Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 augustus 2022
Op 16 juni jl. nam de Kamer de motie van de leden Jasper van Dijk en Sjoerdsma (Kamerstuk
21501-02, nr. 2497) aan waarin de regering wordt verzocht als waarnemer aanwezig te zijn bij de vergadering
van het Verdrag inzake het verbod op kernwapens in Wenen van 21 tot 23 juni 2022 (Handelingen
II 2021/22, nr. 93, item 7). In deze brief informeer ik uw Kamer over de uitvoering van deze motie, mede namens
de Minister van Defensie.
Het kabinet heeft ter uitvoering van de motie besloten om als waarnemer eenmalig deel
te nemen aan de First Meeting of States Parties
of the Treaty on the Prohibition of Nuclear Weapons (TPNW), 21–23 juni jl. te Wenen. Nederland was aanwezig op beleidsniveau, vanuit
de Directie Veiligheidsbeleid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, en vanuit
de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij de Verenigde Naties te Wenen.
Nederland heeft op deze conferentie op 22 juni bijgaande spreektekst uitgedragen.
Hierin wordt de Nederlandse positie toegelicht ten aanzien van nucleaire ontwapening
en het TPNW, voortbouwend op de Explanation of Vote voor het besluit niet toe te treden na de 2017 onderhandelingen over het verdrag.
Nederland sprak enerzijds waardering uit voor het doel dat het kernwapenverbod nastreeft
(een wereld zonder kernwapens). Anderzijds gaf Nederland duidelijk aan waarom het
geen lid kan en wil worden van het TPNW in de huidige vorm. Het lidmaatschap van dit
verdrag is niet verenigbaar met ons lidmaatschap als NAVO-bondgenoot.
Het TPNW verbiedt namelijk het gebruik, bezit, de ontwikkeling, overdracht, productie
en opslag van kernwapens (incl. afschrikking) voor de landen die het verdrag hebben
ondertekend. Nederland is lid van het NAVO-bondgenootschap, waarvan het voor de nationale
veiligheid afhankelijk is. De NAVO is een nucleaire alliantie zolang er kernwapens
bestaan. Bovendien heeft Nederland in dit bondgenootschappelijk kader een kernwapentaak.
Daarnaast kent het TPNW geen lidmaatschap van kernwapenbezittende landen, geen verificatiemechanisme,
en schuurt het mogelijk met het Non-proliferatieverdrag (NPV).
Tevens als waarnemer aanwezige NAVO-bondgenoten Duitsland en Noorwegen intervenieerden
langs vergelijkbare lijnen. Ook België nam deel als waarnemer, weliswaar zonder interventie.
De Nederlandse verklaring werd goed ontvangen en de Nederlandse aanwezigheid werd
gezien als erkenning van het belang van het doel Global Zero en de bereidheid om constructieve dialoog aan te gaan. Tijdens de bijeenkomst waren
landen aanwezig die ook partner van Nederland zijn binnen het NPV, bijvoorbeeld in
het NPDI (Non-Proliferation and Disarmament Initiative) en het Stockholm Initiative for Nuclear Disarmament. De discussies vonden langs bekende lijnen plaats.
Tijdens de conferentie is kort gesproken over de noodzaak een verificatiemechanisme
te ontwikkelen en de complementariteit aan het NPV te verduidelijken, alsmede over
de universalisatie van het verdrag en het opstellen van ontwapeningsdeadlines. Aangaande
deze onderwerpen was tijdens de bijeenkomst geen sprake van substantiële vooruitgang,
of zicht daarop. Veel concrete aandacht ging uit naar de humanitaire gevolgen van
nucleaire wapens en ondersteuning van de slachtoffers van nucleaire wapentests.
In het uitkomstdocument benadrukken de TPNW lidstaten hun steun aan het NPV, de hoeksteen
van internationaal non-proliferatie en ontwapeningsbeleid. De tekst suggereert ten
onrechte dat het TPNW een additionele internationale juridisch bindende norm stelt
die universeel is. Deze norm geldt echter enkel voor verdragspartijen bij het TPNW.
Op basis van deelname aan de eerste bijeenkomst van statenpartijen van het TPNW, concludeert
Nederland vooralsnog dat verdere deelname als waarnemer niet zinvol is. Het uitblijven
van een inhoudelijke discussie over verificatie en de veiligheidszorgen en toekomstig
lidmaatschap van niet-TPNW-lidstaten (met name de kernwapenstaten), onderstreepte
voor Nederland opnieuw de beperkte toegevoegde waarde van dit verdrag. Nederland blijft
het NPV daarom onverkort beschouwen als de kern voor de Nederlandse inspanningen op
het gebied van ontwapening.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra