Aanhangsel van de Handelingen
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 877 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 877 |
Heeft u kennisgenomen van het opiniestuk «Slapers worden wakker in een casino» van Adri van der Wurff in PensioenPro, dat gaat over de positie van gewezen deelnemers («slapers») in het nieuwe stelsel?1
Ja, daar heb ik kennis van genomen. De conclusie van Van der Wurff deel ik niet. Daarnaast wil ik opmerken dat het niet aan mij is om op individuele casussen in te gaan en daar een oordeel over te geven. De wet bevat diverse waarborgen voor evenwichtige besluitvorming tijdens de transitie. Zo is artikel 150l lid 1 Pensioenwet neergelegd dat in beginsel niet zal worden ingevaren indien dit onevenredig ongunstig is voor (gewezen) deelnemers, gepensioneerden of de werkgever. Daartoe worden om te beginnen in de arbeidsvoorwaardelijke fase de belangen van alle deelnemers (actieve deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden) meegewogen om zo te komen tot een evenwichtige transitie. Vervolgens beziet het pensioenfonds in de implementatiefase of er geen sprake is van een onevenredig nadeel voor bepaalde groepen belanghebbenden. Indien er een onevenwichtig nadeel voor een groep belanghebbenden ontstaat, dan kan het pensioenfonds niet tot invaren overgaan. Tot slot is aanvullend een aantal collectieve waarborgen geïntroduceerd om de belangen van pensioen- en aanspraakgerechtigden bij de besluitvorming te borgen.
Constaterende dat in het stuk staat dat er 8,3 miljoen «slaperspotjes» zijn, kunt u aangeven hoeveel slaperspotjes er precies zijn, welke totale pensioenvoorziening daarbij hoort in euro’s en hoe dit zich verhoudt tot de totale pensioenvoorziening in Nederland?
Uit gegevens van DNB blijkt dat er afgerond 8,4 miljoen gewezen deelnemers zijn. De gereserveerde technische voorziening voor slapers is € 240 miljard. De totale technische voorziening is € 1.350 miljard.2
Bent u van mening dat het in de geest van de wet is om gepensioneerden en slapers te horen om zo evenwichtigheid te bevorderen, aangezien de Wet toekomst pensioenen en de bijbehorende memorie van toelichting hoorrecht introduceren voor gepensioneerden en slapers om zo de sociale partners tot een evenwichtige besluitvorming te laten komen?
Bij een rechtsgeldige wijziging van de pensioenovereenkomst geldt dat deze eveneens doorwerking heeft in de rechtsverhouding van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. In wet is daarom opgenomen dat sociale partners en pensioenuitvoerders de belangen van alle belanghebbenden (gepensioneerden en (gewezen) deelnemers) evenwichtig afwegen in de besluitvorming. Gewezen deelnemers en pensioengerechtigden zijn veelal minder betrokken bij de onderhandelingen over de nieuwe pensioenregeling en zij hebben geen formele positie bij de afspraken die sociale partners maken over het voornemen om de bestaande pensioenrechten in te varen in de nieuwe pensioenregeling. Om die reden is in de arbeidsvoorwaardelijke fase een hoorrecht ten aanzien van het transitieplan geïntroduceerd voor verenigingen van gewezen deelnemers en voor verenigingen van pensioengerechtigden. Het hoorrecht vormt daarmee een extra waarborg voor de betrokkenheid van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden in de arbeidsvoorwaardelijke fase.
Zoals bij de artikelsgewijze behandeling van de Wtp is aangegeven, ligt het initiatief om zich te verenigen tot een hoorrechtvereniging bij de gewezen deelnemers respectievelijk gepensioneerden.3 Pensioenfondsen zijn verplicht om op verzoek van gewezen deelnemers of van gepensioneerden mee te werken aan de verstrekking van informatie aan de gewezen deelnemers respectievelijk gepensioneerden van het fonds over het voornemen tot oprichting, of over het bestaan, van een hoorrechtvereniging.
Vervolgens is het aan de verenigingen van gewezen deelnemers respectievelijk gepensioneerden om de sociale partners te informeren over het bestaan van de vereniging, zodat zij gehoord kunnen worden. De sociale partners zullen daartoe aangeven hoe het proces eruit ziet en het pensioenfonds verzoeken deze informatie beschikbaar te stellen, bijvoorbeeld via de website van het pensioenfonds, zodat het voor de verenigingen duidelijk is op welk moment zij zich uiterlijk bij de sociale partners moeten hebben gemeld. Kortom, het initiatief om gehoord te kunnen worden, ligt bij de gewezen deelnemers en gepensioneerden.
Indien sociale partners besluiten om het pensioenfonds te verzoeken om in te varen, dan besluit het pensioenfonds in beginsel tot invaren. Het pensioenfonds kan dit besluit pas nemen na opnieuw een evenwichtige belangenafweging te hebben gemaakt. Er mag geen sprake zijn van een onevenwichtig nadeel voor een groep belanghebbenden. Aanvullend worden de belangen van alle belanghebbenden geborgd door een adviesrecht van het verantwoordingsorgaan of een goedkeuringsrecht van het belanghebbendenorgaan. Ook hierin kunnen gewezen deelnemers plaats hebben. Bovendien kijkt ook het intern toezicht van een pensioenfonds kritisch naar de besluitvorming van het pensioenfonds, waarbij het intern toezicht bij het oordeel over de evenwichtige belangenafweging door het fonds nadrukkelijk toeziet op de besluitvorming bij invaren. Kortom, ook in deze fase van de besluitvorming zijn verschillende waarborgen opgenomen om de belangen van alle groepen deelnemers te borgen.
Bent u van mening dat u als Minister bij het monitoren van de implementatie van de Wet toekomst pensioenen niet alleen moet kijken naar de toepassing van de wet (waar de betreffende toezichthouders en uiteindelijk de rechterlijke macht voor beschikbaar zijn), maar juist extra naar het naleven van de geest van de wet, omdat daar (behalve jurisprudentie achteraf) geen sterk toezicht op is?
Het streven om niet alleen naar de letter van de wet maar ook om in de geest van de wet te handelen, komt op verschillende terreinen tot uitdrukking. Zo zie ik dat sociale partners in veel gevallen bereid zijn om verenigingen, die in strikte zin niet voldoen aan de in de wet gestelde eisen, evengoed de mogelijkheid te bieden om het hoorrecht uit te oefenen. Het uitoefenen van het hoorrecht betekent dat de inbreng van deze verenigingen is meegewogen bij definitieve transitieplan. Het betekent niet dat dit per definitie tot aanpassingen van het transitieplan zal leiden. Sociale partners dienen immers alle belangen evenwichtig te wegen. Dat kan leiden tot inhoudelijk verschillende inzichten en andere afwegingen maken. Daarnaast gaven afgevaardigden van de pensioenfondsen tijdens een rondetafelgesprek dat ik met sociale partners, de ouderenbonden en pensioenfondsen heb gehad aan, de bereidheid te hebben om ook in de implementatiefase van de transitie hoorrechtverenigingen te blijven betrekken. Dit is geen wettelijke verplichting, maar sluit wel aan bij de geest van de wet om alle belanghebbenden te betrekken bij de pensioentransitie.
Acht u het in de geest van de wet dat, zoals in het stuk wordt beschreven uit de transitieplannen van de koplopers (het beroepspensioenfonds voor de loodsen, het Personeelspensioenfonds APG en het bedrijfstakpensioenfonds PWRI) waarin de sociale partners hun afstemming met groepen belanghebbenden verantwoorden, blijkt dat bij geen van de koplopers sprake is geweest van een afstemming met (vertegenwoordigers van) gewezen deelnemers?
In de drie betreffende transitieplannen wordt volgens het stuk verantwoord hoe het hoorrecht een rol gespeeld heeft bij de besluitvorming van sociale partners: in een geval was dat de opmerking dat er maar weinig slapers waren, in het andere geval dat er geen vereniging van slapers was, in het derde transitieplan staat alleen dat deelnemers gehoord zijn; hoe verhouden dergelijke verantwoordingen zich naar uw oordeel tot de geest van de wet?
Hoe beoordeelt u het ontbreken van vertegenwoordigers van slapers in de transitieplannen in het licht van de memorie van toelichting bij de Wet toekomst pensioenen?
Zoals in het antwoord op vraag 3 is aangeven, is het aan de gewezen deelnemers om zich te verenigen en zich tijdig bij de sociale partners te melden om het hoorrecht uit te kunnen oefenen. Er kunnen allerlei redenen zijn waarom zij zich niet hebben verenigd, zoals ook blijkt uit de recent door Ipsos I&O uitgevoerde flitspeiling naar de bekendheid en tevredenheid van het hoorrecht.4 Daarbij wil ik benadrukken dat het feit dat vertegenwoordigers van gewezen deelnemers geen gebruik hebben gemaakt van hun hoorrecht, niet wil zeggen dat hun belangen niet zijn meegewogen. Om te beginnen worden de belangen van gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden vertegenwoordigd door de werknemersorganisaties. Deze organisaties zullen dan ook rekenschap moeten geven van de impact die afspraken mogelijk hebben op gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden. Een verantwoording van de evenwichtigheid van de gemaakte afspraken landt in het transitieplan, en indien verenigingen zich hebben gemeld dan zal dat zijn nadat deze verenigingen over het transitieplan zijn gehoord. Vervolgens zal het pensioenfondsbestuur bij de opdrachtaanvaarding een evenwichtige belangenafweging maken. En ook bij de beoordeling door de fondsorganen worden de belangen van gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden meegenomen. Vertegenwoordigers namens de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden hebben immers de mogelijkheid om zitting te nemen in de pensioenfondsbesturen en fondsorganen.
Kunt u bevestigen, zoals in het stuk benoemd, dat slapers in een slechtweerscenario (5%-percentiel) 26%, 35% respectievelijk 36% verliezen ten opzichte van het pensioen in een verwacht scenario (mediaan) en dat de sociale partners bij de betreffende fondsen (Loodsen, APG respectievelijk PWRI) dit acceptabel vinden?
Kunt u bevestigen dat blijkt dat voor slapers een grotere mogelijke daling worden verwacht dan voor andere deelnemers in de betreffende voorbeelden, en dat in alle gevallen dit gerechtvaardigd wordt met de veronderstelling dat die slapers elders inmiddels pensioen opbouwen?
Bent u van mening dat dit lijkt te impliceren dat sociale partners of niet op de hoogte zijn van het goed gedocumenteerde verschijnsel «zelfstandige zonder pensioen», of dat zij welbewust een aanname noemen die de mogelijke achteruitgang voor de slapers moet rechtvaardigen?
Het is, zoals in het antwoord op vraag 1 aangegeven, niet aan mij om op individuele casussen in te gaan en daar een oordeel over te geven; sociale partners gaan over de invulling van hun pensioenregeling. In algemene zin geldt dat sociale partners alle keuzes, overwegingen, berekeningen en oordelen die ten grondslag liggen aan de gemaakte afspraken in het kader van de transitie weergeven in het transitieplan. Het transitieplan bevat daarmee de verantwoording waarom gekozen is voor de betreffende invulling van de pensioenregeling en dat er sprake is van een evenwichtige overstap. Tegelijk hebben sociale partners, zoals in het antwoord op de vragen 5, 6 en 7 aangegeven, in het transitieplan ook rekening gehouden met de belangen van gewezen deelnemers.
Hoe kijkt u aan tegen de bovenstaande aanname en kunt u reflecteren op het feit dat een dergelijke rechtvaardiging blijkbaar voor De Nederlandsche Bank (DNB) geen aanleiding is geweest tot het vragen om aanpassing?
Pensioenfondsen zullen aan de toezichthouder moeten kunnen onderbouwen op welke wijze is voldaan aan de verplichting tot evenwichtige belangenafweging en hoe het pensioenfonds voorkomt dat het invaren voor (een deel van) de deelnemers tot onevenredig nadeel leidt. De evenwichtige belangenafweging is een open norm die zich richt tot het pensioenfonds. Bij de toetsing van een open norm zoals de evenwichtige belangenafweging betrekt DNB de specifieke omstandigheden van het pensioenfonds en weegt deze omstandigheden mee bij de beoordeling of aan de norm is voldaan.
Kunt u bevestigen dat in het artikel het concept-transitieplan van Pensioenfonds Gasunie wordt aangehaald en dat daarin wordt beschreven dat gewezen deelnemers tot 35 jaar de kans lopen om hun totale aanspraak bij het fonds kwijt te raken?
Het transitieplan betreft het eindresultaat van de overleggen tussen de sociale partners in de arbeidsvoorwaardelijke fase van de pensioentransitie. Daarbij houden sociale partners ook rekening met de belangen van gewezen deelnemers. Het is aan de sociale partners om rekening te houden met de verschillende wijzen waarop gewezen deelnemers hun loopbaan wel of niet kunnen voortzetten zoals beschreven in antwoord 8, 9 en 10, en hun keuzes hierin te onderbouwen en te verantwoorden. Met de Wtp zijn de kaders waarbinnen de afspraken gemaakt dienen te worden, vastgelegd. Ik ga als Minister niet in op de inhoud van specifieke transitieplannen en keuzes die decentrale partijen daarin maken. In algemene zin gaat het bij gewezen deelnemers tot 35 jaar veelal om beperkte aanspraken. In een slecht weer scenario kan hogere blootstelling aan beleggingsrisico dan leiden tot lagere resultaten. In een goed weer scenario leidt dit juist tot hogere resultaten.
Wat vindt u van dit soort dalingen van pensioenuitkomsten van gewezen deelnemers na overgang naar het nieuwe stelsel?
Hoe kijkt u aan tegen het feit dat de Wet toekomst pensioenen en met name het invaren van de opgebouwde rechten dergelijke uitkomsten mogelijk maakt?
Bij de in kaart gebrachte scenariobedragen (optimistisch, verwacht en pessimistisch economisch scenario) gaat het niet om situaties die zich daadwerkelijk voordoen, maar om projecties van verwachte pensioenbedragen bij ongewijzigd beleid. Deze scenariobedragen maken daarmee inzichtelijk wat de deelnemer in de verschillende economische scenario’s kan verwachten. Mocht een dergelijk scenario echter de praktijk lijken te worden (dus voor een relatief lange periode achterelkaar een zeer gunstige of zeer ongunstige economische ontwikkeling) dan is het aan sociale partners om te bezien of gegeven het ambitieniveau de premie moet worden bijgesteld. Ook kan overwogen worden om anders te gaan beleggen. Daarnaast dient opgemerkt te worden dat zowel in de arbeidsvoorwaardelijke fase door de sociale partners, als in de implementatiefase door het pensioenfondsbestuur de evenwichtigheid van de transitie dient te worden beoordeeld.
Acht u de voorwaarden in de wet (zoals slechts een hoorrecht in plaats van een sterker instemmingsrecht) voldoende nu blijkbaar door sociale partners dergelijke uitkomsten acceptabel geacht worden?
Arbeidsrechtelijk ligt het primaat voor het opstellen van arbeidsvoorwaarden bij de sociale partners. Dat het hoorrecht als extra waarborg is geïntroduceerd acht ik ook gezien de opzet zoals ik zojuist heb aangegeven een redelijke waarborg. Daarnaast moet niet vergeten worden dat de waarborgen ook robuust zijn verankerd in de implementatiefase, mede gelet op de rol van het verantwoordingsorgaan (VO) en het belanghebbendenorgaan (BO). Het VO/BO is niet alleen deskundig en betrokken, maar kent in haar geleding onder andere een vertegenwoordiging vanuit gepensioneerden alsook gewezen deelnemers.
PensioenPro, 26 november 2024, «Slapers worden wakker in een casino», (https://pensioenpro.nl/slapers-worden-wakker-in-een-casino/).
De cijfers zijn gebaseerd op de door alle pensioenfondsen aangeleverde verslagstaten. In dit geval gaat het om jaarrapportages dus de cijfers zijn per ultimo 2023.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-877.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.