Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over spanningen en mogelijke integriteitskwesties in de vakbond van justitieambtenaren (ingezonden 9 maart 2021).

Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 23 april 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2195.

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel «Crisis in de vakbond van Justitie» over de spanningen en beschuldigingen van niet integer gedrag in de vakbond van justitieambtenaren, Juvox?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2, 3, 4, 5, 6, 7

Hoeveel meldingen en klachten zijn er binnengekomen en wat was de aard hiervan?

Bent u er mee bekend of de door Argos omschreven gang van zaken, de beschuldigingen en de hoge declaraties waar zijn?2 Zo ja, wat is uw inhoudelijke reactie hierop? Zo nee, deelt u de mening dat dit onderzocht moet worden?

Wat zijn de regels in dit soort gevallen om dergelijke beschuldigingen te onderzoeken en de problemen op te lossen?

Welke rol heeft u in een kwestie zoals deze, nu het een Justitievakbond betreft?

Loopt hiernaar op dit moment een onafhankelijk onderzoek? Zo ja, wat is daarvan de status? Zo nee, waarom niet? Wat voor signaal zou het afgeven aan andere justitieambtenaren die een misstand willen melden als hier niet serieus naar gekeken zou worden?

Deelt u de mening dat dit onafhankelijk moet worden onderzocht? Welke mogelijkheden heeft u om daar vanuit uw rol aan bij te dragen?

Antwoord 2, 3, 4, 5, 6, 7

De vakbond heeft eigen Statuten en een Huishoudelijk Reglement. Het gaat om vermeende gedragingen in de hoedanigheid van lid en/of bestuurder van een vakbond en om die reden dien ik hier terughoudendheid te betrachten. Mij zou anders het verwijt kunnen treffen dat ik me meng in het reilen en zeilen van een onafhankelijke vakbond. Het is dus aan de leden van de vakbond zelf om binnen het kader van de Statuten en het Huishoudelijk Reglement dergelijke beschuldigingen te onderzoeken en problemen op te lossen.

Indien, buiten dit juridisch kader van de vakbond zelf, bij mijn departement (daarnaast) echter een interne melding wordt gedaan dat een medewerker zich niet integer heeft gedragen, dan is de algemene regel dat als deze melding te goeder trouw, naar behoren en op redelijke gronden is gedaan, daarnaar door de verantwoordelijke leidinggevende een onderzoek wordt ingesteld.

In verband met de vertrouwelijkheid die ik in acht heb te nemen naar eventuele melders van een integriteitsschending, alsmede de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van degenen op wie een mogelijke melding betrekking heeft, moeten medewerkers van mijn ministerie er tevens op kunnen vertrouwen dat ik geen (inhoudelijke) mededelingen doe over de behandeling van meldingen of klachten.

In zijn algemeenheid wordt na een interne melding op bovengenoemde gronden een proces gestart met een vooronderzoek om de melding goed te kunnen duiden. Indien daaruit blijkt dat er een goede grond is gericht vervolgonderzoek te doen, en er een duidelijke afbakening van onderzoeksvragen en methoden kan worden bepaald, volgt een (diepgaand) feitenonderzoek. Zonder een melding die te goeder trouw, naar behoren en op redelijke gronden is gedaan heb ik in beginsel geen rechtvaardiging voor een integriteitsonderzoek naar individuele ambtenaren en derhalve ook geen oordeel over hun handelen.

Medewerkers van mijn ministerie kunnen erop vertrouwen dat een melding van een vermoeden van een maatschappelijke misstand of een integriteitsschending die te goeder trouw, naar behoren en op redelijke gronden is gedaan, serieus wordt beoordeeld en zo nodig onderzocht. Sinds juni 2020 kunnen medewerkers van mijn ministerie daarvoor naast bij hun leidinggevende ook terecht bij het meldpunt van de Integriteitscommissie Justitie en Veiligheid, die meldingen onafhankelijk van het ministerie onderzoekt.

Naar boven