Vragen van het lid Van Kent (SP) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
over uitstel van het verschijnen van het onderzoek naar de blootstelling aan asbestvezels
bij werkzaamheden met straalgrit (ingezonden 4 oktober 2018).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
7 november 2018).
Vraag 1
Kunt u zich het antwoord van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uit
oktober 2017 herinneren waarin hij schreef dat «zo snel mogelijk» helderheid geboden
moet worden aan werknemers en bedrijven?1 2
Vraag 2
Wat zegt u tegen de werknemers van de bedrijven waar met het met asbest verontreinigd
straalgrit is gewerkt en die inmiddels al een jaar in onzekerheid verkeren?
Antwoord 2
Het is heel naar dat mensen in onzekerheid verkeren over de blootstelling aan straalgrit
en ik wil graag zo snel mogelijk duidelijkheid geven. Maar het is ook noodzakelijk
dat zorgvuldig te doen. De werkzaamheden die met het straalgrit zijn uitgevoerd, zijn
divers. Dat heeft ook zijn weerslag op de mate van blootstelling. Verder is de duur
van de bloostelling van belang om de gezondheidsrisico’s te kunnen beoordelen. Op
basis van de rapporten van TNO en RIVM, die u parallel aan deze antwoorden ontvangt,
kan uitsluitsel worden gegeven.
Vraag 3
Hoe verklaart u dat de verschijningsdatum van het onderzoek alsmaar wordt uitgesteld?
Antwoord 3
Op 27 september heb ik u geïnformeerd over de datum waarop de Kamer naar verwachting
het onderzoek en de uitkomsten ontvangt.3 De latere verschijningsdatum heeft te maken met het extra onderzoek dat nodis was,
juist vanwege de zorgvuldigheid in de informatievoorziening ten opzichte van de mensen
die het betreft. U ontvangt de rapporten dan ook parallel aan de antwoorden op deze
vragen.
Vraag 4
Wat waren de eerste, voorlopige signalen die u hebben doen besluiten om aanvullend
onderzoek uit te laten voeren? Wanneer heeft u deze signalen van de Nederlandse Organisatie
voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) ontvangen?
Antwoord 4
Zoals aan uw Kamer gemeld met de brief over straalgrit, wezen de eerste signalen afgelopen
zomer uit het onderzoek van TNO er op dat gezondheidsrisico’s voor sommige blootgestelde
(werknemers)groepen niet met zekerheid uit te sluiten waren. Om na te gaan of die
risico’s hebben bestaan, en zo ja, welke, is het RIVM gevraagd een aanvullend onderzoek
uit te voeren.
Vraag 5
Is het onderzoek van TNO inmiddels wel afgerond? Zo ja, kunt u dit de Kamer per ommegaande
doen toekomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 5
Zie antwoord 3.
Vraag 6
Op welke (werknemers)groepen richt het aanvullend onderzoek zich? Wanneer heeft u
dit onderzoek bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) uitgezet?
Antwoord 6
De werknemers op wie het onderzoek zich toespitst, zijn degenen die met het grit hebben
gewerkt. TNO heeft daartoe werkprofielen opgesteld. Het vervolgonderzoek is omstreeks
18 juli van dit jaar uitgezet bij het RIVM. Zij zijn vervolgens direct begonnen.
Vraag 7
Zijn er ook (werknemers)groepen die u al wel gerust kan stellen, nadat zij inmiddels
al een jaar in onzekerheid verkeren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 7
U ontvangt parallel aan deze antwoorden de onderzoeken van TNO en RIVM. Daarmee wordt
werknemers en omwonenden duidelijkheid verschaft. Zie verder het antwoord op vraag
3 en 4.
Vraag 8
Hoe voorkomt u dat terwijl de tijd verstrijkt, werknemers die zijn blootgesteld aan
het met asbest verontreinigde straalgrit uit beeld verdwijnen?
Antwoord 8
De arboregelgeving biedt op dit punt houvast. In artikel 4.15 van het Arbobesluit
is geregeld dat de werkgever een lijst dient bij te houden van werknemers die worden
of kunnen worden blootgesteld aan kankerverwekkende of mutagene stoffen of stoffen
die vrijkomen bij een kankerverwekkend proces, onder vermelding van de blootstelling
die zij hebben ondergaan.
X Noot
2Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 300