Vragen van het lid Wassenberg (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over het afschieten van jonge zwijntjes (ingezonden 2 juli 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 22 juli
2020).
Vraag 1
Kent u het bericht «De Wild redt met zijn dierenambulance troep aaibare jonge wilde
zwijnen van de dood»?1
Vraag 2
Klopt het dat in 2020 geboren jonge wilde zwijntjes vanaf 1 juli mogen worden gedood
door jagers, ook als de dieren nog in de zoogtijd zijn?
Antwoord 2
De datum vanaf wanneer wilde zwijnen gedood mogen worden, staat in de ontheffingen
die door de provincies worden afgegeven. Deze ontheffingen zijn gebaseerd op door
de provincies goedgekeurde faunabeheerplannen. Binnen de leefgebieden kunnen vanaf
1 juli de wilde zwijnen worden afgeschoten. Buiten de leefgebieden mag het afschot
op wilde zwijnen jaarrond plaatsvinden.
Vraag 3
Kunt u aangeven hoeveel jonge dieren er maximaal geschoten kunnen worden en op welke
wijze dat gebeurt (tijd van de dag, gebruikte munitie, gebruik van restlichtversterkers,
gebruik van knaldempers)?
Antwoord 3
Dit is afhankelijk van de afwegingen en besluiten die de onderscheidenlijke provincies
maken. Ik verwijs u hiervoor naar de ontheffingen die provincies afgeven, zie ook
het antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Worden in deze periode ook pasgeboren zwijnen en moederdieren gevangen in vangkooien
en vervolgens gedood in de kooien en hoe verhoudt zich dit tot de wettelijke bescherming
die zwijnen in Nederland genieten?
Antwoord 4
Vangkooien zijn in de Wet natuurbescherming een toegestaan middel om dieren te vangen.
Als provinciale ontheffingen dit toestaan, kan van vangkooien gebruik worden gemaakt
om wilde zwijnen te vangen en vervolgens te doden.
Vraag 5, 6
Welke dringende noodzaak is er om pasgeboren dieren te doden en deelt u de mening
dat het onethisch is om bij grote hoefdieren zuigelingen te schieten.
Hoe rijmt u het afschieten van jonge wilde zwijnen onder het mom van populatiecontrole
met de verhoogde sterfte van zwijnen door extreme droogte en voedselgebrek?2
Antwoord 5, 6
Wilde zwijnen hebben een hoge reproductie. Afschot is noodzakelijk uit oogpunt van
schadebestrijding en in het kader van preventie Afrikaanse varkenspest. Van de zijde
van de provincies is mij gemeld dat in het extreem droge jaar 2018 weinig biggen zijn
geboren en derhalve ook weinig afgeschoten.
Ik verwijs u verder naar mijn antwoorden op de vragen van het lid Van Kooten-Arissen
over het bericht dat wild op de Veluwe lijdt onder extreme droogte.3
Vraag 7
Deelt u de mening dat de (terechte) opvang van verweesde zwijntjes door medewerkers
van de dierenambulance in schril contrast staat met het afschieten van jonge zwijntjes
in het gebied? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties verbindt u daaraan?
Antwoord 7
Het afschieten van wilde zwijnen geschiedt uit oogpunt van schadebestrijding en is
voorts een preventieve maatregel in het kader van de bestrijding van de Afrikaanse
varkenspest. Het opvangen van wilde zwijnen dient in mijn ogen te worden afgeraden,
gezien mogelijke risico’s voor diergezondheid. Bovendien betreft het wilde dieren,
waarmee als het gaat om onderbrengen in opvangcentra terughoudend moet worden omgegaan.
Nogmaals wijs ik erop dat het aan de provincies is om afwegingen en besluiten te nemen
als het gaat om beheer (inclusief opvangen) van wilde zwijnen.
Vraag 8
Bent u bereid een schoontijd in te stellen voor beschermde dieren die voorkomt dat
de dieren tijdens de draag- en zoogtijd gedood mogen worden? Zo nee, waarom niet?
Zo ja, op welke termijn en wijze?
Antwoord 8
Wilde zwijnen hebben geen vaste paartijd, en mitsdien evenmin een vaste zoogtijd.
Het gehele jaar door kunnen jonge zwijnen geboren en gezoogd worden. Het instellen
van een schoontijd acht ik om die reden niet realistisch, gezien de noodzaak van populatiebeheer
en schadebestrijding.
Vraag 9
Bent u bereid deze vragen spoedig te beantwoorden, gelet op het feit dat het afschot
van de wilde zwijnen op dit moment plaatsvindt.
X Noot
3Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 2971