Vragen van het lid Podt (D66) aan de Minister voor Armoedebeleid Participatie en Pensioenen over het artikel «Gemeenteraad besluit over individuele studietoeslag en bouwplan ROC Mondriaan in Leidschenveen» (ingezonden 31 januari 2022).

Antwoord van Minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen) (ontvangen 16 februari 2022).

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel «Gemeenteraad besluit over individuele studietoeslag en bouwplan ROC Mondriaan in Leidschenveen»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Klopt het dat gemeenten per 1 april 2022 niet mogen afwijken van de geharmoniseerde bedragen van de individuele studietoeslag, niet naar beneden noch naar boven?

Antwoord 2

De herziening van de individuele studietoeslag (IST) is via het amendement Maatoug-Gijs van Dijk2 in de SZW Verzamelwet 2022 opgenomen. Het amendement voorziet in bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) vast te stellen landelijke bedragen per leeftijdscategorie. Hiermee worden onwenselijke verschillen in de hoogte van de IST tussen gemeenten weggenomen. De AMvB ligt nu voor advisering bij de Afdeling Advisering van de Raad van State.

De hoogte van de studietoeslag wordt met de bedragen in de onderstaande tabel landelijk geharmoniseerd. Ook voor de stagevergoeding geldt een geharmoniseerde bedrag. Hier geldt een vrijlating van 180 euro netto per maand. Van deze bedragen kan niet afgeweken worden.

Netto bedragen studietoeslag per leeftijdscategorie per maand

Leeftijd in jaren

Verhouding jeugd WML t.o.v regulier WML

Netto bedragen studietoeslag per maand

21 en ouder

100%

€ 300,00

20

80%

€ 240,00

19

60%

€ 180,00

18

50%

€ 150,00

17

39,5%

€ 118,50

16

34,5%

€ 103,50

15

30%

€ 90,00

Vraag 3, 4, 11

Hoeveel gemeenten gaven in de periode voorafgaand aan 1 april een hoger bedrag dan het bedrag dat een persoon onder de geharmoniseerde bedragen ontvangt?

Voor hoeveel gemeenten geldt dat zij personen in de leeftijd 18 tot 21 nu een lager bedrag moeten uitkeren dan zij hiervoor deden?

Bent u bereid om een overgangsregeling op te zetten, waarbij jongeren die momenteel al een bedrag ontvangen dat hoger is dan de nieuwe bedragen onder de jongerennorm dit bedrag kunnen blijven ontvangen?

Antwoord 3, 4, 11

De nieuwe studietoeslag voorziet in een overgangsrecht. Indien het college al individuele studietoeslag heeft toegekend die hoger is dan het bedrag op grond van de nieuwe studietoeslag, dan houdt een betrokkene recht op dit hogere bedrag voor de duur van de toekenning. Is de toegekende individuele studietoeslag lager, dan dient dit aangepast te worden op grond van de nieuwe studietoeslag.

De rijksoverheid verzamelt geen informatie over de hoogte van de individuele studietoeslag in afzonderlijke gemeenten. Ieder(in) heeft in september 2021 een inventarisatie gemaakt van de hoogte van de IST, waarbij ze met name de hoogte van de IST voor een student van 18 jaar heeft geanalyseerd. Uit deze inventarisatie blijkt dat in 170 gemeenten een achttienjarige student er vaak aanzienlijk op vooruit gaat; in 21 gemeenten blijft het bedrag gelijk; en in 146 gemeenten wordt de studietoeslag lager. Van 15 gemeenten zijn geen gegevens bekend.

Overigens kent de IST op dit moment een vermogenstoets. In de nieuwe studietoeslag komt deze vermogenstoets te vervallen. Ook staat het ontvangen van eventuele alimentatie of de bijdrage van ouders, de aanvraag en het ontvangen van een studietoeslag niet in de weg. Hiermee verwacht ik dat meer studenten die vanwege een structurele medische beperking niet kunnen bijverdienen, een beroep kunnen doen op de studietoeslag.

Vraag 5

Heeft u signalen ontvangen van gemeenten die liever een hoger bedrag zouden uitkeren aan personen in de leeftijd 18 tot 21 dan de nieuwe geharmoniseerde bedragen voorschrijven?

Antwoord 5

In een brief aan de Tweede Kamer van 8 juli 2019 is door de toenmalige staatsecretaris van SZW een bedrag van circa € 300 per maand als uitgangspunt genoemd, in lijn met de motie van het lid Raemakers. Het bedrag is in overleg met gemeenten tot stand gekomen. Voor zover mij bekend, hebben slechts enkele gemeente de wens uitgesproken voor gemeentelijke beleidsvrijheid om de studietoeslag hoger vast te kunnen stellen dan landelijke bedragen.

Vraag 6, 7, 8, 9, 10

Wat is de redenering achter de toepassing van de jongerennorm op de individuele studietoeslag?

In hoeverre bent u van mening dat het argument dat «werken moet lonen», dat wil zeggen dat de hoogte van de uitkering nooit hoger mag zijn dan de hoogte van het minimumloon, van toepassing is voor deze groep die niet of nauwelijks kan werken?

In hoeverre bent u van mening dat het argument dat ouders financieel nog verantwoordelijk zijn en daarom mede kunnen voorzien in de kosten voor levensonderhoud voor alle jongeren van toepassing is?

In hoeverre bent u van mening dat een persoon in de leeftijd 18 tot 21 lagere kosten voor levensonderhoud heeft dan een persoon van 21 of ouder?

In hoeverre kunt u zich voorstellen dat de jongerennorm in de individuele studietoeslag ervoor zorgt dat jongeren niet rond kunnen komen, zeker als dit jongeren betreft die tot op heden wel een hoger bedrag ontvingen?

Antwoord 6, 7, 8, 9, 10

De studietoeslag is een bijzondere aanvullende inkomensondersteuning naast de studiefinanciering of een tegemoetkoming op grond van de Wet Tegemoetkoming Schoolbijdrage en Onderwijs (WTOS). Het is niet bedoeld voor het volledig dekken van de kosten van levensonderhoud. De toeslag is uitdrukkelijk bedoeld om een steuntje in rug te bieden aan studenten die wel arbeidsvermogen hebben maar vanwege hun beperking niet in staat zijn om bij te verdienen naast een voltijd studie. Een hoger bedrag past niet in het compenserende karakter van de studietoeslag. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven, wordt in de hoogte van de studietoeslag – conform amendement Maatoug-Gijs van Dijk – een onderscheid gemaakt naar leeftijd. Eerder is besloten het jeugd-WML en de leeftijdsopbouw die daarin geldt, deels in stand te laten.3 Omdat de studietoeslag het uitdrukkelijke oogmerk heeft een compensatie te bieden voor het niet in staat zijn om inkomsten te verwerven die een student zonder structurele medische beperking van dezelfde leeftijd wel kan verwerven, ligt het in de rede om eenzelfde leeftijdsopbouw te maken voor de studietoeslag. De studenten die op dit moment een hogere IST ontvangen dan het bedrag op grond van de nieuwe studietoeslag, houden recht op dit hogere bedrag voor de duur van de toekenning

Overigens staat de hoogte van de studietoeslag los van de jongerenorm in de Participatiewet, de onderhoudsplicht van ouders of de studiefinanciering. Het ontvangen van ouderlijke bijdragen in de studiekosten of het ontvangen van eventuele alimentatie heeft geen invloed op de hoogte van de nieuwe studietoeslag.

Vraag 12

Wat zijn de budgettaire gevolgen voor het afschaffen van de jongerennorm in de individuele studietoeslag?

Antwoord 12

Voor de financiering van de studietoeslag zijn vanaf 2015 middelen aan de algemene uitkering van het Gemeentefonds toegevoegd. Na een ingroeipad bedraagt het budget vanaf 2018 € 35 miljoen, waarvan € 5 miljoen bedoeld voor uitvoeringskosten. Op dit moment geven gemeenten significant minder geld uit aan de studietoeslag dan ze daarvoor ontvangen. Met deze wijzigingen is de verwachting dat meer studenten in aanmerking komen voor een studietoeslag en dat meer studenten de toeslag weten te vinden. Indien de koppeling met het jeugd-WML wordt losgelaten, bestaat de kans dat de uitgaven boven het eerder toegekende budget uitkomen. Dat zou om enkele miljoenen tot enkele tientallen miljoenen kunnen gaan. Er is echter geen inschatting te maken van de precieze budgettaire gevolgen.

Vraag 13

Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het commissiedebat Participatiewet/Breed Offensief op 23 februari 2022?

Antwoord 13

Ja.


X Noot
1

Denhaag FM, 16 september 2021, «Gemeenteraad besluit over individuele studietoeslag en bouwplan ROC Mondriaan in Leidschenveen», (https://denhaagfm.nl/2021/09/16/gemeenteraad-besluit-over-individuele-studietoeslag-en-bouwplan-roc-mondriaan-in-leidschenveen/).

X Noot
2

Kamerstuk 35 897, nr. 24

X Noot
3

Kamerstuk 34 573, nr. 3.

Naar boven