nieuwe artikel 82 Gaswet zullen de tarieven voor 1 januari 2005 vastgesteld worden. Dat heb ik ook in eerste termijn gezegd. Ik heb alleen de positie van de minister van Economische Zaken genoemd in verband met de huidige wetgeving. De heer Van den Berg en u hebben gevraagd of dit op grond van de richtlijn kan. U kunt van mij aannemen dat ik altijd de Europese richtlijnen waaraan wij ons verbonden hebben, naar letter en geest zal uitvoeren. Wij hebben alleen zelf een speciaal systeem opgetuigd wat ertoe leidt dat een en ander pas per 1 januari 2006 geregeld kan zijn. Dat heeft echter niets te maken met de Europese richtlijn. U moet dit onderscheid duidelijk maken.

De heer Doek (CDA):

Ik denk dat hetgeen ik zojuist gezegd heb helder in de Handelingen komt. Als uw ambtenaren en de vertegenwoordigers van DTe dit goed nalezen en dit combineren met uw toezegging, dan zijn wij allebei zeer tevreden.

Minister Brinkhorst:

Als het de heer Doek gelukkig maakt dat zijn woorden helder in de notulen komen, dan zal ik hem niet tegenspreken.

Mevrouw De Rijk heeft gevraagd op welke wijze gewaarborgd kan worden dat groene klanten ook groen blijven. Sinds de MEP 2003 hebben investeerders de bereidheid om geld te steken in duurzame energie. Voorbeelden daarvan zijn de convenanten van de provincies op het gebied van de windenergie en de niet overdreven verwachting dat het de windmolenparken tegen het jaar 2010 700 megawatt zullen leveren. Ik heb weinig tijd besteed aan de stroometikettering, omdat dit debat niet speciaal over duurzame energie ging. Ik wijs erop dat ik dit niet als uitsmijter heb bedoeld, maar als een dragend element van de trits liberalisering, voorzieningszekerheid en duurzaamheid. Die elementen zijn voor mij onverbrekelijk met elkaar verbonden.

Veel woordvoerders zijn teruggekomen op TenneT. Voor mij is het heel duidelijk. Ik wil TenneT niet anders behandelen dan de regionale netbeheerders als het gaat om de scheiding van enerzijds netbeheer en anderzijds productie en levering. TenneT kent al een dergelijke scheiding. Het mag zich niet bemoeien met productie en levering. Er moet sprake zijn van de integriteit waar de heer Ketting het over had. Op die markten neemt de beurs dan ook geen positie in. Dat is precies dezelfde situatie als bij de regionale bedrijven.

Voorzitter. Bij TenneT geldt vervolgens dat de resultaten die worden behaald uit de vervulling van het netbeheersmonopolie niet mogen worden gebruikt ter financiering van andere niet wettelijke activiteiten. Er is bovendien een nieuw element in deze wetgeving, namelijk dat ik toezicht houd op de vennootschapsrechtelijke structuur van de met de landelijke netbeheerder verbonden rechtspersonen, artikel 17a, lid 3. Wij toetsen op die manier of andere activiteiten die dus geen productie of levering zijn, het netbedrijf mogelijk zouden kunnen schaden. Als dat het geval is, dan verleen ik daar geen goedkeuring aan. Er kan dus ook geen ongecontroleerde lijst van vennootschappen ontstaan met andere activiteiten. Verder zal DTe scherp toezien op de onafhankelijkheid van de netbeheerder en de juiste aanwending van de financiële middelen. Het feit dat de heer Doek en daarna de heer Ketting gesecondeerd door de heren Van den Berg en Schouw daar een zeer belangrijk punt van maken, maakt mij nog eens extra waakzaam. Ik zal dit punt wellicht nog kunnen betrekken bij de Veegwet, waarover we het hebben gehad, zodat er geen enkel gebrek aan helderheid is. Het laatste wat ik wil, is dat u mij terecht kunt verwijten dat ik mijn eigen leer van scheiding voor TenneT niet goed zou toepassen. Dat is bepaald niet de bedoeling.

De heer Ketting (VVD):

Voorzitter. Ik was in het begin van het betoog van de minister niet helemaal gerust. TenneT heeft een andere positie dan een gewoon elektriciteitsbedrijf. TenneT is TenneT geworden omdat het een specifieke functie in het elektriciteitsbestel moest verrichten. Op die basis is ook de structuur gekozen met volledig staatsaandeelhouderschap en dergelijke. Dat betekent dat er geen spoor van twijfel mag bestaan over wat TenneT wel of niet mag doen. De minister heeft nog een antwoord gegeven op de vraag of hem bij de overname van energiekeuze tevoren om goedkeuring is gevraagd. Dit geldt ook voor de DTe. Ik mag de minister erop wijzen dat er in de pers verschillende uitlatingen zijn geweest, zowel van de directeur van TenneT als van de directeur van de energiekeuze, dat zij gewoon leveren en dat zij 5% van de zakelijke klanten hebben. Naar de mening van mijn fractie kan dat bij TenneT niet, ook niet bij een of andere BV in een holdingstructuur. Dat is naar de mening van mijn fractie ten principale niet aan TenneT voorbehouden. Ik hoor daar graag de mening van de minister over. Het wordt anders voor mijn fractie belangrijk om daar bij de komende wetgeving nog een ordenende hand in te kunnen hebben.

Minister Brinkhorst:

De heer Ketting interrumpeerde op het moment dat ik aan het antwoord op de vraag over de energiekeuze toe was. Ik zal hem nu op zijn wenken bedienen. De vraag van de heer Ketting was of de minister van Economische Zaken vooraf TenneT toestemming heeft gegeven voor de overname van Energiekeuze. Het antwoord was dat dat volgens de huidige wet niet hoeft. Dat is dus ook niet gebeurd. Door de nieuwe I&I wet die we vanavond behandelen en waarvan ik oprecht hoop, dat de Kamer die vanavond zal goedkeuren, zal dit wel aan de minister van Economische Zaken moeten worden voorgelegd. We hebben als de wet van kracht wordt dan ook precies het mechanisme dat de heer Ketting wil. Als de vraag bij mij komt, dan heb ik die bevoegdheid nu wel. Dat was in de oude wetgeving niet het geval.

De heer Schouw heeft een vraag gesteld over het generatieverschil. We kunnen daar niet erg veel meer aan doen. Ik denk ook niet dat hij mij zal inhalen in de komende tijd. Hij heeft een belangrijk punt als hij zegt dat ik mijn eigen website meer moet bekijken en wellicht wat meer moet gaan webloggen. Ik beloof beterschap op dit punt. Als ik deze zomer van een berg ben afgedaald, zal ik vertellen wat ik gedaan heb op mijn weblog. Ik hoop dat de heer Schouw dat de volgende keer dat ik hem zie, dan ook gelezen heeft. Voor het overige zijn we het erover eens dat de evaluatie van de DTe zal plaatsvinden met de betrokkenheid van derden.

De heer Schouw, de heer Kox en ik hebben altijd interessante debatten. Ik ben het ermee eens dat er meer radicaliteit in de regering is. Conservatisme bestaat wanneer men niet wenst te reageren op veranderingen in de samenleving. Dat is met de huidige oppositie het geval. Er is geen werkelijk alternatief voor de kabinetsvisie op een sterke markt, een sterke overheid, gericht op globalisering, Europeanisering. Ik wil de vergrijzing er niet bijhalen.

De heer Kox (SP):

Uw opmerking dat de oppositie geen alternatief heeft, klopt niet. Ik heb gezegd dat er een alternatief is voor een slecht werkende overheid, namelijk een goed werkende overheid. Dat is geen dooddoener, maar net zo'n goed antwoord als een sterke markt voor een slechte overheid. Als ik evenveel tijd mag nemen als de minister, zal ik uitleggen dat dit een alternatief is. Of hij het ermee eens is, is iets anders, maar hij mag mijn partij niet verwijten dat wij onder andere op dit terrein geen alternatieven ontwikkelen. Ik zal de boekjes die wij daarover hebben geschreven, toesturen aan de minister. Als hij niet aan het webloggen is, kan hij daar ouderwets in lezen. Dan kan hij het alternatief van de SP nog eens goed beoordelen.

Minister Brinkhorst:

Ik ga graag met de leider van uw partij in debat, maar als uw partij het bestaan van Europa ontkent en het bestaan van de Europese interne markt ontkent, dan hebt u het alternatief: met de SP terug achter de Hollandse waterlinie. Dat is voor ons echter geen redelijk alternatief. Zolang u die positie verdedigt en verdergaande samenwerking afwijst, met protectionisme op nationale grondslag als basis, is er geen werkelijk alternatief. Het is te laat om hierop verder door te gaan. Ik vind het ook aardig om het debat een beetje scherp te houden. Wij treffen elkaar wel weer op het punt van de Europese macht, want de concurrentiebevoegdheden moeten gecorrigeerd worden. Het mededingingsbeleid van de Europese Commissie is, naast de NMa, een belangrijke basis om misbruik van een concurrentiepositie op de Nederlandse markt te voorkomen. Op dat punt treffen de heer Kox en ik elkaar dan weer wel. Ik ben geen voorstander van een terugtredende overheid, zoals hij heeft gemerkt. Het onderwerp wordt iedere keer aan de orde gesteld. Het nieuwe element is dat een optredende overheid goed gecombineerd kan worden met een sterke markt.

Ik ben hiermee aan het eind van mijn tweede termijn.

De beraadslaging wordt gesloten.

De wetsvoorstellen worden zonder stemming aangenomen.

De voorzitter:

De aanwezige leden van de fractie van de SP wordt conform artikel 112 van het Reglement van orde aantekening verleend dat zij geacht willen worden zich niet met het wetsvoorstel 29372 te hebben kunnen verenigen.

De aanwezige leden van de fracties van de SP en GroenLinks wordt conform artikel 112 van het Reglement van orde aantekening verleend dat zij geacht willen worden zich niet met het wetsvoorstel 29303 te hebben kunnen verenigen.

Ik sluit de vergadering onder hartelijke dankzegging voor ieders aanwezigheid.

Sluiting 23.57 uur

Naar boven