Vragen van het lid Piri (GroenLinks-PvdA) en Paternotte (D66) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de Nederlandse aanwezigheid bij de vergadering van het Verdrag inzake het verbod op kernwapens (ingezonden 5 februari 2025).

Antwoord van Minister Veldkamp (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 28 februari 2025).

Vraag 1

Bent u bekend met de aangenomen motie van de leden Van Dijk en Sjoerdsma (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2497), waarmee de Tweede Kamer de Nederlandse regering verzocht om als waarnemer aanwezig te zijn bij de vergadering van het Verdrag inzake het verbod op kernwapens (TPNW)?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Bent u van mening dat het voor Nederland en de Nederlandse informatiepositie inzake het kernwapenvraagstuk, ondanks het feit dat Nederland geen ondertekenaar van het TPNW is, van diplomatieke meerwaarde kan zijn om aan de vergadering van de verdragspartijen deel te nemen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

Nee. Nederland heeft een uitstekende diplomatieke informatiepositie inzake het kernwapenvraagstuk. Daarnaast heeft de Nederlandse delegatie die deelnam aan de eerste vergadering van statenpartijen van het TPNW vastgesteld dat de besprekingen, zowel inhoudelijk als wat betreft de opbouw van relaties met deelnemende partijen, geen meerwaarde biedt ten opzichte van de reeds bestaande diplomatieke uitwisseling in het kader van het Non-Proliferatieverdrag (NPV).

Vraag 3

Is Nederland voornemens om als waarnemer deel te nemen aan de vergadering van de verdragspartijen tussen 3 en 7 maart 2025? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Nee. Zoals toegelicht in de reactie van het kabinet op de motie Van Dijk/ Sjoerdsma (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2497), acht het kabinet hernieuwde deelname aan een vergadering van statenpartijen van het TPNW niet zinvol.1


X Noot
1

Zie Kamerstuk 33 783, nr. 51

Naar boven