Vragen van het lid Van der Graaf (ChristenUnie) aan de Ministers voor Rechtsbescherming en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het bericht «Een zaal vol Oekraïense draagmoederbaby’s wacht op ouders» (ingezonden 25 mei 2020).

Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming), mede namens Ministers van Justitie en Veiligheid en van Buitenlandse Zaken (ontvangen 30 juni 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3153.

Vraag 1

Bent u bekend het met bericht «Een zaal vol Oekraïense draagmoederbaby’s wacht op ouders»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Bent u ook geschokt over dit bericht en de schrijnende beelden van een zaal vol pasgeboren baby’s?

Antwoord 2

Het is van belang dat de kinderen vanaf hun geboorte worden verzorgd en opgevoed door hun (beoogde) ouders. Ik vind het dan ook zorgelijk dat kinderen vanwege de corona-lockdown nu mogelijk niet of beperkt kunnen worden opgehaald door hun (beoogde) ouders zoals gemeld in het NOS bericht van 15 mei 2020 en de daarbij gepubliceerde video.2 In een nadien in het NRC verschenen artikel wordt toegelicht dat de door de NOS gepubliceerde video is gemaakt door een Oekraïense draagmoederkliniek en deels in scene is gezet om het probleem op de politieke agenda te krijgen.3 Sommige kinderen in de video waren al verenigd met hun ouders en voor het effect waren de vijftig baby’s bij elkaar in één kamer gezet, zo wordt in dit bericht vermeld. Desondanks is het voor ieder kind dat langere tijd niet met zijn verzorgers en opvoeders kan worden verenigd een persoonlijke tragedie, zeker als het zeer jonge kinderen betreft.

Vraag 3

Herinnert u zich uw uitspraken tijdens het algemeen overleg herijking ouderschap van 14 november 2019 waarin u aangaf dat alles er op gericht zal moeten om praktijken als deze – u gebruikte het woord kinderfarms – te voorkomen? Kunt u uw inzet op dit punt nader toelichten?

Antwoord 3

Het woord kinderfarms gebruikte ik tijdens het algemeen overleg van 14 november 2019 nadat het lid Van Toorenburg (CDA) ongewenste praktijken in het buitenland zo noemde.4 Zoals ik destijds ook aangaf, wordt getracht deze ongewenste praktijken in het buitenland tegen te gaan en terug te dringen. Op dit moment heb ik een wetsontwerp in voorbereiding waarin een met waarborgen omklede regeling voor draagmoederschap wordt voorgesteld.5 Een wettelijke regeling geeft het kind de beste kans op zekerheid over wie zijn of haar ouders zijn, op kennis over de afstamming en op zekerheid omtrent naam en nationaliteit. Een regeling zal de draagmoeder bescherming en waarborgen bieden.

In dit voorstel worden evidente vormen van kinderkoop strafbaar gesteld, ook als een Nederlander zich hieraan in het buitenland schuldig maakt. Voorts maakt een (on)kostenvergoeding voor de draagmoeder onderdeel uit van dit wetsvoorstel en worden voorwaarden gesteld om in aanmerking te komen voor eenvoudige acceptatie van een buitenlandse geboorteakte na draagmoederschap. Eén van deze voorwaarden is dat de afstammingsgegevens voor het kind achterhaalbaar moeten zijn. Het wetsvoorstel stimuleert wensouders om gebruik te maken van een met waarborgen omkleed draagmoederschapstraject in Nederland. Indien wensouders desondanks kiezen voor een traject in het buitenland, dan beoogt het wetsvoorstel wensouders te stimuleren te kiezen voor landen die voldoende waarborgen rondom draagmoederschap kennen. Met deze maatregelen wordt getracht te voorkomen dat Nederlanders betrokken raken bij ongewenste praktijken rondom draagmoederschap (ook in het buitenland).

Vraag 4

Op welke manier zullen wanpraktijken als deze, conform het toegezegde bij eerdergenoemd algemeen overleg, worden uitgesloten? Is het mogelijk bij internationaal draagmoederschap te garanderen dat dergelijke praktijken niet hebben plaatsgevonden? Zo nee, wat betekent dit dan wat u betreft voor het al dan niet juridisch onmogelijk maken van internationaal draagmoederschap?

Antwoord 4

Zoals ik in antwoord op vraag 3 heb aangegeven, heb ik thans een wetsontwerp in voorbereiding waarin een met waarborgen omkleedde regeling voor draagmoederschap wordt voorgesteld. Met deze maatregelen wordt getracht kinderkoop tegen te gaan en Nederlandse wensouders te stimuleren om in het buitenland alleen met voldoende waarborgen omklede draagmoederschapstrajecten aan te gaan. Het is echter niet mogelijk om bij internationaal draagmoederschap te garanderen dat wanpraktijken niet hebben plaatsgevonden.

Het recht van het kind op eerbiediging van diens privéleven, waar de relatie tot diens ouders deel van uitmaakt, maakt dat ouderschap dat in het buitenland rechtsgeldig is ontstaan en waarbij een genetische band bestaat met tenminste een van de wensouders in beginsel in Nederland zal worden erkend. Bovendien acht het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) het in het belang van het kind om in dat geval ook met zijn niet-biologische wensouder een juridische band te hebben.6 Met andere woorden, het kind heeft recht op erkenning van zijn relatie met de aan hem genetisch verwante wensouder en diens partner. Gebeurt dit niet, dan dreigt onzekerheid over diens nationaliteit, naam en over wie er voor hem zal zorgen. Het juridisch onmogelijk maken van internationaal draagmoederschap vind ik dan ook niet wenselijk en zal ik niet doen.

Vraag 5

Bent u bereid initiatief te nemen om te komen tot een internationaal verdrag om misstanden bij (commercieel) draagmoederschap te voorkomen?

Antwoord 5

Het kabinet acht het van belang dat bestaande knelpunten rondom internationaal (betaald) draagmoederschap worden opgelost en rechtszekerheid kan worden geboden aan alle betrokkenen, in het bijzonder aan het kind. Als lid van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht is Nederland betrokken bij het werk van een in 2015 door de Haagse Conferentie opgerichte expertgroep die werkt aan de ontwikkeling van een instrument op het terrein van afstamming/draagmoederschap.7 Mijn ministerie faciliteert de deelname van een expert in deze groep.8 De expertgroep bespreekt onder andere de haalbaarheid van het treffen van internationale bepalingen voor de erkenning van ouderschap na draagmoederschap. Uit de verslagen van de expertgroep blijkt dat in de laatste bijeenkomst in het najaar van 2019 vooruitgang is geboekt met het opstellen van conceptbepalingen voor een nieuw verdrag dat gaat over de erkenning van buitenlandse gerechtelijke beslissingen over juridisch ouderschap. Ik juich deze ontwikkeling toe en zal de uitkomsten met een positieve grondhouding bezien.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de van het lid Van der Staaij (SGP), ingezonden 20 mei 2020, (vraagnummer 2020Z09104)


X Noot
1

Nos.nl, 15 mei 2020

X Noot
2

«Een zaal vol Oekraïense draagmoederbaby’s wacht op ouders», NOS 15 mei 2020.

X Noot
3

E. Cukier, «In Oekraïne wachten tientallen krijsende baby’s op hun ouders – maar hype blijkt in scène gezet», NRC 29 mei 2020.

X Noot
4

Kamerstuk 33 836, nr. 54

X Noot
5

Van dit wetsontwerp is het overgrote deel recent in internetconsultatie geweest. Op 19 juni jl. is de internetconsultatie van de strafbaarstelling van kinderkoop en de verlofregeling van wensouder(s) gestart.

X Noot
6

EHRM 10 april 2019, «Advisory Opinion concerning the recognition in domestic laws of a legal parent-child relationship between a child born through a gestational surrogacy arrangement abroad and the intended mother».

X Noot
7

Experts» Group on Parentage / Surrogacy, zie hcch.net.

X Noot
8

Vanuit Nederland neemt prof. S. Rutten op persoonlijke titel deel aan de werkzaamheden van dit comité. Zie ook: S. Rutten, «Het Haagse project over afstamming en internationaal draagmoederschap; the Parentage/Surrogacy Project», FJR 2019/54.

Naar boven