Vragen van de leden Van Strien, Rajkowski en Brekelmans (allen VVD) aan de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en van Buitenlandse Zaken over de Chinese investeringen in Nederlandse bedrijven (ingezonden 29 september 2022).

Antwoord van Minister Adriaansens (Economische Zaken en Klimaat), van Minister Schreinemacher (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) en van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 29 november 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 440.

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Ruim 900 Nederlandse bedrijven in handen van Chinezen: «Risico op spionage»»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Herkent u de zorgen en signalen uit dit artikel en, zo ja, hoe apprecieert u deze?

Antwoord 2

Buitenlandse investeringen en internationale samenwerking zijn belangrijke pijlers voor het verdienvermogen van de Nederlandse economie. Het levert een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse innovatiepositie, concurrentievermogen en welvaart. Tegelijkertijd zien we dat heimelijke en niet-heimelijke middelen, waaronder spionage, door statelijke actoren in het economische domein worden ingezet. Hierbij kunnen andere motieven spelen dan strikt financieel-economische, waardoor onder meer onze nationale veiligheidsbelangen kunnen worden geschaad.2 Het kabinet neemt gepaste maatregelen om Nederland weerbaar te maken tegen de dreiging van statelijke actoren. Zo wordt er onder andere gewerkt aan de invoering van de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (Wet Vifo), het Wetsvoorstel uitbreiding strafbaarheid spionage en kennisveiligheidsbeleid. Sinds 2020 is ook de Wet ongewenste zeggenschap telecommunicatie (Wozt) in werking. Het kabinet zet ook in op meer algemene maatregelen ter versterking van digitale weerbaarheid, zoals in de telecomsector is gedaan middels het Besluit veiligheid en integriteit telecommunicatie en de daaruit volgende beschikkingen en een ministeriële regeling. Daarnaast kijken we nauwlettender naar risicovolle strategische afhankelijkheden, van Rusland, van China en van andere derde landen, en het mitigeren van risico’s voor onze nationale veiligheid die daaruit voortvloeien.

Vraag 3 en 4

Was de Nederlandse staat al bekend met het feit dat dit aantal Nederlandse bedrijven in Chinese handen is?

Zo nee, wat is de reden dat dit niet wordt bijgehouden en deelt u de mening dat actueel inzicht in de Chinese aanwezigheid in Nederland van belang is voor de nationale veiligheid, mede gezien de conclusie van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst eerder dit jaar dat China op dit moment de grootste bedreiging voor de economische veiligheid in Nederland is?

Antwoord 3 en 4

De meest recente cijfers (CBS: Nederland Handelsblad 20223) laten zien dat het aantal Chinese multinationals in Nederland tussen 2018 en 2022 met 45 bedrijven afnam naar 510. Een andere bron is het Ultimate Beneficial Owner (UBO) register van de Kamer van Koophandel. Deze informatie is beschikbaar via openbare bronnen.

Bovendien hoeven dergelijke gegevens niet direct iets te zeggen over risico’s voor nationale veiligheid. Afhankelijkheid van derde landen is een gegeven in Nederland. De aanwezigheid van Chinese bedrijven is dat ook en niet per definitie onwenselijk. Het wordt onwenselijk als de aanwezigheid van de buitenlandse partijen onze belangen schaadt, indien de continuïteit van vitale processen, de integriteit en exclusiviteit van informatie en kennis wordt aangetast en/of risicovolle strategische afhankelijkheden ontstaan. Om ons daar weerbaar tegen te maken neemt het kabinet in het kader van het tegengaan van de dreiging tegen statelijke actoren gepaste maatregelen, zoals ook genoemd onder het antwoord op vraag 2.

De rijksoverheid houdt middels de inlichtingen- en veiligheidsdiensten zicht op actuele dreigingen. De diensten hebben onder meer tot wettelijke taak onderzoek te verrichten naar (de inlichtingenactiviteiten van) andere landen. Ook hebben zij tot taak maatregelen ter bescherming van o.a. de nationale veiligheid te bevorderen, waaronder de vitale sectoren. In dat kader onderhouden de diensten nauwe contacten met relevante onderdelen van het Nederlandse bedrijfsleven.

Vraag 5

Hoeveel bedrijven in Nederland hebben een aanmerkelijke Chinese minderheidsaandeelhouder, in de orde van grootte van vijf tot 50 procent van de eigendom? Als hier geen zicht op is, waarom niet?

Antwoord 5

Het kabinet houdt geen actief overzicht bij van eigendomsstructuren van bedrijven – ook omdat aandelenbelangen continu van eigenaar veranderen – en kan indien nodig gebruikmaken van reeds beschikbare data. Openbare bronnen, zoals het hierboven genoemde CBS, waar aandeelhouderschap van bedrijven wordt bijgehouden hebben meestal enkel data waarbij het aandelenpercentage 50% of hoger is. Er zijn daarnaast ook private partijen die dergelijke aandeelhoudersstructuren bijhouden.

Vraag 6

Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat in de haven van Rotterdam meerdere strategische bedrijven in Chinese handen zijn, gezien de vitale functie van de Rotterdamse haven in onze economie en samenleving? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

Ik ben met u van mening dat het essentieel is dat de Rotterdamse haven haar belangrijke maritiem-logistieke functie voor onze economie onafhankelijk en veilig kan blijven uitoefenen. Het mitigeren van risico’s als gevolg van risicovolle strategische afhankelijkheden en het tegengaan van ongewenste kennisoverdracht is binnen alle vitale processen een aandachtspunt. Een scenario-onderzoek – in opdracht van het interdepartementale Kennisnetwerk China – dat recentelijk is uitgevoerd toont aan dat Chinese actoren reeds zeer invloedrijk zijn in het internationale maritiem-logistieke domein en dat China-gerelateerde goederenstromen een grote rol in de Nederlandse maritiem-logistieke hub-functie spelen. Het zowel behouden van deze prominente hub-functie als het beschermen van strategische bewegingsruimte staat daarmee onder druk. Dit vraagt om een zorgvuldige afweging tussen economisch belang, open strategische autonomie en nationale veiligheid. Het is daarbij belangrijk om te blijven bezien of het instrumentarium dat voorhanden is om risico’s te voorkomen of te verminderen, afdoende is. Afstemming met onze buurlanden en de Europese Commissie is daarbij tevens essentieel. Het kabinet onderzoekt daarom momenteel – samen met deze partijen – in hoeverre reeds bestaand instrumentarium een antwoord kan bieden en hoe dit, indien nodig, aangepast kan worden.

Vraag 7

Welke mogelijkheden biedt de Wet veiligheidstoets, investeringen, fusies en overnames om toezicht te houden op de huidige Nederlandse bedrijven in Chinese handen?

Antwoord 7

De Wet Vifo is landenneutraal en is gericht op het toetsen van verwervingsactiviteiten, ongeacht waar de investeerder vandaan komt. Dit om onder meer omzeilingsconstructies en afhankelijkheden van anderen te voorkomen. Inwerkingtreding van de wet is voorzien in het eerste kwartaal 2023. Artikel 58 van de wet biedt de tijdelijke mogelijkheid om verwervingsactiviteiten in vitale aanbieders en/of bedrijven die actief zijn op sensitieve technologie, die hebben plaatsgevonden voorafgaand aan de inwerkingtreding, maar na 8 september 2020, alsnog aan een toets te onderwerpen. Dit kan indien er een redelijk vermoeden is ontstaan dat deze verwervingsactiviteiten een risico voor de nationale veiligheid zouden kunnen vormen. De Wet Vifo biedt geen mogelijkheid om toezicht te houden op verwervingsactiviteiten die voor 8 september 2020 hebben plaatsgevonden en/of niet onder het toepassingsbereik van de wet vallen. Het toezicht van de Wet Vifo is uiteraard ook na inwerkingtreding van toepassing op verwervingsactiviteiten in huidige Nederlandse bedrijven die onder het toepassingsbereik vallen. Hierbij zal naar verwachting steeds beter inzicht ontstaan over investeringen uit specifieke landen die onder de wet vallen.

Vraag 8

Vindt u dat er momenteel voldoende mogelijkheden zijn om zicht te houden op ongewenste investeringen en overnames en deze tegen te gaan? Als dit niet het geval is, deelt u dan de mening dat dit een lacune in de huidige wetgeving betreft? Zo ja, hoe bent u voornemens deze lacune te dichten? Bijvoorbeeld door de Wet veiligheidstoets, investeringen, fusies en overnames uit te breiden?

Antwoord 8

Het kabinet beschikt over een uitgebreid stelsel van investeringstoetsingen. Dit stelsel bestaat naast de Wet Vifo ook uit sectorale investeringstoetsen op het gebied van telecommunicatie, gas en elektriciteit. Daarnaast is een sectorspecifiek wetsvoorstel voor de defensie-gerelateerde industrie in voorbereiding. De Wet Vifo fungeert hierin als vangnet voor vitale processen. Daarnaast heeft de Wet Vifo betrekking op bedrijven die actief zijn op het gebied van sensitieve technologie. Momenteel wordt gewerkt aan een algemene maatregel van bestuur om het toepassingsbereik van de Wet Vifo te verfijnen. Deze algemene maatregel van bestuur zal volgens amendement-Van Strien4 worden voorgehangen in uw Kamer.

Daarnaast investeert het kabinet in meer kennisopbouw over investeringen en overnames in Nederland, zoals het onderzoek naar de invloed van Chinese actoren in het internationale maritiem-logistieke domein.

Vraag 9

Welke mogelijkheden ziet u om, in het licht van de ontwikkelingen in de de afgelopen tijd, waarbij bepaalde landen evident een kwalijke rol spelen, van een «landenneutraal» beleid richting een meer landenspecifiek en proactief beleid te gaan? Deelt u de mening dat betreffende statelijke dreigingen dermate structureel, grootschalig, vergaand en moeilijk te bestrijden zijn dat de bewijslast moet worden omgekeerd, zodat proactief en schaalbaar gehandeld kan worden? Welke mogelijkheden ziet u om een dergelijk effectief beleid op te tuigen?

Antwoord 9

De kracht van de Nederlandse economie is haar open karakter, waarbij het principe is dat buitenlandse activiteiten in beginsel welkom zijn. Ook is Nederland een groot voorstander van het op regels gebaseerde multilaterale handelssysteem en de WTO, waar het non-discriminatiebeginsel fundamenteel is. Dit heeft een goede reden: Nederland wil immers ook dat andere landen niet tegen ons discrimineren. Landenneutrale wetgeving respecteert tevens het verbod op discriminatie zoals neergelegd in artikel 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Daarnaast is het van belang dat instrumentarium toepasbaar blijft op veranderende dreigingen en geopolitieke ontwikkelingen en omzeilingsconstructies voorkomen kunnen worden.

Om deze redenen geeft het kabinet de voorkeur aan een landenneutraal wettelijk instrumentarium; maar waar nodig worden binnen die kaders of in de toepassing gerichte(re) maatregelen getroffen om de dreiging van bepaalde statelijke actoren te verminderen, statelijke actoren te ontmoedigen of de weerbaarheid van Nederland te vergroten. Daarvoor is een samenhangende en diverse set aan maatregelen en instrumenten nodig die Nederland in staat stelt zich hiertegen te verweren. In de Kamerbrief tegengaan statelijke dreigingen is nader ingegaan op de aanpak rondom het tegengaan van statelijke dreigingen5. Op korte termijn zal uw Kamer nader worden geïnformeerd over de aanpak van statelijke dreigingen.

Vraag 10

Hoeveel van de in het artikel genoemde 900 bedrijven zijn direct actief in of voeren werkzaamheden uit gerelateerd aan de vitale sectoren of sensitieve technologie?

Antwoord 10

Departementen wijzen onder hun beleidsverantwoordelijkheid organisaties aan als vitale aanbieders wanneer deze partij essentieel is voor de continuïteit en weerbaarheid van een vitaal proces. Hierdoor heeft het kabinet goed zicht op de organisaties binnen de vitale sectoren en worden er passende weerbaarheidsmaatregelen getroffen.

Het kabinet heeft geen alomvattende lijst van bedrijven die direct actief zijn in of werkzaamheden uitvoeren gerelateerd aan sensitieve technologieën. Wel heeft het kabinet zicht op de export van goederen en technologie met een dual-use karakter die voorkomen op de bijlagen van de EU Dual-Use Verordening (EUR2.021/821) naar buiten de Europese Unie. Daarnaast is er ook zicht op de totale export van goederen en technologie die voorkomen op de Gemeenschappelijke EU-Lijst van Militaire Goederen. Relevante bedrijven zijn bekend bij de douane en het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Bedrijven hebben, na inwerkingtreding, ook een meldplicht bij het Bureau Toetsing Investeringen in het kader van de Wet Vifo. Daarnaast is er uiteraard veel contact met bedrijven, wat ook bijdraagt aan zicht op deze categorieën bedrijven.

Tegelijkertijd is het voor het kabinet niet mogelijk en vanwege de impact op het vestigings- en ondernemersklimaat ook niet wenselijk om bij ieder bedrijf te komen controleren wat zij precies doen, mits zij zich aan de bestaande wet- en regelgeving houden.

Vraag 11

Welke instrumenten heeft de overheid op dit moment om te monitoren of sensitieve kennis en technologie niet via deze 900 bedrijven weglekt naar China? Zijn dat er voldoende? Zo niet, waar ontbreekt het momenteel aan en welke mogelijkheden ziet u om dit te verhelpen?

Antwoord 11

Het kabinet zet zich actief in om Nederland weerbaar te maken tegen de dreiging vanuit statelijke actoren.6 Hiervoor beschikken we over een breed palet aan instrumenten om ongewenste kennis- en technologieoverdracht tegen te gaan. Naast de al genoemde instrumenten als exportcontrole en investeringstoetsing, zijn dat onder meer de uitbreiding strafbaarstelling spionage, het aanwijzen van vertrouwensposities, maatregelen op veilige inkoop en kennisveiligheidsmaatregelen. Over dit bredere bestuurlijke en juridische instrumentarium is uw Kamer geïnformeerd per brief op 8 juli 2022 (Kamerstuk 32 637 / 30 821, nr. 501).

Vraag 12

Hoeveel van deze 900 bedrijven zijn tevens erkend referent bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst?

Antwoord 12

Zonder uitspraken te doen over de status van de bedrijven op de lijst van RTL en Follow the Money, hebben van de 903 bedrijven op deze lijst, inclusief hun dochters (1.369), 243 bedrijven de erkend referentstatus. Dit is openbare informatie, aangezien alle bedrijven met een erkend referentstatus te vinden zijn in het openbaar register erkende referenten.

De kennismigrantenregeling, en daarbij de erkend referentsystematiek, is in het leven geroepen om de Nederlandse kenniseconomie te stimuleren en hoogopgeleide medewerkers van buiten de EU aan te trekken en te behouden. Alleen bedrijven die de status van erkend referent hebben kunnen vreemdelingen via de kennismigrantenregeling naar Nederland halen. Misbruik wordt zo veel mogelijk voorkomen, onderkend en aangepakt. In dit verband is het nuttig om te benadrukken dat momenteel in een interdepartementaal traject in brede zin wordt onderzocht hoe ongewenste kennis- en technologieoverdracht naar statelijke actoren zich onder meer verhoudt tot het erkend referentschap en hoe mogelijke ongewenste overdracht kan worden tegengegaan. Hierover wordt uw Kamer binnenkort verder geïnformeerd in de Kamerbrief Aanpak statelijke dreigingen en aanbieding dreigingsbeeld statelijke actoren 2.

Vraag 13

Hoeveel van deze 900 bedrijven ontvangen tevens staatssteun in eigen land, in directe dan wel in indirecte vorm, door bijvoorbeeld te profiteren van een onevenredig afgeschermde thuismarkt?

Antwoord 13

Het is voor het kabinet niet mogelijk om inzichtelijk te maken welke bedrijven specifiek staatssteun ontvangen in land van herkomst.

Vraag 14

Deelt u de mening dat, als deze bedrijven staatssteun ontvangen, dit een oneerlijke vorm van concurrentie is?

Antwoord 13

Als bedrijven staatssteun ontvangen is er niet zonder meer sprake van oneerlijke concurrentie. Ook binnen de EU ontvangen bedrijven staatssteun. Binnen de EU is staatssteun echter aan strikte regels gebonden om te voorkomen dat het gelijk speelveld verstoord wordt. Als bedrijven uit derde landen subsidie ontvangen hoeven zij zich niet aan de Europese staatssteunregels te houden. Dit kan als gevolg hebben dat zij een sterke positie op de Europese interne markt opbouwen en zelfs de concurrentie kunnen verstoren. Op die manier is het dus mogelijk dat er dan sprake is van oneerlijke concurrentie bij subsidies uit derde landen, maar dit is lastig algemeen te stellen omdat veel afhangt van de specifieke omstandigheden van het geval. Om verstoring van de concurrentie op de interne markt door staatsgesteunde bedrijven uit derde landen tegen te gaan is recent de verordening buitenlandse subsidies aangenomen.

Vraag 15

Per wanneer verwacht u dat het mogelijk is om op basis van het instrument buitenlandse subsidies van de Europese Unie maatregelen te nemen om deze oneerlijke situatie recht te trekken? Bent u bereid zich in te zetten voor het zo spoedig mogelijk daadwerkelijk toepassen van dit instrument op Chinese bedrijven die via staatssteun zorgen voor een ongelijk speelveld?

Antwoord 15

De Verordening buitenlandse subsidies zal het mogelijk maken op te treden indien er op de Europese interne markt overnames worden gedaan waarbij sprake is van verstorende subsidies uit derde landen of als bedrijven die deze subsidies ontvangen inschrijven op aanbestedingen. Daarnaast is het voor de Europese Commissie ook mogelijk om op eigen initiatief alle andere marktsituaties te onderzoeken en een ad hoc-aanmelding te vragen voor kleinere concentraties en openbare aanbestedingen, als zij vermoedt dat er sprake kan zijn van een verstorende buitenlandse subsidie.

Ik ben blij dat de onderhandelingen over dit belangrijke instrument recent zijn afgerond. Wanneer de verordening precies in werking treedt, is nu nog onduidelijk, maar de verwachting is vanaf het derde kwartaal van 2023.

Nederland heeft zich vanaf het begin ingezet voor dit instrument. Nu is het belangrijk dat de Commissie de verordening snel na inwerkingtreding gaat toepassen en waar nodig zal het kabinet dit bij de Commissie onder de aandacht brengen.


X Noot
4

Amendement van het lid Van Strien over een lichte voorhang van de krachtens de artikelen 7, elfde lid, en 8, derde lid, vast te stellen algemene maatregelen van bestuur.

X Noot
5

Kamerstuk 30 821, nr. 72.

X Noot
6

Beleidsreactie Dreigingsbeeld Statelijke Actoren en voortgang aanpak statelijke dreigingen, Kamerstuk 30 821, nr. 125.

Naar boven