Vragen van het lid Inge van Dijk (CDA) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister en de Staatssecretaris van Financiën over de antwoorden op eerdere vragen inzake het «eindrapport onderzoek regeldruk bij vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen» (ingezonden 15 september 2023).

Antwoord van Staatssecretaris Van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris voor Fiscaliteit en Belastingdienst (ontvangen 27 oktober 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 160.

Vraag 1

Deelt u de mening dat uw constatering dat regeldruk voor vrijwilligersorganisaties een «serieus probleem» is ook zou moeten leiden tot een plan van aanpak met serieuze en concrete maatregelen om die regeldruk te bestrijden?1

Antwoord 1

Ja, wij delen deze mening. Wij zijn daarom met verschillende departementen, de sector en andere relevante betrokkenen gesprekken aan het voeren om tot concrete en serieuze maatregelen te komen om de regeldruk tegen te gaan. Zoals eerder aangegeven wordt uw Kamer in december 2023 geïnformeerd over de uitkomsten van deze gesprekken.

Vraag 2

Wat zijn volgens u mogelijke maatregelen om het gebrek aan professionele ondersteuning en capaciteit van met name kleine vrijwilligersorganisaties op te lossen, zonder hen op te zadelen met een in de praktijk onwerkbaar proces zoals werktijden van mensen in de ondersteuning overdag, terwijl vrijwilligers vaak na hun werk pas tijd hebben?

Antwoord 2

Wij zijn nu aan het onderzoeken wat mogelijke maatregelen zijn en komen hier op terug in onze beleidsreactie. Bij het opstellen van het plan van aanpak samen met de sector wordt rekening gehouden met de praktische uitvoerbaarheid die past bij de vrijwilligersdoelgroep.

Vraag 3 en 5

Kunt u zo precies mogelijk aangeven hoe het Beleidskompas ervoor zorgt dat nieuw beleid wordt getoetst op de werkbaarheid voor vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties?

Kunt u garanderen dat vrijwilligersorganisaties bij elke voor hen relevante beleidswijziging in een vroeg stadium worden betrokken? Wilt u dit expliciet in het Beleidskompas opnemen?

Antwoord 3 en 5

Om het beleidsproces goed te kunnen regisseren, is het van belang om zo vroeg mogelijk de relevante invalshoeken en daarbij behorende belanghebbenden in kaart te brengen. Het Beleidskompas begint hiermee met behulp van een omgevingsinventarisatie. Gedurende de verschillende fases in de beleidsontwikkeling wordt telkens opnieuw bekeken op welke wijze belanghebbenden betrokken worden en met hun belangen rekening moet worden gehouden, en zal men ook nieuwe inzichten verwerven over belanghebbenden en hun verbinding met en rol in het vraagstuk. Daarbij is een lijst van volgende actoren opgesteld: burgers, het maatschappelijk middenveld (waar vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen onder vallen), bedrijven, toezichthouders, andere ministeries, uitvoeringsorganisaties etc. Het Beleidskompas biedt beleidsmakers en wetgevingsjuristen de basisnormen waaraan goed beleid en goede regelgeving moeten voldoen. Deze normen zijn vastgesteld door het kabinet. Wij proberen aan de hand van het Beleidskompas alle behorende belanghebbende mee te nemen. Ondanks de lijst belanghebbende is in een wetgevingstraject niet altijd op voorhand duidelijk dat vrijwilligers of filantropie belanghebbend zijn. Het blijft van belang dat dit bij een gemis onder de aandacht wordt gebracht. Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum heeft de opdracht uitgezet om het Beleidskompas te evalueren. De evaluatie start vóór het einde van het jaar. Wij wachten daarom eerst op de evaluatie voordat we eventuele wijzingen in het huidige Beleidskompas doorvoeren.

Vraag 4

Deelt u de mening dat het juist een probleem is dat vrijwilligersorganisaties te vaak niet als belanghebbende worden gezien, terwijl veel beleid wel degelijk grote gevolgen voor hen heeft? Hoe wilt u hierin concreet verandering aanbrengen?

Antwoord 4

Het is in het verleden voorgekomen bij wetsvoorstellen en beleid die primair gericht zijn op bijvoorbeeld het bedrijfsleven, dat het belang van vrijwilligersorganisaties en de gevolgen voor vrijwilligersorganisaties niet voldoende is meegenomen. Zoals eerder aangegeven moeten zowel het gebruik van het Beleidskompas als de regeldruktoets van het Adviescollege Toetsing Regeldruk de dossierhouder en de wetgever in staat stellen deze belangen beter te laten meewegen.

Goededoelenorganisaties ervoeren de laatste jaren drempels bij het regelen van hun bankzaken als gevolg van het onderzoek dat banken dienen te doen om misbruik van het financiële systeem te voorkomen. De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) heeft daarom in de afgelopen maanden in nauwe samenwerking met de betrokken brancheorganisaties en in afstemming met het Ministerie van Financiën en De Nederlandse Bank gewerkt aan de «Sector Standaard». Begin september heeft de NVB deze nieuwe richtlijnen gepubliceerd waarin staat dat goede doelen, sportverenigingen en kerken in de toekomst minder vaak door een bank zullen worden gecontroleerd. Omdat deze non-profit organisaties relatief weinig te maken hebben met witwassen of terrorismefinanciering zullen ze ook minder last krijgen van bankonderzoeken. Dit is een voorbeeld van een concrete verandering die de NVB in samenwerking met betreffende ministeries en de goededoelensector heeft bewerkstelligd na signalen van de sector te hebben ontvangen.

Dat neemt niet weg dat ook vrijwilligersorganisaties en/of filantropische instellingen zich aan regelgeving dienen te houden zoals ook andere sectoren dat moeten doen om bijvoorbeeld de privacy van burgers te waarborgen.

Vraag 6

Wilt u zich ook in EU-verband inzetten voor expliciete aandacht voor vrijwilligersorganisaties bij impact assessments bij nieuwe voorstellen van de Europese Commissie?

Antwoord 6

In zijn algemeenheid is het van belang om ook in Europees verband alle belanghebbenden in beeld te hebben. Ook hiervoor geldt dat het soms niet op voorhand duidelijk is van de relevantie van wetstrajecten voor vrijwilligersorganisaties en/of filantropische instellingen.

Vraag 7

Bent u bereid om met de sector in gesprek te gaan om hiervoor een permanente dialoog en een vaste overlegstructuur op te starten?

Antwoord 7

We zijn voortdurend over allerlei thema’s in gesprek met de sector. Daarnaast zijn VWS en JenV gezamenlijk met de vrijwilligerssector en de filantropische sector specifiek in gesprek over de maatregelen die we voornemens zijn te nemen om de regeldruk te verkleinen voor deze sectoren. We zetten dit dialoog graag voort. Ook is er structureel overleg met brancheverenigingen van de sectoren om over actuele thema’s van gedachten te wisselen.

Vraag 8

Bent u bereid om met de Autoriteit Persoonsgegevens in gesprek te gaan over de mogelijkheden om AVG-verplichtingen voor kleine vrijwilligersorganisaties te verminderen en over het beter ondersteunen van vrijwilligersorganisaties bij het voldoen aan de AVG?

Antwoord 8

De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) is een Europese verordening die vrijwilligers meer rechten en organisaties meer verantwoordelijkheid geeft om zorgvuldig met (digitale) persoonsgegevens om te gaan. De AVG heeft als doel om de gegevens van vrijwilligers en andere bij de organisaties betrokkenen te beschermen. Het verminderen van de AVG-verplichtingen staat niet ter discussie en is evenmin een onderwerp dat de Nederlandse regering ter discussie wil stellen. We zien daarom nu geen aanleiding om in gesprek te gaan met de Autoriteit Persoonsgegevens. Uit artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie wordt de bescherming van persoonsgegevens erkend als grondrecht. De AVG heeft tot doel kaders te stellen voor inbreuken op dat grondrecht. Vooral in een toenemend datagestuurde samenleving met toenemende digitalisering is een duidelijk en consistent wettelijk kader essentieel. Daarbij gelden voor organisaties die minder dan 250 personen in dienst hebben soepelere regels voor het bijhouden van een verwerkingsregister. Daarnaast biedt de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) een stappenplan voor het Midden- en Kleinbedrijf om te helpen bij het voldoen aan de AVG.

Vraag 9

Kunt u aangeven wat de kosten zijn van een verhoging van de maximale onbelaste vrijwilligersvergoeding met 500 euro?

Antwoord 9

Allereerst is het van belang om het karakter van de vrijwilligersregeling in de loonbelasting te benadrukken.2 De vrijwilligersregeling is bedoeld voor vrijwilligerswerk; werk dat onverplicht en onbetaald wordt gedaan binnen organisaties met een ideële doelstelling, een sportorganisatie of een organisatie met een maatschappelijk nut. Onbetaald werk leidt niet tot loonheffing omdat er dan geen sprake is van voordeel uit de arbeid, oftewel, er is geen sprake van loon. Er is ook geen sprake van loon indien de vrijwilliger voor het werk gemaakte kosten vergoed krijgt, ongeacht de hoogte van de kosten en de vergoeding.

De vrijwilligersregeling is een kostenvergoedingsregeling die organisaties in staat stelt vrijwilligers tegemoet te komen in de kosten die zij maken in verband met het vrijwilligerswerk, zonder dat onzekerheid ontstaat of wel of geen loonheffing verschuldigd is. Deze kostenvergoedingsregeling komt daarmee tegemoet aan de wens om de administratieve lasten rond de vrijwilligersregeling terug te dringen. Zonder de vrijwilligersregeling in de loonbelasting zou een vrijwilliger immers voor alle gemaakte kosten een kostendeclaratie moeten indienen hetgeen tot een flinke toename van werkzaamheden voor zowel de vrijwilliger als de organisatie zou leiden. Door middel van de vrijwilligersregeling wordt deze administratieve last grotendeels voorkomen.

Zoals gezegd is de vrijwilligersregeling een kostenvergoedingsregeling en moet deze nadrukkelijk niet gezien worden als een onbelaste vergoeding voor hun inzet c.q. een aanvulling op inkomen. Het is bovendien van groot belang dat er wordt voorkomen dat vrijwilligerswerk betaalde arbeid verdringt.

Naar het oordeel van het kabinet is de vrijwilligersregeling een ruimhartige kostenvergoedingsregeling op basis waarvan vrijwilligers tot een bedrag van € 190 per maand en € 1.900 per jaar (cijfers 2023) niet hoeven aan te tonen daadwerkelijk kosten te hebben gemaakt. Indien vrijwilligers in het kader van hun vrijwilligerswerk meer kosten hebben gemaakt dan de gestelde maxima dan kunnen zij hun volledige kosten onbelast vergoed krijgen, mits zij kunnen aantonen die kosten daadwerkelijk gemaakt te hebben. Met het karakter van een kostenvergoedingsregeling correspondeert ook dat de vergoeding wordt aangepast aan het prijspeil. De vrijwilligersregeling wordt jaarlijks geïndexeerd. Op basis van die indexatie gaan de bedragen van de vrijwilligersregeling met ingang van 2024 met ruim 10% omhoog. Zoals de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, de Minister van Financiën, de Minister voor Klimaat en Energie en de Staatssecretaris van Toeslagen en Douane ook onlangs middels een brief aan de Eerste Kamer hebben laten weten, acht het kabinet een nadere aanpassing van de vrijwilligersregeling op dit moment ongewenst en onnodig.3

Volgens schatting bedragen de kosten van een verdere verhoging van de het jaarmaximum van de vrijwilligersregeling met € 500 per jaar ongeveer € 3 miljoen euro op jaarbasis. Daarbij dient rekening gehouden te worden met het feit dat slechts een zeer beperkt deel van de miljoenen vrijwilligers in Nederland daadwerkelijk het maximale jaarbedrag van € 1.900 (2023) als kostenvergoeding ontvangt.

Vraag 10

Welke subsidies voor het bedrijfsleven zijn er die eventueel ook van meerwaarde zijn voor verenigingen of vrijwilligersorganisaties? Bent u bereid te onderzoeken of bepaalde subsidies, die bijvoorbeeld bij de RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) kunnen worden aangevraagd, ook opengesteld kunnen worden voor vrijwilligersorganisaties?

Antwoord 10

Vanuit het Rijk zijn er tal van subsidies die specifiek gericht zijn op het bedrijfsleven. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) voert verschillende subsidies uit die er op gericht zijn een bijdrage te leveren aan duurzame welvaart. Zo zijn er subsidies die er op gericht zijn om bedrijven te helpen de bedrijfsvoering te verduurzamen of te investeren in duurzame energie. Andere voorbeelden zijn subsidies die helpen bij digitalisering of subsidies die innovatie stimuleren.

Voor zover het gaat om subsidieregelingen voor klimaat en energie geldt in de regel dat deze openstaan voor zowel bedrijfsleven als verenigingen, stichtingen en energiecoöperaties. Daarnaast zijn sommige regelingen op een specifieke doelgroep gericht, bijvoorbeeld OEC (ontwikkelfonds energiecoöperaties), SCE (voor energie coöperaties), SVVE (voor VvE’s), BOSA (sportaccommodaties), ISDE (ondernemers).

Doordat dit soort subsidies in veel gevallen specifiek ontworpen zijn op een bepaalde doelgroep is het de vraag of deze van meerwaarde zullen zijn voor vrijwilligersorganisaties. Van een nader onderzoek verwachten we op dit moment dan ook geen toegevoegde waarde.

Vraag 11

Deelt u de mening dat uw kabinetsreactie in december serieuze maatregelen moet bevatten op de in het eindrapport genoemde knelpunten inclusief een tijdspad wanneer deze opgelost zijn en zo ja, hoeveel en welke maatregelen gaat u concreet voorstellen?

Antwoord 11

Zoals aangegeven zijn we bezig met het opstellen van een plan van aanpak. Het is belangrijk om te vermelden dat het oplossen van knelpunten zowel een korte termijn als een lange termijn pad beslaat. Niet alle geconstateerde knelpunten kennen eenvoudige oplossingen. Daar kan meer onderzoek voor nodig zijn en sommige aspecten van ervaren regeldruk kunnen niet worden weggenomen, zoals verplichtingen rondom de privacy van burgers.


X Noot
1

Aanhangsel van de Handelingen (vergaderjaar 2022–2023), nr. 3605 https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/kamervragen/detail?id=2023Z11772&did=2023D36382.

X Noot
2

Voor een uitgebreidere uitleg van de achtergrond en de werking van de vrijwilligersregeling in de loonbelasting, zie de antwoorden op Kamervragen van de leden Inge van Dijk en Palland (beiden CDA) over het bericht «Vrijwilligers in de knel door regels fiscus voor vergoeding: «Gedwongen om te stoppen»» d.d. 9 maart 2023.

X Noot
3

Kamerstukken I 2023–24, 36 202 AD.

Naar boven