Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2000 (26800 IV).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Lemstra (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) heeft in 1999 opnieuw gepleit voor doortastende, effectieve maatregelen om de financieel-economische situatie op de Nederlandse Antillen in betere banen te leiden. Het falen om de openbare financiën op orde te brengen en structurele problemen aan te pakken, zoals de starre werking van de arbeidsmarkt, hebben volgens het IMF bijgedragen aan de slechte economische prestaties van de Nederlandse Antillen sinds de jaren negentig.

De Commissie van Wijzen heeft op 10 juni 1999 het Nationaal Herstelplan gepresenteerd. De commissie wees er bij de presentatie van het plan op, dat van iedere gulden er maar 5 cent overblijft voor beleidsterreinen als onderwijs, infrastructuur en sociaal beleid; de rest gaat naar betaling van rente van leningen en schulden, ambtenarensalarissen en het in stand houden van het overheidsapparaat. Het nieuwe Antilliaanse kabinet-Pourier heeft maatregelen aangekondigd om snel de oplopende begrotingstekorten terug te dringen. Versnelde privatisering van overheidsbedrijven, afschaffing van het vakantiegeld voor ambtenaren en nog meer ontslagen bij het overheidsapparaat zouden hier een bijdrage aan moeten leveren.

Daartegenover staat het akkoord met Aruba om in tien jaar tijd financieel onafhankelijk te worden van Nederland. De regeringen van Nederland en Aruba storten gedurende deze tien jaar enkele honderden miljoenen in een speciaal fonds. Verder stelt Nederland voor schuldsanering 270 mln. ter beschikking. Aruba kan uit dit fonds grootschalige projecten bekostigen zonder dat Nederland zich met de details bemoeit. De staatssecretaris noemde deze overeenkomst uit het rapport "Op afstand verbonden" van de gezamenlijke Arubaans/Nederlandse werkgroep onder voorzitterschap van oud-premier Biesheuvel een "baanbrekend akkoord". Tevens waarschuwde hij de Antillen. "De Antillen staan voor de meest essentiële keuze van hun ontwikkeling. Als de eilanden niet snel met de noodzakelijke economische vernieuwing starten, kunnen 'centrifugale krachten' de Antillen uit elkaar doen drijven. Op ieder eiland discussieert men over de verhouding land/eiland", aldus de staatssecretaris. Aruba, dat zich aan de omslachtige Antilliaanse dubbele bestuurslaag heeft ontworsteld, is voor veel eilanden een voorbeeld.

Mijnheer de voorzitter! Onze fractie vraagt zich bij deze beelden het volgende af.

a. Het IMF werkt voornamelijk met cijfermateriaal en economische modellen. Is naast deze meer cijfermatige benadering ook niet een brok psychologie nodig om een wending ten goede tot stand te brengen? Met andere woorden: moet men niet nog meer met gemengde commissies, zoals ten aanzien van Aruba is gebeurd, aan de slag teneinde ook een zekere commitment van Nederlandse zijde uit te stralen dat men er gezamenlijk wenst uit te komen?

b. Het opvoeren van de druk vanuit Nederland om tot oplossingen te geraken kan zin hebben, maar kan soms ook averechts werken. In dat verband werkt waarschijnlijk het al te zeer als voorbeeld stellen van Aruba eerder contraproductief dan positief.

c. Premier Pourier rekent op financiële steun van Nederland, waarbij hij aantekent dat de Antillen zelf bepalen waar de prioriteiten liggen. Die liggen volgens hem op het terrein van het onderwijs, de sanering van het overheidsapparaat en de economische ontwikkeling.

Als de eilanden en het land bepaald hebben hoe zij de invulling precies zien, is het de bedoeling om eind april 2000 hierover met het Nederlandse Kabinet te onderhandelen. Onze fractie vraagt zich af of men bij de aanpak van deze gigantische problemen kan volstaan met financiële steun of dat er aanvullende, ondersteunende maatregelen, bijvoorbeeld in de vorm van het beschikbaar stellen van expertise, van de kant van Nederland nodig zijn. Moet Nederland de Antillen niet juist nu steunen met programma's voor onderwijs en sociale zorg, zodat de Antilliaanse regering voldoende steun kan krijgen bij de eigen bevolking voor noodzakelijke bezuinigingen die bijvoorbeeld het IMF nodig vindt? Dit alles uiteraard met respectering van de Antilliaanse autonomie. Gaarne hierop een reactie van de staatssecretaris.

De staatssecretaris heeft bij de behandeling van zijn begroting in de Tweede Kamer gesteld dat het probleem van de Nederlandse Antillen naar zijn overtuiging niet primair een probleem van het gebrek aan financiële middelen is. Het gaat om een gebrek aan goed beleid. Zonder goed beleid van Antilliaanse kant zal extra geld uit Nederland niet kunnen helpen. Het zou zelfs kunnen bewerkstelligen dat de noodzakelijke pijnlijke ingrepen verder worden uitgesteld. Naar de mate waarin de Nederlandse Antillen bereid zijn om interne hervormingen door te voeren, is Nederland bereid deze te ondersteunen. Tot zover de staatssecretaris. Dit is taal naar ons hart! Daarnaast heeft hij gezegd dat de aard, de omvang en de fasering van een eventuele Nederlandse bijdrage zullen afhangen van de mate waarin ook concrete stappen volgen om het herstelprogramma uit te werken en te realiseren. Boter bij de vis dus. Dit is volgens onze fractie een prima benadering. Het gaat uiteindelijk, denken wij, om good governance, welke een doorwerking kan hebben, ook binnen de bestuurlijke verhoudingen en betrekkingen op de eilanden.

Het is buitengewoon verleidelijk om nu met de staatssecretaris in debat te gaan over de als/dan-vraag, die ook in de Tweede Kamer even aan de orde kwam, namelijk wat er moet gebeuren als er geen concrete stappen en daden volgen op de gemaakte afspraken. Voorshands volstaan wij op dit moment met af te wachten hoe deze nieuwe impulsen in de nabije toekomst zullen uitwerken. Overigens vraagt onze fractie zich af of we ook niet te maken hebben – ik zeg het in alle voorzichtigheid – met een gebrek aan dynamiek in de Antilliaanse samenleving, mede veroorzaakt door vroegere Antilliaanse regeringen die bewust kozen voor een isolationistische benadering, onder andere blijkende uit importbeperkingen ten aanzien van personen en goederen, terwijl in dit tijdsgewricht juist een openstellen voor de buitenwereld van groot belang is. Gaarne ook hierop een reactie van de staatssecretaris.

Onze fractie heeft zorgen over de demografische ontwikkelingen op de Antillen. Op Curaçao vertrekt jaarlijks zo'n 10% van de bevolking. Dit is al langer aan de hand en het heeft grote gevolgen voor de samenstelling van de bevolking. Ook bepaalde beroepsgroepen, zoals verpleegkundigen en onderwijsmensen, zien wij naar Nederland vertrekken, al dan niet actief aangespoord door de betreffende sectoren in Nederland. Deze vlucht van human capital baart zorgen. Ook de migratie van kansloze Antilliaanse jongeren naar Nederland is fors toegenomen. Blijkbaar vinden de laatstgenoemden uiteindelijk geen perspectief in Nederland, zeker niet als deze jongeren geen opleiding hebben gekregen en slecht de Nederlandse taal spreken. In de nota "Migratie Antilliaanse jongeren" van november 1998 hebben minister Van Boxtel en de staatssecretaris twee sporen getrokken. Allereerst het meer perspectief bieden aan jongeren op de Antillen en daarnaast het beter reguleren van het vertrek van jonge Antillianen die vastbesloten zijn zich in Nederland te vestigen. Nu, ruim anderhalf jaar na deze nota, blijkt inmiddels dat de kansarme Antilliaanse jongeren, die een kleine minderheid vormen, maar voor grote problemen zorgen, de oorzaak zijn van steeds meer overlast in een groot aantal Nederlandse steden. Deze zogenaamde Antillengemeenten geven aan dat de problematiek steeds weerbarstiger wordt. Zou het niet verstandig zijn, deze steden nog meer te betrekken bij de beleidsontwikkelingen op de Antillen? Onze vraag aan de staatssecretaris is hoe te voorkomen dat de Nederlandse Antillen onbewust hun sociale problemen hierheen exporteren, waardoor de onderlinge verhoudingen extra onder spanning komen te staan. Wij begrijpen dat dit voorjaar een evaluatie plaatsvindt waarbij ook de handel in voogdijschappen aan de orde zal komen. Gaarne ook hierop een reactie van de kant van de regering.

De Gouverneur heeft de bevoegdheid, besluiten van het land niet te tekenen wanneer hij deze in strijd acht met belangen waarvan de waarborging een aangelegenheid is van het Koninkrijk. Zo heeft de Gouverneur op Aruba de benoeming van een minister tegengehouden, welk besluit door de koninkrijksregering is bevestigd. Kan de staatssecretaris meedelen of er inmiddels sprake is van een terugkeer van normale verhoudingen tussen de Arubaanse politiek en de Gouverneur? Deze verhouding dient naar onze mening te worden gekenmerkt door wederzijds respect en begrip voor elkaars positie. Onderschrijft de staatssecretaris in dit verband de aanbevelingen uit het rapport van maart 2000 van de Commissie inzake de toetsing van benoembaarheid van Arubaanse ministers?

In 1999 werd besloten tot de vestiging van Amerikaanse strijdkrachten op Aruba en de Antillen, in het kader van de Forward Operating Locations. Het desbetreffende verdrag bevat modaliteiten en voorwaarden voor een duurzaam partnerschap en een op samenwerking voor de drugsbestrijding gerichte aanwezigheid van de Verenigde Staten in Aruba en de Antillen. Kan de staatssecretaris ons meedelen of deze samenwerking inmiddels tot successen in de drugsbestrijding heeft geleid?

De staatssecretaris heeft een zeer gevarieerde portefeuille, mijnheer de voorzitter. Vandaar dat de onderwerpen nogal verschillend zijn. Een volgende vraag van ons is of de staatssecretaris met ons van mening is dat de eilanden recht hebben op min of meer eenzelfde voorzieningenniveau. Zo ja, kan hij in dit verband aangeven waarom er nog steeds geen overeenstemming bereikt is over het aanmerken als prioriteit van het drinkwaterproject op St. Eustatius, temeer daar de toenmalige minister van Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken Voorhoeve reeds in 1997 zijn bereidheid uitsprak tot integrale financiering van de realisatie van dit project? Of zit het bestuurscollege van St. Eustatius zelf een snelle oplossing van dit probleem in de weg? Gaarne krijg ik hierop een reactie.

Onze fractie vraagt zich ten slotte af waarom het voor Nederlanders moeilijker is, zich op het Nederlandse deel van St. Maarten te vestigen dan op het Franse deel. Nederlandse staatsburgers kunnen zich op Saint Martin vrij vestigen op grond van het EU-verdrag, dat daar van toepassing is. De Antilliaanse Landverordening toelating en uitzetting bepaalt echter dat Europese Nederlanders zich niet zonder meer in de Nederlandse Antillen en dus ook niet in St. Maarten mogen vestigen. Zij zijn vergunningplichtig. Is de staatssecretaris met ons van oordeel dat ter verdere stimulering van de economie bestaande barrières met betrekking tot de toelating van vreemdelingen en zeker van Europese Nederlanders, dienen te worden weggenomen en zo ja, wat hij hieraan denkt te gaan doen?

Mevrouw Roscam Abbing-Bos (VVD):

Mijnheer de voorzitter! Ik begin met de financieel-economische situatie van de Nederlandse Antillen. Van 10 tot en met 18 januari 2000 waren delegaties uit de Staten van Aruba, de Staten van de Nederlandse Antillen en de vaste commissies voor Nederlands-Antilliaanse Zaken uit de beide Kamers der Staten-Generaal te Curaçao bijeen in het kader van het parlementaire contactplan. Namens de Eerste-Kamerfractie van de VVD was ik een van hen. Voor mijn bijdrage aan het debat van vandaag lijkt het mij opportuun dat ik op dit ogenblik een korte samenvatting geef van de informatie over de financieel-economische situatie op de Antillen die ons toen door experts werd verstrekt, zodat ik daarop kan inhaken. Het volgende werd ons medegedeeld.

De economie kende in 1999 een negatieve groei van 1,3%, terwijl de werkeloosheid steeg naar 16,3%. De begroting van de centrale overheid liet in 1999 een tekort zien van 105,3 mln. Antilliaanse guldens. Het totale begrotingstekort van het land en de eilandgebieden bedroeg voor het jaar 2000 231 mln. Antilliaanse guldens. Het is duidelijk, zo werd ons door de Bank van de Nederlandse Antillen medegedeeld, dat een dergelijk tekort niet langer te financieren is omdat de rentelasten niet langer door de overheid gedragen kunnen worden en omdat de kapitaalmarkt niet meer ertoe bereid is, de overheid hierin bij te staan. Het Internationale Monetaire Fonds was en is van mening dat een reductie van het begrotingstekort absolute prioriteit moet hebben. Het IMF stelde dat de Nederlandse Antillen dienen te voldoen aan de geldende internationale standaarden en komt op grond daarvan tot een verplichte reductie van het tekort tot 100 mln. Antilliaanse guldens. Verder bepaalde het IMF dat naast de tekortreductie hoge prioriteit zou moeten worden gegeven aan de volgende zaken:

  • - investeringen in de infrastructuur;

  • - privatisering van overheidsdiensten en -bedrijven;

  • - afslanking van het ambtenarenapparaat;

  • - verbreding van de economische basis van het land.

In de maand maart van het jaar 2000, zo zei men ons, zal verder overleg plaatsvinden tussen de regering van de Nederlandse Antillen en het IMF over de bereikte resultaten en over de vorderingen met betrekking tot de uitvoering van het Nationaal Herstelplan. Tot zover de samenvatting.

Sindsdien bereiken ons regelmatig berichten over moeizame onderhandelingen van de regering-Pourier met de diverse betrokkenen, die moeten leiden tot het nakomen van de gemaakte afspraken en de beoogde effecten daarvan. Ik kom daar zo op terug, maar wil de staatssecretaris nu eerst vragen of inderdaad in maart het genoemde overleg tussen de regering van de Nederlandse Antillen en het IMF heeft plaatsgevonden en, zo ja, hoe het IMF de bereikte resultaten en de vorderingen met betrekking tot de uitvoering van het Nationaal Herstelplan beoordeeld heeft. Intussen heeft de Nederlandse regering de volgende toezeggingen gedaan aan de Antilliaanse regering:

1. 40 mln. zal verstrekt worden ter besteding aan de herstelwerkzaamheden op de eilanden St. Maarten, Saba en St. Eustatius, waar de orkaan Lenny huishield.

2. Nederland heeft nog eens 50 mln. overgemaakt, boven op de 14 mln. die de Antillen al hadden ontvangen, waarvoor projecten zullen worden opgezet voor herstelwerkzaamheden waarbij Nederland heeft aangeboden te helpen bij het ontwerpen van de projecten. Daarnaast zal de Antilliaanse regering een voorstel doen hoe zij denkt de resterende 10 mln. te besteden.

3. wat betreft de ontwikkelingshulp is overeengekomen dat de centrale regering 20 mln. extra zal krijgen in 2000 en 2001. Die 20 mln. zal besteed worden aan kortetermijnprojecten, zoals deskundige bijstand voor het Nationaal Herstelprogramma, e-commerce en jeugdwerk.

Wij vragen de staatssecretaris ons op alle drie de genoemde punten te informeren over de actuele situatie. Zijn de genoemde bedragen al besteed en zijn de effecten die de regering voor ogen stonden, gerealiseerd?

Mijnheer de voorzitter! Wij weten allen dat ten gevolge van te kort schietend beleid van diverse Antilliaanse regeringen de financieel-economische situatie op de Antillen heel nijpend is en dat de regering-Pourier voor rigoureuze, zeer zware opgaven staat. Wij weten ook dat er op de Antillen heel rijke mensen wonen, die ondanks de slechte omstandigheden niet veel te kort zullen komen, tenminste niet wat betreft hun levensonderhoud. Onze zorg gaat uit naar de arme mensen, het overgrote deel van de bevolking, wier levensomstandigheden rampzalig aan het worden zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan de ouderen, die veelal van de AOV-uitkering van ongeveer 300 Antilliaanse guldens moeten rondkomen. "Te weinig om van te leven, te veel om dood te gaan", zoals ons heel beeldend werd gekenschetst. En dan te bedenken dat de vergrijzing in sterke mate toeneemt. Ik denk ook aan alleenstaande vrouwen met kleine kinderen, van wie er heel veel zijn op de Antillen. Daarom snijd ik nu het volgende onderwerp aan.

De staatssecretaris heeft laten weten dat hij waardering heeft voor hetgeen het kabinet en het bestuurscollege van de Nederlandse Antillen in enkele maanden tijd tot stand hebben gebracht, maar dat er nog niet genoeg is gebeurd. De aangekondigde extra maatregelen zijn alleen nog maar in conceptvorm aangekondigd. De afgesproken privatisering, de flexibilisering van de arbeidsmarkt, de marktbescherming en de toelatingsregeling voor buitenlandse werknemers zijn nog niet, of slechts ten dele, geëffectueerd. De adviezen van de SER en de raad van advies moeten nog worden verwerkt; de regering moet daarover nog besluiten en de Staten moeten die besluiten nog goedkeuren. Minister-president Pourier beaamt deze lacunes, maar wijst erop dat hem door de Nederlandse regering wetgevingsjuristen en belastingdeskundigen ter ondersteuning zijn toegezegd, maar dat die belofte nog niet is ingevuld. Zo blijf je rondjes draaien en komen wij niet verder, lijkt ons; reden waarom ik, met alle begrip voor zijn standpunt "zonder IMF-akkoord geen hulp", de staatssecretaris vraag hoe hij denkt dat deze omineuze cirkel doorbroken kan worden.

Minister-president Pourier sprak er zeer recent over, naar aanleiding van de laatste rekensommen, dat de Antillen 0,5 mld. nodig hebben aan investeringen en dat derhalve een Nederlands overbruggingskrediet van 100 of 200 mln. niet genoeg is, waarbij hij wijst op zijn tegenprestatie om het ambtenarenapparaat met 1200 in plaats van met 1000 personen terug te brengen en het reduceren van de huidige acht ministeries naar vijf. Hij ging zover dat hij dreigt zijn functie neer te leggen als er niet snel hulp komt. Nu zwaaien ministers vaker voorbarig met hun portefeuilles, maar de heer Pourier staat bij mijn fractie bekend als een deskundig, serieus mens met hart voor de taak die hij op zich heeft genomen. Daarom vraag ik de staatssecretaris of er naar zijn inschatting nog voldoende rek zit in de uiterst moeilijke omstandigheden om uit de problemen te komen.

Ik kom bij het hoofdstuk jeugd- en jongerenproblematiek. Het is bekend dat zich in de Nederlandse Antillen en in Nederland grote problemen voordoen met kansarme Antilliaanse jongeren. De heer Lemstra sprak er ook over. Daarover is intensief overleg geweest tussen beide regeringen. Dat heeft in januari geresulteerd in overeenstemming over een aantal maatregelen. Ik noem een paar trefwoorden: ketenbenadering ofte wel het aan elkaar koppelen van bevolkingsadministratiebestanden, inburgering, voogdijregeling, Antilliaanse aanpak kansarme jongeren en remigratie. Het zijn allemaal maatregelen die onze steun verdienen. Kortheidshalve zou ik niet gedetailleerd op de problematiek willen ingaan, maar de staatssecretaris willen vragen of de projecten die tot verbetering moeten leiden op schema liggen en of hij er vertrouwen in heeft dat ze de problemen substantieel terug zullen dringen.

Dit is het goede ogenblik, denk ik, om tevens te vragen hoe het staat met de toelating van Nederlanders tot de Antilliaanse arbeidsmarkt. Is de vrije toegang van rijksgenoten al geregeld?

Het volgende punt is de Koraalspechtgevangenis. In januari werd ons op Curaçao verteld dat er schot zat in de nieuw- en verbouwplannen betreffende deze beruchte gevange nis. De opdracht zou zijn gegeven aan de Amerikaanse bouwfirma Wackenhut, die voor 33 mln. de klus zal klaren; geld dat door Nederland betaald zal worden. In februari kreeg minister van Justitie Martha van de Rijksministerraad nog één maand de tijd om aan de afspraken, die al in maart 1999 werden gemaakt, te voldoen. Zeer onlangs lazen wij dat het geduld van premier Kok met de situatie rond Koraalspecht op raakt. Problemen zouden er nog bestaan met zaken zoals werving van gevangenispersoneel en dagprogramma's voor de gevangenen. Er gaan geruchten over extra voorwaarden die Nederland zou stellen. Kortom, wij krijgen graag uitleg van de staatssecretaris over de huidige stand van zaken.

Over Aruba kunnen wij kort zijn. Tijdens zijn recente bezoek aan Nederland zijn wij uitvoerig voorgelicht over de gang van zaken op Aruba door premier Eman. Natuurlijk kwam ook de afspraak met Nederland ter sprake dat Aruba in 2010 op financieel gebied vrijwel geheel op eigen benen zal staan. In de brief van staatssecretaris De Vries van 27 maart jongstleden lezen wij dat Nederland in de periode 2000-2009 een vast bedrag van 490 mln. reserveert voor steun aan Aruba, waarvan 220 mln. voor overheidsprojecten en 270 mln. voor overige activiteiten die betrekking hebben op Aruba. Er zal op 1 mei 2000 een fonds worden opgericht, FDA genaamd, dat de vorm krijgt van een stichting. Hierin worden de 220 mln. voor overheidsprojecten ondergebracht. Wat betreft de 270 mln. voor overige activiteiten merkt het kabinet op dat het beëindigen van financiële steun aan Aruba met ingang van 2010 alleen betrekking heeft op de samenwerkingsmiddelen. Financiering van de taken die van belang zijn voor het Koninkrijk zal worden voortgezet. Vraag aan de staatssecretaris of hij deze opmerking van het kabinet iets nader wil preciseren.

Wij houden de staatssecretaris aan zijn toezegging dat de Tweede Kamer der Staten-Generaal jaarlijks zal worden geïnformeerd over de inhoud van het samenwerkingsprogramma en het daarvan afgeleide jaarprogramma en de besteding van de middelen in het fonds. Heeft het IMF de plannen inmiddels goedgekeurd?

Het verheugt mijn fractie uiteraard zeer dat Aruba, voorzover wij dat kunnen beoordelen, een goede koers vaart. De negatieve uitlatingen van de Arubaanse oppositie zullen wij maar op het conto van het politieke bedrijf, schrijven. Tot slot over dit onderwerp: wij betuigen ons respect aan oud-minister-president Biesheuvel voor zijn bemoeiingen in deze.

Aan het eind van mijn betoog wil ik nog kort aandacht schenken aan de Bovenwindse eilanden en Bonaire. Klaarblijkelijk is er sprake van dat de herstelwerkzaamheden van de schade, aangebracht door de orkaan Lenny, door administratieve en bureaucratische rompslomp vertraging oplopen. Wij vragen de staatssecretaris of dat waar is en of er bij de herstelwerkzaamheden rekening mee gehouden wordt dat volgende orkanen minder desastreus zullen kunnen uitwerken.

Wat betreft St. Eustatius vragen we hoe het er nu voorstaat met het drinkwaterproject. Mijn fractie hecht er zeer aan, dat dit project met grote spoed gerealiseerd wordt. Het is bijna onverdraaglijk dat de bevolking van een koninkrijkseiland in deze tijd zonder drinkwatervoorziening zit. Ik zou ook heel graag willen weten hoe het zit met de drinkwatervoorziening op Saba.

Ten aanzien van St. Maarten willen we nog opmerken dat de waarschuwing van president Chirac aan de bewoners van het Franse deel van St. Maarten tegen de toenemende "maffiapraktijken" op het Nederlandse deel, ons nogal frapperen. Mogen wij het commentaar van de staatssecretaris hierop horen?

Ik rond mijn betoog af met een opmerking over Bonaire. De aankoop van "Klein Bonaire" op 30 december 1999 door het eilandgebied Bonaire met een Nederlandse bijdrage van ruim 9 mln., vinden wij een uitstekende zaak. Bescherming van unieke natuurgebieden getuigt van een door mijn fractie zeer gewaardeerde visie op de toekomst. Met belangstelling zien wij de antwoorden van de staatssecretaris op onze vragen tegemoet.

Mevrouw Tan (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! Onlangs, tijdens een verblijf in de VS kwam het gesprek op Nederland en de Antillen. Na een ongemakkelijke stilte kwam het wat besmuikte commentaar: "They still have their colonies." Zo wordt dat hier weliswaar over het algemeen niet ervaren, maar toch is het nuttig om bij de discussie over koninkrijkszaken het historisch perspectief niet uit het oog te verliezen. En dan gaat het ons in deze context wat ver om uit de verschillende nogal shockerende recente publicaties over Nederland en de slavenhandel te putten, hoe relevant die overigens ook kunnen zijn. Wij willen ons voorlopig maar beperken tot een recenter verleden. Dan moet uiteraard de blik ook op het oosten vallen. Interessant is dan het dekolonisatieproces van het voormalig Nederlands Indië in ogenschouw te nemen. De veelgeprezen "Eeuw van mijn vader" van Geert Mak bevat hieromtrent een aantal treffende passages. Wat heeft dit nu te maken met Aruba en de Nederlandse Antillen? Wij denken dat zo'n beschouwing behulpzaam kan zijn bij het zoeken naar verklaringen en verbeteringsmogelijkheden voor fundamentele knelpunten in de onderlinge betrekkingen. Na het langslopen van concrete koninkrijksaangelegenheden zullen wij trachten aan de hand van citaten en vergelijkingen tot een paar constateringen suggesties te komen.

De aandacht voor de Antillen is momenteel sterk geconcentreerd op de uitvoering door de regering-Pourier van het urgentieprogramma en de financiële vertaling daarvan. Bij de zeer fundamentele sanering van het overheidsapparaat wordt naast de vrijwillige uittreding met behoud van wachtgeld gewerkt aan een grootscheepse reorganisatie. Referentiekader daarbij is een vergaande decentralisatie naar en clustering van taken bij de eilanden op basis van een kerntakenanalyse. Getalsmatig betreft het een zeer ingrijpende reductie in de ambtelijke organisatie van de overheden, waarbij circa 25% wordt overgedragen van het land aan de eilanden en een veel groter gedeelte wordt geprivatiseerd of afgebouwd. Wat is de visie van de staatssecretaris op deze reorganisatie? Hoe past deze transformatie in de huidige en gewenste staatskundige inrichting en zijn er consequenties voor ERNA en Statuut, en zo ja, welke? En wat is – over staatskunde gesproken in het verlengde van de vragen van de heer Lemstra – de eerste reactie van de staatssecretaris op het rapport over de positie van de Gouverneur bij ministersbenoemingen op Aruba? Komt die positie inderdaad pas in beeld als het bestuur van het land gedesintegreerd is of indien rechtstreeks en onmiddellijk de bestuurbaarheid van het land door zo'n benoeming in het geding is?

Voorzitter! Naar verluidt is reeds vorig jaar zomer door de Antillen verzocht om technische bijstand vanuit Nederland op het gebied van wetgeving, administratieve organisatie en belastingen. Mevrouw Roscam Abbing sprak hier ook al over. Klopt het dat tot op heden, ondanks herhaalde toezeggingen, geen daadwerkelijke hulp is geboden en dat pas kort geleden ondersteuning is gegeven bij het verder aanscherpen en uitwerken van de aanvragen om technische bijstand? Is het gezien de urgentie van de situatie, niet mogelijk, daadkrachtiger tot oplossingen te komen door procedures kort te sluiten?

Zoals bekend heeft Nederland door het beschikbaar stellen van geoormerkte budgetten voor de bouw van de Koraal Spechtgevangenis en voor orkaanhulp, voor een kortetermijnoplossing gezorgd van het nijpende liquiditeitsprobleem. Nederland heeft daarnaast hulp geboden in de vorm van medefinanciering van het sociaal noodfonds voor de sociaal zwakkeren. Welke steun is verder verleend, bijvoorbeeld aan het flankerend beleid voor afvloeiende ambtenaren in het mobiliteitscentrum, waar vak(om)scholing plaats moet vinden? Overigens zijn wij verheugd over het nieuws dat de staatssecretaris extra middelen aan het management van de Koraal Spechtgevangenis ter beschikking heeft gesteld om de misstanden aan te pakken. Wel delen wij de reserves van onze partijgenoten aan de overzijde ten opzichte van de voornemens het beheer van de gevangenis te privatiseren.

Nederland wacht met het openstellen van verschillende financieringsstromen op goedkeuring door het IMF van de Antilliaanse begroting. Klopt het dat het financieringstekort van 260 mln. in de financiële vertaling van het urgentieprogramma door de Antilliaanse regering is teruggebracht tot 150 of 117 mln., maar dat het IMF vasthoudt aan een grens van 100 mln.? Zo ja, is de staatssecretaris bereid te toetsen of met de 150 of 117 mln. daadwerkelijk de ondergrens bereikt is en of verdergaande maatregelen aantoonbaar ten koste zullen gaan van grote groepen van de sociaal zwaksten, zoals door de regering Pourier wordt betoogd? Zo neen, wat is dan het alternatieve scenario van de staatssecretaris als deze regering er niet in slaagt de patstelling met het IMF te doorbreken? Is de staatssecretaris eventueel bereid het verschil te overbruggen? Of komt dan een eventuele Algemene Rijksmaatregel van Bestuur in beeld, met alle gevolgen van dien voor het draagvlak in de samenleving ter plaatse en daarmee samenhangend de slaagkans en de kosten aan Nederlandse zijde?

Mijnheer de voorzitter! In het publieke debat is, zoals ook al bleek uit het betoog van de voorgaande sprekers, veel aandacht voor migratiebewegingen vanuit de Antillen richting Nederland. In kringen van de oppositie valt soms de kreet visumplicht: nu eens als ultimatum voor de Antilliaanse regering, dan weer als dreigement aan het adres van de Nederlandse regering. De fractie van de PvdA is en blijft de mening toegedaan dat visumplicht weliswaar juridisch tot de mogelijkheden lijkt te behoren, maar politiek als onwenselijk moet worden geacht. Een effectieve aanpak van het probleem kan volgens de leden van de Partij van de Arbeid slechts starten bij de bron. En die zit in de slechte situatie en perspectieven van de economie ter plaatse. Hoognodige voorzieningen voor het toenemend aantal drugsverslaafden, ouderen, gehandicapten, eenoudergezinnen, waarvan 10% tienermoeders, en cumulatieve probleemgroepen blijven achterwege, omdat beschikbare middelen opgaan aan salarissen en rente en aflossingen. Deze groepen hebben bijna geen andere keus dan vertrek naar Nederland om het hoofd boven water te houden. Achteruitgang in de onderwijsvoorzieningen gaat ook de middenkaders tot vertrek nopen uit zorg voor de perspectieven van hun kinderen, zodat de neergaande economische spiraal nog eens extra in de versnelling komt.

Uit sociaal oogpunt is haast geen andere conclusie mogelijk dan dat vergaande hulp moet worden geboden om perspectief te creëren voor een bevolkingsomvang van iets meer dan 200.000 zielen. Indien het moreel sociale appèl onvoldoende gehoor vindt, moet vervolgens toch een beroep op de befaamde Hollandse koopmansgeest soelaas kunnen bieden? Het zou interessant zijn een raming van de kostenposten op te stellen van uitkeringen, huursubsidies, etc., om nog maar te zwijgen van de maatschappelijke kosten in de Nederlandse concentratiegebieden, de Antillengemeenten bijvoorbeeld. Is de staatssecretaris niet met ons van mening dat het alternatief, investeren in de Antillen, zowel maatschappelijk als financieel vele malen aantrekkelijker is dan al dat gesteggel over visumplicht?

De veel gehoorde tegenwerping is dat hulp de lokale bevolking afhankelijk en passief zou maken. Dat kan natuurlijk nooit de bedoeling zijn. Expertise op het gebied van ontwikkelingssamenwerking is echter nog steeds volop in ontwikkeling en heeft grote vooruitgang geboekt, ook in dit opzicht. Een effectieve aanpak vergt wel affiniteit met de plaatselijke verhoudingen, en daarvoor is inzet nodig. Hoe is het gesteld met de bekendheid in Nederlandse kringen met de Antilliaanse samenleving?

Een bijna karikaturale illustratie hiervan is de tumba, een carnavalskraker, die in NRC Handelsblad van 18 februari jongstleden is beschreven als een tropisch carnavalsrelletje met culturele allure. Als een hete aardappel wordt het initiatief door de Nederlandse ambtenaren teruggeschoven naar de Antillianen, die de bal terugkaatsen naar politici, die niets van Antillianen begrijpen. Het refrein "Blijf op de Antillen, word geen emigrant, slik liever zelfmoordpillen, maar ga nooit naar Nederland", laat over de duidelijkheid van de bedoelingen niets te raden over. Antilliaanse jongeren uit Amsterdam-zuidoost waren diep beledigd. Zij kwamen om te studeren. Een andere reactie luidde: wij hebben wel heel veel arme mensen, maar die weten als geen ander hoe je moet zien te overleven. Hoe dom denkt Nederland dat zij zijn, dat Nederland hen met zo'n liedje wil beïnvloeden? In het artikel van de NRC van Margriet Oostveen komt John Leerdam aan het woord. Hij legt uit dat tambuteksten altijd dubbelzinnig waren, omdat de slavendrijvers ze niet mochten begrijpen. Je hoort dus niet wat je hoort. Meestal is de tekst in het Papiaments, bijvoorbeeld in een geciteerde tambu over Nederland als melkkoe. Een enkele keer is zo'n tambu in het Nederlands, zoals de bij het artikel afgedrukte tekst van het lied "Een aap", uitgevoerd door de Antilliaanse band Simbagwe Tambu, over hoe Nederlanders naar Antillianen kijken. Het gaat dus nog steeds mis. Nederlanders begrijpen de Antilliaanse codes niet, daartussen gaapt een grote kloof.

Wij pakken hier de draad op van het begin: de historische context en de vergelijking met "de Oost". Tweemaal twee citaten van Geert Mak. Eerste citaat: "We zijn wel voor een proces tot zelfstandigheid, maar alles wat we in Indië hebben opgebouwd laten we niet verpesten door een stel idioten en rampokkers."

Het tweede citaat: "Het was een totaal onverantwoorde politiek onder leiding van mannen die slechts van een ding verstand hadden: Haagse macht. Ze praatten en beslisten over Indië en oorlog, twee zaken waarvan ze in geen enkel opzicht de realiteit kenden." Intussen is er echter wel veel veranderd in het leven van toen en nu. Het kost geen bootreis van maanden meer naar andere continenten en in plaats van brieven per zeepost hebben wij nu de telefoon en het internet. Maar wat levert deze veel grotere nabijheid op voor de beeldvorming en voor de communicatie over en weer?

De volgende twee citaten, ter toelichting, Geert Mak heeft het hier over de politionele acties: "Het Nederlandse probleem ligt in deze kwestie echter op een ander vlak: de eindeloze ontkenning, het verdringen van de herinnering, de weigering om de historische realiteit onder ogen te zien." Ten slotte het laatste en langste citaat: "De regering in Jakarta had, als gebaar van verzoening, de vorstin nadrukkelijk uitgenodigd om met de Indonesiërs de vijftig jaren onafhankelijkheid te vieren. Maar de Nederlanders vonden dat Indonesië pas in 1949 onafhankelijk was geworden, bij de soevereiniteitsoverdracht, en de koningin kwam pas vier dagen na het feest. Dat was niet alleen een gebaar van ongekende lompheid. Het was meer. Nog altijd wilde Nederland de rebellie niet erkennen. Nog altijd wilde Den Haag niet begrijpen waar het om ging."

Het gevolg hiervan was pijnlijk voor Nederland. De inmiddels zo in opspraak geraakte ex-president Suharto liet tijdens het staatsbezoek geen gelegenheid voorbijgaan om met gelijke munt te laten merken hoe hij de handelwijze van ons staatshoofd had geïnterpreteerd. Welke lering is hieruit getrokken?

Anno 1999 herdacht Nederland, als zo'n beetje het enige land ter wereld, dat de onafhankelijkheid van Indonesia in 1949 werd bereikt, en dus niet in 1945. Evenzeer is treffend dat in datzelfde jaar 1999, welgeteld 54 jaar na dato, voor het eerst officieel de bevrijding van Indische oorlogsslachtoffers uit de kampen na de Japanse capitulatie is herdacht. Misschien kan dat een verklaring zijn voor het feit dat wij nog steeds discussiëren over excuses en alles wat daarbij hoort.

Mijnheer de voorzitter! Wij zijn ons ervan bewust dat het niet aangaat appelen met peren te vergelijken. De situatie van toen is gans anders dan de huidige en de Antillen zijn niet het eilandenrijk Indonesia. Toch achten wij dat uitstapje naar het verre oosten relevant voor de Antillen, omdat de gemeenschappelijke noemer zit in de houding van Nederland. En dan springen beklemmende parallellen in het oog, als het gaat om het gebrek aan historisch besef, gebrek aan realiteitszin en gebrek aan inlevingsvermogen, waarmee Nederland de overzeese gebieden tegemoet treedt.

Het lijkt wel of in weerwil van alle vooruitgang en welvaart de kloof nog onverminderd onoverbrugbaar is. Is de staatssecretaris niet met ons van mening dat dit van Nederland als koloniale mogendheid in verleden en heden een beeld oproept van diepgewortelde ongeïnteresseerdheid en onkunde, die daardoor bij de anderen de indruk wekken van onwil, alle moderne inzichten en mogelijkheden ten spijt?

Laten wij vanuit die bril eens kijken naar de actuele situatie op de Antillen en de stagnerende Nederlandse steun aan het urgentieprogramma. Is de staatssecretaris het er dan niet mee eens dat langer wachten echt niet kan, zelfs onverantwoord is, dat dit steeds meer het beeld versterkt van zo'n gebrek aan inzet, van onverschilligheid en zelfs van onwil? Heeft Nederland niet zowel een morele plicht als een duidelijk eigen belang bij het weer op poten krijgen van de Antilliaanse economie? Is de staatssecretaris het vervolgens eens met de stelling dat door inzet van expertise, mede opgebouwd uit ervaring met internationale samenwerking, hulp wel degelijk effectief te bieden is, zonder dat deze ontaardt in het stimuleren van afhankelijkheid en passiviteit? Het is immers inmiddels gangbaar gebruik dat beschikbaar gestelde budgetten via plaatselijke non-gouvernementele organisaties (NGO's) naar projecten en activiteiten worden doorgesluisd. Dit is toch ook de kern van het conflict tussen de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de medefinancieringsorganisaties over Foster Parents Plan? Zo het al bij brede lagen van de samenleving niet overbekend mag zijn, dan zal het toch wel in bestuurlijke kringen op het netvlies staan door deze extra publiciteit? Gaat het hieraan voorbij gaan niet de schijn oproepen, dat men zich uit desinteresse en gemakzucht verschuilt achter het argument van afhankelijkheid stimuleren? Is niet alleen uit deze impasse te komen als veel intensiever wordt samengewerkt met levensvatbare krachten in de Antilliaanse gemeenschap, daar en hier, door het mobiliseren van NGO's en zelforganisaties, in plaats van alleen samenwerking van regering tot regering?

Het is laat, mijnheer de voorzitter. Wij danken u, de staatssecretaris, de collega's en de mensen op de tribunes voor de aandacht. Wij zien de reactie van de staatssecretaris met belangstelling tegemoet.

De heer Schuurman (RPF/GPV):

Mijnheer de voorzitter! Ik spreek vanavond ook namens de fractie van de SGP.

Tijdens het laatstgehouden contactplanbezoek aan de Nederlandse Antillen werden wij nog duidelijk geconfronteerd met de gevolgen van de orkaan Lenny voor met name de bovenwindse eilanden. Hoewel de directe noodhulp effectief was, moet toch worden geconstateerd dat de gevolgen voor het toerisme nog lange tijd zullen nawerken en de financiële situatie van de Nederlandse Antillen, waarover straks meer, ongunstig zullen beïnvloeden. Wordt met die gevolgen voor de middellange termijn in onze steun aan de Nederlandse Antillen rekening gehouden? Het ziet er volgens meteorologen naar uit dat ook in de toekomst orkanen de Nederlandse Antillen zullen teisteren. Orkaan bestendig bouwen is daarom een noodzaak en dat kost veel geld.

Ook de schade aan de natuur bleek erger dan wij hadden gedacht. Voor de toekomst zullen de zgn. modderstromen en erosie een blijvende bedreiging vormen, tenzij men preventief te werk gaat. Daar is ons te weinig van gebleken, terwijl de delegatie wel overtuigd raakte van de noodzaak daarvan. Dat betreft niet alleen St. Maarten, maar ook Saba en vooral St. Eustatius. Om met het laatste eiland te beginnen: St. Eustatius heeft minder materiële schade opgelopen dan de andere eilanden, maar het doorgaand aantasten van de natuur is er wel aanwezig. Zo vrezen wij dat het zuidelijke rif bij een nieuwe orkaan gemakkelijk kan instorten of wegvloeien, met alle gevolgen van dien. Zo zou de elektriciteitscentrale dan bijvoorbeeld buiten werking raken en zou het eiland lange tijd worden ontwricht. Wij vragen de staatssecretaris om in overleg met de Nederlands-Antilliaanse regering technisch deskundigen naar dit probleem een onderzoek te laten instellen en advies voor noodzakelijke werkzaamheden te laten uitbrengen, om een toekomstige ramp te voorkomen. De maatregelen die men zelf op St. Eustatius denkt te nemen, lijken ons volstrekt onvoldoende en zullen bij een nieuwe orkaan blijken alleen maar geldverslindend te zijn geweest. Nog niet zo lang geleden heeft men 1 mln. geïnvesteerd in de restauratie van het Fort. Inmiddels staat het Fort los van het vasteland. Bij een volgende orkaan kan het gemakkelijk in zee verdwijnen en blijkt het geïnvesteerde geld weggegooid geld te zijn. Een technisch masterplan om het eiland meer orkaanbestendig te maken, lijkt ons nodig.

Dergelijke zorg, hoewel minder groot, is er ook ten aanzien van Saba. Ook daar zou onderzoek gedaan moeten worden naar het bevorderen van orkaanbestendigheid. Hetzelfde geldt voor St. Maarten.

Tijdens ons bezoek werden we blij verrast met de gedurfde plannen van het eilandbestuur van Bonaire om van dat eiland een schoolvoorbeeld met duurzame energievoorziening te maken. Gelukkig probeert men daar de beschikbare zonne-energie en windenergie voor duurzaam gebruik te winnen. Wanneer de plannen slagen, zal Bonaire voor vele eilanden in het Caribisch gebied en daarbuiten model kunnen staan. Maar de realisering ervan zal niet zonder financiële hulp gaan. De Nederlandse Antillen zijn zozeer bezig met Curaçao en de financiële problemen dat de landsregering van de Nederlandse Antillen te weinig aandacht heeft voor de aantrekkelijke mogelijkheden van Bonaire. De staatssecretaris kent ongetwijfeld de prestigieuze plannen. Graag vernemen we zijn visie daarop en vernemen wij of de plannen met behulp van één of andere vorm van financiële steun ook te realiseren zijn. Of moet de financiering komen uit één van de fondsen die te zijner tijd beschikbaar zijn voor duurzame economische ontwikkeling?

Dat Bonaire werkt aan een goed visitekaartje, is ook duidelijk geworden met betrekking tot de aankoop van zogenaamd Klein-Bonaire, waardoor dat koraaleiland als natuurwaarde bewaard kan blijven. Gelukkig heeft Nederland daaraan ook een bijdrage kunnen leveren.

De financieel-economische situatie van de Nederlandse Antillen blijft grote zorgen baren. Voortdurend wordt in verband met het aantreden van het tweede kabinet Pourier gesproken van "nu of nooit". Indien bezuinigingen, afslanking van het ambtenarenapparaat en daarmee de strijd tegen de bureaucratie nu niet voldoende steun krijgen, liggen chaos en een financieel debacle voor de hand. Het duurt veel te lang voor dat de goedkeuring van het IMF afkomt. En we houden ons hart vast als de beoordeling negatief uitvalt. Dat lijkt te gaan gebeuren nu het tekort op de jaarlijkse begroting 120 in plaats van 100 mln. gaat worden. Wat moet er gebeuren? In elk geval is dan volgens ons het "nooit" aangebroken en zullen er op koninkrijksniveau ingrijpende beslissingen dienen te worden genomen.

Maar laten we aannemen, dat het toch nog goed komt. Dan blijft financiële steun vanuit Nederland een noodzaak. De neerwaartse spiraal in de economie vanwege noodzakelijke herstructurering dient te worden doorbroken. De noodzakelijke afslankoperaties hebben grote gevolgen, die de Nederlandse Antillen onmogelijk zelf kunnen dragen. Nu de problemen rond de Koraalspecht (voorlopig) van de baan zijn, zullen andere problemen, zoals de vele werkloze, ongeschoolde en kansarme jongeren, de braindrain en de slechte verzorging en groeiende armoede van de sociaal zwakkeren, onze aandacht moeten hebben. Het Koninkrijk kan zich in de Nederlandse Antillen geen Caribische toestanden veroorloven met groeiende sociale ontwrichting en toenemende criminaliteit. Is er straks voldoende basis om gezamenlijk een realistisch financieel plan te maken? En is dat ook niet nodig om vooral het toerisme als bron van inkomsten niet te laten opdrogen? Wat is de visie van de staatssecretaris?

Wat ons betreft, zou hij de Nederlandse Antillen een belangrijke dienst bewijzen indien hij de Nederlands-Antilliaanse regering ervan zou kunnen overtuigen, dat de inefficiënte en ineffectieve dubbele bestuurslaag voor het eilandgebied Curaçao moet worden veranderd in één bestuurslaag, hoe moeilijk dat ook is. Welke initiatieven worden terzake in de richting van de Nederlandse Antillen genomen?

Het lijkt ons ook ongewenst dat Nederland passief toeziet op een slecht functionerende belastinginning. Meer dan 100 mln. per jaar wordt niet geïnd. Het lijkt erop, dat met de verandering van belasting (van importbelasting naar omzetbelasting) de Nederlands-Antilliaanse regering bij voorbaat aan de onwil van bevolking en bedrijven om belasting te betalen tegemoet is gekomen. Hoe moet daarin verandering worden gebracht?

We hopen dat de vrije toegang van Europeanen tot de Nederlandse Antillen een stimulans voor ondernemingen en economische bedrijvigheid kan zijn. En wordt het geen tijd om daarvoor snel passende belastingfaciliteiten in eigen land te geven, zoals Frankrijk dat ook doet voor de eilanden in het Caribisch gebied waar het speciale banden mee onderhoudt? Graag horen we de reactie van de staatssecretaris.

Het Statuut dateert van bijna vijftig jaar terug. Indien in de komende maanden wat de financiën betreft toch tot goede afspraken te komen zou zijn, verdient het aanbeveling om eens samen met alle koninkrijkpartners na te gaan denken over verandering van het Statuut. De wereld is in de laatste vijftig jaar enorm veranderd. Globalisering en Europanisering vragen aandacht. Zou het geen aanbeveling verdienen, dat de Nederlandse Antillen meer aansluiting zoeken bij andere eilanden in het Caribisch gebied? Of is meer in Europees verband mogelijk, bijvoorbeeld door zoveel mogelijk samenwerking te bevorderen tussen eilanden die op de één of andere wijze als geassocieerd lid van de EU of als onderdeel van een Europees land met de status van een aparte provincie met Europa verbonden zijn? In elk geval hopen wij dat de koninkrijksregering in de toekomst meer initiatief neemt om toekomstige problemen beter de baas te kunnen. Het mag niet zo zijn dat we te zijner tijd weer zullen moeten constateren dat we kansen hebben laten liggen. Het is straks waarschijnlijk het moment om voorwaarden te creëren en beslissingen te nemen voor hoognodige economische stimulansen.

Voorzitter! In het verleden deed de regering van Nederland een dergelijk beroep meestal af met een verwijzing naar de autonomie van de Nederlandse Antillen en Aruba. Zo'n benadering was te verdedigen omdat elk voorstel van de kant van Nederland gemakkelijk als ongewenste inmenging werd gezien. Maar is het straks of nu al geen tijd om te zeggen dat met erkenning van autonomie toch niet van gelijkheid binnen het koninkrijksverband gesproken kan worden? Nederland geeft financiële garanties en helpt in allerlei opzicht met technische bijstand. De rol van Nederland in het koninkrijksverband zouden wij graag als een meer actieve en inventieve willen zien. Zo is het de vraag of het inburgeringscontract wel echt werkt. Er is een rem op de komst van Antilliaanse jongeren naar ons land nodig. Het is de vraag of de afspraak met de Antillen veel oplevert. Via een ander Europees land kunnen Antilliaanse jongeren zonder aan de vereiste verplichtingen te hebben voldaan, gemakkelijk binnen komen. Een integrale aanpak van de verzwakte economie en van een structurele maatschappelijke scheefgroei zijn nodig, allereerst ten dienste van de Nederlandse Antillen, maar ook in het belang van Nederland.

Daar komt met betrekking tot Aruba nog iets bij. Indien de relatie met Aruba overeenkomstig het recente rapport "Op afstand verbonden" wordt gewijzigd, komt ook in verband daarmee de vraag op of het Statuut geen wijziging verdient. Graag vernemen we de zienswijze van de staatssecretaris.

Voorzitter! Mijn laatste onderwerp betreft de drugsdoorvoer. De kustwacht die een paar jaar geleden is ingesteld, blijkt in een grote behoefte te voorzien. Toch zijn zowel Aruba als de Nederlandse Antillen nog altijd belangrijke doorvoerhavens voor drugs naar Nederland. Wij zijn het met de Arubanen en Antillianen eens dat ons liberaal drugsbeleid daarvan de belangrijkste reden is. Zowel Aruba als de Nederlandse Antillen zeggen daarvan de lasten te moeten dragen. Bij controle op de luchthavens worden meer dan eens drugskoeriers met bestemming Nederland opgepakt en in hun gevangenissen opgesloten. Aruba zegt zelfs dat het merendeel van zijn gevangenen eigenlijk in Nederland opgesloten zou moeten worden. Is het mogelijk dat aan de Nederlandse zijde van het drugstraject maatregelen worden genomen die potentiële koeriers in die mate afschrikken dat ze een bijdrage leveren aan de afname van het aantal drugskoeriers dat op doorreis gebruikmaakt van de Arubaanse en Antilliaanse luchthavens? Omdat wij nogal eens terecht kritiek hebben op de rijksdelen overzee, doen wij er goed aan, hun kritiek op Nederland terzake zeer serieus te nemen.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

De staatssecretaris zal morgen antwoorden, na afhandeling van de wetsvoorstellen tot wijziging van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht, wijziging van de Gemeentewet en wijziging van het Wetboek van Strafvordering.

Sluiting 22.53 uur

Naar boven