Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over het kosteloos wijzigen van de geslachtsnaam voor slachtoffers van incest (ingezonden 3 mei 2022).

Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming) (ontvangen 24 mei 2022).

Vraag 1

Bent u op de hoogte van de toezeggingen van de vorige Minister voor Rechtsbescherming de procedure voor geslachtsnaamswijziging te vereenvoudigen en deze procedure voor een bredere groep slachtoffers kosteloos te maken?1 2

Antwoord 1

Ja, in de beantwoording op de Kamervragen is verwezen naar de brief van mijn ambtsvoorganger van 6 september 2019.3 In die brief heeft hij onder meer aangegeven navolging te geven aan de aanbeveling uit het rapport van Nobel van 2002. Die aanbeveling ziet op gevallen waarin naamswijziging wordt gevraagd door slachtoffers die een onherroepelijke veroordeling kunnen overleggen wegens een misdrijf jegens hen begaan door de dader aan wie zij hun geslachtsnaam ontlenen. In de brief is aangekondigd dat in deze gevallen niet alleen in geval van een onherroepelijke veroordeling, maar ook in gevallen waarin het Schadefonds Geweldsmisdrijven een uitkering heeft toegekend, naamswijziging kosteloos kan gebeuren.

Vraag 2

Klopt het dat het wijzigen van de geslachtsnaam op dit moment alleen kosteloos is wanneer de dader de naamgever is en dus niet wanneer de dader een familielid is, niet zijnde de naamgever, zoals bijvoorbeeld een broer of oom? Zo ja, wat vindt u daarvan?

Antwoord 2

Dat klopt. In gevallen waarin de ouder/naamgever is veroordeeld voor een bepaald misdrijf4 – waaronder incest – tegen de verzoeker, een familielid in de eerste of tweede graad of een levensgezel van hen, kan naamswijziging kosteloos plaatsvinden. Dit is een uitzondering op het uitgangspunt dat diensten van de overheid kostendekkend moeten worden uitgevoerd. Reden hiervoor is dat in deze gevallen de naam wordt ontleend aan de dader, met andere woorden de dader is de naamgever.

Ik kan mij voorstellen dat in gevallen waarin niet de naamgevende ouder, maar een ander familielid met dezelfde geslachtsnaam dader is, ook de wens kan bestaan om de geslachtsnaam te wijzigen. Dit, omdat het slachtoffer psychische hinder heeft van die naam. In deze gevallen wordt de naam niet ontleend aan de dader en is er in zoverre geen directe relatie tussen dader en naamgever. In deze gevallen is naamswijziging net als in andere gevallen waarin sprake is van psychische hinder, niet kosteloos. Ik zie thans geen reden en financiële ruimte om het uitgangspunt los te laten dat diensten van de overheid kostendekkend moeten worden uitgevoerd.

Vraag 3 en 4

Bent u bereid nog eens serieus te bekijken of op dit moment slachtoffers buiten de boot vallen, die logischerwijs toch ook aanspraak zouden moeten kunnen maken op kosteloze geslachtsnaamwijziging, zoals bijvoorbeeld wanneer de dader een familielid is, niet zijnde de naamgever, maar bijvoorbeeld een broer of een oom? Zo nee, waarom niet?

Bent u bereid bovenstaand punt mee te nemen in de wet die de gecombineerde geslachtsnaam introduceert (Kamerstuk 35 990), bijvoorbeeld met een nota van wijziging? Zo nee, waarom niet en op welke wijze wilt u dan hier aandacht aangeven?

Antwoord 3 en 4

Op grond van artikel 1:7 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek zijn de gronden voor en kosten van naamswijziging geregeld bij algemene maatregel van bestuur (hierna: AMvB): in het Besluit geslachtsnaamswijziging en de Regelen betreffende verzoeken tot naamswijziging en tot naamsvaststelling. Een eventuele aanpassing zal dan ook bij AMvB kunnen plaatsvinden en hoeft niet te worden betrokken bij de wet die de gecombineerde geslachtsnaam introduceert.

Het Besluit geslachtsnaamswijziging moet in elk geval worden aangepast als het wetsvoorstel introductie gecombineerde geslachtsnaam wet wordt. Wanneer dit precies zal zijn, is mede afhankelijk van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel. Ik verwacht dat de aanpassing van het besluit in de loop van 2023 kan worden opgepakt. Ik wil beide AMvB’s dan tegen het licht houden en de gronden en kosten in brede zin bezien. Ik zal daarbij ook deze wens betrekken.


X Noot
1

Kamervragen lid Van Nispen (SP), Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3810

X Noot
2

Kamervragen lid Bergkamp (D66), Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3900

X Noot
3

Kamerstuk 33 836, nr. 46

X Noot
4

Het gaat om de misdrijven als bedoeld in de titels XIII tot en met XV en XVIII tot en met XX van het tweede boek van het Wetboek van Strafrecht.

Naar boven