Vragen van het lid Bergkamp (D66) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de wenselijkheid
van de legitieme portie in het hedendaagse erfrecht (ingezonden 25 februari 2021).
Mededeling van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 18 maart 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het rapport van het Centrum voor Notarieel Recht van de Radboud
Universiteit en Netwerk Notarissen over de wenselijkheid van de legitieme portie in
het hedendaagse erfrecht?1
Vraag 2
Hoe verhoudt de legitieme portie zich volgens u tot de huidige opvattingen in de maatschappij
waarin zelfstandigheid en onafhankelijkheid van het individu als belangrijke waarden
worden gezien?
Vraag 3
Hoe verhoudt de legitieme portie zich volgens u tot het zelfbeschikkingsrecht van
het individu met betrekking tot de testeervrijheid van de erflater?
Vraag 4
In hoeverre bent u bekend met signalen van het probleem dat de legitieme portie voor
ouders die geen goede band hebben met hun kinderen als kwellend wordt ervaren, bijvoorbeeld
in situaties waar sprake is of is geweest van ouderenmishandeling?
Vraag 5
Wat is uw reactie op de resultaten van het onderzoek waaruit naar voren is gekomen
dat een zeer groot deel van de professionals tegen de legitieme portie is, bij (kandidaat-)notarissen
zelfs een percentage van 76%?
Vraag 6
Wat is uw reactie op het resultaat van het onderzoek dat de legitieme in de huidige
vorm niet op grote sympathie kan rekenen nu een groot gedeelte van het geënquêteerde
Nederlandse publiek, bij de online enquêtes maar liefst 68%, liever geen legitieme
dan wel een genuanceerd dwingendrechtelijk regime wil?
Vraag 7
Hoe evalueert u de functie van de legitieme in het licht van de conclusie uit het
rapport dat de legitieme portie een ongeschikt instrument is om financieel misbruik
van ouderen tegen te gaan, terwijl dit een van de functies was die voorheen aan de
legitieme werd toegeschreven?2
Vraag 8
Bent u op de hoogte dat Curaçao en Sint Maarten geen legitieme portie kennen, dat
Aruba deze landen zal volgen en dat daarmee Nederland het enige land binnen het Koninkrijk
is dat nog een legitieme kent? Bent u bekend met de redenen voor afschaffing in deze
landen en zouden deze redenen ook voor ons kunnen gelden?
Vraag 9
Wat is uw reactie op de bevinding van het onderzoek dat veel rechtsstelsels goed functioneren
zonder een legitieme portie en dat indien de legitieme portie wordt gewijzigd, Nederland
derhalve geen unieke positie inneemt internationaal gezien?
Vraag 10
In hoeverre bent u van mening dat het belang van kinderen niet in het geding hoeft
te komen door het wijzigen van de legitieme portie, vanwege de werking van som ineens?
Vraag 11
In hoeverre bent u van mening dat deze resultaten aanleiding geven om uw uitspraak
te herzien dat er geen «dringende en breed gedragen noodzaak wordt ervaren om over
te gaan tot het schrappen van de legitieme portie»?3
Vraag 12
Bent u bereid om de huidige wetgeving inzake de legitieme portie te herzien nu blijkt
dat de draadkracht ervoor minimaal is, ouders het als knelpunt kunnen ervaren, het
geen geschikt middel is tegen financieel misbruik, de som ineens een goed alternatief
is en de aanbeveling van dit rapport is om de klassieke legitieme af te schaffen?
Zo nee, waarom niet?
Vraag 13
Bent u bereid de som ineens, indien u tot herziening van deze wet overgaat, uit te
breiden en de effectiviteit daarvan te versterken, zoals wordt aanbevolen door dit
rapport, om zo minderjarigen en jongeren goed te beschermen?
Mededeling
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Bergkamp (D66), van
uw Kamer aan de Minister voor Rechtsbescherming over de wenselijkheid van de legitieme
portie in het hedendaagse erfrecht (ingezonden 25 februari 2021) niet binnen de gebruikelijke
termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is
ontvangen.
Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
X Noot
1Centrum voor Notarieel Recht van de Radboud Universiteit en Netwerk Notarissen, december
2020, «Rapport Legitieme portie», www.legitiemeportie.com
X Noot
2Zie pagina 50 tot en met 52 van het rapport
X Noot
3Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3922