Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over het persbericht «Griffierechten verlaagd» om een verhoging van de griffierechten aan te kondigen (ingezonden 4 december 2023).

Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming) (ontvangen 29 januari 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 716.

Vraag 1

Waarom probeert u een lichte verhoging (indexering) van de griffierechten in een nieuwsbericht van de Rijksoverheid («Griffierechten verlaagd») te verkopen als een verlaging van de griffierechten?1

Antwoord 1

De griffierechten worden in 2023 niet geïndexeerd en in 2024 voor een klein deel (met circa 1,83%). De reguliere indexering voor 2023 en 2024 zou anders bij elkaar 15,33% zijn geweest. Hiermee zijn de griffierechten circa 13,5% lager dan dat ze waren geweest als de indexeringen over 2023 en 2024 wel volledig zouden worden doorgevoerd. Hiervoor wordt structureel € 27 miljoen ingezet.

Vraag 2

Het is toch zo dat de beloofde verlaging van de griffierechten met 25% al niet door zou gaan, louter vanwege financiële redenen; omdat er geld nodig was op het Ministerie van JenV en er andere keuzes zijn gemaakt dan het verbeteren van de toegang tot het recht door het «toegangskaartje» tot de rechtszaal betaalbaarder te maken? Is nu de beperkte indexatie (verhoging) en het intrekken van het wetsvoorstel tot verlaging van de griffierechten de reden van dit persbericht en Kamerbrief?

Antwoord 2

In mijn brief van 27 juni jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd dat het bedrag dat beschikbaar is voor het verlagen van de griffierechten, en daarmee het percentage waarmee de griffierechten kunnen worden verlaagd, naar aanleiding van de voorjaarsnota is verlaagd en dat de manier waarop het beste uitvoering kon worden gegeven aan de verlaging van de griffierechten, ook gelet op de tussentijdse indexeringen, nog werd bekeken. In mijn Kamerbrief van 1 december jl. geef ik aan hoe ik hier uitvoering aan geef.2 Er is voor gekozen om ook de samenleving door middel van het persbericht hierover actief te informeren. Alhoewel de verlaging minder groot is dan oorspronkelijk beoogd, zijn de tarieven voor rechtzoekenden circa 13,5% lager dan dat ze anders waren geweest. Dit is een aanzienlijk verschil.

Vraag 3

Wie heeft dit persbericht geschreven? Hoe vindt u zelf dat deze gekozen communicatielijn («Griffierechten verlaagd») te kenschetsen is? Toont dit niet wederom aan dat er te veel communicatiemedewerkers op uw ministerie zijn, die soms meer bezig zijn met beeldvorming dan met feiten delen?

Antwoord 3

In het persbericht wordt beoogd op een kernachtige wijze de technische systematiek toe te lichten van de verlaging van de griffierechten via de indexering van de griffierechten en de achtergrond hiervan, zoals in de brief van 1 december jl. aan uw Kamer uiteengezet.

Vraag 4

Vindt u dat u met deze demping van de indexering (dus een lichte verhoging) van de griffierechten voldoende heeft bijgedragen aan het betaalbaarder en toegankelijker maken van de rechtsgang? Zo niet, welke maatregelen kunnen we nog verwachten? Kunt u in ieder geval scenario’s of doorgerekende alternatieven met de Kamer delen zodat dat betrokken kan worden in de besluitvorming?

Antwoord 4

Met de jaarlijkse indexering worden de tarieven van de griffierechten aangepast aan de ontwikkeling van het prijspeil (uitgedrukt als de wijziging van de consumentenprijsindex). Het niet indexeren voor 2023 en het gedeeltelijk doorvoeren van de indexering voor 2024 betekent voor rechtzoekenden dat de griffierechten structureel circa 13,5% lager uitkomen – en daarmee beter betaalbaar zijn – dan wanneer de indexeringen (volledig) waren doorgevoerd. Hiervoor wordt structureel € 27 miljoen uitgetrokken.

In mijn brief van 1 december jl. heb ik uitgelegd dat wanneer deze financiële middelen waren aangewend om via een wetsvoorstel de griffierechten met 13,5% te verlagen, de indexeringen voor 2023 en 2024 alsnog volledig zouden moeten worden doorgevoerd. Het uiteindelijke effect voor rechtzoekenden zou voor beide opties, 13,5% verlagen via het (gedeeltelijk) afzien van indexeren of via een wetsvoorstel, hetzelfde zijn.

De verlaging van de griffierechten is één van de maatregelen om toegang tot het recht te versterken. Daarnaast heb ik een aanpak versterking toegang tot het recht ontwikkeld die breder is dan de verlaging van de griffierechten. De inzet is erop gericht de toegang tot het recht te versterken langs drie pijlers (1. informatie, 2. advies en ondersteuning en 3. beslissing van een neutrale instantie). De aanpak bestaat uit het nemen van concrete maatregelen om de toegang tot het recht te versterken en de ontwikkeling van een lange termijn aanpak en visie op toegang tot het recht. Naast het verlagen van de griffierechten door het (gedeeltelijk) afzien van de indexering van de griffierechten voor 2023 en 2024, zien nieuwe maatregelen onder andere op een betere informatievoorziening, het structureel maken van de startbijdrage mediation, een verkenning naar het vereenvoudigen van procesregels en procedures en aanvullende financiering voor herstelrecht en de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken (SGC). Er wordt, naast de structureel € 27 miljoen die wordt ingezet voor de verlaging van de griffierechten, structureel € 3 miljoen ingezet voor de aanpak versterking toegang tot het recht, waaruit ook de hiervoor genoemde maatregelen worden gefinancierd. Voor een uitgebreide toelichting op de aanpak en een financiële onderbouwing verwijs ik naar mijn brief van 27 juni jl. over toegang tot het recht3 en de brief voortgangsbrief toegang tot het recht van 20 december jl.4

Bij de totstandkoming van het wetsvoorstel verlaging griffierechten is een aantal scenario’s aan de orde geweest, namelijk om:

  • griffierechten voor zaken met vorderingen of verzoeken boven de 100.000 en zaken bij het Netherlands Commercial Court (NCC) uit te zonderen van de griffierechtenverlaging;

  • circa € 3 miljoen in te zetten voor andere maatregelen ter versterking van de toegang tot het recht;

  • geen onderscheid in de verlaging te maken tussen de griffierechten in het bestuursrecht en het civiel recht;

  • de verlaging over de hele linie door te voeren en niet enkel voor burgers en het mkb;

  • ervan af te zien de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) te vereenvoudigen, bijvoorbeeld door de laagste tarieven griffierechten in de Wgbz met 10% (in plaats van 25%) te verlagen en de tarieven voor zaken met lagere categorieën vorderingen of verzoeken samen te voegen (bijvoorbeeld tot één categorie van vorderingen of verzoeken tot € 5.000) en daarvoor een nieuw griffierechtentarief vast te stellen;

  • discrepantie die in sommige categorieën zaken bestaat tussen de hoogte van de civielrechtelijke griffierechten in eerste aanleg en hoger beroep niet op te lossen

  • de griffierechten in het civiel recht voor zaken met vorderingen onder de € 500 te verlagen; en

  • de verlaging van de griffierechten door te voeren door middel van het (gedeeltelijk) niet indexeren in plaats van door het oorspronkelijk opgestelde wetsvoorstel.5


X Noot
2

Kamerstuk 29 279, nr. 826.

X Noot
3

Kamerstuk 29 279, nr. 800.

X Noot
4

Kamerstuk 29 279, nr. 830

X Noot
5

Zie voor de achtergrond en overwegingen hiervan mijn Kamerbrief van 1 december jl.; Kamerstuk 29 279, nr. 826.

Naar boven