Vragen van de leden Karabulut (SP), Van Helvert (CDA), Sjoerdsma (D66), Voordewind
(ChristenUnie) en De Roon (PVV) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over een rapport
over mensenrechtenschendingen in het noorden van Syrië (ingezonden 4 december 2019).
Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 17 december 2019).
Vraag 1
Kent u het rapport «Syria: Civilians Abused in «Safe Zones»» van Human Rights Watch?1
Vraag 2
Wat is uw reactie op de bevindingen in het rapport dat de door Turkije gesteunde Syrian National Army zich in het noorden van Syrië schuldig maakt aan mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden,
waaronder executies, plunderingen en het tegenhouden van vluchtelingen?
Antwoord 2
Alle berichten over mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden zijn zeer zorgelijk,
dus ook deze laatste over Noord-Syrië. Er mag wat Nederland betreft geen straffeloosheid
bestaan en daarom ondersteunt het kabinet ook meerdere initiatieven die dat bestrijden.
Zo steunt Nederland bijvoorbeeld organisaties die gespecialiseerd zijn in het vergaren
van bewijsmateriaal en het International Impartial Independent Mechanism(IIIM).
Vraag 3, 4 en 5
Deelt u de analyse dat Turkije hier een verantwoordelijkheid heeft, namelijk dat het
deze schendingen moet onderzoeken, schuldigen moet straffen en ervoor moet zorgen
dat het stopt?
Deelt u de analyse dat Turkije bevindingen zoals beschreven in het rapport van Human Rights Watchniet serieus neemt? Zo nee, waaruit blijkt dan het tegendeel?
Hoe dringt u er bij Turkije op aan dat mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden
in het noorden van Syrië worden beëindigd en vluchtelingen veilig terug kunnen keren?
Welke gevolgen bepleit u als Turkije dit niet doet?
Antwoord 3, 4 en 5
Er mag wat Nederland betreft geen straffeloosheid bestaan en daarom ondersteunt het
kabinet ook meerdere initiatieven die dat bestrijden. Zo steunt Nederland bijvoorbeeld
organisaties die gespecialiseerd zijn in het vergaren van bewijsmateriaal en het International Impartial Independent Mechanism(IIIM). Turkije heeft wat betreft het kabinet een duidelijke verantwoordelijkheid
om maatregelen te nemen om schendingen van mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht
te stoppen, en meldingen daarover te onderzoeken. Nederland roept Turkije hier ook
voortdurend toe op, ook in bilaterale contacten op politiek niveau. De Turkse Minister
van Buitenlandse Zaken Çavuşoğlu zegde publiekelijk toe dat Turkije meldingen van
mensenrechtenschendingen zal onderzoeken.
Vraag 6 en 7
Kunt u aangeven of en in welke mate de Syrian National Army bestaat uit (strijders van) groepen die eerder van Nederland zogenaamde niet-letale
steun ontvingen? Wat vindt u hiervan?
Van hoeveel strijders, strijdgroepen en/of rebellengroepen die door Nederland voorzien
zijn van niet-letale steun is bekend dat zij meestrijden met Turkije?
Antwoord 6 en 7
In verband met herleidbaarheid naar de namen van de gematigde gewapende groepen die
voorheen door Nederland gesteund zijn kan hier in het openbaar niet op in worden gegaan.
Uw Kamer is hier vertrouwelijk over geïnformeerd.
Vraag 8
Wanneer heeft u voor het laatst contact gehad met strijders, strijdgroepen en/of rebellengroepen
die niet-letale steun hebben ontvangen?
Antwoord 8
Als onderdeel van het onderzoek naar de betrokkenheid van eerder door Nederland gesteunde
gematigde gewapende groepen bij deze militaire operatie is op 7 december voor het
laatst contact gehad met een van deze strijdgroepen.
Vraag 9
In hoeverre acht u het problematisch dat met Nederlandse steunmaterialen gevochten
wordt tegen de Syrische Koerden, een NAVO-bondgenoot?
Antwoord 9
De Syrische Koerden als bevolkingsgroep kennen vele verschillende partijen en groeperingen,
waaronder het aan de PKK gelieerde PYD, maar ook bijvoorbeeld de Kurdish National Council. Geen van deze groepen kan echter aangemerkt worden als NAVO-bondgenoot.
Ten aanzien van operatie Peace Spring kan gesteld worden dat er geen indicatie is gevonden dat door Nederland geleverde
goederen zijn ingezet in de strijd. Tegelijkertijd kan het kabinet ook niet uitsluiten
dat dat wel is gebeurd. In het algemeen kan worden gesteld dat de door Nederland geleverde
goederen aan gebruik onderhevig waren. In eerdere beantwoording van Kamervragen is
aangegeven dat goederen als voedselpakketten en medicijnen al grotendeels geconsumeerd
zijn en de gemiddelde levensduur van een geleverd voertuig in de Syrische context
naar schatting zes tot acht maanden was (kamerstuk 32623–229). Maar het is ook mogelijk dat sommige (onderdelen van) voertuigen die Nederland
leverde wel zijn ingezet (zie ook Kamerbrief onderzoek betrokkenheid NLA-groepen bij
operatie Peace Spring d.d. 17 december).