Vragen van de leden Minhas en Koerhuis (beiden VVD) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Nieuwbouwcrisis dreigt door «onwerkbare» megawet» (ingezonden 26 april 2021).

Mededeling van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 12 mei 2021).

Vraag 1

Kent u het bericht «Nieuwbouwcrisis dreigt door «onwerkbare» megawet»?1

Vraag 2

Is het waar dat, indien de invoering van de Omgevingswet op 1 januari 2022 plaatsvindt, bouwprojecten en gebiedsontwikkelingen mogelijk niet tijdig kunnen starten in verschillende gemeenten? Zo ja, wat zijn daarvan de redenen?

Vraag 3

Wat is de stand van zaken met betrekking tot het digitale stelsel Omgevingswet? Klopt het dat dat stelsel nog niet op orde is? Zo ja, wat is het probleem?

Vraag 4

In hoeverre is het nu nodig om op onderdelen van het digitale stelsel een alternatieve route aan te bieden, zoals u schrijft in uw brief van 8 april jl. (Kamerstuk 33 118, nr.186)? Zo ja, hoe ziet die alternatieve route eruit?

Vraag 5

Hoe gaat u ervoor zorgen dat de invoering van de Omgevingswet op 1 januari 2022 daadwerkelijk plaatsvindt, zonder dat dit tot noemenswaardige problemen leidt bij de uitvoerende organisaties?

Mededeling

Op 26 april 2021 zijn door de leden Bromet (GroenLinks) en Minhas en Koerhuis (beiden VVD) vragen gesteld over het NRC-bericht «Nieuwe bouwcrisis dreigt door «onwerkbare» megawet» (kenmerk 2021Z07001 en 2021Z06986).

Op 28 april jl. zijn er over hetzelfde NRC-bericht vragen door het lid Bisschop (SGP) gesteld (kenmerk 2021Z07078).

Deze vragen houden nauw verband met het lopende overleg met de bestuurlijke partners over de implementatie van de Omgevingswet. Het is daarom helaas niet mogelijk om binnen de termijn van drie weken tot adequate beantwoording te komen.

Op woensdag 21 april heb ik met de bestuurlijke partners over de inwerkingtreding van de Omgevingswet gesproken. Doel daarvan is om de wet op een verantwoorde wijze in werking laten te treden en dat zorgvuldig te beoordelen. We hebben vastgesteld dat het op dat moment nog niet mogelijk was om daarover een conclusie te trekken. Op vrijdag 23 april heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van dit bestuurlijk overleg en over de voortgang van de implementatie.2

Op dit moment wordt samen met de koepels en met de bevoegde gezagen op een rij gezet wat er nodig is voor een verantwoorde inwerkingtreding. Eind mei is hierover een nieuw bestuurlijk overleg gepland. Na dit overleg zal ik uw vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden.

Naar boven