Vragen van het lid Snels (GroenLinks) aan de Minister-President over het informeren
van de Kamer (ingezonden 16 april 2018).
Antwoord van Minister-President Rutte (Algemene Zaken) (ontvangen 18 april 2018).
Vraag 1
Herinnert u zich uw antwoorden op de Kamervragen 1457 d.d. 16 maart 2018?
Vraag 2
Waarom heeft u alleen een algemeen antwoord gegeven en de verschillende specifieke
vragen niet beantwoord?
Antwoord 2
Bij de beantwoording van Kamervragen, streef ik er naar zo efficiënt mogelijk de beschikbare
gevraagde informatie te verstrekken en herhalingen te voorkomen. In sommige gevallen
brengt dat met zich dat meerdere vragen in één beknopt en samenhangend betoog worden
beantwoord.
Vraag 3 t/m 7 en 12
Deelt u de mening dat de Kamer eerder geïnformeerd dient te worden over plannen, voorstellen
en rapporten dan de media? Zo nee, waarom niet?
Wat bedoelt u precies met de zin in uw brief van 11 april 2018 aan de Voorzitter van
de Tweede Kamer «. dat het uitgangspunt is en blijft dat de Tweede Kamer tijdig wordt
geïnformeerd.»?
Deelt u de analyse dat, wanneer informatie eerder in de media te vinden is dan dat
de informatie aan de Kamer wordt gestuurd, dit ervoor zorgt dat politici op berichten
in de media reageren en dat hierdoor het debat niet altijd op basis van de feiten
wordt gevoerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, vindt u dit wenselijk?
Staat u nog steeds achter uw uitspraken op eerdere momenten dat de Kamer eerder geïnformeerd
moet worden dan de media? Zo ja, wat betekent dit voor uw rol als Minister-President,
voorzitter van de ministerraad? Zo nee, waarom niet?
Welk beleid hanteren ministeries bij het bekendmaken van voorstellen en hoe is geborgd
dat de Kamer eerder wordt geïnformeerd dan de media?
Wat is de conclusie van het kabinet nadat u hernieuwd aandacht heeft gevraagd voor
het uitgangspunt, dat de Kamer tijdig wordt geïnformeerd en dat de bestaande werkafspraken
worden nageleefd?
Antwoord 3 t/m 7 en 12
De Kamer mocht en mag er als uitgangspunt op vertrouwen dat zij – voor zover het kabinet
dat in de hand heeft – de beschikking krijgt over relevante informatie voordat media
daarover berichten. Dit is onder meer van belang om tot een zorgvuldige oordeelsvorming
op basis van (onder meer) de officiële stukken te komen. Om dit te bevorderen gelden
de bestaande praktische werkafspraken met Uw griffie. Zoals gemeld in mijn schrijven
aan de Kamervoorzitter van 11 april jl. was er aanleiding om deze praktische leidraad
te herbevestigen en onder ieders aandacht te brengen. Ik heb dit in het kabinet gedaan.
Vraag 8
Is het waar dat u in het verleden weleens onderwerpen, die al eerder, door lekken,
in de media waren verschenen, niet met uw collega’s heeft willen bespreken?
Vraag 9
Hoe vaak heeft u sinds de beëdiging van dit kabinet bewindspersonen aangesproken op
het feit dat plannen eerder in de media zijn verschenen dan dat deze plannen aan de
Kamer zijn gestuurd?
Antwoord 9
De bedoelde informatievoorzienig aan Uw Kamer is sinds de beëdiging van dit kabinet
tweemaal onderwerp van gesprek geweest in het kabinet.
Vraag 10
Deelt u de mening dat de voorbeelden, die in de bijlage bij de brief van de Kamervoorzitter
van 22 maart 2018 zijn vermeld, laten zien dat het er op lijkt dat er bewust voor
wordt gekozen om de media eerder te informeren dan de Kamer, zodat de beeldvorming
over plannen, voorstellen en rapporten kan worden beïnvloed? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Ik speculeer niet over de voorbeelden in de bijlage bij de brief van de Kamervoorzitter
maar zij maakten duidelijk dat het goed was om eerder genoemde leidraad te herbevestigen
en onder ieders aandacht te brengen. Ik stel vast dat het met inachtneming van voornoemde
werkafspraken goed mogelijk is Uw Kamer en media tijdig te informeren.
Vraag 11
Is er een mediastrategie voor leden van het kabinet? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt
u dit beleid nader toelichten? Wordt er in deze strategie duidelijk uiteengezet op
welke wijze en op welk moment de Kamer geïnformeerd dient te worden?
Antwoord 11
In voornoemde werkafspraken is duidelijk uiteengezet op welke wijze en op welk moment
de Kamer dient te worden geïnformeerd.
Vraag 13
Bent u bereid om bovenstaande vragen afzonderlijk van elkaar te beantwoorden? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 13
Zie mijn antwoord op vraag 2.