Vragen van de leden Inge van Dijk (CDA) en Ceder (ChristenUnie) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Justie en Veiligheid (Rechtsbescherming) over het artikel «Roep om einde aan «incasso-industrie» te maken: «Schuld van 50 euro kan nu oplopen tot 800 euro»» (ingezonden 11 juli 2024).

Antwoord van Staatssecretaris Struycken (Justitie en Veiligheid), mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 9 oktober 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 2304.

Vraag 1

Bent u het met ons eens dat hoge winsten maken over de rug van mensen met betalingsproblemen principieel onjuist is en dat dit het uitgangspunt moet zijn bij de inrichting van beleid omtrent invordering van schulden? En bent u het eens dat het verdienmodel van de schuldenindustrie moet worden aangepakt?1

Antwoord 1

Het is onwenselijk dat mensen in een uitzichtloze situatie terechtkomen doordat zij alleen nog maar betalen aan de (alsmaar toenemende) rente en kosten zonder dat er vanwege de beperkte afloscapaciteit zicht is op volledige betaling van de oorspronkelijke factuur. Verdere invorderingsmaatregelen dragen dan niet meer bij aan het komen tot betaling van de hoofdsom en kunnen leiden tot een ongewenst verdienmodel. Tegelijkertijd geldt dat het cruciaal is dat partijen die overeenkomsten aangaan over en weer kunnen vertrouwen op nakoming daarvan. Een goed functionerend invorderingssysteem is daarbij van belang. De kosten die bij de invordering van niet-betaalde facturen worden gemaakt mogen (deels) in rekening worden gebracht bij de niet-betaler. Daarbij moet goed worden gekeken naar de maatschappelijke en de individuele kosten die daarmee gepaard gaan. Een uitgangspunt bij het inrichten van beleid omtrent de invordering is dan ook dat schulden met zo weinig mogelijk bijkomende kosten worden voldaan. Dat is een gezamenlijk belang van zowel de crediteur als de debiteur en voorkomt ook onnodige maatschappelijke kosten.

Vraag 2

Zijn de huidige maximale incassokosten die zijn ingesteld, met de kennis van vandaag, nog steeds redelijk volgens het kabinet? Ook in het licht dat een schuld tot een perverse hoogte kan stijgen vanwege de opgelegde incassokosten? Zo ja, waarom?

Antwoord 2

Er valt geen eenduidig antwoord te geven op de vraag of de huidige maximale incassokosten nog steeds redelijk zijn. In het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is bepaald welk bedrag de crediteur maximaal kan vragen van de debiteur voor de verrichte incassohandelingen ter voldoening van een vordering.2 Dat bedrag is een percentage van de vordering en vormt een bijdrage aan de kosten die de schuldeiser moet maken om zijn rekening betaald te krijgen, ongeacht wat het in werkelijkheid kost. In hoeverre de tarieven die in het Besluit zijn opgenomen in de praktijk ook een redelijke bijdrage zijn, is erg van de situatie afhankelijk. De tarieven zijn sinds 2012 niet aangepast en ook de onderliggende uitgangspunten zijn ongewijzigd gebleven. Gegeven ook de analyses uit het IBO rapport ben ik voornemens om de bekostigingssystematiek binnen de buitengerechtelijke incassofase de komende periode nader onder de loep te nemen, met bijzondere aandacht voor de kostenoploop bij kleine vorderingen.

Overigens merk ik hierbij op dat de zogenoemde buitengerechtelijke incassokosten in de praktijk slechts een klein deel van de totale invorderingskosten vormen die bij de debiteur in rekening kunnen worden gebracht. Hiervoor verwijs ik ook naar de schematische weergave waarin de maximale kostenoploop van een individuele vordering in beeld is gebracht («reis van de vordering»)3 en naar de Contourenschets civiele invordering4 waarin de verschillende fasen van invordering en de maximale kostenoploop zijn toegelicht.

Vraag 3

Wat vindt u van de huidige praktijk dat incassobureaus schulden doorverkopen en gemiddeld een winstmarge van 46% behalen op invordering van schulden?

Antwoord 3

Het overdragen van een vordering is een gebruikelijke handeling in het handelsverkeer die bijdraagt aan de liquiditeit en kredietwaardigheid van ondernemers. Het is echter onwenselijk dat door het overdragen van vorderingen de invorderingskosten voor de debiteur oplopen. In zijn algemeenheid geldt echter dat de kostenoploop vooral samenhangt met het proces van (buiten)gerechtelijke invordering en niet zozeer met de verkoop van vorderingen als zodanig.5

In de vraag wordt aangegeven dat incassobureaus gemiddeld een winstpercentage zouden halen van 46% op invordering van schulden. Dit percentage wordt genoemd in een marktonderzoek naar de incassobranche uit 2022 van SEO economisch onderzoek. Dit onderzoek is destijds ook met uw Kamer gedeeld.6 Bij het marktonderzoek zijn enkele aannames gedaan en mede daarom plaats ik er de volgende kanttekeningen bij. In de eerste plaats zijn de bruto winstmarges die in dit onderzoek worden gerapporteerd geschat op basis van de ingeschatte omzet en kosten van een aantal respondenten (88 waarnemingen terwijl er ruim 550 bedrijven met incassodienstverlening als bedrijfsactiviteit bij de Kamer van Koophandel ingeschreven waren). Ik wijs er daarbij op dat de markt voor incassobureaus divers is en bestaat uit relatief veel kleine ondernemingen en enkele (zeer) grote bedrijven. De gerapporteerde uitkomsten laten dan ook een grote spreiding zien. In de tweede plaats is dit onderzoek uitgevoerd voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet kwaliteit incassodienstverlening (hierna: Wki). Met de inwerkingtreding van de Wki moeten incassodienstverleners aan verschillende kwaliteitseisen voldoen.7 Daarbij dient er voor 1 april 2025 een aanmelding te worden gedaan om geregistreerd te worden in het register incassodienst-verlening, waar tarieven aan gekoppeld zijn.8 Dit heeft naar verwachting invloed op de winstmarges van deze ondernemingen.

Incassodienstverleners die vorderingen opkopen en als nieuwe schuldeiser buitengerechtelijke incassowerkzaamheden verrichten, moeten zich ook aan de kwaliteitseisen van de Wki houden.9 De Wki bepaalt ook dat door incassodienstverleners en opkopers van vorderingen het totaalbedrag van een vordering moet worden gespecificeerd.10 Naast de oorspronkelijke hoofdsom bestaat het totaalbedrag uit verschuldigde rente, incassokosten en btw indien van toepassing.

Vraag 4

Hoe kijkt u naar het voorstel van de Consumentenbond om enkel nog de werkelijk gemaakte kosten te rekenen?

Antwoord 4

Ik heb met interesse kennisgenomen van het manifest van de Consumentenbond. Bij het voorstel om enkel nog de werkelijk gemaakte kosten te rekenen, zie ik echter ook enkele nadelen. Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven is het bedrag dat een private partij aan buitengerechtelijke incassokosten in rekening mag brengen bij de debiteur op dit moment afhankelijk van de hoogte van de vordering en wettelijk genormeerd. De hoogte van de incassokosten is zodoende niet afhankelijk van het aantal incassohandelingen die door of in opdracht van de schuldeiser zijn verricht. Deze systematiek biedt duidelijkheid over de hoogte van de vergoeding voor incassokosten en voorkomt conflicten daarover. Hierdoor behoeven vragen over de redelijkheid van de hoogte van de incassokosten niet meer voor de rechter te komen.11

Consequentie van deze zogenoemde forfaitaire vergoedingen is evenwel dat er een discrepantie kan optreden tussen de werkelijk gemaakte kosten per individuele invordering en de incassokosten die daarbij in rekening worden gebracht bij de debiteur. Daardoor kan het voorkomen dat een debiteur meer moet betalen aan incassokosten dan er werkelijk aan kosten is gemaakt. Een systeem dat uitgaat van werkelijke gemaakte kosten per casus zal echter leiden tot een aanzienlijke verhoging van de administratieve lasten voor de incassodienstverleners. Daarnaast zal het vaker discussie en daarmee conflicten oproepen over de hoogte van de incassokosten. Tenslotte kan dit er juist toe leiden dat de incassokosten in bepaalde situaties hoger uitvallen voor de debiteur, indien er veel handelingen verricht moeten worden.

Vraag 5

Hoe kijkt u naar het voorstel van de Consumentenbond om de volgorde van afbetalen om te draaien (eerst de schuld zelf en dan pas de kosten en rente) om te voorkomen dat incassokosten zich verder opstapelen?

Antwoord 5

Het voorstel van de Consumentenbond om de volgorde van afbetalen om te draaien is een sympathieke gedachte, ik zie daarbij echter ook enkele nadelen. De toerekenvolgorde waarnaar in het Manifest wordt verwezen – de zogenoemde imputatieregeling12 – is bedoeld om een crediteur te beschermen tegen een calculerende debiteur die na een of meerdere incassostappen uiteindelijk alsnog tot betaling van de hoofdsom overgaat, maar weigert te betalen voor de gemaakte kosten en rente. Een nadeel van de huidige toerekenvolgorde kan evenwel zijn dat een debiteur de eerste periode van aflossing alleen betaalt aan rente en kosten en de oorspronkelijke schuld niet ziet afnemen. In een extreme situatie kunnen debiteuren daarmee in een uitzichtloze situatie belanden, doordat ze niet toekomen aan de werkelijke aflossing van de hoofdsom. Dat is een onwenselijke situatie en draagt niet bij aan een oplossing. In situaties waarin duidelijk is dat een debiteur niet in staat is om binnen een bepaalde periode de gehele schuld (inclusief de in rekening gebrachte kosten) te betalen, dienen debiteuren dan ook te worden doorverwezen naar schuldhulpverlening en/of schuldsanering.

Vraag 6

Is het kabinet bereid om in ieder geval voor de schulden van mensen aan de overheid de werkwijze genoemd in vraag 4 en 5 alvast te gaan invoeren? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

Het kabinet is bezig met het opstellen van een kabinetsreactie op het eerdergenoemde IBO-rapport. Daarbij zal ook worden ingegaan op de invordering van overheidspartijen. Ik wijs in dit kader ook op de (geactualiseerde) Rijksincassovisie waarover de Kamer vorig jaar is geïnformeerd.13 Deze visie is erop gericht om overheidsinstanties bij het incasseren van vorderingen meer samen te laten werken, zodat beter rekening kan worden gehouden met de omstandigheden en (betaal)mogelijkheden van mensen met schulden. In dit kader zal er ook onderzoek worden verricht naar de doelmatigheid van de ophogingen bij vorderingen aan het Rijk. Dit onderzoek zal in kaart brengen welke ophogingen tijdens het invorderingstraject kunnen ontstaan en verkent de opties om die schuldoploop te verminderen, inclusief de budgettaire gevolgen daarvan. In het kader van zorgvuldige beleidsvorming, wacht ik dit onderzoek af. Het voornemen is uw Kamer voor de zomer van 2025 te informeren over de uitkomsten van dit onderzoek en de mogelijke beleidsimplicaties.

Vraag 7

Bent u bereid in te gaan op de uitnodiging van de Consumentenbond om in gesprek te treden over de hoge incassokosten en bent u bereid een verslag hiervan aan de Kamer te doen toekomen?

Antwoord 7

Op 27 augustus jl. heeft er een ambtelijk gesprek plaatsgevonden met vertegenwoordigers van de Consumentenbond. Tijdens dit gesprek is gesproken over de inbreng uit het Manifest en de voorgestelde maatregelen. Tevens is hierbij afgesproken om de Consumentenbond te betrekken bij de verdere uitwerking van het beleid inzake de invorderingsketen, waarbij de Consumentenbond heeft aangegeven graag zijn kennis en inzichten te blijven delen met het kabinet. In de afgelopen jaren – onder meer in het kader van de verschillende rondes thematafels en de recente contourenschets civiele invordering14 – is er altijd intensief met vele betrokken partijen zoals incassodienstverleners, vertegenwoordigers van gerechtsdeurwaarders, schuldhulpverleners, vertegenwoordigers en schuldeisers en de rechterlijke macht gesproken over de belangrijkste knelpunten in het stelsel van civiele invordering en de mogelijke oplossingsrichtingen.

Vraag 8

Op welke wijze gaat het kabinet opvolging geven aan het Interdepartementale Beleidsonderzoek (IBO) Problematische schulden en de verkenning naar mogelijke aanpassingen in de civiele invorderingsketen? Op welke termijn kan de Kamer hier een richting en visie van het kabinet verwachten?

Antwoord 8

Het kabinet heeft de ambitie om het stelsel van publieke en private invordering verder te verbeteren, in het gezamenlijke belang van debiteur en crediteur en daarmee de maatschappij als geheel. Het Interdepartementaal Beleidsonderzoek «Naar een beter werkende schuldenketen», evenals de contourenschets civiele invordering die onze voorgangers recent met uw Kamer hebben gedeeld bieden daarbij waardevolle inzichten en denkrichtingen. Zoals toegezegd door de Minister-President tijdens de regeringsverklaring zal het kabinet nog dit jaar met een kabinetsreactie op het Interdepartementale Beleidsonderzoek «Naar een beter werkende schuldenketen» komen.


X Noot
1

Algemeen Dagblad, 10 juli 2024, «Roep om einde aan incasso-industrie» te maken: «Schuld van 50 euro kan nu oplopen tot 800 euro»», (https://www.ad.nl/binnenland/roep-om-einde-aan-incasso-industrie-te-maken-schuld-van-50-euro-kan-nu-oplopen-tot-800-euro~aaf5f413/).

X Noot
3

Bijlage bij Kamerstukken II, 2023/2024, 24 515, nr. 729.

X Noot
4

Kamerstukken II, 2023/2024, 24 515, nr. 767.

X Noot
5

Zie ook de uitgebreide uiteenzetting over verkoop vorderingen die afgelopen voorjaar met de Kamer is gedeeld (Kamerstukken II, 2023/2024, 24 515, nr. 757).

X Noot
6

Kamerstukken II, 2022/2023, 24 515, nr. 697.

X Noot
7

Artikel 13 Wki.

X Noot
9

Artikel 2 Wki

X Noot
10

Artikel 3.1 van het Besluit kwaliteit incassodienstverlening

X Noot
11

Zie nadere uitleg in Nota van toelichting bij het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten: Staatsblad 2012, 141 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen (officielebekendmakingen.nl).

X Noot
12

De imputatieregeling stelt dat betaling van een op een bepaalde verbintenis toe te rekenen geldsom in de eerste plaats strekt in mindering van de kosten, vervolgens in mindering van de verschenen rente en ten slotte in mindering van de hoofdsom en de lopende rente (artikel 6:44 BW).

X Noot
13

Kamerstukken II, 2023/2024, 24 515, nr. 724.

X Noot
14

Kamerstukken II, 2023/2024, 24 515, nr. 767.

Naar boven