Vragen van de leden Gündoğan (Volt), Simons (BIJ1) en Kathmann (PvdA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Kabinet wil «homogenezing» «krachtig tegengaan» maar komt niet met een verbod» (ingezonden 2 juni 2021).

Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 24 september 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3231.

Vraag 1

Bent u het eens met de stelling dat homoseksualiteit geen ziekte is?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Zo ja, deelt u dan ook de mening dat conversietherapie alleen hierom al, overbodig zou zijn?

Antwoord 2

Ja. Ik ben van oordeel dat pogingen om iemands identiteit te veranderen verwerpelijk zijn. Dergelijke pogingen zijn schadelijk voor de persoon die hieraan onderworpen wordt. Dit wordt nog eens onderstreept in het onderzoek «Voor de verandering».

Vraag 3

Deelt u de mening dat conversietherapie bij minderjarigen een vorm van kindermishandeling is? Zo niet, kunt u uitleggen waarom?

Antwoord 3

Conversietherapie bij kinderen kan een vorm van kindermishandeling en dus strafbaar zijn. Of er sprake is van kindermishandeling dient per geval te worden bezien.

Het voorspiegelen dat je kunt genezen van je seksuele gerichtheid of genderidentiteit is schadelijk voor de ontwikkeling van een kind. Het kabinet keurt dit af. Ieder kind moet de ruimte krijgen om veilig op te kunnen groeien, ongeacht seksuele gerichtheid of genderidentiteit.

In geval van kindermishandeling gaat het immers niet alleen om lichamelijk geweld, maar ook om emotionele of geestelijke mishandeling. Zo zijn bijvoorbeeld het voortdurend bang maken van een kind of een kind het gevoel geven minderwaardig te zijn, vormen van geestelijke mishandeling.

Vraag 4

Deelt u de mening dat mishandeling in psychische vorm een wettelijk verbod vereist? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

In Nederland geldt nu al dat schadelijke praktijken die samenhangen met homoconversie strafbaar zijn of via het civiele recht kunnen worden aangepakt.

Hoewel psychische mishandeling in het Wetboek van Strafrecht (Sr) niet expliciet is gedefinieerd, biedt de wet reeds de mogelijkheid om psychische mishandeling strafrechtelijk aan te pakken. Dit kan op basis van artikel 300 Sr, eerste en vierde lid, gericht op respectievelijk het «toebrengen van pijn of letsel» en het «opzettelijk benadelen van de gezondheid». Het Gerechtshof van Den Haag heeft dit in een arrest bevestigd. Recent is ook het getuige zijn als kind van huiselijk geweld aangemerkt als psychische mishandeling die valt onder deze bepaling. Daarnaast kan psychisch geweld strafbaar zijn wanneer het binnen de reikwijdte van artikel 284 Sr (dwang) of artikel 285 Sr (bedreiging) valt.

Indien iemand slachtoffer wordt van psychische mishandeling kan hiervan melding of aangifte worden gedaan bij de politie. Het is vervolgens aan het Openbaar Ministerie (OM) om te bepalen of vervolging opportuun is en zo ja, wat een passende strafeis zou zijn.

Begin dit jaar is de motie Bergkamp c.s.1 aangenomen. In deze motie wordt het kabinet verzocht onderzoek te laten doen in hoeverre een expliciete strafbaarstelling van psychisch geweld kan leiden tot een effectievere aanpak van psychisch geweld en wat de voor- en nadelen zijn van een expliciete strafbaarstelling van psychisch geweld. Dit onderzoek wordt op dit moment uitgevoerd en over de uitkomsten hiervan zal de Minister voor Rechtsbescherming uw Kamer naar verwachting eind dit jaar kunnen informeren.

Vraag 5

Zo ja, waarom bepleit u dan een wettelijk verbod op conversietherapie uit te stellen, dan wel in zijn geheel af te stellen?

Antwoord 5

In Nederland geldt nu al dat schadelijke praktijken die samenhangen met homoconversie strafbaar zijn of via het civiele recht kunnen worden aangepakt.

Het kabinet vindt het van groot belang dat conversietherapie effectief wordt voorkomen en tegengegaan. Bij de vraag hoe dit het beste vorm kan krijgen gaat het om een zorgvuldige afweging, zoals is uiteengezet in de beleidsreactie op het genoemde onderzoek. Juist vanwege het belang van het bestrijden van homoconversie maar ook het uitoefenen van andere grondrechten zoals vrijheid van religie, is ervoor gekozen om zorgvuldig te zijn en een weloverwogen besluit te nemen over de meest effectieve aanpak. Om die reden zal het kabinet een brede verkenning uitvoeren naar mogelijke, effectieve nadere maatregelen, waaronder wet- en regelgeving, inclusief de optie van mogelijkheden voor enige vorm van een wettelijk verbod. Op grond van de uitkomsten van die verkenning kan een weloverwogen keuze worden gemaakt voor de wijze waarop conversietherapie het meest succesvol kan worden voorkomen en tegengegaan.

In dat kader wijs ik ook op het belang van de uitkomsten van het onderzoek van de Minister voor Rechtsbescherming, zoals aangehaald in mijn antwoord op vraag 4, naar de voor- en nadelen van een expliciete strafbaarstelling van psychisch geweld en in hoeverre dit kan leiden tot een effectievere aanpak.

Vraag 6

Hoe vaak is het voorgekomen dat iemand veroordeeld is voor (het aanbieden en/of uitvoeren van) conversietherapie, aangezien u in uw brief aan de Kamer stelt dat conversietherapie al bestraft kan worden?

Antwoord 6

Omdat de strafbaar te achten handelingen onder de meer algemene strafbepalingen als dwang of mishandeling te vatten zijn, is het zonder onderzoek op dossierniveau niet mogelijk om op deze vraag een antwoord te geven.

Vraag 7

Deelt u de mening dat het expliciet strafbaar stellen van conversietherapie het gemakkelijker zou maken om conversietherapie te bestraffen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 7

Daar kan vooralsnog geen antwoord op worden gegeven, mede omdat schadelijke praktijken al kunnen worden aangepakt door middel van het strafrecht (zie mijn antwoord op vraag 4). Het is niet eenvoudig om te bepalen wat een effectieve methode is om homoconversie tegen te gaan. Daarom zal het kabinet onderzoek laten doen naar mogelijkheden voor verdere maatregelen en regelgeving voor het tegengaan van conversiepraktijken, inclusief de optie van mogelijkheden voor enige vorm van een wettelijk verbod. Daarop kan niet worden vooruitgelopen. Dat geldt ook voor het onderzoek naar de expliciete strafbaarstelling van psychische dwang. Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoord op vraag 5.

Vraag 8

Kunt u toelichten hoe uw besluit zich verhoudt tot het gegeven dat een wettelijk verbod op conversietherapie een van de punten uit het COC Regenboogakkoord was, dat ondertekend is door een ruime Kamermeerderheid?

Antwoord 8

Het Kabinet deelt de mening van de meerderheid van uw Kamer dat pogingen om de identiteit van iemand te veranderen ongewenst en verwerpelijk zijn.

In de beleidsreactie van 28 mei jl.2 wordt uiteengezet dat schadelijke praktijken die samenhangen met homoconversie reeds strafbaar zijn of via het civiele recht kunnen worden aangepakt. Of nieuwe aparte wettelijk verboden de meest effectieve manier van bestrijden is, moet uit de aangekondigde verkenning en het onderzoek naar psychische dwang, dat reeds in uitvoering is, blijken.

Vraag 9

Heeft u, aangezien in tal van andere landen reeds een wettelijk verbod op conversietherapie bestaat, al geïnformeerd bij uw collega’s in Duitsland, Malta of Brazilië, die reeds een dergelijk verbod hebben, over hoe zo’n wettelijk verbod eruit zou kunnen zien?

Antwoord 9

Het onderzoeksrapport «Voor de verandering» voorziet in een vergelijking met andere landen (hoofdstukken 4.5 en 8). Verder heeft een onafhankelijk expert op het gebied van seksuele oriëntatie en genderidentiteit van de VN een rapport3

uitgebracht over hoe landen omgaan met conversiepraktijken. Dat rapport zal betrokken worden bij de brede verkenning die uitgevoerd wordt.

Bij de brede verkenning naar verdere, effectieve maatregelen tegen conversiepraktijken zal tevens worden onderzocht hoe andere landen conversiepraktijken tegengaan. Opmerking verdient dat de vraag of een specifieke strafbaarstelling wenselijk is, niet los kan worden gezien van zowel de algehele systematiek van de strafbaarstellingen in het nationale materiële strafrecht van de genoemde landen als de aanvullende (wettelijke) maatregelen die aldaar getroffen zijn om homoconversie aan te pakken, waarvan enig specifiek wettelijk verbod eventueel een sluitstuk kan zijn.

Vraag 10

Zo niet, kunt u toezeggen dit te gaan doen?

Antwoord 10

Zie mijn antwoord op vraag 9.

Naar boven