Vragen van de leden Westerveld (GroenLinks) en Van der Molen (CDA) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Minister laat Neerlandistiek zichzelf redden» (Hoger Onderwijspersbureau, 2 juli) (ingezonden 29 juli 2020).

Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 28 september 2020) zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3671.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht «Minister laat Neerlandistiek zichzelf redden»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Hoe rijmt u de zin in uw brief2 «Groei van de studentenaantallen in de talenstudies is bovendien hard nodig gezien het grote tekort aan leraren» met de weigering om structurele middelen toe te kennen?

Antwoord 2

Om het volgen van een lerarenopleiding te stimuleren en het lerarentekort in de schooltalen aan te pakken, worden op dit moment diverse acties ondernomen. Deze heb ik in mijn brief toegelicht, ook waar dit gepaard gaat met financiële middelen. Voor het vergroten van de aantrekkelijkheid van het onderwijs bij de talenopleidingen stel ik in 2020 middelen ter beschikking zodat faculteiten gezamenlijk activiteiten in gang kunnen zetten. Ik vind het verder aan de instellingen om hier ook zelf in te investeren, waar mogelijk vanuit herprioritering binnen de structurele lumpsummiddelen voor het sectorplan Duurzame Geesteswetenschappen (jaarlijks € 17,7 miljoen). Zoals ik in mijn brief heb toegelicht kunnen deze activiteiten de aanloop zijn naar een breder sectorplan talen voor zowel onderwijs als onderzoek. Op dit moment zijn geen middelen beschikbaar voor een sectorplan talen.

Vraag 3

Kunt u een inschatting geven van de verwachtte tekorten van docenten Nederlands in het voortgezet onderwijs?

Antwoord 3

Op basis van de lerarenramingen is de verwachting dat de tekorten voor docenten Nederlands in het voortgezet onderwijs de komende jaren tot en met 2023, in met name in de tweedegraads sector, zullen oplopen en daarna (mede door de leerlingendaling) geleidelijk zullen afnemen.3 In getallen is de verwachting dat het extra tekort van docenten Nederlands in het voortgezet onderwijs ten opzichte van 2018 op zal lopen in 2023 tot 145 fte (139 fte tweedegraads en 6 fte eerstegraads). In 2029 zal er volgens deze raming nog sprake zijn van een tekort ten opzichte van 2018 van in totaal 18 fte.

Vraag 4

Is bekend wat de aantallen eerstejaarsstudenten voor de studie Nederlands en andere talenstudies zijn in het komende collegejaar? Kunt u per instelling een beeld geven van de stijging of daling in aantallen in de afgelopen jaren?

Antwoord 4

De landelijke aantallen eerstejaarsstudenten worden gebaseerd op de 1-oktobertelling. De cijfers voor komend collegejaar (2020–2021) worden in januari 2021 bekend. Onderstaand is een tabel opgenomen met daarin een overzicht per universiteit van het aantal eerstejaars in de wo-bacheloropleidingen Nederlands, Duits, Frans en Engels in studiejaar 2019–2020 ten opzichte van studiejaar 2010–2011.

Bachelor Nederlandse Taal en Cultuur

2010–2011

2019–2020

Universiteit Leiden

74

60

Rijksuniversiteit Groningen

60

28

Universiteit Utrecht

132

41

Universiteit van Amsterdam

173

56

Vrije Universiteit Amsterdam

(geen instroom meer sinds 2013, onderdeel geworden van bachelor literatuur en samenleving: afstudeerrichting Nederlands. Deze afstudeerrichting wordt niet meer aangeboden sinds studiejaar 2019–2020)

19

0

Radboud Universiteit Nijmegen

46

38

Bachelor Duitse Taal en Cultuur

   

Universiteit Leiden

9

11

Rijksuniversiteit Groningen

(geen instroom meer sinds 2014 – onderdeel geworden van Bachelor Europese talen en culturen)

17

0

Universiteit Utrecht

21

20

Universiteit van Amsterdam

24

19

Vrije Universiteit van Amsterdam

(geen instroom meer sinds 2011 – opleiding beëindigd)

1

0

Radboud Universiteit Nijmegen

18

14

Bachelor Engelse Taal en Cultuur

   

Universiteit Leiden

177

110

Rijksuniversiteit Groningen

(geen instroom meer sinds 2013 – onderdeel van Bachelor Europese talen en culturen)

81

0

Universiteit Utrecht

128

108

Universiteit van Amsterdam

123

96

Vrije Universiteit Amsterdam

(geen instroom meer sinds 2014 – wel bachelor English Language and Communication Studies)

52

0

Radboud Universiteit Nijmegen

127

101

Bachelor Franse Taal en Cultuur1

   

Universiteit Leiden

36

24

Universiteit Utrecht

32

22

Universiteit van Amsterdam

49

16

Vrije Universiteit Amsterdam

(geen instroom meer sinds 2013 – opleiding beëindigd)

12

0

X Noot
1

RUG biedt Frans daarnaast aan als specialisatie binnen Bachelor Europese talen en culturen.

Vraag 5

Kunt u toelichten op basis van welk advies u op het bedrag van honderdduizend euro voor de landelijke coördinatie bent gekomen?

Antwoord 5

Landelijke coördinatie is volgens de KNAW van groot belang om de problemen structureel aan te pakken. Aangezien de decanen letteren en geesteswetenschappen (DLG) hebben aangegeven dat het niet haalbaar is om deze coördinatie te doen naast de huidige werkzaamheden, heb ik de afweging gemaakt om middelen beschikbaar te stellen waarmee een volledige fte zou kunnen worden gefinancierd. Hiermee kunnen op korte termijn activiteiten in gang worden gezet met focus op het onderwijs in de talenopleidingen en voorbereidingen worden getroffen voor een sectorplan talen.

Vraag 6

Wat is de reactie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) op uw voornemen om aanvullende middelen beschikbaar te stellen voor landelijke coördinatie?

Antwoord 6

Voor de volledigheid meld ik u de letterlijke reactie van de KNAW op mijn voornemen om aanvullende middelen beschikbaar te stellen voor landelijke coördinatie: «De KNAW is van mening dat er zo snel mogelijk een sectorplan Nederlands en Moderne Vreemde Talen moet worden gestart. De decanen en de KNAW zitten hierin op één lijn. In het sectorplan moet de neerlandistiek een prominente plek krijgen, waarbij recht wordt gedaan aan de speciale plaats van het Nederlands in onze samenleving en de Nederlandse verantwoordelijkheid voor de wetenschappelijke bestudering van de neerlandistiek in de wereld. In het sectorplan dienen onderwijs en onderzoek in samenhang te worden bezien. Landelijke afstemming is daarbij van groot belang om de problematiek structureel aan te pakken. De KNAW is verheugd dat de Minister in haar reactie de analyse onderschrijft dat een landelijke visie en aanpak in de vorm van een sectorplan talen nodig is. De KNAW juicht iedere concrete stap in de richting van een sectorplan toe. Zij heeft coördinatie van maatregelen daartoe bepleit.

De ambities die in de reactie van de Minister aan de toekenning van beperkte aanvullende middelen voor 2020 zijn verbonden betreffen uitsluitend het onderwijs. Zij zijn bestemd voor een project en gesuggereerd wordt dat de faculteiten er zelf in kunnen investeren. Daarmee wordt het succes sterk afhankelijk van de vraag of hiervoor bij de stakeholders zulke aanvullende middelen beschikbaar zijn en staat voor de KNAW niet vast dat de door OCW-toegezegde middelen daadwerkelijk de voorbereiding van een sectorplan (dat immers altijd ook onderzoek betreft) zullen bevorderen. Het effect zou zich bijvoorbeeld ook kunnen beperken tot betere voorlichting over de studiekeuze voor de neerlandistiek of de Moderne Vreemde Talen.»

Vraag 7

Bent u bereid te onderzoeken of de structurele middelen voor het sectorplan Duurzame Geesteswetenschappen voldoende zijn of anders ingevuld kunnen worden om de problematiek rondom Neerlandistiek aan te pakken?

Antwoord 7

Via het lopende kosten- en toereikendheidsonderzoek kijk ik naar de kostentoerekening aan opleidingen, waaronder die in de geesteswetenschappen. Een andere inzet van middelen uit het sectorplan Duurzame Geesteswetenschappen ga ik niet nader onderzoeken. Deze middelen zijn onderdeel van de rijksbijdrage (lumpsum) en het is aan de faculteiten om te besluiten over de inzet van deze middelen.

Vraag 8

Wat zijn de verwachte kosten van een sectorplan, dat voorgesteld wordt door de KNAW, het Nationaal Platform voor de Talen, DLG4 en het programmabureau?

Antwoord 8

Genoemde partijen hebben hier geen specifieke bedragen bij genoemd. Dit is uiteraard sterk afhankelijk van de activiteiten op het gebied van onderwijs, het ambitieniveau op onderzoek en de reikwijdte van het sectorplan.5

Vraag 9

Wat kunt u leren van Vlaanderen als het gaat om de dalende studentenaantallen voor de studie Neerlandistiek? Kennen zij dezelfde problemen? Zo ja, hoe gaan zij hiermee om?

Antwoord 9

Zowel in Nederland als in Vlaanderen kiezen steeds minder studenten voor een academische talenopleiding. In tien jaar tijd is het aantal studenten in Nederland dat een wo-opleiding Nederlands volgt met zestig procent gedaald, in Vlaanderen gaat het om een daling van ongeveer een derde. Er zijn op dit moment nog geen concrete en gecoördineerde acties vanuit de Vlaamse overheid om de daling van studentenaantallen in de opleidingen Nederlands tegen te gaan. Zoals ik in mijn beleidsreactie heb aangegeven is samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen belangrijk vanwege de vergelijkbare problematiek. In het Comité van Ministers hebben mijn Vlaamse collega en ik recent besloten om hierop te gaan samenwerken. De Taalunie gaat hierin een verbindende rol vervullen en werkt momenteel een plan uit.

Vraag 10

Hoe wordt de Kamer op de hoogte gehouden van de pilot van prof. D. Stronks? Gaan de beschikbaar gekomen middelen uit amendement van het lid Van der Molen6 volledig naar deze pilot? Zo ja, wat was uw reden om dit te doen? Zo nee, hoe worden de rest van de beschikbare middelen voor 2020 en 2021 besteed?

Antwoord 10

Met de middelen uit het amendement van het lid Van der Molen komt op de OCW-begroting, in zowel 2020 als 2021 honderdduizend euro beschikbaar voor de studiekeuzecampagne waar in het rapport van het Nationaal Platform voor de Talen (hierna: platform) aan wordt gerefereerd. Het platform heeft laten weten dat voor de voorlichtingscampagne in 2020 en 2021 in totaal een bedrag van € 65.000 nodig is. Met de middelen uit het amendement bestaat daarmee ruimte voor de financiering van een aanvullend initiatief. Op voorstel van de KNAW en het platform heb ik besloten het initiatief van prof. dr. Stronks en Micha Hamel voor een pilot voor een Schrijfakademie in het voortgezet onderwijs te financieren. In de periode 2020 t/m 2022 zal in totaal € 290.000 beschikbaar worden gesteld (waarbij het ontbrekende restant is aangevuld door OCW). Ik zal uw Kamer op de hoogte brengen van de resultaten van de pilot.

Vraag 11

Waarom gaat u niet aan de slag met het advies van de KNAW om de vijf bestaande opleidingen verder te beschermen tegen de dalende instroom?

Antwoord 11

In mijn brief heb ik genoemd dat ik het behoud van de vijf vestigingen Nederlands een belangrijke randvoorwaarde vindt om de daling in studenteninstroom in de Neerlandistiek te doorbreken. De wijziging in de bekostigingssystematiek die ik vorig jaar heb doorgevoerd om de onderwijsbekostiging stabieler te maken, is hierbij relevant. Een relatief groter deel vaste bekostiging biedt instellingen namelijk de mogelijkheid om meer te doen voor kleinere en/of kwetsbare opleidingen, zoals Nederlands. Op basis van het lopende kosten- en toereikendheidsonderzoek zal ik met nadere voorstellen komen voor kleine opleidingen, indien het onderzoek hier aanleiding toe geeft.

Vraag 12

Kunt u uitleggen waarom u de aanbeveling van de KNAW om vergelijkbaar met de Regeling tegemoetkoming onderwijsmasters eenmalig een tegemoetkoming van € 3.000 voor het Nederlands weer in te voeren, niet overneemt?

Antwoord 12

Voor het volgen van een lerarenopleiding zijn diverse financiële tegemoetkomingen voor studenten ontwikkeld. De Regeling tegemoetkoming studenten onderwijsmasters is in 2018 beëindigd. Om studenten breder tegemoet te komen, heb ik geregeld dat studenten die in studiejaar 2018–2019 of in een later jaar voor het eerst zijn gestart in het bekostigd hoger onderwijs en een lerarenopleiding (willen) volgen, recht hebben op een extra jaar collegegeld halvering. Vanaf studiejaar 2021–2022 geldt voor deze groep studenten ook een extra jaar halvering van het collegegeld van de educatieve master.

Vraag 13

Kunt u uiteenzetten waarom u geen noodzaak ziet voor het aanvullend financieren van vaksteunpunten voor de talen, zoals het platform van de KNAW adviseert?

Antwoord 13

Voor de versterking van de samenwerking op regionaal niveau tussen het voortgezet onderwijs en hoger onderwijs zijn binnen de lumpsumfinanciering reeds extra middelen beschikbaar (vanaf 2018 t/m 2025). Universiteiten en hogescholen kunnen deze middelen inzetten voor duurzame (regionale) samenwerking tussen het voortgezet en hoger onderwijs.7


X Noot
2

Kamerstuk 31 288, nr. 871

X Noot
3

De lerarenramingen zijn gebaseerd op het lerarenbestand van 2018. Eventuele tekorten in dat jaar zijn niet bekend.

X Noot
4

DLG: Nationaal Platform voor de Talen door de decanen letteren en geesteswetenschappen

X Noot
5

Bij het lopende sectorplan SSH zijn middelen gealloceerd binnen een bandbreedte van € 400.000 tot € 800.000 euro per faculteit.

X Noot
6

Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 24

X Noot
7

Hierbij is ruimte om te bepalen op welke manier en voor welke doelen de middelen worden besteed, waaronder het intensiveren van de samenwerking op het gebied van de talen.

Naar boven