Vragen van het lid Groothuizen (D66) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «Staatloze asielzoeker hoopt op uitweg uit niemandsland» (ingezonden 16 september 2019).

Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 7 november 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 287.

Vraag 1

Kent u het bericht «Staatloze asielzoeker hoopt op uitweg uit niemandsland»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2, 3 en 4

Wat is uw reactie op de uitspraak van de Raad van State?2

In hoeverre gaat u navolging geven aan deze uitspraak van de Raad van State en zo ja, hoe?

Wat betekent deze uitspraak voor de toekomstige besluiten van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) om al dan niet een positief zwaarwegend advies aan de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) op te stellen, waarmee de DT&V de IND adviseert ambtshalve een vergunning op basis van het buitenschuldbeleid te verlenen?

Antwoord 2, 3 en 4

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in haar uitspraak van 25 juni 2019 geoordeeld dat een aanvraag voor een verblijfsvergunning in het kader van het buitenschuldbeleid niet mag worden afgewezen op de enkele grond dat de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) geen positief zwaarwegend advies heeft afgegeven. Daartoe acht de Afdeling van belang dat het weliswaar de DT&V is die over specifieke expertise beschikt om te adviseren over buitenschuldsituaties, maar dat het uiteindelijk aan de Staatssecretaris is om te beoordelen of aan de vereisten voor verlening van een verblijfsvergunning wordt voldaan.

Naar mijn oordeel leidt dit ertoe dat in een afwijzende beschikking niet langer kan worden volstaan met de motivering dat een positief zwaarwegend advies van de DT&V ontbreekt. In de beschikking dient te worden gemotiveerd in hoeverre de vreemdeling aan de voorwaarden voor verlening van een verblijfsvergunning op grond van het buitenschuldbeleid voldoet.

oor de beslissing van de IND blijft het advies van de DT&V een cruciaal onderdeel vormen. Het is immers de DT&V die de terugkeer coördineert. Zoals de Afdeling ook oordeelt, beschikt de DT&V over de expertise op dit punt.

Ik heb daarom besloten om in de paragraaf die betrekking heeft op dit beleidskader (paragraaf B8/4) in de Vreemdelingencirculaire 2000 toe te voegen dat de DT&V, op verzoek van de IND, ook een ambtsbericht kan uitbrengen waarin onderbouwd het advies wordt gegeven dat geen sprake is van een buitenschuldsituatie, of waarin wordt aangegeven dat het bemiddelingstraject nog niet is beëindigd. Op deze wijze wordt tegemoetgekomen aan de uitspraak van de Afdeling en wordt de beschikking van de IND beter inzichtelijk. Deze wijziging zal dit najaar in de Vreemdelingencirculaire 2000 worden doorgevoerd.

Vraag 5

Bent u nog steeds van mening dat het voldoende duidelijk is waaraan vreemdelingen moeten voldoen om aan te tonen dat zij voldoende hebben ondernomen om te vertrekken, gelet op deze nieuwe uitspraak van de Raad van State? Zo nee, wat gaat u doen teneinde deze onduidelijkheid op te lossen?

Antwoord 5

Ja, dit is duidelijk neergelegd in de Vreemdelingencirculaire 2000. De uitspraak ziet op de motivering van de beschikking van de IND.

Vraag 6

Wanneer gaat u in gesprek met de IND en DT&V om te bepalen hoe in bredere zin navolging gegeven gaat worden aan de uitspraak van de Raad van State? Wanneer wordt de Tweede Kamer op de hoogte gesteld van de resultaten van deze gesprekken?

Antwoord 6

Meteen na het bekend worden van de uitspraak heeft ambtelijk overleg plaatsgehad tussen DT&V, IND en het bestuursdepartement. Dat heeft uiteindelijk geleid tot de voorgenomen wijziging, zoals verwoord in het antwoord op de vragen 2 t/m 4. Naar aanleiding van uw verzoek zal ik de Kamer informeren wanneer de wijziging in de Vreemdelingencirculaire 2000 wordt doorgevoerd.

Vraag 7

Deelt u de mening dat er een oplossing gevonden moet worden voor de vreemdelingen die, ook al willen ze zelf terugkeren, niet kunnen terugkeren naar een land van herkomst of van een eerder verblijf, terwijl zij ook niet in Nederland mogen verblijven?

Antwoord 7

Ja, met dit oogmerk is in 2001 het buitenschuldbeleid ingevoerd. Ik ben van mening dat dit beleid in zijn huidige vorm nog steeds voldoet, zij het dat het nodig is om de wijziging door te voeren die ik heb omschreven in het antwoord op de vragen 2 t/m 4. Ik merk hierbij nog op dat de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) in 2013 een onderzoek heeft uitgevoerd naar het buitenschuldbeleid, waarvan een belangrijke conclusie was dat het dossieronderzoek geen aanwijzingen heeft opgeleverd voor de juistheid van het onder velen bestaande idee dat het voorkomt dat aan vreemdelingen die daadwerkelijk buiten hun schuld niet kunnen vertrekken uiteindelijk géén buitenschuldvergunning wordt verleend.3 In 2017 heeft de ACVZ nog een quickscan uitgevoerd naar het buitenschuldbeleid. De uitkomsten hiervan gaven de ACVZ geen aanleiding om nader onderzoek te doen.4

Vraag 8

Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere schriftelijke Kamervragen over het bericht «IND voorkomt principiële uitspraak over staatlozen in Nederland»5

Antwoord 8

Ja

Vraag 9

Hoe verhoudt uw antwoord dat «in paragraaf B8/4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 de voorwaarden genoemd [worden] die een vreemdeling voor het bewerkstelligen van zijn terugkeer moet hebben ondernomen», zich tot de uitspraak van de Raad van State dat «Hij [de Staatssecretaris] heeft daarmee in het geheel niet gemotiveerd aan welke vereisten de vreemdeling nog moet voldoen om wél een verblijfsvergunning op grond van het buitenschuldbeleid te krijgen. Dit klemt te meer gelet op de vele inspanningen en pogingen die de vreemdeling al heeft verricht om zijn vertrek naar Benin te realiseren»?

Antwoord 9

Zie het antwoord op vraag 5. Zoals uw Kamer bekend is, kan ik hier niet ingaan op individuele zaken.

Vraag 10

Hoeveel casussen «buiten schuld» zijn er de afgelopen jaren geweest waarin een advocaat melding heeft gemaakt van staatloosheid?

Antwoord 10

Hieronder vindt u een overzicht van het aantal aanvragen voor een buitenschuldvergunning door staatlozen en een overzicht van het aantal afwijzingen en verleningen van buitenschuldverlening aan staatlozen over de jaren 2016–2019 (tot en met augustus).

Instroom

Totaal

2016

10

2017

<10

2018

<10

2019 (t/m augustus)

10

Eindtotaal

40

Uitstroom

Afwijzing

Inwilliging

Overig (intrekking klant/ buitenbehandelingstelling)

Eindtotaal

2016

<10

0

<10

10

2017

<10

0

<10

<10

2018

<10

<10

0

<10

2019 (t/m augustus)

<10

10

0

10

Eindtotaal

<10

20

10

40

De aantallen zijn afgerond op tientallen. Aantallen van een tot negen zijn wegens eventuele herleidbaarheid tot een persoon weergegeven als «<10». Bij een afgeronde optelling kan het voorkomen dat de (afgeronde) delen niet optellen tot de (afgeronde) som. De optelling is in dat geval niet kloppend gemaakt om zo dicht mogelijk bij de niet-afgeronde aantallen te blijven.

De aanvragen en de afgehandelde aanvragen, in dit geval verleende vergunningen, betreffen niet noodzakelijkerwijs dezelfde procedures. Een aanvraag en de afhandeling daarvan hoeven niet in dezelfde periode te geschieden.


X Noot
1

«Staatloze asielzoeker hoopt op uitweg uit niemandsland», Trouw, 13 september 2019

X Noot
2

Uitspraak Raad van State d.d. 25 juni 2019 (https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RVS:2019:1973)

X Noot
5

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2242

Naar boven