Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over spanningen en mogelijke integriteitskwesties in de vakbond van justitieambtenaren (ingezonden 9 maart 2021).

Nader antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 13 juni 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2483.

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel «Crisis in de vakbond van Justitie» over de spanningen en beschuldigingen van niet integer gedrag in de vakbond van justitieambtenaren, Juvox?1

Vraag 2

Hoeveel meldingen en klachten zijn er binnengekomen en wat was de aard hiervan?

Vraag 3

Bent u er mee bekend of de door Argos omschreven gang van zaken, de beschuldigingen en de hoge declaraties waar zijn?2 Zo ja, wat is uw inhoudelijke reactie hierop? Zo nee, deelt u de mening dat dit onderzocht moet worden?

Vraag 4

Wat zijn de regels in dit soort gevallen om dergelijke beschuldigingen te onderzoeken en de problemen op te lossen?

Vraag 5

Welke rol heeft u in een kwestie zoals deze, nu het een Justitievakbond betreft?

Vraag 6

Loopt hiernaar op dit moment een onafhankelijk onderzoek? Zo ja, wat is daarvan de status? Zo nee, waarom niet? Wat voor signaal zou het afgeven aan andere justitieambtenaren die een misstand willen melden als hier niet serieus naar gekeken zou worden?

Vraag 7

Deelt u de mening dat dit onafhankelijk moet worden onderzocht? Welke mogelijkheden heeft u om daar vanuit uw rol aan bij te dragen?

Inleiding

Op 9 maart 2021 heeft het lid van Nispen (SP) schriftelijke kamervragen gesteld over spanningen en mogelijke integriteitskwesties in de vakbond van justitieambtenaren. Mijn ambtsvoorganger heeft deze vragen in procedurele zin beantwoord. In verband met de vertrouwelijkheid die ik in acht heb te nemen naar melders van een integriteitsschending, alsmede de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van degenen op wie een mogelijke melding betrekking heeft, heb ik tot dusver geen inhoudelijke mededelingen kunnen doen over de behandeling van deze meldingen of klachten. In aanvulling op de beantwoording van de vragen van het lid Van Nispen1 kan ik u nu nader over deze kwestie informeren. Ik teken hierbij aan dat het mij als Minister past om terughoudendheid te betrachten als het gaat om het intern functioneren van een vakbondsvereniging. Tevens past mij een zekere distantie omdat de vakbond van justitieambtenaren gesprekspartner is van de ambtelijke leiding van mijn departement.

Een onafhankelijke commissie (verder te noemen: de commissie) heeft onderzoek gedaan naar meldingen van mogelijk niet integer gedrag van (voormalig) hoofdbestuursleden van Justitievakbond Juvox die intern bij mijn departement zijn gedaan.

Aanleiding voor het instellen van de commissie was het advies van een andere onafhankelijke commissie, die op verzoek van de secretaris-generaal van mijn ministerie vooronderzoek heeft gedaan. De conclusie uit dit vooronderzoek was dat (voormalig) leden van het hoofdbestuur van Juvox, in de vrijgestelde positie die voor hen mogelijk is gemaakt, rijksambtenaren zijn van wie op basis van de Gedragscode Integriteit Rijk en het Personeelsreglement mag worden verwacht dat zij zich ook bij hun werkzaamheden binnen de vakbond (mede) laten leiden door de vereisten van goed ambtenaarschap. Daarom lag er, aldus deze commissie, een taak voor de secretaris-generaal om feitenonderzoek in te stellen.

De commissie had tot taak:

feitenonderzoek te doen naar aanleiding van meldingen van vermoedens van niet integer gedrag door rijksambtenaren die tevens lid zijn/waren van het hoofdbestuur van Juvox;

te beoordelen hoe de feiten en omstandigheden zich verhouden tot de vereisten van goed ambtenaarschap.

De commissie heeft op 6 april jl. haar definitieve onderzoeksrapport toegezonden aan de secretaris-generaal van mijn ministerie. De commissie heeft een zeer uitvoerig en gedetailleerd rapport uitgebracht. Zij kwalificeert een deel van de verwijten die zij heeft onderzocht als houdbaar en een deel als niet houdbaar. Met betrekking tot bepaalde verwijten onthoudt de commissie zich van een oordeel. De meldingen die zijn gekwalificeerd als houdbaar raken daarmee het goed ambtenaarschap. Voor alle bevindingen en oordelen van de commissie verwijs ik u naar het bijgaande rapport.

Na ontvangst van het rapport heeft de plaatsvervangend secretaris-generaal zich eerst zorgvuldig beraden op zijn reactie op de bevindingen en oordelen van de commissie. Het rapport is op 17 mei jl. door hem aan melders en aan degenen op wie de meldingen betrekking hadden gestuurd. In het begeleidend schrijven aan hen, heeft hij aan twee belangrijke thema’s uit het rapport specifieke aandacht geschonken, te weten «bejegening» en «financieel-administratieve zaken». Op deze elementen zal ik hieronder nader ingaan.

Bejegening

De commissie heeft in haar rapport nauwgezet de gebeurtenissen met betrekking tot de geïdentificeerde verwijten over bejegening op een rij gezet. De meldingen hebben betrekking op persoonlijke bejegening (als niet houdbaar beoordeeld), op publieke beschuldigingen (grotendeels als houdbaar beoordeeld), op opzegging dan wel ontzetting uit het lidmaatschap (als niet houdbaar beoordeeld) en tenslotte op brieven die zijn gestuurd naar de leidinggevenden van melders (als houdbaar beoordeeld).

Uit de nauwgezette beschrijving van de gebeurtenissen rijst een beeld op van onderlinge bejegening dat niet past bij hoe medewerkers van JenV met elkaar zouden moeten gaan. De inspanningen van de afgelopen jaren binnen het ministerie zijn er juist op gericht respectvol met elkaar om te gaan en ruimte te bieden voor tegenspraak.

De commissie geeft aan dat er in dit traject alleen maar sprake is van verliezers. Uit hetgeen de commissie heeft opgetekend blijkt dat de reputatie en gezondheid van mensen is geraakt, net als de reputatie van Juvox en het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De plaatsvervangend secretaris-generaal heeft de (voormalig) hoofdbestuursleden op wie de meldingen betrekking hadden laten weten dat de belangen van de vakbondsleden hiermee niet op de juiste manier zijn behartigd. Ook heeft hij hen bericht dat het alles overziend zeer te betreuren is dat zaken zodanig uit de hand hebben kunnen lopen en dat diverse meldingen jegens (voormalig) leden van hoofdbestuur van Juvox houdbaar zijn gebleken.

In zijn brief van 12 januari 2021 had de directeur Personeel en Organisatie van mijn ministerie de betrokken (voormalig) leden van het hoofdbestuur al laten weten dat hun handelwijze om directeuren door middel van een brief te informeren dat hun medewerker het lidmaatschap van de vakbond was ontnomen vanwege «negatieve gedragingen» in diverse opzichten niet passend was.

Financieel-administratieve zaken

De commissie is onder meer van oordeel dat een combinatie van vergoedingen in samenhang met een volledig door de werkgever betaald salaris (met vrijstelling voor aan de vakbond bestede tijd) en het vergoeden van daadwerkelijk gemaakte kosten, bovenmatig en dus niet passend is. Tevens is de commissie van oordeel dat een combinatie van (vaste en variabele) vergoedingen en het vergoeden van daadwerkelijke gemaakte kosten zich niet verhoudt tot fiscale wet- en regelgeving.

De plaatsvervangend secretaris-generaal heeft de betrokken (voormalig) leden van het hoofdbestuur aangegeven dat van medewerkers van het Ministerie van Justitie en Veiligheid die (gedeeltelijk) worden vrijgesteld voor het verrichten van werkzaamheden als (hoofdbestuurs)lid wordt verwacht dat zij zich bewust zijn van hun bijzondere positie en verantwoordelijkheid en daarnaar handelen. Zowel ten opzichte van alle leden van de vakbond als ten opzichte van de werkgever Rijk, met name als het gaat om de aanwending van financiële middelen die door middel van contributie van leden, respectievelijk de werkgeversbijdrage zijn verkregen. Vanzelfsprekend moeten medewerkers van het ministerie zich hierbij ook houden aan fiscale wet- en regelgeving.

Om de kans op herhaling te beperken zal de plaatsvervangend secretaris-generaal van mijn ministerie met het huidige hoofdbestuur heldere kaders vaststellen die bijdragen aan transparantie, goede verantwoording naar belanghebbenden en handelen in overeenstemming met fiscale wet- en regelgeving. Daarnaast wordt de Belastingdienst geïnformeerd over de bevindingen van de commissie, om de Belastingdienst in staat te stellen te beoordelen of met terugwerkende kracht onderzocht moet worden of alle afdrachten inzake de vergoedingen van de (hoofdbestuurs)leden van Juvox over de door de commissie onderzochte periode correct zijn gedaan. Indien de Belastingdienst tot het oordeel komt dat geen correcte afdracht heeft plaatsgevonden en navordering volgt zal JenV de verantwoordelijken deze financiële rechtzetting zelf laten dragen.

Toezending rapport aan Openbaar Ministerie

Het Openbaar Ministerie (OM) heeft mij laten weten verschillende aangiftes te hebben ontvangen. Vanwege het strafvorderlijk belang om deze aangiftes zo zorgvuldig mogelijk te kunnen beoordelen zal het rapport van de commissie ook worden toegezonden aan het OM.

Afsluiting

Zoals ik in mijn inleiding al aangaf ben ik mij bewust van de terughoudendheid die ik heb te betrachten als het gaat om het intern functioneren van een vakbondsvereniging. Tegelijkertijd zijn de (voormalig) hoofdbestuursleden ambtenaar in dienst van het ministerie, van wie mag worden verwacht dat zij zich houden aan de vereisten van goed ambtenaarschap. Daar zijn betrokkenen inmiddels op aangesproken. Met inachtneming van de vrijheid die het hoofdbestuur van een vereniging toekomt, is het mijns inziens nu passend en gerechtvaardigd dat zij richting alle leden recht doen aan de bevindingen en oordelen van de commissie.

De plaatsvervangend secretaris-generaal van mijn ministerie heeft zowel mondeling als schriftelijk dat appèl aan het hoofdbestuur gedaan.


X Noot
1

Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), d.d. ontvangen 23 april 2021. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2195.

Naar boven