Vragen van de leden Westerveld en Bromet (beiden GroenLinks) aan de Minister-President over het informeren van de Kamer (ingezonden 3 juni 2022).

Antwoord van Minister-President Rutte (Algemene Zaken) (ontvangen 20 juni 2022).

Vraag 1

Herinnert u zich uw antwoorden op schriftelijke vragen van het lid Snels (GroenLinks) over het informeren van de Kamer (ontvangen op 18 april 2018)?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u nog steeds de mening dat alvorens de media geïnformeerd worden over een kabinetsplan, eerst de Kamer geïnformeerd dient te worden?

Antwoord 2

Een zorgvuldige informatievoorziening van beide Kamers is in het licht van artikel 68 Grondwet essentieel in de verhouding tussen de regering en Kamers. Daarbij hoort dat de regering de Kamers zo snel als redelijkerwijs mogelijk informeert over relevante zaken. Op deze wijze is het voor leden mogelijk zich op basis van officiële stukken een goed oordeel te vormen.

Vraag 3

Hoe vindt u dat het sinds de beantwoording van genoemde schriftelijke vragen is gegaan met het naleven van de werkafspraken tussen kabinet en Kamer over de wijze van informeren van de Kamer?

Antwoord 3

De voornoemde beginselen zijn nog steeds leidend voor leden van dit kabinet.

Vraag 4

Hoe vaak heeft u sinds de beëdiging van dit kabinet bewindslieden gewezen op het feit dat plannen altijd eerst naar de Kamer moeten worden gestuurd voordat de media worden geïnformeerd?

Antwoord 4

Zie het antwoord op vraag 2. Voorts merk ik op dat de voorzitter van de Tweede Kamer in een brief van 24 januari 2022 inzake bij alle bewindspersonen aandacht heeft gevraagd voor informatievoorziening en werkafspraken. Deze brief is in het kabinet besproken en hierop heb ik, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een antwoord aan u toegezonden op 4 mei 2022.

Vraag 5

Kunt u zich voorstellen dat Kamerleden hun werk niet goed kunnen doen, wanneer zij moeten reageren op berichtgeving in de media terwijl de informatie nog niet aan de Kamer is gezonden?

Antwoord 5

Zie het antwoord op vraag 2.

Vraag 6

Deelt u de mening dat het feit dat een bewindspersoon graag in de media wil optreden (bijvoorbeeld interview in een krant of een optreden in een televisie-uitzending) over een kabinetsplan het niet rechtvaardigt dat media voordat een kabinetsplan naar de Kamer wordt gestuurd van het kabinetsplan (onder embargo) op de hoogte worden gesteld? Zo nee, waarom acht u een media-optreden en/of het onder embargo naar de media sturen van een kabinetsplan belangrijker dan het tijdig informeren van de Kamer? En op welke wijze acht u dit passen binnen de werkafspraken met de Tweede Kamer?

Antwoord 6

Zie het antwoord op vraag 2.

Vraag 7

Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden voorafgaand aan het debat over de Raming van de Kamer (gepland op 20 juni 2022)?

Antwoord 7

Ja.


X Noot
1

Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 1814.

Naar boven