Vragen van het lid Grinwis (ChristenUnie) aan de Staatssecretaris van Financiën over
het bericht «Zwartspaarder spint garen bij schrappen vermogenstaks» (ingezonden 29 november
2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van Rij (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst)
(ontvangen 6 december 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Zwartspaarder spint garen bij schrappen vermogenstaks»?1
Vraag 2
Kunt u inzicht geven in het aantal gevallen en het totaal aan bijbehorend vermogen
van zwartspaarders, uitgesplitst naar voor en na 2017, wel- en niet-inkeerders, en
spaargeld en contant geld?
Antwoord 2
De Belastingdienst houdt niet systematisch bij hoe vaak en hoeveel nagevorderd wordt
bij zwartspaarders. Ik wil daarbij opmerken dat er geen (consistente) definitie is
van het begrip zwartspaarder. Waar vroeger met name gedoeld werd op iemand die contant
geld verborgen hield, heeft zwartsparen meerdere verschijningsvormen. Zo kan zwartsparen
ook slaan op vermogen aanhouden in virtuele valuta, het aanhouden in constructies
met (buitenlandse) rechtspersonen, het aanhouden op bankrekeningen in andere landen,
in het bijzonder in landen die niet zijn aangesloten op de Common Reporting Standard
(CRS), het beleggen in kunst en luxe goederen die niet voor persoonlijk gebruik zijn
of in onroerende zaken in het buitenland. Alleen al deze veelheid van verschijningsvormen
zou het lastig maken het gevraagde beeld te geven.
Vraag 3 en 4
Is er volgens u een ondergrens aan de boete die moet worden opgelegd in het geval
van zwartsparen?
Bent u bereid het boetesysteem voor zwartspaarders aan te passen om te voorkomen dat
de zwartspaarboete een wassen neus blijkt, omdat als gevolg van het arrest van de
Hoge Raad sprake is van lage of nihilrentes, wat tot lage of nihilboetes leidt?
Antwoord 3 en 4
Zoals ik heb aangegeven in antwoord op de vragen van de heer Nijboer en mevrouw Van
Dijk, zal ik bezien of het mogelijk is om de koppeling van de grondslag bij een vergrijpboete
aan de hoogte van de verschuldigde belasting los te laten en op zoek te gaan naar
alternatieven. Ik kan nu niet vooruitlopen op die alternatieven.
Vraag 5
Klopt het dat contant geld tot op heden niet in dezelfde categorie valt als bank-
en spaartegoeden, waardoor bij contanten op dit moment geen sprake is van nihilboetes?
Antwoord 5
Dat klopt. In het Besluit rechtsherstel box 32 en het wetsvoorstel Wet rechtsherstel box 3, die zien op de jaren 2017 tot en met
2022, valt contant geld in de categorie «overige bezittingen». Het forfaitaire rendement
voor de categorie «overige bezittingen» varieert per jaar, en bedraagt in de genoemde
jaren minimaal 5,28% en maximaal 5,69%.
Vraag 6
Klopt het dat dit in de nabije toekomst verandert, omdat contant geld in de overbruggingswetgeving
in dezelfde categorie als spaargeld valt? Zo ja, is dit voor u, ook in het licht van
de casuïstiek zoals beschreven in het FD-artikel, reden om de fiscale bejegening van
contant geld opnieuw tegen het licht te houden?
Antwoord 6
Dat klopt. De Overbruggingswet box 3 kwalificeert contant geld als onderdeel van de
vermogenscategorie banktegoeden. Dat is de vermogenscategorie met het laagste forfaitaire
rendement, waardoor belastingplichtigen over de contanten uiteindelijk weinig box
3-heffing verschuldigd zijn. Dit is in lijn met het feit dat contant geld normaliter
geen rendement oplevert, tenzij sprake is van contanten in buitenlandse valuta, waarmee
koersresultaten zouden kunnen worden behaald. Op basis van deze overwegingen is het
in het artikel van het FD geschetste effect voor mij geen aanleiding om contant geld
weer terug te brengen naar de vermogenscategorie overige bezittingen.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Inge van Dijk
(CDA), ingezonden 25 november 2022 (vraagnummer 2022Z23212) en het lid Nijboer (PvdA), ingezonden 25 november 2022 (vraagnummer 2022Z23206).