Vragen van het leden Van den Hul en Moorlag (beiden PvdA) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Economische Zaken en Klimaat over honderden miljoenen die volgens de SER Overijssel nodig zouden zijn om de klappen van de veranderende arbeidsmarkt voor mbo’ers op te vangen (ingezonden 18 maart 2019).

Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 1 april 2019).

Vraag 1

Klopt het beeld dat de provinciale sociaal economische raad van Overijssel (SER Overijssel) schetst dat duizenden banen in de regio dreigen te verdwijnen door robotisering of digitalisering en dat dit de helft van de beroepsbevolking betreft?1

Antwoord 1

De SER Overijssel geeft in hun rapport aan dat door digitalisering banen verdwijnen, maar er komen ook banen bij. Een groot deel van de banen verandert bovendien. Het gaat daarbij vooral over de werkenden op niveau 2 en 3. Overijssel heeft 60.000 mbo-studenten en 230.000 werkenden met een mbo-diploma, ongeveer 130.000 studenten en werkenden hebben maximaal mbo 3. De verschillen tussen sectoren zijn daarbij groot. Zo zijn er bijvoorbeeld wel mbo’ers nodig voor de energietransitie of in de zorg, maar kenden beroepen als drukkerijmedewerkers en boekhoudkundige medewerkers de afgelopen jaren krimp.

Vraag 2

Klopt het beeld dat er honderden miljoenen nodig zijn om jonge mensen op te leiden voor banen die daadwerkelijk ook straks bestaan? Klopt in dezen ook de becijfering dat er voor de 230.000 mbo’ers op de Overijsselse arbeidsmarkt 230 miljoen euro nodig is?

Antwoord 2

Opleiden voor de arbeidsmarkt is een van de drie pijlers in ons mbo stelsel. Binnen de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) besluiten onderwijs en bedrijfsleven gezamenlijk welke opleidingen er zouden moeten zijn. Recent heeft SBB ook stappen gezet om in het kader van macrodoelmatigheid op tijd te signaleren voor welke beroepen wellicht te veel of te weinig studenten worden opgeleid.

Voor mensen die al werkzaam zijn op de arbeidsmarkt en voor wie de baan ingrijpend wijzigt of zelfs verdwijnt kan omscholing een goed instrument zijn om snel weer aan de slag te komen. Het bedrag van 230 miljoen euro dat wordt genoemd is een schatting die ik niet kan bevestigen. Het benodigde bedrag voor omscholing verschilt per persoon en is bijvoorbeeld afhankelijk van het verschil tussen de kennis en vaardigheden die nodig zijn voor de oude en nieuwe baan.

Vraag 3

Wat zegt dit over de arbeidsmarkt in andere regio’s van ons land?

Antwoord 3

Voor heel Nederland geldt dat door digitalisering en andere ontwikkelingen banen verdwijnen, veranderen en er bij komen. In sommige sectoren ontstaat krapte en andere sectoren kennen een overschot. Dat vraagt dat werknemers zich hun hele leven blijven ontwikkelen.

Vraag 4

Welke mogelijkheden ziet u om de gezamenlijke opdracht voor de overheid en bedrijven, waarover de Overijsselse gedeputeerde voor de economie sprak, waar te maken? Welke taak ziet u hierbij voor de rijksoverheid weggelegd?

Antwoord 4

Om er voor te zorgen dat werkenden op mbo niveau in voldoende mate meebewegen met veranderingen op de arbeidsmarkt is een gezamenlijke inspanning van de overheid en het bedrijfsleven nodig. Daarnaast spelen opleiders een rol in mogelijke op- om- of bijscholing van de werkenden. Het kabinet heeft eerder aangegeven tot een cultuuromslag bij Leven Lang Ontwikkelen te willen komen. U bent hier eerder in verschillende brieven over geïnformeerd2 en dit voorjaar zult u hierover een brief met een verdere uitwerking ontvangen.


X Noot
2

Kamerbrief Leven Lang Ontwikkelen, 27 september 2018 (Kamerstuk 30 012, nr. 92)

Kamerbrief Leven Lang Leren, 12 maart 2018 (Kamerstuk 30 012, nr. 77)

Naar boven