Vragen van de leden Erkens en Buijsse (beiden VVD) aan de Minister van Klimaat en Groene Groei en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het verminderen van regeldruk in circulaire processen (ingezonden 1 oktober 2024).

Antwoord van Staatssecretaris Jansen (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 28 oktober 2024).

Vraag 1

Bent u bekend met de publicatie van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) over «Vooruitgang in de circulaire economie: Inzichten uit analyses van drie productgroepen; woningen, verpakkingen en energietechnologieën»?1

Antwoord 1

Ja, ik ben bekend met deze publicatie.

Vraag 2

Deelt u de mening dat er vaart moet worden gemaakt in het halen van de 2030- en 2050-doelen op het gebied van circulariteit? Wanneer kan de Kamer uw maatregelen verwachten op dit vlak?

Antwoord 2

Eerder heeft mijn voorganger al aangegeven dat we met de maatregelen in het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE) de doelen niet gaan halen. Ook het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) geeft in de Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER) van 2023 aan dat meer maatregelen nodig zijn. We moeten er daarom samen de schouders onder zetten; burgers, bedrijven én de overheid. Begin 2025 komt een nieuwe ICER uit. Mede op basis hiervan zal ik in september van dat jaar een geactualiseerd NPCE aan de Kamer aanbieden.

Vraag 3

Kunt u ingaan op de kansen die circulariteit biedt voor het Nederlandse toekomstige verdienvermogen? Kunt u daarbij specifiek ingaan op de chemische industrie?

Antwoord 3

Nederland heeft als klein land een gunstige uitgangspositie voor circulariteit. Nederland kent een goede logistieke infrastructuur en een sterke kennispositie op procestechnologie (zie Nationale Technologiestrategie [TK 32 852, nr. 224]). De sterke Nederlandse logistieke positie en clusters van basis- en verwerkende industrie vormen een goed startpunt voor toekomstige circulaire clusters, die hoogwaardige producten kunnen leveren. Dit blijkt ook uit buitenlandse investeringen die recent zijn gedaan in recyclingfaciliteiten in Nederland. Innovatie en duurzame chemie is als groeimarkt in beeld bij het kabinet.

Om de kansen voor dit toekomstig verdienvermogen te verzilveren, is wel verbetering nodig van het Nederlandse en Europese investeringsklimaat. Zoals het rapport «The future of European competitiveness» van Mario Draghi laat zien, staat de concurrentiepositie van de Europese industrie momenteel onder druk. Door middel van normeren, beprijzen en stimuleren (bij voorkeur op Europees niveau), kunnen juiste kaders gesteld worden voor de ontwikkeling van een circulaire economie door het creëren van een gelijk speelveld voor Nederlandse ondernemingen. Dat geeft ondernemers een stimulans voor het ontwikkelen van innovaties waaronder nieuwe toepassingen van hernieuwbare grondstoffen.

Circulariteit gaat hand in hand met innovatie, verdienvermogen en werkgelegenheid. Op de korte termijn moeten nieuwe technieken concurreren met lineaire bedrijfsprocessen waardoor bijvoorbeeld financiering van zulke businesscases lastiger is. Op langere termijn kunnen deze technieken echter doorontwikkelen en concurrerend worden met het bestaande alternatief. Daarvoor zijn voldoende arbeidskrachten, nieuwe infrastructuur en goede (om)scholing nodig. Dit leidt tot nieuwe kansen en voordelen voor de Nederlandse economie.

De chemische industrie heeft de sleutel in handen om de transitie te maken naar circulair grondstoffengebruik. De Nederlandse kennispositie kan ingezet worden voor nieuwe recyclingtechnologieën en circulaire materialen. Naast bestaande mechanische recycling zorgen nieuwe technieken (o.a. solvolyse en depolymerisatie) voor nieuwe mogelijkheden. Circulaire bouwstenen uit de chemie staan aan het begin van waardeketens met groot toekomstig verdienvermogen. Gemengde afvalstromen kunnen zo ingezet worden als grondstof voor toepassingen met maximaal toevoegde waarde. Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van dergelijke hoogwaardige materialen in de automobielindustrie, windmolens, en medische toepassingen.

Naast economische voordelen biedt hoogwaardige verwerking voor Nederland andere voordelen. Zo kan mechanische en aanvullend daarop chemische recycling – bijvoorbeeld plasticrecycling – een belangrijke bijdrage leveren aan het halen van de klimaatdoelen. Ook kan terugwinning en hergebruik van metalen uit afval een cruciale rol gaan spelen in efficiënt gebruik van kritieke grondstoffen, en daarmee onze strategische afhankelijkheden verminderen.

Vraag 4

In hoeverre zal een grotere inzet op circulariteit helpen met het behalen van CO2-reductiedoelen? Welke maatregelen die u voornemens bent hebben een positief effect op beide dimensies?

Antwoord 4

Onderzoeken laten zien dat de circulaire maatregelen waar het kabinet momenteel aan werkt 2–4 Mton CO2-reductie in 2030 kunnen opleveren. Met aanvullend beleid zou zelfs meer mogelijk zijn (Kamerstukken II 2023/24, 32 813 en 32 852, nr. 1397). Het kabinet wil kijken wat haalbaar is door circulaire ondernemers verder te ondersteunen en private investeringen aantrekkelijk te maken en zo de koploperspositie van het Nederlandse innoverende bedrijfsleven te bestendigen.

Vraag 5

Deelt u de mening dat beleid op het gebied circulariteit het meest effectief is mits het geldt in de hele Europese Unie zodat we een gelijk speelveld behouden? Bent u voornemens om bij de komende Europese Raden te pleiten voor een sterke inzet van de nieuwe Europese Commissie op dit vlak?

Antwoord 5

Zoals in het Nationaal Programma Circulaire Economie 2023–2030 is aangegeven, wordt nationaal circulaire economiebeleid ontwikkeld en uitgevoerd in een internationale context. Om onze nationale ambitie – Nederland circulair in 2050 – te realiseren, is internationale samenwerking noodzakelijk. Het rapport van Mario Draghi over de toekomst van het Europees concurrentievermogen laat zien dat het investeringsklimaat voor circulaire en groene investeringen in Europa op dit moment te kort schiet. Met name op het gebied van wet- en regelgeving en met het oog op de internationale concurrentiepositie van het bedrijfsleven, ligt de voorkeur vanwege de impact, reikwijdte en haalbaarheid van maatregelen op een inzet op Europees niveau.

In de schriftelijke overleggen ter voorbereiding op de informele Milieuraad van respectievelijk 11 en 12 juli en 15 en 16 januari heeft de Kamer een uiteenzetting ontvangen van de Nederlandse wensen voor de inzet van de Europese Commissie ten aanzien van het stimuleren van de Circulaire Economie. Het kabinet vindt het van belang om het werk dat onder het huidige EU-actieplan Circulaire Economie is opgepakt voort te zetten en ziet kansen om met een nieuw actieplan op het gebied van de circulaire economie circulaire bedrijfsmodellen te stimuleren. Zoals verwoord in de rapporten «Much more than a market» van Enrico Letta en «The future of European competitiveness» van Mario Draghi is de inzet op een circulaire economie en een aantrekkelijk investeringsklimaat voor het bedrijfsleven noodzakelijk voor de leveringszekerheid van grondstoffen en daarmee het versterken van de concurrentiekracht van Europa.

Het kabinet zet in op bindende instrumenten als productregelgeving (waaronder Ecodesign), herzieningen van Europese wetgeving die door de huidige Commissie al waren aangekondigd, waaronder een grondige herziening van de Kaderrichtlijn afvalstoffen (Kra), de Richtlijn voor afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA), en de Richtlijn voor het beperken van gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (RoHS). Ook zet het kabinet in op het gebruik van duurzame koolstof in de chemische industrie, ter ondersteuning van de transitie richting een circulaire economie.

In een circulaire economie vallen de milieueffecten van grondstoffen voor productie en consumptie binnen de «planetaire grenzen». Het kabinet ziet graag dat de Europese Commissie inzet op het concreet maken van welk grondstoffengebruik past bij de doelstelling om «goed te leven binnen planetaire grenzen» op Europees niveau. Dit kan helpen om midden- en lange-termijndoelen op Europees niveau te stellen. Daarbij heeft het kabinet oog voor het creëren van een circulaire business case in Europa en de concurrentiepositie van het bedrijfsleven zodat private investeringen in de EU voor circulariteit aantrekken. Tot slot hecht het kabinet er waarde aan dat de EU en haar lidstaten ook op mondiaal niveau de noodzaak van de transitie naar een circulaire economie uitdragen.

Vraag 6

Deelt u de mening dat ondernemers die circulariteit willen bevorderen in bepaalde gevallen een ongelijk economisch speelveld en onnodige regeldruk ervaren ten opzichte van ondernemers die hier geen inspanning op plegen? Kunt u hier duiding aan geven?

Antwoord 6

Ik zie dat circulaire producten nu vaak niet op prijs kunnen concurreren met lineaire producten omdat in lineaire producten onder andere milieuschade niet wordt meegenomen in de prijs. Daarom staan in het Nationaal Programma Circulaire Economie maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat circulair ondernemen op termijn de enige logische, eerlijke en financieel haalbare manier van ondernemen zal zijn. De Rijksoverheid zet daarbij in op een eerlijker speelveld voor circulaire ondernemers in Nederland, op Europees niveau en uiteindelijk mondiaal.

Vraag 7

Welke gesprekken voert u met bedrijven en instanties over de knelpunten omtrent het overstappen op een meer circulaire economie? Kunt u de knelpunten die genoemd worden nader duiden?

Antwoord 7

Er vinden regelmatig gesprekken plaats met brancheorganisaties en worden werkbezoeken afgelegd om signalen uit de praktijk op te vangen. Daarnaast stelt het Versnellingshuis Nederland Circulair! jaarlijks de Rode Draden Notitie op met daarin de belemmeringen die bedrijven ervaren die circulair (willen) ondernemen. Dit voorjaar stuurde mijn voorganger u «De Rode Draden Notitie 2024: De pilotfase voorbij» waarin specifiek is gekeken naar belemmeringen die spelen bij het opschalen naar een circulaire economie2. In de bijbehorende Kamerbrief geeft mijn voorganger een nadere duiding van de knelpunten. Voor een zeer uitgebreide behandeling van de knelpunten verwijs ik u naar de Rode Draden Notitie 20243.

De Rijksoverheid zet actief in op circulaire bedrijvenbeleid, door innovatieve recyclelaars te ontzorgen en te ondersteunen met de stappen naar markcommercialisatie, onder andere door financiering vanuit het RVO-instrumentarium waaronder de DEI en de VEKI en ondersteuning bij de implementatie van nationale en Europese eisen. Naast het stimuleren van circulaire bedrijvigheid, zet de Rijksoverheid in op normeren en beprijzen om circulaire producenten een gelijk speelveld te bieden ten opzichte van vervuilende producenten. Dit doet de Rijksoverheid bij voorkeur op Europees niveau om een gelijk speelveld voor Nederlandse bedrijven in Europa te borgen.

Vraag 8

Welke stappen worden ondernomen om de beschikbaarheid van informatie over circulair inkopen te verbeteren voor bedrijven en overheden? Hoe neemt u als Rijksoverheid een voorbeeldrol in het aanbestedingsproces?

Antwoord 8

De Rijksoverheid zet in op kennisopbouw bij inkopende organisaties. Er is een landelijk loket bij PIANOo als belangrijke kennisbron en vraagbaak. Er worden bijeenkomsten en leernetwerken georganiseerd en er zijn opleidingen, zoals de Circulair inkopen academie en de ISV academie. Ook stimuleert de Rijksoverheid de samenwerking tussen overheden onderling en met marktpartijen om kennisdeling en het uitwisselen van ervaring rond circulair inkopen te bevorderen, onder meer via buyergroups (zie vraag 17). Ten slotte zijn ter ondersteuning verschillende instrumenten ontwikkeld, zoals de veelgebruikte MVI criteriatool, die inkopers helpt om snel tot goede inkoopcriteria te komen voor 46 relevante productcategorieën.

De Rijksoverheid ziet de noodzaak en kans om meer impact te realiseren met circulair inkopen en vervult daarbij een voorbeeldrol. Door onze inkoop in te zetten als hefboom draagt de Rijksoverheid bij aan de realisatie van maatschappelijke doelen, waaronder de ontwikkeling van een circulaire economie. Het Ministerie van IenW coördineert de inzet van zeven departementen (IenW, BZK, EZ, BuZa, SZW, LVVN en OCW) in samenwerking met de drie koepels van medeoverheden (IPO, VNG en de Unie van Waterschappen) om circulair inkopen bij alle overheden te stimuleren via het Nationaal plan Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI). Het Ministerie van BZK heeft als systeemverantwoordelijke voor het rijksinkoopstelsel en het rijksinkoopbeleid, in 2019 de rijksinkoopstrategie Inkopen met Impact aan de Kamer gestuurd. Via Inkopen met Impact wordt ingezet op de verdere verduurzaming van het eigen inkoopbeleid voor de circa € 16 miljard aan inkoopuitgaven door het Rijk. Dit jaar is het Ministerie van BZK gestart met de evaluatie van de rijksinkoopstrategie en rondt deze naar verwachting voor het einde van het jaar af. In 2025 wordt de rijksinkoopstrategie door BZK geactualiseerd. Op basis van aanbevelingen volgend uit de evaluatie worden onder andere de geïdentificeerde kansen ten aanzien van circulariteit voor de rijksinkoop onderzocht en hierin meegenomen. BZK werkt bij deze aankomende actualisatie nauw samen met de verantwoordelijke beleidsdepartementen en andere stakeholders uit het (rijks)inkoopveld.

Vraag 9

Hoe bent u van plan om de burger te informeren over de kansen van circulaire producten? Hoe verhoogt u het bewustzijn van burgers om circulaire producten aan te schaffen?

Antwoord 9

Er lopen verschillende initiatieven om het bewustzijn van burgers om circulaire producten aan te schaffen te verhogen. Zo loopt de landelijke campagne «Zet ook de knop om», waarin aandacht wordt besteed aan circulaire producten zoals tweedehands kleding. Ook subsidieert IenW de Stichting Milieu Centraal, die onafhankelijke voorlichting geeft aan burgers om hun circulair handelingsperspectief te vergroten, bijvoorbeeld ten aanzien van de aanschaf van refurbished ICT-producten. Vanuit de Gedragsstrategie Burgers en Circulaire Economie (Kamerstuk 32 852, nr. 225 (bijlage)) zet IenW erop in dat het maken van circulaire keuzes makkelijker, logischer en eerlijker wordt.

Vraag 10

Deelt u de mening dat de term «afval», in de milieuwetgeving gedefinieerd als «elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen» niet overeenkomt met de term «afval» zoals deze is beschreven in de doelen voor een circulaire economie in 2050 en het PBL rapport4 waar gesproken wordt om te streven naar zo min mogelijk/nauwelijks afval?

Antwoord 10

Nee, die mening deel ik niet. De definitie is geheel in lijn met de doelen van de circulaire economie die staat voor efficiënt en effectief grondstoffengebruik. In de circulaire economie gebruiken we minder materialen, gaan er beter en langer mee om en verwerken die hoogwaardig. Maatregelen om een circulaire economie te bereiken omvatten alle fasen van een materiaal of product, van het ontwerp, de productie, het gebruik en het verwerken ervan in de afvalfase. De fasen voorafgaand aan de afvalfase zijn gericht op afvalpreventie. Is een materiaal of product een afvalstof geworden, dan streven we naar een zo hoogwaardig en veilig mogelijke verwerking waarbij uiteindelijk zo min mogelijk afval wordt verbrand of gestort.

Vraag 11

Wat is wat u betreft de definitie van «afval»?

Antwoord 11

Voor de definitie van afval, verwijs ik naar de Wet milieubeheer artikel 1.1, eerste lid: «afvalstoffen: alle stoffen, mengsels of voorwerpen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen». Deze vloeit voort uit de Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen.

Vraag 12

Deelt u de mening dat initiatiefnemers, bevoegd gezagen en inspectiediensten regelmatig een verschillende interpretatie geven aan wetten- en regels als het gaat over «afval» en «einde afvalstatus» en dat ondernemers hier knelpunten door ervaren? Ziet u een relatie naar de interpretatie van verschillende definities die rondgaan in wet- en regelgeving over de term «afval»?

Antwoord 12

Er zijn geen verschillende definities van de term afvalstof. De definitie is opgenomen in de Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen en in Nederland geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. Hierin zijn ook de criteria opgenomen waaraan moet worden voldaan voor de einde-afvalstatus en de bijproductstatus. De beoordeling van die status is van belang voor bijvoorbeeld de vergunningverlening door decentraal bevoegde gezagen die gebruik kunnen maken van de zelfbeoordeling van een bedrijf. De Inspectie Leefomgeving en Transport heeft de bevoegdheid om advies uit te brengen bij de omgevingsvergunningprocedure. Ik merk vanuit sommige bedrijven en omgevingsdiensten dat zij dit lastig vinden. Hier is ook aandacht voor in de hierboven genoemde «Rode Draden Notitie 2024: De pilotfase voorbij». Om deze ervaren knelpunten in de praktijk te voorkomen, ondersteunt het ministerie bedrijven en omgevingsdiensten met informatie via de website afvalcirculair.nl. Daarnaast werkt Omgevingsdienst-NL aan de oprichting van het kennisplatform «Afval of niet», om kennisontwikkeling en -uitwisseling tussen omgevingsdiensten te versterken en lastige casuïstiek te bespreken. We streven hierbij naar meer uniformiteit in de beoordelingen van omgevingsdiensten.

Vraag 13

Ziet u mogelijkheden om dit in de toekomst beter te regelen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 13

Het ministerie zet in op een goede informatievoorziening en kennisontwikkeling bij zowel bedrijven als betrokken bevoegde gezagen. Daarnaast werkt Omgevingsdienst-NL aan de oprichting van een kennisplatform «Afval of niet» voor de kennisontwikkeling en -verspreiding over de beoordeling van de afvalstatus bij omgevingsdiensten. Bovendien zet ik mij Europees in voor het opstellen van Europese einde-afvalcriteria. Zo is het ministerie actief betrokken bij de trajecten van het Joint Research Centre om te komen tot technische voorstellen voor dergelijke criteria aan de Europese Commissie. Binnenkort verwachten we een voorstel voor einde-afvalcriteria voor kunststofafval. Er loopt tevens een traject voor textielafval tot en met het eerste kwartaal van 2026 en een traject voor bouw- en sloopafval is recent gestart en loopt naar verwachting tot en met het tweede kwartaal van 2026.

Vraag 14

Hoe wordt de samenwerking tussen initiatiefnemers, bevoegd gezagen en inspectiediensten bevorderd om de complexiteit van wet- en regelgeving rondom circulaire initiatieven te verminderen, vooral rondom einde afvalstatus?

Antwoord 14

Bedrijven zijn in eerste instantie aan zet om de beoordeling van de afvalstatus van hun materiaal uit te voeren. We gaan uit van de professionaliteit en kennis van bedrijven, zodat zij via een zelfbeoordeling kunnen werken. In het kader van een vergunningverlening of transport kan het bevoegd gezag ook een beoordeling maken. De bevoegdheden voor de beoordeling in het kader van vergunningverlening zijn decentraal belegd en het Rijk maakt zich sterk voor een goede uitvoering van die bevoegdheden door een uitgebreide informatievoorziening, de inzet op handreikingen en ministeriële regelingen en het in Europees verband opstellen van toetsingscriteria voor einde-afval. De samenwerking tussen de omgevingsdiensten wordt bevorderd door het in oprichting zijnde kennisplatform «Afval of niet» door Omgevingsdienst NL. Via het Bestuurlijk Omgevingsberaad heb ik de verantwoordelijke medeoverheden opgeroepen om werk te maken van dit kennisplatform en van de samenwerking met bedrijven en de Inspectie Leefomgeving en Transport.

Vraag 15

In hoeverre belemmert certificering het ontwikkelen en verkopen van circulaire producten? Zijn er sectoren waar geen certificering wordt toegekend? Bent u van plan om de huidige certificering te evalueren, bijvoorbeeld in het kader van het Circulair Materialen Plan?

Antwoord 15

Certificering is geen vereiste om circulaire producten te ontwikkelen of te verkopen. Er zijn ook geen plannen om dit te gaan verplichten. Fabrikanten van circulaire producten kiezen vaak op vrijwillige basis voor certificering. Hun circulaire producten concurreren namelijk met lineaire producten en dan is een gelijk speelveld belangrijk. Bijvoorbeeld als het gaat om bouwproducten gelden er wettelijke milieu-eisen en bouwtechnische eisen. Fabrikanten van lineaire producten maken gebruik van certificering om aan te tonen dat zij aan wettelijke eisen voldoen omdat dit een kosteneffectievere manier is en omdat dit meer vertrouwen geeft bij afnemers. Daarmee is certificering over het algemeen meer een kans dan een belemmering voor circulaire fabrikanten om op een kosten-effectievere manier de concurrentie aan te gaan met hun lineaire concurrenten.

Vraag 16

Hoe kunt u de vraag naar circulaire producten stimuleren bij zowel consumenten als bedrijven en hoe wordt dit momenteel gedaan?

Antwoord 16

Het stimuleren van de vraag naar circulaire producten bij consumenten en bedrijven kan op verschillende manieren. Voor de consument kan dit bijvoorbeeld door de bewustwording en consumptie van producten van gerecycled materiaal te bevorderen. Informatievoorziening door middel van eco-labels kan hierbij helpen, maar ook het zo inrichten van de bedrijfsomgeving dat een circulaire aankoop vanzelfsprekender wordt. IenW onderzoekt momenteel wat de gedragseffecten bij consumenten zijn van het aanbieden van tweedehands kleding naast nieuw in fysieke kledingwinkels. Dit is een mogelijke manier om de consument als ze iets kopen te stimuleren om tweedehands te kopen en circulaire producten te normaliseren.

Daarnaast kan de focus liggen op het lenen in plaats van bezitten van producten, wat circulaire businessmodellen vereist. IenW onderzoekt welke modellen kansrijk zijn voor productgroepen zoals textiel. Ook circulair inkopen door bedrijven en overheden kan de vraag naar circulaire producten stimuleren, waarvoor het Versnellingsnetwerk Circulair Inkopen een online platform heeft ontwikkeld: ikwilcirculairinkopen.nl.

Vraag 17

In hoeverre stimuleert de overheid in haar eigen inkoopbeleid de aanschaf van circulaire producten?

Antwoord 17

Via het Nationaal Plan MVI werken de Rijksoverheid en (koepels van) medeoverheden samen om Maatschappelijk Verantwoord Inkopen te stimuleren. Het benutten van de gezamenlijke inkoopkracht van overheden biedt immers kansen voor marktpartijen. Door als overheden extra te focussen op een aantal kansrijke sectoren, behalen we meer impact met MVI in de keten. Sinds 2020 zijn hiertoe bijvoorbeeld met Klimaatmiddelen zo’n 35 buyergroups opgericht. De buyergroups hebben zich onder meer gericht op het terugdringen van CO2-uitstoot en het stimuleren van circulaire inkoop. Reeds in 2019 is het kabinetsbeleid de rijksinkoopstrategie Inkopen met Impact door het Ministerie van BZK aan Uw Kamer gestuurd. Via Inkopen met Impact wordt ingezet op de verdere verduurzaming van het eigen inkoopbeleid, waaronder circulair inkopen.

Vraag 18

Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?

Antwoord 18

Ja.


X Noot
1

Planbureau voor de Leefomgeving, 3 september 2024, «Vooruitgang in de Circulaire Economie». (https://www.pbl.nl/publicaties/vooruitgang-in-de-circulaire-economie)

X Noot
4

Planbureau voor de Leefomgeving, 3 september 2024, «Vooruitgang in de Circulaire Economie». (https://www.pbl.nl/publicaties/vooruitgang-in-de-circulaire-economie)

Naar boven