Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2001 (27400 IV).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Lemstra (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Namens de CDA-fractie wil ik graag met de staatssecretaris een drietal punten bespreken: de staatkundige ontwikkelingen naar aanleiding van het referendum op Sint Maarten, het jeugd- en jongerenbeleid op de Nederlandse Antillen en de financieel-economische situatie op de Nederlandse Antillen.

Ten eerste kom ik dus op de staatkundige ontwikkelingen na het referendum op Sint Maarten. Op 30 oktober 1998 sprak de eilandsraad van Sint Maarten in een motie uit, dat er een referendum zou worden gehouden over de staatkundige toekomst van Sint Maarten. Dat referendum is ook gehouden, namelijk op 23 juni 2000. In een motie van 14 juni sprak de eilandsraad zich unaniem uit voor de optie waarin Sint Maarten een Land binnen het Koninkrijk der Nederlan den zou worden. Ook de bevolking koos op 23 juni daaropvolgend in grote meerderheid voor deze optie.

Volgend op dit referendum zijn door het bestuurscollege een stuurgroep en diverse werkgroepen voor onder andere financiën, constitutionele zaken en overheidsstructuur ingesteld, waarin samen met vertegenwoordigers van de oppositie en maatschappelijke organisaties op het eiland de uitslag van het referendum wordt uitgewerkt. In zijn brief van 5 januari jongstleden aan de voorzitter van de Tweede Kamer schrijft de staatssecretaris, dat Sint Maarten nog niet heeft aangegeven wanneer het voornemens is concrete voorstellen te doen.

In de laatste parlementaire contactplanbijeenkomst in januari van dit jaar is ons gebleken dat Sint Maarten ernaar streeft om uiterlijk op de geplande datum van de statenverkiezingen in 2002, dus over een jaar, de status van Land binnen het Koninkrijk te hebben verworven. Ook de aanwezige parlementariërs van de Nederlandse Antillen respecteerden het recht op zelfbeschikking van Sint Maarten. Wel wil men graag inzicht in de mogelijke consequenties, niet alleen voor elk eiland afzonderlijk maar ook voor het Koninkrijk, en daarover vervolgens met de andere betrokkenen in discussie treden. Tevens bleek tijdens deze besprekingen dat ook op Bonaire een referendum over de staatkundige toekomst van het eiland zal worden gehouden.

Mijnheer de voorzitter! Onze fractie vraagt zich af of de Nederlandse regering in casu de staatssecretaris van BZK de discussies en studies op Sint Maarten op zijn beloop moet laten en moet wachten op concrete voorstellen van die kant. Nederland zal naar wij aannemen de uitspraak van de bevolking van Sint Maarten serieus nemen. Dat betekent dat de regering zich zal hebben te oriënteren op een aantal vragen, wil men niet overvallen worden door de loop der gebeurtenissen. Regeren is immers vooruitzien en daar merken wij op dit dossier weinig van!

Wij willen daarom een aantal vragen stellen aan de staatssecretaris.

1. Dient bij een vertrek van Sint Maarten uit ons staatsverband niet bedacht te worden dat het ondenkbaar is dat genoemd staatsverband overigens ongewijzigd kan worden voortgezet?

2. Is het tijdschema van Sint Maarten voor de "uittreding" niet erg ambitieus wanneer men bedenkt dat de staatkundige verhoudingen tussen de diverse eilandgebieden onderling en van de diverse eilandgebieden met Nederland, naar verwachting gecompliceerder zullen worden?

3. Is de staatssecretaris met ons van oordeel dat naarmate een land kleiner is, meer landstaken mogelijk niet optimaal kunnen worden uitgevoerd?

4. Zijn er mogelijk nadelige consequenties voor de thans lopende sanering op financieel gebied?

5. Heeft het denken over statuutvernieuwing niet te lang stilgestaan, mede in verband met de prioriteit die op Curaçao aan de financieel-economische problematiek moest worden gegeven?

6. Is de slechte economische situatie op de Nederlandse Antillen voor veel mensen op Sint Maarten misschien de reden geweest om tijdens het referendum voor de optie status aparte te kiezen?

7. Is het stilzitten van de Antilliaanse regering en in het verlengde daarvan ook van de Nederlandse regering op staatkundig gebied niet uiterst gemakzuchtig en zeer onverstandig? Men krijgt dan immers straks een oplossing gepresenteerd waarin men zich waarschijnlijk niet kan vinden of herkennen, terwijl deze moeilijk terug te draaien zal zijn.

8. Kortom, wat zijn de gedachten van de Nederlandse regering over de staatkundige structuur in koninkrijksverband voor de komende periode?

Voorzitter! Het tweede onderwerp betreft het jeugd- en jongerenbeleid. De regering heeft in het afgelopen jaar met de zeven Antillengemeenten in ons land gesproken over een plan van aanpak. Dit heeft in november 2000 geresulteerd in overeenstemming over een programma voor de komende vier jaar, waaraan het kabinet 24 mln. gulden zal bijdragen. De gemeenten hebben hierbij als voorwaarde gesteld dat de instroom van Antilliaanse jongeren onder controle zal worden gebracht. Hoever staat het in dit verband met de inburgeringsregeling en de inburgeringscursus op de Antillen? Hoever is het met de ministeriële regelingen inzake de educatieplicht, waaronder de inburgering? En worden er reeds inburgeringscursussen gegeven op andere eilanden dan Curaçao? Deze inburgeringscursussen verhogen immers de slaagkans in Nederland voor de Antilliaanse jongeren. Gaat de regering in Nederland er nog steeds van uit dat de afspraak tussen de regeringen van de Nederlandse Antillen en Nederland om de inburgering per april 2001 verplicht te stellen, wordt nagekomen?

Ziet de staatssecretaris nog steeds interessante mogelijkheden om de Nederlandse Antillengemeenten te betrekken bij de aanpak op de Antillen zelf? Zo ja, in hoeverre wordt hieraan reeds inhoud gegeven?

Hoe is het in dit verband gesteld met de vrije toelating voor Nederlanders tot de Nederlandse Antillen, met recht op werken (afschaffing van de verblijfs- en werkvergunningen voor Europese Nederlanders)? De inzet van onze regering om deze onevenwichtigheid tussen de Nederlandse Antillen en Nederland te herstellen, heeft wel geresulteerd in een besluit van de Staten tot wijziging van de landsverordening over toelating en uitzetting, maar de uitvoering is, voorzover wij kunnen overzien, aangehouden. Curaçao is voorstander van dit vrije verkeer van Nederlandse werknemers, maar de andere eilanden laten nog op zich wachten. Waarom?

Voorzitter! Ons laatste punt betreft de financieel-economische situatie in de Nederlandse Antillen. Het jaar 2001 zal economisch nog een moeilijk jaar blijven. Dit hangt samen met de sanering van de overheidsfinanciën. De fractie van het CDA heeft groot respect en waardering voor de regering-Pourier vanwege haar standvastigheid inzake de economische herstelmaatregelen en het daarover bereikte akkoord met het IMF, want het was niet eenvoudig. Wij hebben hier te maken met een majeur politiek feit, waarmee de basis voor economisch herstel en voor perspectieven voor de bevolking is gelegd. Vanwege de grote offers die van de bevolking worden gevraagd, is Nederlandse steun vooralsnog geboden en onontbeerlijk. Deze steun blijft in de eerstkomende jaren noodzakelijk, aangezien naar verwachting van het IMF de economie vanaf de tweede helft van 2001 pas zal aantrekken en positieve economische groei pas vanaf 2002 mogelijk is.

De staatssecretaris heeft additionele Nederlandse steun afhankelijk gesteld van het in het eerste kwartaal van 2001 af te sluiten meerjarenakkoord tussen de Nederlandse Antillen en het IMF. In het beleidsprogramma dat met het IMF is overeengekomen, is voor de periode 5 september 2000 tot 31 maart 2001 een groot aantal structurele (sanerings)maatregelen opgenomen. Zijn deze maatregelen uitgevoerd en is daarmee het tekort teruggebracht? Duidelijk is dat de diverse maatregelen diep insnijden in de Antilliaanse samenleving. Duidelijk is tegelijkertijd dat het bittere noodzaak zal zijn om met de saneringsmaatregelen door te gaan.

De ingezette "pas de deux" kan, mits de Antilliaanse regering het initiatief in handen houdt, succes oogsten. De regering van de Antillen gaat ervan uit dat aanvullende of extra eisen of voorwaarden van het IMF, zo die worden gesteld, niet meer te dragen zijn door de Antilliaanse bevolking. Een politiek en maatschappelijk draagvlak zou daarvoor bovendien ontbreken. Welke steun zegt de Nederlandse regering toe bij de verdere uitvoering van het saneringsprogram?

Wij hebben van de staatssecretaris begrepen dat hij vele instanties te hulp heeft geroepen om de Antilliaanse regering van advies en bijstand te dienen bij de aanpak van hun financieel-economische problemen. De Wereldbank, de OESO, de FIAS en zelfs de Europese investeringsbank. Hij heeft zich waarschijnlijk gebaseerd op het boek Spreuken: "Luister naar raad en neem vermaning aan, omdat gij tenslotte wijs wordt"; of misschien wel: "Hoeveel beter is het, wijsheid te verkrijgen dan goud"; of nog sterker: "Als beleid ontbreekt, komt het volk ten val; maar er is redding, als er vele raadgevers zijn".

Wij vragen ons daarbij af of het ontvangen van een veelheid van dit soort missies de aandacht van de Antilliaanse regering niet te veel zal afhouden van de daadwerkelijk aanpak van hun "day to day"-problemen.

Wij vragen ons hierbij ten slotte nog af waarom het Nederlandse bedrijfsleven achterblijft bij het doen van investeringen in de Nederlandse Antillen. Immers, het programma economische samenwerkingsprojecten staat bijvoorbeeld al open voor Nederlandse bedrijven die zaken willen doen op de Antillen en Aruba. Daarnaast is er een speciale exportkredietverzekering voor Nederlandse bedrijven die exporteren naar de Antillen en Aruba. Naar wij begrijpen heeft VNO/NCW voorlopig niet het voornemen om een exportreis naar de Antillen te entameren. China en andere verre werelddelen scoren blijkbaar hoger. Wij kunnen ons daar ook wel iets bij voorstellen. Kan de staatssecretaris ons meedelen of de regering voornemens is, het Nederlandse bedrijfsleven hiervoor alsnog te interesseren?

Gaarne wachten wij de antwoorden van de regering met grote belangstelling af.

Mevrouw Roscam Abbing-Bos (VVD):

Mijnheer de voorzitter! Het gaat goed met Aruba, althans dat draagt minister-president Henny Eman overal uit en dat is ook de teneur van de informatie die de Nederlandse deelnemers aan de contactplanbijeenkomst van 7 tot en met 12 januari van dit jaar op Aruba te horen kregen. Tijdens dat verblijf lijkt een oppervlakkige indruk dat beeld te bevestigen: de terrasjes zitten vol in Oranjestad, de dienstverlening is goed, de cruiseschepen liggen elke dag afgemeerd in de haven, de winkels zijn goed voorzien en de bevolking lijkt vrolijk. Toch schuilt er een addertje onder het gras, want het begrotingstekort loopt op.

De Centrale Bank van Aruba rapporteert dat in het eerste en tweede kwartaal van het jaar 2000 het begrotingstekort reeds 51 mln. Antilliaanse guldens bedraagt en dat het totale begrotingstekort bij ongewijzigd beleid boven de 100 mln. Antilliaanse guldens uit zal komen. Dat is 3% van het BNP.

De Nederlandse regering heeft te kennen gegeven dat zij zich zorgen maakt over deze gang van zaken en bereid is bij het bereiken van een begrotingsevenwicht – balanced budget – bij te dragen aan de schuldsanering, zodat middelen die vrijkomen geïnvesteerd kunnen worden in de toekomst van Aruba. Is de regering van Aruba wat het begrotingstekort betreft dezelfde mening toegedaan als de Nederlandse regering? Ik vraag dit aan de staatssecretaris omdat wij, de Nederlandse contactplanleden, daar weinig hoogte van kregen bij ons bezoek.

Staatssecretaris De Vries heeft in zijn brief van 5 januari aan de Tweede Kamer het volgende gemeld. Het beleidsoverleg dat hij in december 2000 op Aruba voerde en dat in het teken van het bestendigen van de vernieuwing van de samenwerkingsrelatie stond, geeft hem aanleiding zijn waardering uit te spreken over het conceptmeerjarenprogramma dat van Arubaanse zijde werd voorgesteld. Besloten werd het ambtelijk overleg over het meerjarenprogramma in het jaarplan 2001 voort te zetten en te streven naar afronding in februari 2001. Wij zijn benieuwd of dat is gelukt. In de Arubaanse kranten lazen wij dat de boedelscheiding met de Nederlandse Antillen is afgehandeld. Daarna heb ik er nog maar weinig over gehoord. Is dit bericht juist?

De staatssecretaris heeft geconstateerd dat er sprake is van plichtsverzuim bij begrotingsoverschrijdingen en dat een voorstel om deze situatie te verbeteren sinds maart 2000 ter behandeling bij de regering is blijven liggen, evenals een belangrijk voorstel tot regeling van nevenfuncties van politieke ambtsdragers. Heeft de Arubaanse regering hiervoor inmiddels oplossingen aangedragen?

De aantekeningen die ik tijdens het bezoek aan Aruba heb gemaakt nog eens doorlezend, zie ik dat het niet goed gaat met het innen van belastingen. Bij het oplossen van dit probleem, dacht ik, wordt door Nederland technische assistentie verleend. Betekent dit dat het nu beter gaat?

Bericht wordt dat de onveiligheid en criminaliteit op Aruba zorgwekkend stijgen. Wij denken dat dit te maken heeft met het volgende onderwerp dat ik aan zal snijden en dat zowel Aruba als de Antillen betreft: drugs.

Wij hebben in de contactplanbijeenkomsten met veel belangstelling kennisgenomen van de grote zorgen die zowel de Arubaanse als de Antilliaanse afgevaardigden uitspraken over de jongste ontwikkelingen op het terrein van de productie en consumptie van synthetische drugs. Er werd zeer klemmend voor gewaarschuwd dat de rol van Nederland als productie- en consumptieland van vooral XTC-pillen en het dientengevolge toenemende transport van deze drugs naar de Verenigde Staten, waarbij Aruba en de Antillen als doorvoerhavens worden gebruikt, deze gebieden voor zeer grote problemen plaatst. In Nederland worden deze zorgen onderkend. Minister Korthals van Justitie heeft een onderzoek toegezegd dat vooral aan het licht moet brengen of de grondstof voor de productie van XTC, de chemische verbinding PMK, in Nederland sinds 1993 is gelegaliseerd. Er werd verder op gewezen dat het vliegveld van Brussel, Zaventem, een aantrekkelijke optie blijft voor doorvoer van XTC via Suriname, vooral naar Aruba, maar ook naar de Nederlandse Antillen. Ook daar zal in Benelux-verband een onderzoek naar worden ingesteld. Is het de staatssecretaris bekend of deze onderzoeken inmiddels van de grond zijn gekomen? Ik vraag dit speciaal omdat daarop bij ons de nadruk is gelegd.

Reeds in mei 2000 is afgesproken dat de drie landen van het Koninkrijk gezamenlijk een onderzoek instellen naar diverse aspecten van het drugsbeleid. Namens mijn fractie dring ik er zeer nadrukkelijk op aan, dit onderzoek nu echt te starten. Ik teken hierbij aan dat alle drie partijen het voorzitterschap van de Nederlandse Antillen van deze onderzoekscommissie ondersteunen.

Een actueel bericht in het Algemeen Dagblad van 10 maart heeft als kop: "Betalen in drugs ontwricht Antillen". Het houdt in dat Zuid-Amerikaanse drugsorganisaties medewerkers op de Nederlandse Antillen steeds vaker met cocaïne betalen in plaats van met geld. Dit bericht is door de Amerikaanse drugsopsporingsorganisatie DEA gepubliceerd in haar jaarlijkse rapport over de nationale ontwikkeling van de drugsbestrijding. Volgens het rapport neemt als gevolg hiervan het aantal drugsgebruikers op de eilanden toe, komen de plaatselijke politiek en de opsporing onder zware druk van de drugsmaffia te staan en worden steeds meer Antillianen betrokken bij drugssmokkel, doordat vrienden, kennissen en familieleden worden ingeschakeld om het ruilproduct in Nederland te gelde te maken. Als dit bericht waar is, en daar ga ik van uit, gezien de DEA-rapportage, wordt steeds duidelijker dat de grote bezorgdheid op Aruba en de Antillen, die mij eerlijk gezegd als een noodkreet in de oren klonk, volstrekt gerechtvaardigd is en dat een gezamenlijk onderzoek hoge prioriteit moet hebben. Is de staatssecretaris dat met mij eens?

De LGO-problematiek raakt zowel de Antillen als Aruba. Omdat de financieel-economische situatie van de Antillen zoveel slechter is dan die van Aruba, heeft deze partner in het Koninkrijk grote moeite met de inzet van de Europese Commissie om de import van de landbouwproducten rijst, suiker en cacaomengsels drastisch te beperken door geen of zeer lage quota in te stellen en door de regels voor toereikende bewerking te wijzigen, zodat materiaal uit derde landen niet langer gebruikt kan worden voor mengsels waarbij melkpoeder wordt gebruikt.

De Nederlandse regering steunt de Antilliaanse en Arubaanse regeringen in hun verzet tegen het recente voorstel van de Europese Commissie voor een nieuw LGO-besluit. Staatssecretaris Benschop kiest voor een harde opstelling en vecht voor een gunstige LGO-regeling. Mijn fractie spreekt haar waardering uit voor deze houding. Hebben de inspanningen om een gezamenlijk koninkrijksstandpunt te formuleren dat wordt voorgelegd aan de Europese Raad en de Commissie, al succes gehad?

Een zwaarwegend onderwerp van discussie op Aruba en met de Antillen waren de forward operations locations, FOLS, de korte aanduiding van het verdrag dat stationering van Amerikaanse Orions op Curaçao en Aruba regelt. Tijdens ons verblijf op Aruba ontstond enige agitatie, omdat de fractievoorzitter van GroenLinks in de Tweede Kamer, tevens voorzitter van onze delegatie, Paul Rosenmöller, op persoonlijke titel een lezing hield voor de universiteit van Aruba, waarbij hij nogal voorbarig aangaf geen voorstander te zijn van dit verdrag.

De voors en tegens van het verdrag zijn uitvoerig door de drie delegaties besproken. Hierbij zijn de belangen van de Nederlandse Antillen, Aruba en het Koninkrijk in het geding, de relatie met het Colombia-plan en de Amerikaanse betrokkenheid daarbij, de veiligheidsrisico's vanwege eventuele bemoeienis met de drugsteelt en -handel in Colombia en de immuniteitsregeling. Ook kwam aan de orde dat het Arubaanse en het Antilliaanse parlement reeds akkoord gingen met een verdrag voor tien jaar, waarbij mede als motivatie gold dat de Amerikanen ongeveer honderd miljoen investeerden in de bases. Dat is een belangrijke, welkome injectie voor het bedrijfsleven en daarmee voor de bevolking. De geluiden uit de twee andere delegaties varieerden van heel positief tot bedenkelijk, maar deze laatste kwamen vooral van de oppositie. Duidelijk is dat er strikte veiligheidsgaranties aan het verdrag verbonden moeten worden. Wil de staatssecretaris ons informeren over de stand van zaken?

Vanaf dit ogenblik zal ik mij concentreren op de financieel-economische situatie op de Antillen en de daarmee samenhangende problematiek in koninkrijksverband. De staatssecretaris heeft in zijn brief van 1 december 2000 aan de Tweede Kamer helder uiteengezet hoe de saneringsmaatregelen verlopen en hoe de afspraken in het kader van het IMF-programma vanaf 31 december eruit zien. Ook bereikte ons zijn brief van 1 december over de positie van de Nederlandse Antillen bij de Europese Investeringsbank. Alles duidt tot dan toe op een relatief positieve gang van zaken.

Daarna lezen wij weer enkele negatieve berichten, waarvan ik er enkele noem. Op 15 februari jongstleden berichtte Amigoe dat de onderhandelingen met Nederland over een forse financiële input in de Antilliaanse economie ter bestrijding van de sociale achterstand zijn uitgesteld tot april/mei. Dat heeft onder andere te maken met de achterstand in de plannen van de regering-Pourier in het sociale stappenplan dat minder ver gevorderd schijnt te zijn dan het economische stappenplan.

Daaraan voorafgaand bericht het Algemeen Dagblad dat het IMF miljoenen guldens aan steun vasthoudt. Het IMF heeft de Nederlandse regering geadviseerd, 21 mln. gulden vast te houden. Ik neem aan dat dit een onderdeel is van de 80 mln. gulden extra liquiditeitssteun die Nederland in december heeft toegezegd voor de periode tot en met maart 2001.

Er zijn ook goede berichten. De drie Rekenkamers in het koninkrijk gaan samenwerken, de Wereldbank stelt een onderzoek in naar het investeringsklimaat op de Antillen en zal concrete aanbevelingen doen om het investeringsklimaat aldaar te verbeteren, het IMF onderzoekt het algemeen pensioenfonds van de Nederlandse Antillen (APNA) om tot goede afspraken over de problematische pensioenregelingen te komen. Kortom, het lijkt wel duidelijk dat betrokkenen er veel aan doen om tot oplossingen en verbeteringen te komen. Maar het is voor een Nederlandse parlementariër niet gemakkelijk, wijs te worden uit de veelheid en diversiteit van de berichtgeving, althans zo vergaat het mij.

Alsof de duivel ermee speelt, om een volkse, maar rake uitdrukking te gebruiken, bereiken mij op het ogen- blik dat ik mijn voorlaatste zinnetje op papier zet, wederom slechte berichten. Vertegenwoordigers van het IMF zijn zeer recent twee weken op de Antillen geweest om het verloop van het aanpassingsprogramma door te spreken. Het stemt somber dat deze vertegenwoordigers weer naar Amerika vertrokken zijn zonder tot een akkoord gekomen te zijn. Het begrotingstekort loopt op. Voor 1 maart is er een tekort voorzien van 225 mln. gulden dat, geprojecteerd in een realistisch, niet-rooskleurig scenario, voor juni 2001 zou kunnen oplopen tot 300 mln. gulden. Het IMF neemt geen genoegen met wat tot nu toe aan sanering van de overheidsschulden is bereikt en geeft de Antillen na vertrek nog een week de tijd om aan te geven hoe het tekort volgens afspraken ingelopen zal worden. Het ziet er somber uit, vooral ook, omdat de regering-Pourier het onderling niet eens is over wat er moet gebeuren.

Dit alles betekent dat de financieel-economische situatie op de Antillen op dit ogenblik zonder overdrijving dramatisch mag worden genoemd. De situatie is dramatisch omdat er in breder verband gezien indrukwekkende verrichtingen tot stand zijn gekomen. Zo is bijvoorbeeld 20% van het ambtenarenbestand ontslagen. Dat is voorwaar een respectabele krachttoer van met name minister-president Pourier. Het probleem is dat alleen acties gelukt zijn die de belangen van de gevestigde elite in het geheel niet raken. De economie is weer zo'n 2 à 2,5% gekrompen. Ook zorgwekkend is dat de prominenten uit het bedrijfsleven op de Antillen zelf niet hun best doen om het investeringsklimaat te verbeteren. Integendeel, buitenlandse investeerders zouden soms zelfs worden geweerd. Triest is ook dat van de vorig jaar december door de staatssecretaris eenmalig toegezegde 20 mln. gulden nu pas 4 mln. gulden is uitgegeven, omdat men het niet eens kan worden over de verdeling ervan. De bedoeling van de staatssecretaris was om dit geld te benutten voor de fysieke infrastructuur, maar de politieke moed om in dit streven keuzes te maken, ontbreekt. Het is ons bekend dat hij af wil van het geven van projecthulp en dat hem een programmatische samenwerking voor ogen staat, met als doel duurzame economie, goed bestuur, goed onderwijs en de opbouw van een democratische rechtsstaat. Helaas – dat woord zeg ik met zeer veel nadruk – dringt zich de conclusie aan mij op dat de tragiek van het Antillen-dossier nog niet doorbroken is.

Ik hecht eraan om op dit punt mede namens mijn fractie vast te stellen dat de staatssecretaris ondanks de triestheid van deze conclusie een compliment verdient voor alles wat hij gedaan heeft om discipline te brengen in de beheersstructuur van dit dossier. Hij heeft helder gemaakt wat er van Antilliaanse zijde ingebracht moest worden om tot de zo deerlijk noodzakelijke verbeteringen te komen. Graag willen wij een actuele visie van de staatssecretaris horen, opdat wij meer inzicht krijgen in de verwachtingen voor de nabije en verdere toekomst van de Nederlandse Antillen.

Ik ga over op de problematiek van de Antilliaanse jongeren. Uit de beantwoording door de staatssecretaris aan de Tweede Kamer bij de begrotingsbehandeling maak ik op dat hij hoopvol is over een extra pakket samenhangende maatregelen ten behoeve van de aanpak van de problemen van Antilliaanse jongeren. Hij heeft goede hoop dat er op korte termijn een akkoord kan worden bereikt. Deze tekst is vastgesteld op 5 januari 2001 en mijn vraag is: hoe ziet de situatie er sindsdien uit? Is de educatieverplichting, zoals men het liever schijnt te noemen dan inbur- geringsverplichting, nu geaccepteerd door de Antilliaanse politiek?

Ik ga nu nog even in op de kleinere eilanden van de Nederlandse Antillen. Over Bonaire merk ik op dat wij het betreuren dat het jaar 2000 in economisch opzicht geen goed jaar bleek te zijn voor het toerisme, de belangrijkste inkomstenbron van het eiland. Debet daaraan zijn blijkbaar de negatieve berichtgeving over de schade die Bonaire heeft geleden door de orkaan Lenny en het feit dat de ALM in september besloot om het aantal vluchten tussen Curaçao en Bonaire te verminderen. Volgens de Tourism Corporation Bonaire nam het cruise-toerisme op Bonaire toe. Dat geeft enig houvast aan deze belangrijke inkomstenbron, maar de financieel-economische situatie van Bonaire is moeilijk.

Wat de Bovenwindse eilanden Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius betreft, geeft de brief van de staatssecretaris met het verslag van zijn bezoek aan deze eilanden in september vorig jaar voldoening. Hij constateert daarin een positieve ontwikkeling van herstelwerkzaamheden en wederopbouwprojecten. Elders hebben wij gelezen dat het wel een pijnpunt is dat Saba, Sint Eustatius en Bonaire alleen als zij hun boekhouding op orde brengen, kunnen rekenen op extra steun uit het solidariteitsfonds dat in 1986 is ingesteld bij het uitroepen van de status aparte van Aruba. Nederland, Aruba en de Antillen storten geld in dat fonds, bedoeld om de kleine Antilliaanse eilanden te steunen. De commissie-Havermans, die adviseert over de toekomst van het fonds, vindt dat het jaarlijkse bedrag dat in het fonds wordt gestort, omhoog moet van 31,8 mln. gulden naar 48 mln. gulden, omdat het bedrag nooit is aangepast aan de inflatie. Het extra geld kan worden aangewend om het bestuur te verbeteren en schulden af te lossen. De schuld die uitstaat, bedraagt 190 mln. gulden, voorwaar een fors bedrag. De staatssecretaris daarentegen vindt dat het niet zo kan zijn dat het fonds steeds weer met extra geld wordt gevuld als de kleine eilanden aldoor hun begrotingen blijven overschrijden. Een en ander doet ons de vraag stellen welk besluit nu genomen is.

De perikelen van de kleine eilanden brengen mij ertoe om aandacht te schenken aan een interessant artikel in de Amigoe van 17 februari jongstleden. Het is van de hand van de ons allen welbekende oud-minister-president van de Antillen, de heer Don Martina en is getiteld "Naar een nieuwe associatie van de zes eilanden". Het artikel schijnt een verkorte versie te zijn van zijn toespraak op 9 februari voor het Antilliaans netwerk in Den Haag. Hij verdiept zich daarin in de historie van de dertig jaar bestaande structuur van de Nederlandse Antillen en komt tot de conclusie dat de Nederlandse Antillen een kunst- matig geheel vormen, verbonden door een huwelijk uit berekening. Het laatste referendum op de eilanden wijst volgens hem overduidelijk in de richting van een aanstaande, totale desintegratie.

De laatste pogingen om de Nederlandse Antillen te redden als staatkundige eenheid middels decentralisatie van overheidstaken zal de onbestuurbaarheid alleen maar vergroten, zo is zijn mening. Er moet eindelijk rust komen op staatkundig gebied. Hij beveelt aan dat alle eilanden, voorzover zij dat aankunnen, volledig autonoom dienen te zijn in hun bestuurlijke bevoegdheden. Dat betekent volgens hem niet dat de zes eilanden niet in een hechte en duurzame band verder zouden kunnen leven. Hij duidt op een samenwerkingsregeling, geschoeid op de huidige samenwerkingsregeling tussen Aruba en de Nederlandse Antillen. Die laat de twee gebieden volkomen vrij in hun interne bestuur. Slechts zaken als de rechtspraak en het vrije verkeer van personen, goederen, kapitaal en diensten en hetgeen de eilanden zelf gemeenschappelijk wensen te behartigen, worden gezamenlijk aangepakt.

Het is een interessante visie, waarvan ik mij kan voorstellen dat Curaçao er baat bij zou hebben, al was het alleen maar omdat het eiland het gevoel heeft als zondebok te fungeren voor alles wat er mis gaat op de andere eilanden. Maar zouden de gelanceerde ideeën in geval van uitvoering ook vruchten afwerpen voor de andere kleine eilanden? Is het überhaupt een realistische voorstelling van zaken? Ik vraag de staatssecretaris of hij daarover zijn mening wil geven.

Voorzitter: Boorsma

Mevrouw Tan (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! Het laatste nieuws over de migratie vanuit Curaçao naar Nederland is dat de toename van vertrekkenden zich doorzet en nu ook steeds meer groepen uit het middenkader omvat. Hoewel de nulmeting van de zeven Nederlandse Antillengemeenten nog niet compleet is en er nog geen hard cijfermateriaal beschikbaar is, is deze trend op hoofdlijnen al wel te destilleren. De toename wordt in Antilliaanse kringen toegeschreven aan: het bezuinigingsklimaat samenhangend met het urgentieprogramma, het gebrek aan vertrouwen in een toekomstperspectief en de noodzaak om op tijd weg te zijn uit angst voor een visumplicht. Deelt de staatssecretaris de inschatting dat zo'n visumplicht, los van de politieke inopportuniteit, verdragsrechtelijk onhaalbaar is?

Hoe staat het dan met het IMF- traject en het herstelplan? Op dat vlak hoorde ik indrukwekkende rekenpartijen van mevrouw Roscam Abbing. Mijn informatie is wat simpeler. Het goede nieuws is dat het IMF Nederland geadviseerd heeft, de Antillen te steunen met 75 mln. gulden extra voor het afdekken van het begrotingstekort en dat het IMF-traject nu echt goed op stoom begint te komen. Eindelijk, beter laat dan nooit. Heeft het inschakelen van IMF en Wereldbank tussen de Antillen en Nederland echter niet geleid toch meer bureaucratie en grotere vertraging? Ik zie de staatssecretaris "nee" schudden. Ik hoor graag een antwoord op deze vraag.

Het slechte nieuws is dat de inkomsten voor de Antillen veel lager uitkomen dan was ingeschat, omdat de economie harder achteruit is gegaan en de koopkracht sterker is afgenomen. Minder koopkracht heeft te maken met minder werkenden en een migratie van op dit moment, volgens onze informatie, circa 8000 personen per jaar. Na een jarenlang stabiel aantal inwoners van circa 150.000 op Curaçao is dat de afgelopen zes jaren afgenomen tot tussen de 123.000 en 124.000 mensen.

De neerwaartse spiraal van ontslagen ter verlaging van de overheidskosten, met als gevolg afnemende inkomsten door minder belastinginkomsten en minder koopkracht, kan alleen met externe financiële injecties worden doorbroken. Zonder investeringen in de infrastructuur, onder andere ten behoeve van het toerisme, en de armoedebestrijding blijft het toekomstperspectief somber en zal de migratie doorgaan. Voor de middenklassengroepen als onderwijzende en verplegende professionals komt daar nog bij, dat zij in Nederland veel beter betaalde banen kunnen krijgen. En zo vindt een verdere afroming van de Antilliaanse samenleving plaats. "Het cement van onze samenleving brokkelt af", aldus geluiden uit Antilliaanse kringen. De mensen die zorgen voor de sociale cohesie in buurten en wijken in de vorm van het organiseren van activiteiten verlaten het eiland. De kreet "koninkrijksramp" klinkt op. Kan de staatssecretaris dit beeld herkennen? Deelt hij de conclusie dat een herstelfonds met externe middelen nodig is voor diepte-investeringen en is hij bereid zich daar sterk voor te maken?

In de Nederlandse samenleving, met inbegrip van politieke kringen, is een hoge mate van Antillen-moeheid te bespeuren. Het lijkt wel een redeloos, radeloos, reddeloos gebeuren. Op te veel plekken heerst een sfeer van moedeloze machteloosheid, al dan niet ontaardend in een meedogenloze onverschilligheid! Kunnen we ze niet afstoten en onafhankelijk maken, dan zijn we er maar van af? De vraag is hoe zich dat verhoudt tot het gevoelen bij de andere partners in het Koninkrijk. Al eerder is erop gewezen dat Sint Maarten in het referendum van 24 juni 2000 de voorkeur heeft uitgesproken voor de status aparte. Gezaghebbende autoriteiten, zoals voormalig gouverneur de heer drs. R.A. Römer, wijzen erop dat de verstandhouding tussen de Boven- en Benedenwindse eilanden, en met name tussen Sint Maarten en Curaçao al sinds het midden van de 19de eeuw vertroebeld is. Dat is niet zo verwonderlijk gelet op de feitelijk en bestuurlijk afzonderlijke ontwikkeling van de eilandengroepen tot 1845. Onlangs was uit de krant te vernemen dat Sint Maarten zich tot de minister van BZK heeft gewend met het verzoek om overleg over deze kwestie. Onze vraag aan de staatssecretaris is met welke inzet de Nederlandse regering het overleg ingaat over de door hem als "teken van onvrede" bestempelde referendumuitslag. Het gaat toch hopelijk om meer dan de vraag "wie met wie?" Is het niet de hoogste tijd voor een fundamentele herbezinning op verbetering van de samenwerkingsconstructies op koninkrijksniveau tussen alle deelnemende partners? Een klein simpel voorbeeld is dat de sluitende aanpak van de zeven Antillengemeenten gebaat zou zijn met verbetering van informatie stromen tussen instanties als politiekorpsen ten behoeve van de dossiervorming over de "jongeren in de mist". Is het gezien de feitelijke ontwikkelingen dan niet raadzaam om ons niet blind te staren op een éénduidige koers naar vergroten van de afstand, maar de relaties op de merites te beoordelen en toe te spitsen op de specifieke situaties, posities en noden? Graag hierover het standpunt van de staatssecretaris.

Maar, besluitvorming over koninkrijksrelaties, al dan niet in statuutvorm, kost tijd en de acute nood van economisch herstel en migratie vergt daarnaast dus ook andere acties met een kortere doorlooptijd.

Bij de behandeling van de BZK-begroting in deze Kamer is de inburgering op de Antillen aan de orde geweest en heeft onze fractie vragen gesteld, onder andere over de kwaliteit en effectiviteit van de Nederlandse inburgeringprogramma's. Met de staatssecretaris is toen afgesproken er bij deze begrotingsbehandeling Koninkrijksrelaties op terug te komen. Allereerst de vraag naar de meest actuele stand van zaken van de voorstellen voor inburgeringcursussen op de Antillen. Is daar nu een oplossing voor?

Dan de kwestie van de nasleep. De negatieve uitspraken van minister Van Boxtel over de lokale Antilliaanse politici hebben geleid tot een statenbrede motie, waarin die houding werd verworpen en afgekeurd. Wat is daarop de reactie van de Nederlandse regering? Overigens leek het onze fractie dat het verlenen van een status aparte door minister Van Boxtel aan premier Pourier voor de betrokkene geen onverdeeld genoegen was.

In het GSB-debat in deze Kamer is uitgebreid het gebrek aan voortgang in de sociale pijler aan de orde geweest. Een overmaat aan bureaucratie, een groot tekort aan innovatie en aan effectieve aanpak van multiculturaliteit. Hoe staat het met de sociale pijler op de Antillen? Of het nu gaat om programma's voor de jeugd, voor NGO's, voor armoedebestrijding met het sociale vangnet, de feiten vertonen grote overeenkomsten. De departementen stellen door de jaren heen steeds nieuwe eisen en criteria. De doorlooptijd van beschikkingen in Nederland vergt sowieso al twee à drie maanden. Programmakostenvergoedingen blijven uit, waardoor voorbereidingen in verband met de financiële risico's worden gestaakt en er een vertraging ontstaat van bijna acht maanden bij het urgentieprogramma voor de jeugd. Toegezegde budgetten komen door deze oorzaken niet tot daadwerkelijke financiering van activiteiten. Waar hebben wij dit meer gehoord?

Een veel gehoorde reactie op dergelijke vragen is: er moet toch deugdelijke controle zijn op de besteding van overheidsmiddelen om te voorkomen dat daar alleen maar ongelukken mee gebeuren, zoals de ervaring heeft uitgewezen?

Mijnheer de voorzitter! Dit argument dreigt te verworden tot een flauwe dooddoener, zo niet erger, want fatsoenlijke controle willen we allemaal. Daar is geen discussie over. Maar de brij aan bureaucratie en detailregelingen zijn daarvoor juist regelrechte belemmeringen van formaat, omdat de inzichtelijkheid er volstrekt door verloren gaat. De recente incidenten in Enschede en Volendam hebben dit Nederlandse euvel op tragische wijze in de schijnwerpers gezet. Is de overeenkomst met de problematiek op de Antillen niet de wurggreep van de bureaucratie en de overregulering? In plaats van Curaçao te beschouwen als een last waar wij zo snel mogelijk vanaf moeten, zou het gebrek aan voortgang daar misschien juist als vergrootspiegel kunnen dienen voor het falen van de Nederlandse overheid.

Ik geef twee voorbeelden volgens de sociaal-democratische traditie. Ten eerste wil ik iets zeggen over de discussie over de kwaliteit van het onderwijs in Nederland. Die discussie heeft, naast verregaande kritiek op de effectiviteit van basisvorming en achterstandsmaatregelen, eindelijk aan het licht gebracht hoezeer vele scholen te kampen hebben met basale problemen in de infrastructuur. De situatie op de Antillen is op dit punt navenant schrijnender. Wat heeft ruzie maken over inburgering voor zin als er nauwelijks fatsoenlijke lokalen en meubilair beschikbaar zijn voor het geven van onderwijs? Krijgt het aanbod van digitale trapveldjes dan niet iets wrangs?

Ten tweede ga ik in op het GSB en dan met name op de sociale pijler. Als het de grote en middelgrote gemeenten in Nederland al niet mogelijk is om door de bureaucratie heen bij de benodigde geldstromen te komen, hoe moet dan de armoedebestrijding vanuit Willemstad op zo'n veel grotere afstand en met zoveel minder ambtelijke mogelijkheden op gang komen?

Het antwoord van de staatssecretaris tijdens het GSB-debat luidde dat de NGO's de weg heus wel weten te vinden en eerder oplopen tegen een gebrek aan onderlinge consensus. Is het de staatssecretaris onbekend hoe moeilijk het is om consensus tussen dergelijke instellingen te bereiken, zeker als er bezuinigingen in de lucht hangen? Is dat dan een redelijke verwachting? Bovendien zijn de criteria en de aanvraagformulieren dermate ingewikkeld dat zelfs experts uit Nederland moesten worden vervangen wegens gemaakte fouten. Ook hier zien wij dus weer vertraging en onvoldoende vrijkomende geldstromen voor hoognodige voorzieningen door verstikkende bureaucratie en regelgeving.

Terwijl de problemen toenemen, blijven oplossingen uit en erger nog: worden goed functionerende basisvoorzieningen afgebroken. Van diverse instanties ter plaatse horen wij dat: de Federatie Antilliaanse jeugdzorg, het Caribisch platform vrouwenzaken dat onder andere projecten tegen mishandeling organiseert en het Platform van Curaçaose NGO's kampen met grote problemen. Het is steeds weer van hetzelfde laken een pak. Dat geldt in het bijzonder voor het alom geprezen alfabetiseringsproject Pro Alfa dat, dankzij de grote inzet van vrijwilligers, aantoonbaar beschikt over methoden om de meest gedepriveerde groepen te bereiken. Ook op dit platform wordt bezuinigd.

Toen ik mijn bijdrage afstemde met mijn collega's in de Tweede Kamer, kreeg ik van hen de boodschap: je kunt al die vragen wel stellen, maar overal komt een antwoord op, zonder dat dit iets verandert aan de traagheid en de stroperigheid. Dat brengt mij dan tot de vraag naar onze geloofwaardigheid. Zijn wij wel op de juiste wijze bezig? Of zit er een fundamentele denkfout in de manier waarop wij deze kwestie benaderen? Want waar zit in essentie het probleem? Is dat gelegen in het feit dat de Antillen overzeese gebieden zijn op grote afstand en met een andere samenleving? Of gaat het veel meer nog om een soortgelijk falen van onze overheid daar als hier in de Millinxbuurt van Rotterdam of de westelijke tuinsteden van Amsterdam?

Al onze economische groei en welvaart ten spijt slagen wij er op die plaatsen evenmin in perspectief te bieden aan mensen die op of onder de armoedegrens leven, aan mensen van allochtone en, niet te vergeten, van autochtone afkomst. Als het beleid en de daarbij horende regelingen zo in elkaar zitten dat leegloop en armoedevraagstukken almaar groeien en oplossingen almaar achterwege blijven, is het dan niet de hoogste tijd het roer radicaal om te gooien en de strijd aan te binden tegen bureaucratisering en overregulering? Biedt de maat, de schaal van de Antillen dan niet juist de gelegenheid om daar een speerpuntenactie te starten voor de ontwikkeling van de sociale pijler? Kan Curaçao in plaats van alleen maar een lastig probleem niet juist een pilot zijn voor verbetering van het overheidsfunctioneren? Is de staatssecretaris bereid, een operatie te starten om voorschriften en criteria drastisch op te schonen en tot een betere regelgeving te komen, die deugdelijk, inzichtelijk, beheersbaar en hanteerbaar is? Dit dient plaats te vinden, niet alleen voor het creëren van de hoognodige voorzieningen op de Antillen, maar ook voor het verbeteren van ons eigen overheidsfunctioneren. Voor Nederland staat niet alleen een fatsoenlijke afronding van het koloniaal verleden op het spel. Ook dient voorkomen te worden dat een samenleving implodeert door een volksverhuizing waar geen van de betrokkenen gelukkiger van wordt.

Voor het redden van de Curaçaose samenleving zijn geld en goede regelgeving belangrijke basisvoorwaarden, maar volstrekt ontoereikend als daar niet de essentiële factor van het menselijk kapitaal bij komt kijken. Helaas zijn de ervaringen met het inzetten van experts tot dusverre op z'n zachtst gezegd niet onverdeeld gunstig. Dat gaat zelfs zo ver, dat men zich er in bepaalde Antilliaanse kringen wel voor hoedt, er voor uit te komen van beroep consultant te zijn. Het opentrekken van blikken experts als zodanig zal dan ook weinig soelaas bieden. Het is jammer dat kunst- en cultuurprojecten, die aantoonbaar bijdragen aan beter begrip over en weer, onbenut blijven en in de kiem worden gesmoord door bezuinigingen. Kan de slaagkans van in te zetten expertise kansrijker worden als het in Nederland woonachtige Antilliaanse kader optimaal wordt betrokken? Momenteel vinden op grote schaal initiatieven plaats voor het opzetten van Antilliaanse netwerken voor de opvang van nieuwkomers in Nederland. Kan de staatssecretaris ons inlichten over de voortgang van de Adviescommissie Antilliaans medeburgerschap in Nederland onder voorzitterschap van de heer Jacques Veeris? Een hele serie aan bijeenkomsten vindt plaats met het motto Habri bo wowo, Open de ogen voor de criminaliteit. Is het niet in dat kader, dat momenteel veel Antillianen zich aanmelden voor vrijwilligerswerk in Nederland, terwijl zij ook heel goed op de Antillen inzetbaar zijn? Zijn er experimenten denkbaar waarbij expertise wordt ingezet voor de Antillen en waarbij samenwerking plaatsvindt tussen Nederlanders van Antilliaanse en andere afkomst?

Voorzitter! Het gaat om vier onverbrekelijke, met elkaar samenhangende hoofdzaken. Ten eerste: deelt de staatssecretaris de analyse van de economische situatie en de conclusie dat een herstelfonds met externe middelen nodig is voor diepte-investeringen? Is hij bereid zich daar sterk voor te maken? Ten tweede: is de staatssecretaris bereid tot overleg met alle koninkrijkspartners om te komen tot betere samenwerkingsconstructies op koninkrijksniveau? Ten derde: is de staatssecretaris bereid tot een offensief tegen bureaucratisering en overregulering teneinde op echt korte termijn op de Antillen de hoognodige voorzieningen tot stand te brengen? Wat is naar het oordeel van de staatssecretaris het effect van de tussenschakel IMF/Wereldbank in dit opzicht? Ten vierde: ziet de staatssecretaris kans om menselijk kapitaal en expertise gerichter in te zetten en daarbij Antillianen uit Nederland samen met andere professionals aan de slag te laten gaan?

Voorzitter! Met extra belangstelling zien wij de antwoorden van de staatssecretaris tegemoet.

De voorzitter:

Ik deel mee dat de heer Schuurman zou spreken namens de RPF en het GPV. Ik heb het genoegen dat ik mag melden dat hij nu voor het eerst zal spreken namens de ChristenUnie.

De heer Schuurman (ChristenUnie):

Voorzitter! Ik spreek niet alleen namens de ChristenUnie, maar ook namens de fractie van de SGP.

Ik dank u en de Kamer dat het mogelijk is gebleken dat de fractie van RPF/GPV van naam mag verwisselen. Voortaan gaan wij door onder de naam ChristenUnie. Dat zal de eenheid van politiek optreden tussen de geestverwante fracties in de Eerste en Tweede Kamer nog meer waarborgen.

Voorzitter! Het zal nog wel even op zich laten wachten voordat we beschouwingen aan Aruba en de Nederlandse Antillen zullen wijden, die louter positief gestemd zijn. Maar om met Aruba te beginnen: gelukkig gaat het daar economisch goed, zozeer zelfs, dat over een aantal jaren financiële hulp vanuit Nederland kan worden afgebouwd. Toch is het land economisch zwak omdat het vooral afhankelijk is van het toerisme. De huidige minister van financiën van Aruba, Tico Croes, promoveerde vorig jaar in Twente op een proefschrift over dat toerisme – onder toezicht van de huidige voorzitter – en liet zien hoe kwetsbaar de Arubaanse economie is, indien buiten Aruba iets mis gaat. Vooral is de Arubaanse economie afhankelijk van de economie van de VS. Indien die economie ook maar enigszins daalt, zal men dat vrij snel op Aruba merken. De vraag is daarom: wordt de economische neergang van de VS van dit moment al in Aruba gevoeld? Wordt voldoende voortvarend gewerkt aan een verbreding van de Arubaanse economie, zodat bij verlies van een deel van het toerisme de nadelige gevolgen binnen de perken kunnen blijven? Overigens is dat toerisme niet alleen afhankelijk van Amerika. Ik meen begrepen te hebben, dat wanneer het Cuba-regime nog eens wisselt en Cuba zijn grenzen voor Amerikaanse toeristen openzet, Aruba daar nauwelijks mee zal kunnen concurreren en gevoelige slagen op dit gebied zal moeten incasseren. In dat geval, zo bleek uit een enquête, zullen velen van de Arubaanse jeugd hun toevlucht tot Nederland zoeken. Na alle ervaringen en ellende met de Antilliaanse jeugd in ons land, zit hier niemand daar op te wachten.

Regeren is vooruitzien. Dus de grote vraag blijft hoe de economi sche basis van Aruba meer duurzaam kan worden gemaakt. Maar ook is de vraag wat er gedaan gaat worden indien zich zeer snel een ongunstige ontwikkeling in het toerisme zal voltrekken. De staatssecretaris zal daar ongetwijfeld ideeën en/of plannen voor hebben. Graag horen we van hem een beschouwing over de toekomst van de ontwikkeling van de Arubaanse economie. Is het veel gehoorde idee om Aruba meer te betrekken bij de Westerse kenniseconomie door van dat land meer een ICT-centrum te maken in het Caribisch gebied levensvatbaar?

Aruba heeft, evenals trouwens de Nederlandse Antillen, er voor zijn economie belang bij dat het vigerende LGO-besluit van 1991, regelende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese gemeenschap, niet zal worden veranderd. Die verandering had een maand geleden moeten plaats hebben. Gelukkig is dat niet doorgegaan, maar is er uitstel gekomen. Betekent dit dat uitstel ook afstel kan worden? Of is er slechts straks sprake van een gedeeltelijke wijziging? Betreffen die dan de verdeling van EU-ontwikkelingsfondsen of de handelsmogelijkheden? Is Europa met de wijzigingen van de handelsmogelijkheden niet bezig om met een kanon op een mug te schieten? Het kan toch onmogelijk worden volgehouden dat door de importen van met name suiker en rijst uit de LGO's moeilijkheden zijn ontstaan in de gemeenschappelijke markt? Voor de kleine economieën van Aruba en de Nederlandse Antillen telt elk beetje echter al gauw behoorlijk mee.

Zowel Aruba als de Nederlandse Antillen willen graag dezelfde regeling of regelingen met de Euro- pese Gemeenschap als de met Europese landen geassocieerde landen. Zou het mogelijk zijn dat Nederland in Europa initiatieven neemt om de LGO's meer te betrek- ken bij de Joint Assembly van ACP en EU? Schat de staatssecretaris de kansen daarop erg hoog? Of moet daarvoor de staatkundige relatie met Nederland van karakter veranderen?

En als wij over die staatkundige verhoudingen spreken, is dat wel in mineur, vooral nu Sint Maarten via een referendum heeft uitgesproken, een "status aparte" binnen het Koninkrijk te willen innemen. De Staten van de Nederlandse Antillen stemden wel heel snel in met de uitkomst van dat referendum. Daaruit volgt de conclusie dat de Nederlandse Antillen uit elkaar aan het vallen zijn. Wij denken dat vooral de economische crisis daaraan debet is. Als het economisch goed ging, dan zou het staatsverband, dat toch al bijna vijftig jaar functioneert, ook kunnen voortbestaan. Het is spijtig dat men, terwijl het met betrekking tot de economische crisis voor de overheid noodzakelijk is dat alle hens aan dek komen en blijven, ook nog veel menskracht moet inzetten om de staatkundige verhoudingen te veranderen. Het is toch niet waar dat de Nederlandse regering ook al bijstandverleners heeft ingezet om de nodige voorbereidingen te treffen? Zijn die bijstandverleners onderdeel van de faciliterende rol die de centrale regering speelt bij het komen tot een nieuwe staatkundige structuur?

De eerste vraag die zich voordoet, is of het eilandbestuur de inwoners van Sint Maarten geen rad voor de ogen heeft gedraaid toen het de bevolking voorstelde, een land binnen het Koninkrijk te worden. Een dergelijk klein eiland met weinig hoog opgeleide mensen zal niet in staat zijn, staatstaken optimaal uit te voeren. Waarschijnlijk zal een dergelijk klein en zwak land in de moderne wereld een nest van criminaliteit worden, omdat het zich daartegen op geen enkele manier meer kan verweren. Dat blijkt nu al vaak onmogelijk. Tussen haakjes, is het waar wat recent werd verteld, dat Colombiaanse drugbarons sterk infiltreren op Sint Maarten? Het resultaat van een status aparte zou zijn dat een kleine minderheid er voordeel bij heeft en dat de grote meerderheid van de bevolking zal wegzinken in armoede.

Van de kant van de regering en de Staten van de Nederlandse Antillen is aan Sint Maarten om een "position paper" gevraagd waarin men zou moeten aangeven, hoe en wanneer men de status aparte zou willen realiseren. Er zou zelfs een plan op stapel staan om voor de volgende statenverkiezingen in 2002 de "status aparte" geregeld te hebben. Mijn eerste reactie was dat daar voorlopig wel niets van zal komen. Ondertussen zal de belofte wel een negatieve invloed hebben op de onderlinge relaties hier en daar. Tot mijn verbazing las ik een dezer dagen dat het bestuurscollege van Sint Maarten klaar zou zijn om nog deze maand de onderhandelingen te beginnen met onze minister van Binnenlandse Zaken. Graag horen wij de staatssecretaris over de huidige stand van zaken.

Tegelijkertijd betreuren wij het dat het blijkbaar niet mogelijk was om inhoudelijk invloed uit te oefenen op de vragen die in het referendum aan de orde kwamen. Als dat niet lukt, word je later geconfronteerd met een gefrustreerde bevolking. Zo denken wij dat de bevolking, wanneer haar gevraagd was of zij rechtstreeks onder de Nederlandse regering zou willen vallen, daar in meerderheid vóór zou hebben gestemd. Dat zou een belangrijke stap geweest zijn om de steeds terugkerende problemen aan te pakken. Dan zou ook eenzelfde houding van Saba en Sint Eustatius te verwachten zijn. Saba heeft zich reeds in die zin uitgesproken. Wij hebben het sterke vermoeden dat er niet zal worden overgegaan tot een status aparte, maar tot meer zelfstandigheid van Sint Maarten binnen het staatsverband van de Nederlandse Antillen. In een associatie van eilanden zullen in de toekomst de problemen naar onze overtuiging echter niet worden opgelost. Dat zou veel te veel bestuurskracht vragen, die vooral door de kleine eilanden niet is op te brengen.

Omdat Nederland nogal wat financiën beschikbaar stelt waar ook Sint Maarten van profiteert, zouden wij voor een meer actieve rol van de Nederlandse regering willen pleiten. "Wie betaalt, bepaalt" was het adagium van de vroegere minister Jan de Koning. Dat moet ook Sint Maarten met het oog op een gezonde toekomst voor heel de bevolking toch aanspreken? Graag horen wij de staatssecretaris over zijn visie op een gewenste ontwikkeling, die echt blijvend problemen oplost. Zo langzamerhand hebben wij met half werk voldoende leergeld betaald.

Dan kom ik op de financiële en economische misère. Zo-even zei ik al dat de slechte financieel-economische situatie van de Nederlandse Antillen debet is aan het dreigend uiteenvallen van het staatsverband. Die economische situatie is nog slechter dan voorzien. Gelukkig is sanering overeenkomstig de IMF-adviezen gestart, hoewel later dan gewenst. En toch blijkt nu dat het begrotingstekort over 2000 nog 100 mln. gulden hoger is dan aanvankelijk werd ingeschat. Hoe kan dat nou? Eén van de redenen zal zijn dat de belastinginning niet voldoende georganiseerd is. Waarom helpt in dat opzicht Nederlandse hulp, de technische assistentie, niet? Ook zullen wij wel weer horen dat uitvoering van goede beleidsmaatregelen vertraging heeft opgelopen. Ondertussen wordt gezegd dat er veel verbeteringen hebben plaatsgehad met betrekking tot het investeringsklimaat, maar een goede uitwerking daarvan zal voor 2001 wel niet meer te verwachten zijn. Recent las ik dat het IMF Nederland vraagt 75 mln. gulden extra steun aan de Antillen te geven en dat de Antillen voor 75 mln. gulden extra moeten bezuinigen. Is al bekend hoe het IMF voor het overige op de verslechterde begrotingssituatie reageert? En hoe zal Nederland daarop reageren? Ik begreep dat mevrouw Roscam Abbing meer informatie heeft dan ik; ik weet eigenlijk nog van niets. Ik las in de krant dat mogelijk de volgende 150 mln. gulden zullen worden overgemaakt, indien het IMF daarvoor goedkeuring geeft.

De vraag blijft overigens of de ingezette Nederlandse steun via het systeem van "pas de deux" voldoende is? In een verkiezingsjaar zou extra steun vanuit Nederland op de Antillen het gevoerde beleid een goed gezicht geven. Over een goed jaar zijn er nieuwe statenverkiezingen. Premier Pourier, die toch over het algemeen wordt gezien als de man waarvan je met betrekking tot de saneringsoperaties de beste verwachtingen kunt hebben, heeft aangekondigd na de verkiezingen niet terug te zullen keren. Nieuwe investeringen zijn nog nauwelijks op gang gekomen. Gelukkig mogen eindelijk Nederlanders zonder werk zich op de Nederlandse Antillen vestigen. Dat zal de economie wel ten goede komen, maar haar niet kunnen redden.

De situatie lijkt ons om moedeloos van te worden. De vraagt dringt: wat gaan wij als Nederland nu doen? Indien wij ons beleid van "pas de deux" – zij eerst een goede maat- regel en dan pas onze financiële steun – voortzetten, raken wij naar onze overtuiging met de Nederlandse Antillen steeds meer in het slop. De reeds ingezette maatregelen snijden diep in in de Antilliaanse samenleving. Vooral de jeugd zal daarvan de dupe worden en vervolgens zullen nog meer van hen onvoorbereid, alle goede maatregelen ten spijt, naar Nederland vertrekken. En daar zitten wij ook allerminst op te wachten. Die ontwikkeling zal onze problemen met grote groepen Antilliaanse jongeren alleen maar vergroten. Vanwege de bijna uitzichtloze situatie is de tijd thans aangebroken om de Nederlandse Antillen te helpen om gericht aandacht te besteden aan een totaal economisch en herstelprogramma met bijbehorende financiering, teneinde de economische ontwikkeling te stimuleren en sociaal-educatieve activiteiten uit te voeren. De tijd dringt. Terwijl de Staten voor een groot deel buiten werking zijn gezet om snel regeren mogelijk te maken, lijkt het effect daarvan zelfs gering. Vertrekt premier Pourier echt volgend jaar en worden er over een jaar statenverkiezingen gehouden, dan zou het roer wel weer eens om kunnen gaan en gaat de gedeeltelijke winst van de laatste jaren ook nog weer verloren.

De staatssecretaris merkt dat ik somber gestemd ben. Hij zal nu daadkrachtig moeten optreden. De druk via het IMF is niet voldoende gebleken om de steven van het schip van staat van de Nederlandse Antillen te wenden. Een van de laatste redmiddelen zal zijn om met meer financiële steun passende maatregelen af te dwingen. Aan de allerlaatste maatregel, namelijk dat Nederland om een volledig failliet te voorkomen, het bestuur overneemt, moeten we nog maar niet denken. Of toch wel?

Voorzitter! Met de jeugd op de Nederlandse Antillen is het over het algemeen droevig gesteld. Velen zijn werkloos, velen zijn verslaafd, velen hebben te weinig scholing gehad en voor velen is het uitzicht op een goede toekomst bijna afgesloten. Terecht wordt vanuit Nederland, voordat deze jongeren de oversteek maken, alle aandacht gevraagd voor een inburgeringscursus. Ik vraag me af, nog afgezien van het feit dat men daaraan geen uitreisverbod wil verbinden indien men weigert aan zo'n cursus mee te doen, of niet een meer omvattende benadering van onderwijs en scholing op de Nederlandse Antillen nodig is. Nu komt hulp vanuit Nederland pas op gang als het kalf verdronken is. Is het geen tijd in overleg met de Nederlands-Antilliaanse regering een deltaplan voor onderwijs en scholing op de Nederlandse Antillen op te zetten, opdat de opgroeiende jeugd beter voorbereid is op een toekomstige plaats in de maatschappij, waar dan ook? Waarom zouden ontwikkelingsgelden en ontwikkelingswerkers vanuit Nederland daarvoor niet kunnen worden ingezet? Het is om je te schamen als je let op het niveau van het onderwijs en de participatie van jongeren aan het onderwijs binnen één van de delen van ons koninkrijk! We schaamden ons wel toen internationaal geklaagd werd over de Koraal Specht. Mede omdat onze naam in het geding was, hebben we ons terecht ingezet voor verbetering. Zouden we die moed als het om onderwijs gaat, ook niet moeten hebben? Alle mogelijke creatieve oplossingen, bijvoorbeeld inzet van NGO's – ik denk ook aan diaconale werkers vanuit de kerken – moeten worden nagegaan om drastische en voor de toekomst veelbelovende verbeteringen aan te brengen.

Voorzitter! De jeugd van de Nederlandse Antillen is veelal slachtoffer van drugs. Daartegen moet meer worden gedaan. Zowel Aruba als de Nederlandse Antillen beschuldigen Nederland te weinig te doen aan het opsporen van de productie van XTC-pillen. Op grote schaal worden deze pillen via de beide koninkrijksdelen naar de VS gesmokkeld. Naast deze smokkel worden jeugdigen bovendien nieuwe slachtoffers van de synthetische drugs. Bekend is dat Nederland de grootste producent is van deze drugs. Blijkbaar is ons gedoogbeleid inzake drugs er ook de oorzaak van dat de producenten van synthetische drugs te gemakkelijk hun gang kunnen gaan in ons land. Deze klacht vanuit Aruba en de Nederlandse Antillen – inmiddels ook versterkt vanuit andere landen, recentelijk vanuit Israël – moet door Nederland ons inziens ernstiger worden genomen dan tot nu toe gebeurt. Ik las vanmorgen in de krant in verband met de bestrijding van een mogelijk grotere uitbraak van MKZ dat alle sandwiches aan de grens tussen Nederland en België gecontroleerd worden op aanwezigheid van vlees en/of kaas en dat men daar succes van verwacht. Waarom wordt er niet strenger gecontroleerd als het gaat om vervoer van XTC-pillen? Waar een wil is, is blijkbaar een weg. Wil de staatsse cretaris samen met de minister van Justitie deze problematiek op een urgentielijst zetten? Af en toe lezen we dat producenten zijn opgespoord. Dat is niet voldoende, het moet gaan om totale uitroeiing van deze productie. Indien ons dat niet lukt, zijn we mede schuldig aan smokkel en gebruik van synthetische drugs op de Nederlandse Antillen en Aruba.

Voorzitter! Ik begon met te zeggen dat het nog wel even zal duren voordat beschouwingen over koninkrijksrelaties overwegend positief zouden kunnen zijn. Ik vind dat, wanneer vanaf nu de zaken op de Nederlandse Antillen niet beter maar slechter gaan, ook onze kritiek zich zal moeten gaan richten op het Nederlands beleid terzake. Wordt het dan geen tijd voor fundamentele heroriëntatie?

Met belangstelling wacht ik de reactie van de staatssecretaris af.

De voorzitter:

Ik wijs de Kamer erop, dat de heer Schuurman een lange staat van dienst in dit huis heeft. Ik kan hem dus moeilijk feliciteren met zijn maidenspeech. Ik wil wel de nieuwe ChristenUnie in dit huis feliciteren met de maidenspeech van de ChristenUnie.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 16.05 uur tot 16.25 uur geschorst.

Naar boven