Vragen van de leden Van den Berg en Palland (beiden CDA) aan de Minister van Economische
Zaken en Klimaat over een werkbezoek in Zeeland inzake een gelijk speelveld voor fruittelers
(ingezonden 12 december 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Keijzer (Economische Zaken en Klimaat), mede namens
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 3 februari 2020).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1218.
Vraag 1
Zijn afzetcoöperaties, waarin fruittelers samenwerken, volgens u voldoende in staat
om tegenwicht te bieden aan inkooporganisaties? Kunt u dit toelichten?
Antwoord 1
Fruittelers ervaren hun positie ten opzichte van andere ketenpartijen als relatief
zwak. Daarbij lijkt er geen verschil te zijn of deze bedrijven wel of niet onderling
samenwerken. Dat blijkt uit het rapport «Positie primaire producent in de keten» van
Wageningen Economic Research. Of afzetcoöperaties voldoende tegenwicht kunnen bieden
aan een inkopende partij, hangt onder andere af van de mate van samenwerking, het
soort product of dienst en andere marktomstandigheden in de sector. Hierover kunnen
in algemene zin geen uitspraken worden gedaan.
Het kabinet ziet wel dat er samenwerkingsmogelijkheden voor agrarische ondernemers
in de landbouw zijn, maar dat deze nog onvoldoende bekend zijn in de sector. In het
regeerakkoord is afgesproken om de Mededingingswet aan te passen die samenwerkingsmogelijkheden
van agrarische ondernemers, waaronder die in de fruitteeltsector, verduidelijkt.1
Daarnaast is de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voornemens een wetsvoorstel
in te dienen die de richtlijn (EU) 2019/633 inzake oneerlijke handelspraktijken in
de relaties tussen ondernemingen in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen implementeert
en daarmee een aantal oneerlijke handelspraktijken van inkopende partijen jegens de
verkopende partij verbiedt.
Vraag 2 en 3
Kent de markt voor fruittelers volgens u elementen die zorgen voor een ongelijk speelveld?
Indien ja, welke? Indien ja, wat doet u hiertegen?
Heeft de Autoriteit Consument & Markt (ACM) al eens onderzoek gedaan naar «aanmerkelijke
marktmacht» (AMM) op de markt voor fruittelers? Indien dit niet het geval is, bent
u bereid een dergelijk onderzoek te laten uitvoeren? Indien u hier niet toe bereid
bent, waarom niet?
Antwoord 2 en 3
De ACM bestudeert de agro-food sector regelmatig en doet soms onderzoeken naar ketens
binnen deze sector om een beter inzicht van de markt te verkrijgen. Momenteel onderzoekt
de ACM op verzoek van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de prijsvorming
en marktwerking in een zestal ketens: peren, uien, witte kool/zuurkool, tomaten, melk
en varkensvlees. De ACM heeft tot op heden geen onderzoek gedaan naar de fruitsector
als geheel.
Deze zogenaamde agro-nutrimonitor van de ACM laat per schakel zien welke prijs ondernemingen
betalen voor inkoop van een product en wat de verkoopprijs is. De monitor gaat ook
de verschillen in prijsopbouw beschrijven tussen een aantal reguliere producten en
de duurzame variant daarvan. Daarnaast worden de ontwikkelingen op de agrarische markten
bestudeerd, waaronder de onderlinge machtpositie van de verschillende schakels in
de ketens. Of er uiteindelijk uit deze monitor onderzoeken naar overtredingen van
de Mededingingswet voortvloeien, is aan het oordeel van de ACM.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zal uw Kamer op korte termijn
informeren over de voortgang van de agro-nutrimonitor.
Indien marktpartijen of andere stakeholders concrete signalen hebben van kartelvorming
of misbruik van marktmacht in een of meerdere agro-food ketens, dan kunnen zij contact
opnemen met de ACM. Afhankelijk van de relevantie van de informatie zal de ACM dit
meenemen in de agro-nutrimonitor of een apart onderzoek starten. De ACM is onafhankelijk
en bepaalt zelf wat zij wel of niet onderzoekt.
Vraag 4
Kunt u aangegeven wat de beoogde inwerkingtreding is van de wijziging van de Mededingingswet
en de Wet oneerlijke handelspraktijken landbouw- en voedselvoorzieningsketen?
Antwoord 4
Het voorstel voor een Wet oneerlijke handelspraktijken landbouw- en voedselvoorzieningsketen
is de nationale implementatie van Richtlijn (EU) 2019/633 van het Europees parlement
en de Raad inzake oneerlijke handelspraktijken in de relaties tussen ondernemingen
in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen. De richtlijn bepaalt dat deze uiterlijk
1 mei 2021 omgezet moet zijn in nationale wetgeving en dat deze wetgeving uiterlijk
op 1 november 2021 in werking moet treden. De ambitie is echter om de wet zo vroeg
mogelijk – eerder dan waar de richtlijn ons toe verplicht – in werking te laten treden.
De beoogde inwerkingtreding van de wijziging van de Mededingingswet in verband met
de uitzonderingen op samenwerkingsmogelijkheden in de landbouw en visserij wordt voorzien
op 1 juli 2021. De wetswijziging is in de tweede helft van 2019 geconsulteerd en zal
in 2020 aan uw Kamer worden verzonden.
X Noot
1Regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst», p.44