Vragen van het lid Von Martels (CDA) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over Natura 2000 en het toevoegen van habitats (ingezonden 31 oktober 2019).

Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 18 december 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 795.

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «LTO Noord: geen extra habitats in Natura 2000-gebieden»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kunt u een reactie geven op het bericht?

Antwoord 2

Ik ben niet voornemens om binnenkort het bedoelde wijzigingsbesluit definitief te maken. Ik verwijs u hiervoor naar de kabinetsbrief van 13 november 2019. Het kabinet is zich terdege bewust van de gevolgen die het beschermen van natuurwaarden van Europees belang kan hebben. Over dit onderwerp gaat het kabinet in gesprek met de Europese Commissie.

Vraag 3

Waarom wilt u de habitats overgangs- en trilveen en veenbossen extra toevoegen aan het gebied 'Oudegaasterbrekken, Gouden Bodem & Fluessen»?

Antwoord 3

Dit is in het ontwerpwijzigingsbesluit «Aanwezige waarden» gemotiveerd2, op p. 22 in het algemeen en op p. 58–63 specifiek voor dit gebied. Uit artikel 6, eerste lid, van de Habitatrichtlijn blijkt dat alle aanwezige habitattypen en soorten moeten worden beschermd. Een uitzondering mag volgens de uitleg van de Europese Commissie worden gemaakt voor waarden die slechts in verwaarloosbare mate voorkomen. Deze lijn is bevestigd in vaste jurisprudentie van de Raad van State, waarbij in meerdere gevallen getoetst is of een habitattype daadwerkelijk in meer dan verwaarloosbare mate voorkomt. Uit de reeds in 2012 gemaakte kartering van het gebied «Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving» blijkt dat de genoemde habitattypen in meer dan verwaarloosbare mate voorkomen. De voorgenomen toevoeging van de habitats zal ik bezien in de context van de opschoning van de aanwijzingsbesluiten van Natura 2000-gebieden.

Vraag 4

Is het toevoegen van extra habitats verplicht volgens Europese regelgeving? Zo ja, welke regelgeving, op welke wijze worden lidstaten dit geacht te doen en hoe doen andere lidstaten dit?

Antwoord 4

Ja, dat is verplicht, zoals ik ook heb toegelicht in het antwoord op vraag 3. Die «extra habitats» betreffen habitats die in een gebied (bestendig en meer dan verwaarloosbaar) aanwezig zijn en al bij de oorspronkelijke aanwijzing beschermd hadden moeten worden. Fouten die in het verleden zijn gemaakt (door een incompleet aanwijzingsbesluit) moeten hersteld worden, omdat de verplichting tot bescherming (artikel 6 van de Habitatrichtlijn) blijvend van kracht is en niet alleen gebaseerd mag zijn op (incomplete) kennis de in het verleden aanwezig was. Daarom is het volgens de Europese regelgeving nodig om het standaardgegevensformulier (met de aanwezige waarden) te actualiseren en te corrigeren, en daaruit de consequentie te trekken van adequate bescherming via het aanwijzingsbesluit.

Vraag 5

In welke mate gaat dit om stikstofgevoelige habitats?

Antwoord 5

Van de reeds aangewezen habitattypen is een aanzienlijk deel stikstofgevoelig. De leefgebieden van de soorten zijn voor een veel geringer deel stikstofgevoelig. Dat geldt ongeveer hetzelfde voor de habitattypen en soorten uit het wijzigingsbesluit.

Vraag 6

Welke gevolgen heeft het toevoegen van deze habitats voor de omgeving van het gebied?

Antwoord 6

Dit hangt af van de ecologische vereisten van de habitats en dat wordt nader uitgewerkt in een beheerplan. In ieder geval is duidelijk dat beide habitats afhankelijk zijn van schone lucht.

Vraag 7

Kunt u toelichten in hoeverre voor het toevoegen van elke habitat rekening is gehouden met vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, en met de regionale en lokale bijzonderheden?

Antwoord 7

Deze vereisten worden genoemd in artikel 2, derde lid, van de Habitatrichtlijn. Deze zijn daarmee relevant om rekening mee te houden bij het nemen van maatregelen. Voor het aanwijzen van beschermde habitats zijn ze niet van toepassing.

Vraag 8

Kunt u aangeven welke stikstofgevoelige habitats u voornemens bent om extra toe te voegen aan welk Natura 2000-gebied bij de «correctie», zoals beschreven in uw brief aan de Tweede Kamer?3

Antwoord 8

Het voornemen staat in het ontwerpwijzigingsbesluit, zoals genoemd in het antwoord op vraag 3.

Vraag 9

Kunt u bij elke stikstofgevoelige habitat aangeven waarom u voornemens bent deze toe te voegen aan het betreffende gebied en welke gevolgen dat heeft voor vergunningverlening in de omgeving van dat gebied?

Antwoord 9

Het waarom is aan de orde gekomen in het antwoord op vraag 3. In hoeverre er gevolgen zijn voor de vergunningverlening in de omgeving, moet blijken uit de concrete toetsing op basis van de aspecten die bedoeld zijn in het antwoord op vraag 6.

Vraag 10

Kunt u aangeven waarom het toevoegen van deze stikstofgevoelige habitats aan de desbetreffende Natura 2000-gebieden een Europese verplichting zou zijn?

Antwoord 10

Zie het antwoord op vraag 3.

Vraag 11

Wat zou er gebeuren als we deze stikstofgevoelige habitats niet zouden toevoegen aan de desbetreffende Natura 2000-gebieden?

Antwoord 11

In dat geval kan de Europese Commissie Nederland in een gerechtelijke procedure dwingen om dit alsnog te doen.

Vraag 12

Bent u bereid om gezien de economische gevolgen, met het oog op de uitspraak van de Raad van State van 29 mei jl., bereid om het toevoegen van stikstofgevoelige habitats op te schorten en te heroverwegen?

Antwoord 12

Ja, hiertoe ben ik bereid. Het «wijzigingsbesluit aanwezige waarden» wordt opgeschort en heroverwogen.

Vraag 13

Kunt u aangeven hoe u de motie Bisschop gaat uitvoeren?4

Antwoord 13

Een betere prioriteringsstelling is reeds onderwerp van bespreking met de provincies in het kader van de actualisering van de doelensystematiek. Daarnaast is onlangs het gesprek met de Europese Commissie gestart over dit onderwerp.

Vraag 14

Bent u bereid om in uitvoering van de motie Bisschop te bekijken of stikstofgevoelige habitats die nu onderdeel zijn van Natura 2000-gebieden daar nog wel onderdeel van zouden moeten zijn, in het kader van deze correctie?

Antwoord 14

Dat past binnen de reikwijdte van de uitvoering van de motie.

Naar boven