Vragen van het lid Van Raan (PvdD) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over onnodig hoge subsidies voor Carbon Capture and Storage (CCS) en de lobby van de fossiele industrie (ingezonden 31 maart 2021).

Antwoord van Minister Van ’t Wout (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 12 mei 2021).

Vraag 1

Kent u het bericht «Nederland ritselt in Brussel vergroeningssubsidie voor Shell»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Beaamt u dat de plannen voor grootschalige afvang en opslag van CO2 ten behoeve van de zware industrieën bij de Rotterdamse haven aan het ministerie zijn aangereikt door de fossiele industrie, zoals bovengenoemd bericht stelt? Zo nee, op basis van welke input zet het ministerie in op grootschalige afvang en opslag van CO2 en sinds wanneer?

Antwoord 2

CO2-afvang en opslag (CCS) is een technologie waar al tientallen jaren lang onderzoek naar wordt gedaan en beleid op wordt gevoerd. Niet alleen vanuit Nederland, maar ook vanuit de EU. Al in 2009 is de Europese CCS-richtlijn opgesteld en zijn er eerder ook subsidies voor CCS-projecten beschikbaar gesteld vanuit de EU. Zo ook voor het Nederlandse ROAD-project in het Rotterdamse havengebied, waar CO2-afvang was voorzien bij de MPP3-kolencentrale op de Maasvlakte. In het huidige klimaatbeleid zal de CO2-afvang en opslag worden toegepast bij de energie-intensieve en zware industrie, waar het een relatief goedkope technologie is om de nationale klimaatopgave te behalen. Diverse Klimaatrapporten (o.a. IPCC) geven aan dat CCS een noodzakelijke technologie is voor het behalen van de klimaatdoelen en uiteindelijk ook om negatieve emissies te realiseren. De plannen voor CCS zijn dan ook niet nieuw.

Toen in 2017 duidelijk werd dat de initiatiefnemers van het CCS-project ROAD de plannen voor dit project niet wilden doorzetten, is op initiatief van het Havenbedrijf Rotterdam destijds bekeken of er voldoende interesse was vanuit de markt om op de uitgewerkte plannen en al uitgevoerde werkzaamheden van ROAD voort te bouwen. Hier is het Porthos-project uit ontstaan. Porthos vangt de CO2 af bij verschillende industriële bronnen in hetzelfde havengebied en zal deze opslaan in hetzelfde gasveld dat voor ROAD in beeld was. De plannen voor CCS in het Rotterdamse havengebied bestaan dus al langer, en zijn dan ook niet door de industrie aangereikt.

Vraag 3

Klopt het dat de fossiele industrie de overheid heeft gevraagd om directe financiering van de overheid en een lobby bij de EU voor extra fondsen en gunstige regelgeving?

Antwoord 3

Nee, dat klopt niet. In het regeerakkoord is afgesproken dat de SDE++-regeling verbreed wordt en naast de stimulering van hernieuwbare energie ook CO2-reductiemaatregelen in o.a. de industrie zal bevatten, waaronder ook CCS. Naar aanleiding daarvan zijn gesprekken gevoerd met verschillende partijen om te onderzoeken op welke wijze de ondersteuning in de SDE++ het meest effectief en efficiënt kan worden vormgegeven. Het uitgangspunt hierbij is altijd geweest dat de technieken op basis van kostenefficiëntie met elkaar concurreren binnen de SDE++, zo ook CCS. In het Klimaatakkoord is vervolgens afgesproken dat CCS alleen via de SDE++ gesubsidieerd wordt en niet daarnaast ook op andere wijze. Industriële partijen hebben altijd aangegeven dat er wat hen betreft subsidie nodig is voor het afdekken van de onrendabele top voor maatregelen om CO2-uitstoot te verminderen. Middels de SDE++ wordt deze onrendabele top voor allerlei maatregelen overbrugd. Bij SDE++-subsidie is er overigens geen sprake van directe financiering van projecten. Die verantwoordelijkheid, en daarmee ook het risico, ligt bij de partij zelf.

Ook vanuit Europa zijn fondsen beschikbaar voor de ondersteuning van CCS projecten. Om aanspraak te maken op deze fondsen heeft de overheid haar steun uitgesproken voor een aantal van deze Nederlandse projecten door uit te spreken dat de ontwikkeling van CCS past in het Nederlandse klimaatbeleid.

Vraag 4

Klopt het dat de fossiele industrie bovendien aan de overheid heeft verzocht om de aansprakelijkheid op zich te nemen voor transport en opslag van de energie, en bij voorkeur borg te staan voor significante risico’s als de verantwoordelijkheid van de CO2-opslag op lange termijn? Zo ja, op basis van welke argumenten vindt u deze eisen gerechtvaardigd?

Antwoord 4

Nee, dat is onjuist. In de reguliere contacten met de betrokken ondernemingen, waaronder staatsdeelnemingen, komen tal van onderwerpen aan bod. Ook de opslag van CO2 en de daaraan verbonden (wettelijke) aansprakelijkheden is onderwerp van gesprek. Onder de Mijnbouwwet en het ETS-systeem is de exploitant van het transportsysteem en de opslagvergunninghouder verantwoordelijk voor de CO2 die getransporteerd en opgeslagen wordt. Nadat het opslagveld gevuld is, wordt deze door de vergunninghouder afgesloten en gemonitord gedurende een periode van (in beginsel) 20 jaar. Daarna, en pas als genoegzaam is aangetoond dat de CO2 goed is opgeslagen, wordt de vergunning ingetrokken en gaat het beheer en de verantwoordelijkheid voor de opslaglocatie over op de staat. De voormalig vergunninghouder is verplicht te voorzien in de kosten voor het beheer gedurende een periode van 30 jaar en de staat kan kosten op de voormalig vergunninghouder verhalen indien er onzorgvuldig is gehandeld voorafgaand aan de intrekking van vergunning. Daarnaast gelden de aansprakelijkheidsbepalingen van het Burgerlijk Wetboek. Het kabinet ziet geen aanleiding om deze wettelijke bepalingen te wijzigen. De kosten kunnen worden ingeprijsd in het tarief dat de exploitant vraagt voor het transporteren en opslaan van de CO2, net zoals in andere projecten ook risico’s worden ingeprijsd.

Vraag 5

Staat de overheid ook garant voor significante risico’s of lange termijn verantwoordelijkheid voor bijvoorbeeld getijdenenergie of geothermie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot de getijdencentralen in Zeeland en hoe de Staat hiervoor garant zal staan, gezien de belofte aan de fossiele industrie?

Antwoord 5

Geothermie is een belangrijke bron van duurzame en schone energie, maar de techniek is relatief nieuw in ons land. Daarom wordt de Mijnbouwwet uitgebreid met een groot aantal bepalingen die specifiek gelden voor geothermie. Deskundigen constateren dat er op verreweg de meeste plaatsen in ons land geen of nauwelijks risico’s worden verwacht bij conventionele geothermie op een diepte tot rond de 4 kilometer, mits een passende voorzorg in acht wordt genomen. Deze voorzorg heeft ook betrekking op langere termijn risico’s die kunnen ontstaan doordat afgekoeld water wordt teruggebracht in de ondergrond. Wat betreft schade: in algemene zin is de aansprakelijkheid door mijnbouw geregeld tot 30 jaar na de schadeveroorzakende gebeurtenis, en daarnaast zijn er allerlei waarborgen die ervoor zorgen dat onverhoopte schade door geothermie altijd vergoed zal worden. In de context van uitbreiding van de Mijnbouwwet inzake geothermie zal ik nader ingaan op veiligheidsnormering, voorzorg en waarborgen rond schade.

De overheid staat niet garant voor significante risico’s of lange termijn verantwoordelijkheid voor getijdenenergie. Wat betreft de stand van zaken rondom het Getij Grevelingen project kan worden gemeld dat de ministers van IenW, LNV en EZK deskundigen hebben gevraagd een advies uit te brengen over de technische, juridische en financiële haalbaarheid van het project Getij Grevelingen. Over de uitkomsten en de te nemen vervolgstappen zijn Rijk en regio met elkaar in gesprek. Zodra hier meer duidelijkheid over is, zal dit met de Kamer gedeeld worden. Uitgangspunt blijft de waterkwaliteit en de natuur van de Grevelingen duurzaam te verbeteren. Wat betreft de stand van zaken rondom het Tidal Technology Center geldt dat het Rijk en de regio met elkaar in overleg zijn over de vervolgstappen.

Vraag 6

Beaamt u dat ambtenaren van de Staat aan de fossiele industrie hebben gesuggereerd om te doen alsof de CO2-opslagambities aan de hoge kant zijn, maar dat de industrie akkoord zal gaan vanwege de noodzaak om de Nederlandse klimaatdoelstellingen te behalen? Zo ja, vindt u dit soort afspraken passen bij een onafhankelijke overheid?

Antwoord 6

Ambtenaren van mijn departement hebben dat niet gesuggereerd. In het regeerakkoord van 2017 staat een indicatieve tabel van PBL voor het 49% klimaatdoel met daarin een totaal opslagvolume van 20 Mton per jaar. Door verschillende partijen uit het bedrijfsleven is toen gereageerd dat dit aan de hoge kant is. EZK heeft aangegeven dat de industrie duidelijk moet zijn of zij CCS als techniek nodig hebben om hun reductiedoelstelling te bereiken en in welke mate. In het klimaatakkoord is uiteindelijk een plafond afgesproken van 10 Mton gesubsidieerde CCS per jaar. Dit werd door de sector als ambitieus, maar haalbaar en noodzakelijk voor het klimaatdoel geacht.

Vraag 7

Klopt het dat het niet meenemen van de nationale CO2-heffing niet dient om de onrendabele top van projecten te verkleinen, maar dat dit wel het (neven)effect is? Zo ja, hoe groot is dit (neven)effect op de marktprijs van CCS, op de subsidiehoogte en op de kostprijs van CCS?

Antwoord 7

Het klopt dat de CO2-heffing niet dient om de onrendabele top van projecten te verkleinen. De CO2-heffing dient als stok achter de deur voor de reductieopgave van de industrie uit het Klimaatakkoord. De CO2-heffing gaat uit van een hoger reductiedoel voor te vermijden emissies dan het ETS. Hiermee worden de potentiële kosten voor deze emissies verhoogd, zeker in verhouding tot de kosten voor dezelfde emissies in andere landen, die naast het ETS geen nationale heffing voor de industrie hanteren. De heffing stimuleert bedrijven om in Nederland te investeren in reductiemaatregelen om deze additionele potentiële kosten te ontlopen. De SDE++ zorgt daarnaast als wortel voor een verlaging van de onrendabele top van deze investeringen ten opzichte van fossiele varianten. Deze beleidsmix van wortel en stok zorgt ervoor dat de industrie de reductie-opgave realiseert, terwijl het risico op weglek zoveel mogelijk wordt beperkt.

Vraag 8

Beaamt u dat het (neven)effect duidelijk wordt wanneer de volgende twee scenario’s met elkaar worden vergeleken voor een Europese emissiehandelssysteem (ETS) gerechtigd bedrijf dat minder efficiënt produceert dan verglijkbare bedrijven in Europa, met als aanname dat de ETS-prijs 40 euro per ton is in 2030 en de nationale CO2-heffing oploopt tot 125 euro per ton?

A.) In scenario A doet het bedrijf niets. De uitstoot boven de Europese benchmark kost 40 euro per ton (ETS) + 85 euro per ton (CO2-heffing) = 125 euro per ton CO2.

B.) In scenario B installeert het bedrijf een CCS-installatie ter grootte van de uitstoot boven de Europese benchmark. Op deze CCS-installatie kan het bedrijf in 2021 100 euro per ton Stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie (SDE) aanvragen, bestaande uit 60 euro per ton overheidsbijdrage (die als SDE wordt uitgekeerd) en 40 euro per ton marktwaarde CO2 (alleen gebaseerd op de ETS-prijs). In dit scenario is de wortel voor dit bedrijf dus 60 euro per ton (SDE) plus de stok voor dit bedrijf het niet hoeven betalen van 125 euro per ton (vermeden CO2-taks in 2030) = 185 euro per ton. Beaamt u dat de 125 euro per ton die de Minister een stok in scenario A noemt, in scenario B ervoor zorgt dat de wortel enorm wordt?

Antwoord 8

Nee, zoals in het antwoord op vraag 7 beschreven is de CO2-heffing de stok die borgt dat het bedrijf investeert in het reduceren van nationaal te vermijden emissies ten opzichte van het ETS. De wetenschap dat bij niet reduceren de vermijdbare emissies beboet worden dient bedrijven aan te zetten tot reductiemaatregelen. De wortel maakt deze investeringen aantrekkelijker doordat het bedrijf met de SDE++ deze reductiemaatregelen kostenneutraal kan doen ten opzichte van de fossiele variant. De beperkte en tijdelijke beschikbaarheid van deze SDE++ middelen stimuleert het bedrijf om de beslissing tot reductie op tijd te nemen en de heffing voor te blijven.

Vraag 9

Kunt u uitleggen hoe hoog de echte kostprijs is van CCS? Klopt het dat de echte kostprijs van een CCS-installatie hoger ligt dan de huidige aangenomen kostprijs in het SDE-model, aangezien sommige vermeden kosten niet zijn meegenomen in de SDE-berekeningen, zoals de nationale CO2-heffing? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wordt de subsidie-intensiteit van CCS dan zo laag ingeschat in de SDE-berekeningen? Of klopt het dat de daadwerkelijk kostprijs inderdaad zo laag is en kan hiermee gesteld worden dat de CCS dus over-gesubsidieerd is?

Antwoord 9

De kostprijs van CCS zal voor elk CCS-project uniek zijn. Tevens zal het (bijvoorbeeld) afhankelijk zijn of het een bestaande of nieuw te bouwen installatie betreft. PBL geeft in haar advies in het kader van de SDE++ 2020 ronde middels de door haar berekende basisbedragen een inschatting van deze kostprijs voor verschillende CCS-subcategorieën. Daarbij is door PBL uitgegaan van de meest kosteneffectieve oplossing. Voor minder effectieve projecten kan de kostprijs dan ook hoger liggen dan de door PBL berekende basisbedragen. Daarbij geldt dat in de SDE++ verschillende technieken met elkaar concurreren om subsidie en zo de kosteneffectiviteit bevorderen. Tenslotte zal in de SDE++ bij onder andere de categorieën CCS een overstimuleringstoets plaatsvinden om eventuele overwinsten te corrigeren.

Voor wat betreft de nationale CO2-heffing verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 7 en 8.

Vraag 10

Beaamt u dat het niet meerekenen van de nationale CO2-heffing in de SDE-subsidie zeer voordelig is voor bedrijven, gezien uw antwoord op vragen van de Partij voor de Dieren2, dat de nationale CO2-heffing een sterke prikkel is om CCS-projecten te realiseren, omdat hiermee de nationale heffing niet betaald hoeft te worden? Zo ja, hoe vergelijkt u deze uitspraak met uw opmerking dat de nationale CO2-heffing niet leidt tot overstimulering van CCS?

Antwoord 10

De CO2-heffing is ingesteld om de doelen uit het Klimaatakkoord te realiseren en niet om bedrijven voor de heffing te laten betalen. De opbrengsten van de heffing zijn daarom ook op 0 geraamd. Indien bedrijven aangezet worden om op tijd voldoende emissies te reduceren en daarmee de heffing ontlopen, is de heffing succesvol. Voor sommige bedrijven zal CCS een aantrekkelijke reductiemethode zijn om de heffing voor te blijven, terwijl voor andere bedrijven andere reductiemaatregelen zoals elektrificatie aantrekkelijker zullen zijn. Om ervoor te zorgen dat CCS andere reductiemaatregelen in de SDE++ niet verdringt, gelden er begrenzingen zoals een plafond en de «zeef» in de SDE++. Tenslotte zal in de SDE++ bij onder andere de categorieën CCS een overstimuleringstoets plaatsvinden om eventuele overwinsten te corrigeren.

Vraag 11

Beaamt u dat het Trinomics review over de SDE++ methodiek, dat stelt dat «Het toevoegen van de heterogene technieken waarbij een laag volume aan projecten wordt verwacht mogelijk een negatieve impact heeft op de efficiëntie van de SDE++. De kans op oversubsidiëring binnen deze technieken is groter dan in die van andere technieken net als de kans dat de subsidiehoogte juist té laag is voor de meeste projecten om aan te bieden» tegenstrijdig is met uw antwoord dat SDE++ een geschikt instrument is voor grootschalig uitrol van CO2-reducerende technieken?3 Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om SDE++ te herzien en per wanneer?

Antwoord 11

Nee, de SDE++ is nog steeds een geschikt instrument voor grootschalige uitrol van CO2-reducerende technieken. Dat is ook de conclusie van de review van Trinomics. Wel brengt dit nieuwe uitdagingen met zich mee. Bij de heterogene technieken heb ik daarom onder andere PBL verzocht om in eerste instantie uit te gaan van kosteneffectieve projecten, om oversubsidiëring tegen te gaan. Ook wordt eventuele oversubsidiëring achteraf gecorrigeerd worden middels de al eerder genoemde overstimuleringstoets. In de SDE++ 2021 ronde, op basis van een marktconsultatie en advies van PBL, ben ik voornemens om een aantal subcategorieën toe te voegen om recht te doen aan de diversiteit van projecten in de markt, zoals ik heb beschreven in de Kamerbrief van 22 februari jl. (Kamerstuk 31 238, nr. 329). Eventuele verfijning en eventuele verbeterpunten verwacht ik ook voor de SDE++ 2022.

Vraag 12

Beaamt u dat CO2-opslag ook voortdurend energie kost, omdat er continu druk op de opgeslagen CO2 moet staan en meestal aardgas wordt gebruikt als drukgas? Zo ja, hoeveel energie en aardgas kost het om CO2 onder druk op te slaan en is deze energievraag meegenomen in de ketenemissies en vervolgens de rangorde?

Antwoord 12 en 13

De opslag van CO2 vraagt inderdaad energie om de benodigde druk in het transportsysteem op te bouwen. Dit gebeurt met behulp van een compressor. Binnen de SDE++ concurreren verschillende technieken met elkaar op basis van de benodigde subsidie per vermeden ton CO2. In de rangorde wordt rekening gehouden met de directe emissies (scope 1) en indirecte emissies in de elektriciteitssector (scope 2) bij de verschillende technieken. Deze directe en indirecte emissies (scope 1 en 2) worden op dit moment al zo goed als mogelijk meegenomen in de bepaling van de rangschikking. Voor CCS geldt daarbij wel dat de uitstoot door het gebruik van energie in het transportnetwerk voor eventuele additionele compressie en injectie van CO2 in het lege gasveld niet wordt meegenomen. Deze wordt door PBL op hooguit 2% geschat. Overige emissies in de keten (scope 3) worden niet meegenomen omdat dit zeer uiteenlopende, project-specifieke emissies zijn, die niet kunnen worden berekend in een generiek instrument als de SDE++.

Vraag 13

Klopt het dat ketenemissies niet worden meegenomen in de SDE-berekeningen? Zo ja, waarom niet?

Antwoord 13

Zie antwoord vraag 12.

Vraag 14

Beaamt u dat er grote verschillen zitten tussen het PBL-conceptadvies van de SDE++ in 2021 en het eindadvies, en dat windenergie en zon-op-dak in het conceptadvies hoger in de rangschikking stonden dan CCS, met -43 euro per ton CO2 voor windenergie, 24 euro per ton CO2 voor zon-op-dak en 39 euro per ton CO2 voor CCS, maar dat CCS in het eindadvies hoger is komen te staan, met 22 euro per ton CO2 voor CCS, 38 euro per ton CO2 voor windenergie en 91 euro per ton CO2 voor zon-op dak? Hoe kan het dat de verschillen tussen concept en eindadvies zo groot zijn?

Antwoord 14

Ja. De concept- en eindadviezen van PBL kunnen aanzienlijk verschillen. Redenen hiervoor zijn dat er op basis van de marktconsultatie nieuwe inzichten ten aanzien van de investerings- en exploitatiekosten kunnen ontstaan. Ook verschijnt het conceptadvies bijna een jaar eerder dan het eindadvies, en voordat de nieuwste Klimaat- en Energieverkenning (KEV) beschikbaar is. Daardoor worden de aannames voor de emissiefactor en energieprijzen in het conceptadvies gebaseerd op een oudere uitgave van de KEV dan in het eindadvies.

Vraag 15

Beaamt u dat subsidies voor zonne- en windenergie door zeer veel verschillende partijen (meer dan 4.000 in de afgelopen ronde) worden aangevraagd in vergelijking met enkele bedrijven, die subsidie voor CCS projecten hebben aangevraagd?

Antwoord 15 en 16

Ja, hoewel dit bij zonne-energie veel meer het geval is dan bij windenergie.

Vraag 16

Beaamt u dat zeven partijen voor CCS niet voor voldoende marktwerking zorgen om tot een zo laag mogelijke prijs te komen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit voorkomen?

Antwoord 16

Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 14 januari jl. (Kamerstuk 31 239, nr. 328) over het verloop van de openstelling van de SDE++ 2020 zijn er veel aanvragen voor verschillende technieken gedaan, waaronder CCS, windenergie en zonne-energie. Voor CCS geldt dat deze technieken voor de eerste keer in de SDE++ zijn opgenomen. De concurrentie om de subsidie vindt plaats tussen alle technieken (CCS, wind- en zonne-energie), niet enkel tussen dezelfde technieken. De verwachting is dat er meer interesse in de markt is naar CCS, ook omdat deze projecten voorbereidingstijd vragen, wat de concurrentie ook kan bevorderen. Bovendien is de ruimte onder het plafond voor CCS beperkt, wat leidt tot extra concurrentie tussen de partijen.

Vraag 17 en 18

Klopt het dat wanneer een zonne- of windproject niet door gaat, dit niet resulteert in het tijdelijk niet kunnen uitgeven van 2,1 miljard euro, zoals wel het geval zou zijn mochten de huidige CCS-projecten geen doorgang vinden, gezien het hierbij gaat om enkele partijen?

Hoeveel zonne- en windenergie had er in de vijf jaar tijd, die een bedrijf heeft voor het realiseren van een CCS-installatie, kunnen komen voor de 2,1 miljard euro CCS subsidie, gezien zonne- en windenergie sneller zijn uitgerold en eerder beginnen met CO2-besparen?

Antwoord 17 en 18

Voor alle projecten zullen eventuele vrijgevallen middelen opnieuw moeten worden ingezet en wordt bij het bepalen van het openstellingsbudget rekening gehouden met het feit dat een deel van de projecten niet door zal gaan of minder CO2-reductie zal realiseren.

Vraag 19

Loopt Nederland niet een veel groter risico om het klimaatdoel niet te halen wanneer er ingezet wordt op CCS, bijvoorbeeld als de kosteninschatting toch niet juist blijkt? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 19

Nee. Als Nederland niet inzet op CCS loopt Nederland een groot risico om de klimaatdoelen niet te halen. In het Klimaatakkoord is rekening gehouden met 7,2 Mton CCS, omdat dit volgens het PBL past binnen het kostenefficiente reductiepad van de industrie. M.a.w. andere maatregelen nemen is voor de industrie veel duurder. In de berekende kosten van CCS zoals opgenomen in het basisbedrag in de SDE++ zitten enkele risico-opslagen. De verwachting is dat bij succesvolle uitrol van projecten de daadwerkelijke kosten lager kunnen uitvallen. Voordat bedrijven een aanvraag indienen voor SDE++ subsidie, zullen zij uitgebreide technische studies hebben uitgevoerd om de kosten goed in beeld te hebben. Ook is het een vereiste bij de aanvraag voor SDE++ subsidie om een goed onderbouwde en sluitende business case in te dienen. Hiermee wordt bekeken of het project haalbaar is. Indien blijkt dat CCS toch te duur is voor bedrijven, zullen zij geen subsidie aanvragen voor CCS maar andere maatregelen nemen omdat deze goedkoper zijn.


X Noot
1

Follow the Money, 16 februari 2021 «Nederland ritselt in Brussel vergroeningssubsidie voor Shell» (https://www.ftm.nl/artikelen/waterstof-lobby-nederland-green-deal-eu?share= Cyw0hxghoPmzTpTlcf93DenQQyZfM9oqy85PcuB0v8CQ9FW2ZcfiQ1tdYy2v%2FQ%3D%3D)

X Noot
2

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1591

X Noot
3

Trinomics, 12 november 2019 «Review SDE++ Methodiek» (http://trinomics.eu/wp-content/uploads/2020/02/Review-SDE-Methodiek.pdf)

Naar boven