Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Ministers van Veiligheid en Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over Viruswaarheid (ingezonden 1 december 2023).

Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius mede namens de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 29 januari 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 701.

Vraag 1, 2 en 3

Waarom werden meerdere inlichtingendiensten ingezet om groepen zoals Viruswaarheid te monitoren? Waarom gebeurde dit al vanaf medio juni 2020, wat was de directe aanleiding hiervoor?1

Waren de uitingen en initiatieven van Viruswaarheid, te weten petities, uitzendingen, demonstraties en rechtszaken de reden voor het monitoren van deze organisatie? Zo, hoe rijmt u dat met de rechten die burgers en organisaties hebben in onze democratische rechtsstaat om dergelijke dingen binnen de grenzen van de wet te doen?

Wat was de aanleiding voor en rechtvaardiging van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) om in de Whatsapp-groepen van Viruswaarheid mee te kijken en op basis daarvan mensen te benaderen en te interviewen?

Antwoord 1, 2 en 3

Burgers geven vorm aan democratie en rechtsstaat door te participeren in de samenleving en door op een respectvolle manier met elkaar om te gaan. Kritiek hoort hierbij. Gezond wantrouwen, protest en demonstraties tegen het optreden van de overheid zijn essentieel voor het functioneren van de democratische rechtsstaat. Dit staat niet ter discussie.

Zoals de Ministers voor Rechtsbescherming en van Justitie en Veiligheid op eerdere Kamervragen hebben geantwoord, heeft de NCTV Viruswaarheid niet in de gaten gehouden, gemonitord of gevolgd.2 De inlichtingen- en veiligheidsdiensten doen in het openbaar geen uitspraken over de wijze waarop zij hun wettelijke taken uitvoeren.

Vraag 4

Waarom weigert het Openbaar Ministerie (OM) tot op heden om de siterep van de demonstraties van 21 en 28 juni die de politie en het OM hebben gemaakt toe te voegen aan de strafzaak? Erkent u dat het achterhouden van bewijsmateriaal onacceptabel is?

Antwoord 4

De Minister van Justitie en Veiligheid kan niet ingaan op een specifieke strafzaak met name als deze nog onder de rechter is om beïnvloeding van de rechtsgang te voorkomen. In algemene zin kan ik aangeven dat op het voegen van stukken artikel 34 van het Wetboek van Strafvordering van toepassing is. Een verdachte kan een onderbouwd verzoek indienen bij de officier van justitie. De officier van justitie kan het voegen van de stukken weigeren indien hij van oordeel is dat de stukken niet als processtukken kunnen worden aangemerkt dan wel indien hij dit onverenigbaar acht met een van de in artikel 187d, eerste lid, vermelde belangen.

Vraag 5 en 6

Waar zijn de activiteiten van het Land Information Manoeuvre Centre (LIMC), na de opheffing van dit orgaan, ondergebracht? En worden de activiteiten van groepen zoals Viruswaarheid nog steeds gemonitord? Zo ja, door wie, waarom en op welke schaal?

Wat was de juridische grondslag in 2020 om Viruswaarheid te monitoren? Zijn er ooit criminele activiteiten geconstateerd? Zo nee, waarom werd de monitoring dan toch doorgezet?

Antwoord 5 en 6

Zoals de commissie Brouwer in haar onafhankelijke onderzoek naar de activiteiten van het LIMC heeft onderstreept, mag de krijgsmacht zonder juridische grondslag geen mediamonitoring uitvoeren. De Minister van Defensie heeft de conclusies van dit rapport in haar beleidsreactie omarmd.3 Uit dit onafhankelijke onderzoek is verder «niet gebleken» dat er door het LIMC «specifiek naar individuen werd gezocht of dat er profielen werden bijgehouden van personen».

Vraag 7

Wat is de juridische grondslag van de vergaarbak? Op basis waarvan mocht deze bevoegdheid worden ingezet?

Antwoord 7

In zijn algemeenheid is het zo dat de politie als taak heeft de strafrechtelijke rechtshandhaving en het handhaven van de openbare orde. Het is noodzakelijk dat de politie informatie verzamelt om deze taken uit te kunnen voeren. Dit doet de politie onder andere op basis van artikel 3 van de Politiewet 2012, mits de vergaring niet meer dan een geringe inbreuk maakt op iemands persoonlijke levenssfeer. Hierover heeft de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer uitgebreider geïnformeerd in het Halfjaarbericht politie van juni jl.4 Het vergaren van informatie voor deze doelen is als zodanig dan ook niet illegaal.

De Minister van Justitie en Veiligheid herkent zich dan ook niet in het beeld dat met deze vraagstelling wordt geschetst door het gebruik van woorden als «vergaarbak».

Vraag 8

Welke juridische grondslag was er voor het bijhouden van de mappen met «bekende Nederlanders»?

Antwoord 8

Zoals bij eerdere gelegenheden uitgelegd5, wordt de Minister van Justitie en Veiligheid door het Openbaar Ministerie op hoofdlijnen geïnformeerd over het verloop van bepaalde strafrechtelijke onderzoeken, voor zover nodig zoals wettelijk geregeld in artikel 129 Wet op de rechterlijke organisatie. Deze informatie moet vervolgens gearchiveerd worden conform de Archiefwet, op een manier waardoor de informatie eenvoudig teruggevonden kan worden. De map «bekende Nederlanders» was onderdeel van een mappenstructuur die in 2022 gebruikt is om de informatie van het Openbaar Ministerie te archiveren.

Vraag 9

Welke juridische grondslag is er voor het bijhouden van een lijst van 20 verspreiders van desinformatie, die de onderstroom zouden aanjagen? Wie stelde deze lijst samen?

Antwoord 9

Voor zover met de «lijst van 20 verspreiders van desinformatie» wordt gedoeld op de groep van «een kleine twintig (online) agitatoren» die is aangeduid in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) 57, kan daarover het volgende worden gezegd.6 Voor de totstandkoming van het DTN maakt de NCTV gebruik van informatie verkregen uit open en gesloten bronnen, van nationale en internationale partners. Het werd destijds wenselijk geacht een kwantitatieve inschatting van het fenomeen anti-overheidsextremisme op te nemen in het DTN om zo een betere indicatie van de omvang van dit fenomeen te kunnen geven. Tijdens een overleg tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, de politie en de NCTV bleek dat de omschrijving «een kleine twintig (online) agitatoren» een accurate en concrete beschrijving is. Namen van agitatoren zijn daarbij niet besproken of gedeeld. Er is geen sprake van het bijhouden van een lijst van 20 verspreiders van desinformatie.

Vraag 10

Is de afdeling ondermijning van de politie en OM, bedoeld voor georganiseerde misdaad, ingezet bij het bestrijden van «desinformatie»? Is deze afdeling ingezet om groepen demonstranten in kaart te brengen en om zicht te krijgen op Viruswaarheid in het bijzonder?

Antwoord 10

Het is niet aan de Minister van Justitie en Veiligheid, als stelselverantwoordelijke, maar aan de korpschef om invulling te geven aan de politietaak. Navraag bij de nationale politie leert dat er binnen de politie geen «afdeling ondermijning» bestaat. Er wordt binnen de politie themagericht gewerkt en één van de thema’s is ondermijning. De politie geeft aan dat er binnen dit thema niet is gekeken naar Viruswaarheid en dat in brede zin de politie binnen dit thema niet heeft gewerkt aan het «in kaart brengen van groepen demonstranten».

Vraag 11

Bent u, terugkijkend op de gebeurtenissen van 2020–2022, het eens met de stelling dat er grove schendingen hebben plaatsgevonden, met name aangaande artikel 8, artikel 10, artikel 11 en artikel 14 EVRM (art 1, art 7, art 9 en art 10 Grondwet)? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 11

Op 25 mei 2023 heeft de voorzitter van de Tweede Kamer, namens het presidium, de brief van de tijdelijke commissie corona, waar de heer Van Haga onderdeel van was, van 31 maart 2023 aan de Kamer gestuurd.7 Deze brief bevat een onderzoeksvoorstel inzake de uitvoering van een parlementaire enquête naar de aanpak van de coronapandemie in zeven thema´s. Het derde thema betreft de «Afwegingen van het kabinet tussen volksgezondheid en andere grondrechten». Op 13 december 2023 is de motie-Wilders aangenomen die verzoekt leden voor te dragen voor de parlementaire enquêtecommissie en van start te gaan met externe onderzoeken op basis van dit onderzoeksvoorstel.8

Wij achten het van belang dat de toekomstige parlementaire enquêtecommissie geheel onbevangen met dit belangrijke thema aan de slag kan gaan. Wij willen hier dan ook niet vooruitlopen op eventuele conclusies.

Overigens merken wij in het algemeen op dat de grondrechten, die door de door u genoemde artikelen uit het EVRM en de Grondwet worden beschermd, niet absoluut zijn en beperkt kunnen worden. Dit is mogelijk indien deze beperking bij wet is voorzien, een legitiem doel dient en noodzakelijk is in een democratische samenleving. De bescherming van de volksgezondheid geldt als een dergelijk legitiem doel conform artikel 11, lid 2 EVRM.

Vraag 12

Is het met deze wetenschap niet heel logisch dat burgers grote en terechte argwaan hebben tegenover bepaalde onderdelen van de overheid? Is de term «anti-institutioneel extremisme» dan ook geen onrechtmatige vorm van criminalisering van deze burgers en een voortdurende schending van artikel 8 EVRM (art 10 GW)? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 12

Zoals gezegd in het antwoord 1 tot en met 3, hoort het bij een gezonde democratische rechtsorde dat mensen kritiek kunnen uiten op de overheid. Daar hoort ook argwaan of zelfs wantrouwen bij. Dit is echter heel iets anders dan extremistisch gedachtegoed aanhangen. Van extremisme wordt gesproken wanneer men uit ideologische motieven bereid is om niet-gewelddadige en/of gewelddadige activiteiten te verrichten die de democratische rechtsorde ondermijnen. Anti-institutioneel extremisme is een fenomeen waarbij personen en groepen zich vanuit ideologisch motief specifiek richten tegen democratische instituties en processen, en daarbij bereid zijn om (niet-)gewelddadige activiteiten te verrichten die de democratische rechtsorde ondermijnen.

Met het hanteren van deze termen als definitie om een fenomeen aan te duiden, wordt er geen beoordeling uitgevoerd of conclusie getrokken over individuele gedragingen van burgers in specifieke situaties. Bij het hanteren van de term «anti-institutioneel extremisme» is dus geen sprake van een weging van belangen of grondrechten.

Vraag 13 en 14

Waarom weigert u communicatie te delen over de strafzaak Engel, omdat het nog onder de rechter zou zijn, terwijl de verdachte zelf toestemming heeft gegeven om alle communicatie openbaar te maken? Waarom beroept u zich op de stelling dat de communicatie geen betrekking heeft op de inhoud van de zaak, terwijl dit geen belemmering zou moeten zijn voor openbaarmaking?

Kunt u uitleggen waarom «het belang van de Staat» de openbaarmaking van communicatie in de weg staat en hoe dit zich verhoudt tot het belang van de verdachte in zijn eigen zaak? Is er hierdoor geen sprake van een schending van artikel 6 EVRM, equality of arms?

Antwoord 13 en 14

Zoals bij eerdere gelegenheid uitgelegd9, wordt zorgvuldig beoordeeld welke informatie onder het belang van de Staat kan vallen. Verschillende aspecten kunnen een reden vormen om informatie «in het belang van de Staat» niet te verstrekken. In dit geval ziet uw verzoek op stukken die figureren in een strafrechtelijk onderzoek of dat hebben gedaan en die de bescherming van de persoonlijke levenssfeer raken. Openbaarmaking van gegevens die een rol spelen in de opsporing en vervolging van strafbare feiten kan die opsporing en vervolging frustreren. In het algemeen zal daarom geen informatie worden verstrekt over een strafrechtelijke procedure die nog loopt. Een eventuele toestemming van een verdachte om deze informatie openbaar te maken maakt dit niet anders. In bijvoorbeeld het Kamerstuk 2001/02, 28 362, nr. 2 wordt nader ingegaan op de reikwijdte van artikel 68 Grondwet.

Voor zover een verdachte dan wel zijn raadsman meent dat er stukken aan het dossier toegevoegd moeten worden, kan dat verzoek schriftelijk en met redenen omkleed op grond van artikel 34 van het Wetboek van Strafvordering aan de officier van justitie worden gedaan, zoals aangegeven in antwoord 4. Hiermee wordt voldaan aan de eisen van artikel 6 EVRM en het zogenaamde beginsel van «equality of arms». Indien de officier van justitie van mening is dat deze stukken niet aan het dossier moeten worden gevoegd, kan de verdachte dan wel zijn raadsman hiertegen ageren bij de rechter-commissaris.

Vraag 15

Snapt u dat de Kamervragen die zij stelde in haar rol als Kamerlid, op 9 februari 2021, de indruk geven dat deze zaak persoonlijk is voor haar?

Antwoord 15

Ik ga ervan uit dat «zij» in deze vraag verwijst naar de huidige Minister van Justitie en Veiligheid.

Ik begrijp niet hoe mijn vragen aan mijn ambtsvoorganger de indruk kunnen geven dat deze zaak persoonlijk is voor mij. Als woordvoerder Justitie en Veiligheid had ik eerder een motie10 ingediend met betrekking tot het afschermen van privégegevens in openbare registers. Mijn vragen moeten mede in die context worden bezien. Van een persoonlijke betrokkenheid bij de zaak tegen Viruswaarheid is geen sprake geweest.

Vraag 16

Heeft de raadpleging van de gegevens van Engel van de afdeling extra judiciële taken (702701) van het OM op 21 en op 23 maart 2022 er niet alle schijn van dat deze raadpleging is gedaan in het kader van de strafvervolging van de heer Engel, samenvallend met de afstemming tussen verschillende onderdelen in de rechtspraak die allen op 23 maart 2022 tot een besluit kwamen om een zaak aangaande demonstraties van 21 en 28 juni 2020 af te wijzen, om een artikel 12 procedure af te wijzen aangaande een aangifte tegen een officier, om de aanvaller van Engel niet te vervolgen en een schikking aan te bieden, om Engel zijn VOG af te wijzen?

Antwoord 16

De Minister van Justitie en Veiligheid kan uw vraag niet plaatsen.

Vraag 17

Zou u alle communicatie met Twitter en Facebook van alle betrokken departementen – Defensie, Binnenlandse Zaken, VWS en J&V, aangaande de heer Engel openbaar willen maken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 17

Wij zijn niet bekend met, en hebben geen signalen ontvangen inzake communicatie tussen de genoemde departementen en Twitter en Facebook, aangaande de heer Engel.

Vraag 18

Onderschrijft u dat het vervolgen van Engel politiek gemotiveerd is? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 18

Nee. Het Openbaar Ministerie is een eigenstandige organisatie. Of er in een bepaalde zaak vervolging wordt ingesteld is aan het Openbaar Ministerie; meer in het bijzonder aan de desbetreffende officier van justitie. Ik meng mij niet in de vervolgbeslissing van het Openbaar Ministerie, ook niet in het geval van de heer Engel.

Vraag 19

Hoe rechtvaardigt het OM dat zij meerdere uitingen heeft veranderd en daarmee beeldvorming bewust heeft beïnvloed en feiten heeft verdraaid, om daarmee de kans op veroordeling te vergroten? Erkent u dat dit niet alleen onacceptabel is, maar dat het OM daarmee een misdrijf heeft gepleegd? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 19

Het Openbaar Ministerie herkent zich niet in dit beeld en heeft de Minister van Justitie en Veiligheid laten weten dat het uit uw vraag niet kan opmaken welke uitingen zouden zijn veranderd. Ik kan deze vraag dan ook niet kan beantwoorden.

Vraag 20

Erkent u dat de onrechtmatigheden in de zaak Engel passen in het patroon van een criminele overheid, gezien de vele flaters van het OM, zoals het afluisteren van journalisten, het verkeerd onrechtmatig gebruik van bewijsmateriaal zoals in de zaak Stibbe, het inzetten van vervolging voor lidmaatschap van en/of betrokkenheid bij een criminele organisatie als politiek wapen in de zaak De Mos? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 20

Nee. De Minister van Justitie en Veiligheid herkent zich niet in het door u geschetste beeld.


X Noot
1

Voorwaarheid.nl, 2 oktober 2023, «Willems toelichting om getuigen te horen», 2023-10-02-Willems-toelichting-om-getuigen-te-horen-1.pdf (voorwaarheid.nl)

X Noot
2

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 41, vragen 15, 16 en 17.

X Noot
3

Kamerstuk 32 761, nr. 258.

X Noot
4

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, 29 628, nr. 1015.

X Noot
5

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1746 antwoorden vraag 1–4 en 6, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2524 vraag 7 en Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 41 antwoord 26.

X Noot
6

Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 57, d.d. 7 november 2022.

X Noot
7

Kamerstuk 36 142, nr. 2

X Noot
8

Kamerstuk 36 471, nr. 6

X Noot
9

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2524, vraag 8.

X Noot
10

Kamerstuk 35 570 VI, nr. 36.

Naar boven