Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Het aanpassen voor het tijdvak van 1 juli 2001 tot en met 30 juni 2002 van enige huursubsidieparameters, genoemd in de Huursubsidiewet, aan het maximale huurverhogingspercentage en het met ingang van 1 juli 2001 niet aanpassen van de vermogensgrenzen, genoemd in de Huursubsidiewet en de Wet bevordering eigenwoningbezit (27630).

Dit wetsvoorstel wordt zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen.

De heer Ruers (SP):

Mijnheer de voorzitter. Ik heb een punt van orde.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Ruers.

De heer Ruers (SP):

Mijnheer de voorzitter. Ik dank u dat u mij hiertoe de gelegenheid wilt geven. Het gaat om het volgende. Zoals u allen weet, is kortgeleden een aantal publicaties verschenen over het functioneren van deze Kamer, als eerste in Magazine M van de NRC van 2 juni jl. onder de titel "Het fluisteren der senatoren". Daarop is een groot aantal reacties verschenen.

Deze publicaties, de inhoud daarvan en vooral de politieke opvattingen die daarin zijn geventileerd – sommigen zullen zeggen dat die niet geheel juist waren, maar ik ga er toch van uit dat de meeste wel juist waren – zijn voor mij aanleiding om deze Kamer voor te houden dat het nodig is om op korte termijn in deze Kamer een debat te houden over de positie, het functioneren en het bestaansrecht van deze Kamer. Ik stel voor, dit volgende week te doen.

Uit de reactie van anderen in deze Kamer heb ik begrepen dat men het prematuur vindt en meent dat daarover op een ander moment, wellicht in een andere setting, gesproken kan worden. Ik meen evenwel dat dit niet het geval is. Wellicht heersen in deze Kamer bepaalde opvattingen die een debat niet nodig maken, maar uit de reacties en de opvattingen die reeds lang in de samenleving bestaan over een aantal aspecten van deze Kamer – wij zijn toch een onderdeel van de samenleving – blijkt dat buiten de Kamer behoefte bestaat aan verduidelijking. Het lijkt mij voor de samenleving onbegrijpelijk als de Kamer na hetgeen is gebeurd, overgaat tot de orde van de dag alsof er niets aan de hand is. Dan maak je je bijna tot de risee van politiek Nederland. Ik ben van mening dat wij ons dat niet kunnen laten aanleunen en dat wij onder elkaar zo snel mogelijk een debat in de Kamer moeten houden over de positie van deze Kamer. Daarbij zal ik graag een aantal voorstellen doen over de manier waarop dit volgens ons onderzocht moet worden en aangeven hoe wij daartegenover staan.

Mevrouw Van den Broek-Laman Trip (VVD):

Voorzitter. Is dit nog een ordevoorstel? Ik vind dat de heer Ruers op de inhoud ingaat.

De heer Ruers (SP):

Ik wil best nu al over de inhoud debatteren, maar dat is niet de bedoeling. Dit is een ordedebat.

De voorzitter:

Stelt u voor, daarover nu te spreken?

De heer Ruers (SP):

Ik stel in dit ordedebat voor daarover te spreken, zodat de Kamer de gelegenheid kan worden geboden om volgende week over de inhoud te spreken.

Ik hoor hierover graag de opvattingen van de andere fracties.

De heer Braks (CDA):

Voorzitter. De publicaties waaraan de heer Ruers refereert, zijn de CDA-fractie niet onbekend. De beeldvorming die daaruit voortvloeit is voor ons huis niet positief. Wij waren er al eerder van overtuigd dat de werkwijze van deze Kamer heroverweging behoeft. Dat is eigenlijk permanent het geval. De tijden veranderen immers ook en er is alleszins reden om van tijd tot tijd het eigen functioneren in het daglicht te houden en eventueel tot wijziging over te gaan.

Mevrouw Van den Broek-Laman Trip (VVD):

Is dit nu een reactie op het ordevoorstel of gaan wij toch inhoudelijk discussiëren?

De voorzitter:

Ik wil de heer Braks even laten uitspreken.

De heer Braks (CDA):

Dank u, voorzitter.

Wij zijn echter niet van mening dat het verschijnen van publicaties zoals de onderhavige aanleiding moet zijn om versneld tot een zodanige bespreking te komen, temeer omdat wij reeds vorig jaar met elkaar uitvoerig van gedachten hebben gewisseld over de aanpak van de begrotingsbehandelingen. Binnenkort zal hiervan een evaluatie plaatsvinden. Bovendien is de schriftelijke voorbereiding in de commissie voor Binnenlandse Zaken van de "reflectienotitie" van de minister van Binnenlandse Zaken in volle gang. Ik meen dat er bij de verdere afhandeling daarvan in dit huis alle gelegenheid is om ook met elkaar over het functioneren van de Kamer van gedachten te wisselen. Mijn fractie wijst het voorstel van de heer Ruers dus af.

De heer De Boer (GroenLinks):

Voorzitter. Het ritueel hoe het met ons gaat, komt ongeveer elke twee, drie jaar langs. Dat levert veel stof op in de media en dan ebt het weer weg. Dat betekent niet dat er niets aan de hand is, maar het is niet nieuw.

Een nota met daarin een voorstel van de regering zullen wij zeer binnenkort behandelen. Ik wil graag dat dit zo spoedig mogelijk gebeurt. Daarin gaat het over de positie en de rol, en waarom ook niet over het functioneren van de Kamer. Het lijkt mij veel beter dat wij daarover een integraal debat houden dan dat wij daarover opeens, door het opwaaiende stof, met elkaar in de clinch gaan.

Als ik het goed begrijp, stelt de heer Ruers een openbaar debat voor. Het klonk alsof het een interne discussie zou moeten worden, maar dat zal hij niet bedoelen. Ik wil daarom net als collega Braks voorstellen, dit te koppelen aan de nota van de regering en dan over alles te spreken.

Mevrouw Van den Broek-Laman Trip (VVD):

Mijnheer de voorzitter. Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van de heer Braks. Ik sluit mij gedeeltelijk aan bij de opmerkingen van de heer De Boer.

Mevrouw Lycklama à Nijeholt (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. Ik kan nog korter zijn. Ik sluit mij hierbij aan. Ik vind het niet nodig nu hierover een debat te voeren.

De heer Schuyer (D66):

Voorzitter. Ik fluister zelden, dus ik hoop dat ik goed te verstaan ben. Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van de heer De Boer en anderen dat het onzinnig is aan de hand van een zorgvuldig geselecteerd krantenartikel te praten over de discussie in deze Kamer. Daar zijn andere mogelijkheden voor. Een mogelijkheid die genoemd is, is de notitie van de regering over de positie van deze Eerste Kamer met terugzendrecht en dergelijke.

Wij hebben in onze fractie bij herhaling gepleit, ook schriftelijk, voor een discussie over de interne organisatie van deze Kamer, met name van de beleidsdebatten. Het lijkt mij zinvol aan het Presidium te vragen nog eens met een notitie te komen die herijkt of die beleidsdebatten in deze vorm in deze Kamer zouden moeten plaatsvinden.

De heer Schuurman (ChristenUnie):

Mijnheer de voorzitter. Wij vinden het voorstel van de heer Ruers sympathiek, omdat daarin een gemeenschappelijke problematiek van deze Kamer aan de orde wordt gesteld. Om die problematiek naar aanleiding van een interview aan de orde te stellen, zal ongetwijfeld bezwaren oproepen. Zoals bij elk interview kun je daar nogal wat vragen bij stellen. De kans bestaat dat die vragen het debat overschaduwen.

Een ander voorstel is het debat te voeren aan de hand van de notitie over de Eerste Kamer. Ik wijs erop dat het daarin gaat om andere zaken dan de heer Ruers aansnijdt. Wij zouden daaraan natuurlijk wel een apart debat kunnen wijden, maar dan later. Een andere mogelijkheid is, zoals in het verleden ook wel is gebeurd, aan het probleem bij de algemene beschouwingen wat meer aandacht te besteden. Ik meen dat de heer De Boer ook aan die mogelijkheid dacht.

De heer Holdijk (SGP):

Voorzitter. Niemand kan achterblijven, dus ook ik niet, sprekend namens de SGP-fractie. Ik meen dat de heer Ruers recht heeft op een reactie van alle fracties in dit huis. Ik kan mij volledig vinden in het standpunt verwoord door de heer Braks, maar ook door anderen. Het ligt voor de hand dat de notitie van de regering vooral een discussie tussen regering en Kamer zal zijn. Dat behoeft de onderlinge discussie niet totaal in de weg te staan. Als het interview waarop de heer Ruers duidt daartoe aanleiding geeft, behoeft dit zelfonderzoek niet op te houden.

De heer Ruers (SP):

Mijnheer de voorzitter. Een ding wil ik meteen recht zetten. Om niet toe te geven aan mijn voorstel verwijzen sommige fracties naar de notitie van de regering, de zogenaamde reflectienotitie. De heer Schuurman merkt terecht op dat het in deze notitie om andere zaken gaat. Men kan de notitie daarop nalezen. Uit de recente stukken die zijn binnengekomen, blijkt dat het daarin om andere zaken gaat dan wat vandaag aan de orde is.

Het heeft mij verbaasd dat mijn geachte mede-Kamerleden naar aanleiding van de krantenpublicatie zeggen dat zij daarop niet mogen reageren. Waarom niet? Laten zij dan aangeven wat daaraan verkeerd is! Iedereen die het interview leest – heel Nederland spreekt erover, behalve wij – moet toegeven dat er heel veel mankeert aan het bestaansrecht van deze Kamer. Wij zijn dan toch de eersten die direct daarover moeten praten. Dat verzoek had niet van mij moeten komen, maar van ons allen. Als wij er zo voor staan, zoals in het artikel wordt beschreven en in de commentaren dan is het onze plicht tegenover de Nederlandse samenleving, zo snel mogelijk orde op zaken te stellen. Wij mogen daarvoor niet weglopen. Als wij dit op de lange baan schuiven, ontlopen wij onze verantwoordelijkheid. Dat doen wij al veel te vaak.

De heer De Boer (GroenLinks):

Ik vind dit echt gezeur. Alsof er iets nieuws is geroepen!

De heer Ruers (SP):

Dat u dat niet snapt, begrijp ik weer niet.

De heer De Boer (GroenLinks):

Maar wat is er nou nieuw aan?

De heer Ruers (SP):

Moet ik het voorlezen? Het is toch schokkend wat er staat?

De heer De Boer (GroenLinks):

Er zijn verschillende leden in deze Kamer die dat al tien jaar of langer roepen. Wat is er nu opeens zo nieuw aan dat wij hierover een debat moeten gaan voeren? Ik ben altijd al voor opheffing van deze Kamer geweest. Waar zeurt u nu over?

De heer Ruers (SP):

Als er iemand voor opheffing van deze Kamer is, waren wij het wel. U bent pas tot dat inzicht gekomen, waarvoor mijn lof. Chapeau! Als wat in het interview staat niet nieuw is, waarom dan die ophef in de samenleving?

De heer De Boer (GroenLinks):

Dat begrijp ik eerlijk gezegd ook niet.

De heer Ruers (SP):

De samenleving slaapt niet, maar wij wel!

De heer De Boer (GroenLinks):

Die ophef in de samenleving valt overigens wel mee. Buiten de media om heb ik er nog geen fluit over gehoord. Het zal de mensen worst wezen wat wij hier doen. Dat is wellicht het probleem!

De heer Ruers (SP):

Dat is uw probleem, neem ik aan.

De voorzitter:

Ik verzoek de heer Ruers tot een conclusie te komen.

De heer Ruers (SP):

Ik handhaaf mijn voorstel. Wij dienen ons te beraden over onze positie. De Kamerleden moeten de gelegenheid krijgen hun politieke opvattingen naar voren te brengen over het functioneren en de positie van de Eerste Kamer.

De voorzitter:

De heer Ruers doet het voorstel om volgende week te debatteren over het bestaansrecht en de werkwijze van de Eerste Kamer. Ik vraag de leden die voor dit voorstel stemmen te gaan staan.

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de SP voor dit voorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Naar boven