Vragen van het lid Özdil (GroenLinks) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de wetenschapsvisie van de Minister «Nieuwsgierig en betrokken – de waarde van wetenschap» (ingezonden 7 februari 2019).

Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 18 maart 2019).

Vraag 1

Waarom kiest u ervoor om in de wetenschapsvisie slechts twee zinnen te wijden aan de breed aangenomen motie-Özdil om de inbeddingsgarantie zo in te richten dat de wetenschappelijke vrijheid en onafhankelijkheid van onderzoekers gewaarborgd blijft, zonder verder enige uitvoering te geven aan de motie?1 2

Antwoord 1

Een van de maatregen om de aanvraagdruk te verminderen is het vragen van een inbeddingsgarantie bij de VIDI. Deze maatregel is na langdurig en zorgvuldig overleg met de universiteiten genomen. In mijn brief van 24 september 20183 heb ik aangegeven dat NWO bezig is de aanvraagdruk te verminderen en vaste aanstellingen bij universiteiten aantrekkelijker te maken. Dit als antwoord op de veelgehoorde vraag om de aanvraagdruk én, een belangrijk bezwaar van WO in actie, de grote hoeveelheid tijdelijke contracten te verminderen.

NWO houdt na elke VI-ronde een interne evaluatie. Dit geldt ook voor deze VIDI-ronde, waarbij specifiek naar de inbeddingsmaatregel wordt gekeken. NWO is op dit moment bezig met een zorgvuldige evaluatie (de ronde loopt immers nog).

De wetenschappelijke vrijheid en onafhankelijkheid van onderzoekers in de VI moet gewaarborgd blijven, ook met een inbeddingsgarantie. De uitkomsten van de doorlopende evaluatie, die NWO uitvoert rondom het proces van de inbeddingsgarantie, houd ik nauwlettend in de gaten. Mochten er signalen zijn dat de onafhanankelijkheid onvoldoende gewaarborgd is dan nemen we passende maatregelen.

Vraag 2

Heeft u contact opgenomen met betrokken partijen, zoals de Jonge Akademie of het Promovendi Netwerk Nederland, om uitvoering te geven aan de voornoemde motie?

Antwoord 2

In de voorbereiding van de Wetenschapsbrief is met De Jonge Akademie (DJA) gesproken. De punten die DJA met betrekking tot de inbeddingsgarantie onder de aandacht heeft gebracht zullen door NWO worden meegenomen in de doorlopende evaluatie van de inbeddingsgarantie.

Vraag 3

Deelt u de mening dat uw redenering dat «onderzoekers er (...) altijd voor kunnen kiezen om hun onderzoek bij een andere instelling te verrichten dan waar zij op dat moment werkzaam zijn en daar een inbeddingsgarantie verkrijgen» geen argument is om de voornoemde motie niet uit te voeren, vanwege het feit dat het aanvragen van een inbeddingsgarantie buiten de eigen instelling geen reëel alternatief biedt omdat dit onderzoekers noopt bij een andere instelling net zo goed goedkeuring te vragen?

Antwoord 3

Zie onder 1 en 2.

Vraag 4

Welke vervolgstappen gaat u nemen om alsnog uitvoering te geven aan de voornoemde motie?

Antwoord 4

Zie onder 1 en 2.

Vraag 5

Bent u bereid om er in ieder geval voor te zorgen dat afgegeven inbeddingsgaranties standaard worden getoetst door een onafhankelijke partij?

Antwoord 5

Universiteiten kunnen zelf beoordelen wie wel en wie niet in aanmerking komt voor een inbeddingsgarantie. De inbeddingsgarantie is mede bedoeld om universiteiten meer ruimte te bieden in hun eigen personeelsbeleid door vooraf scherper te kunnen kiezen welke onderzoekers wel/geen energie moeten steken in de voorbereiding van een (vaak) tijdrovende aanvraag. De inbeddingsgarantie kan, op het niveau van de individuele aanvrager, uiteraard wel tot gevolg hebben dat een potentiële kandidaat door de selectie aan zijn/haar instelling niet kan indienen. Het doel van de selectie aan de universiteiten moet daarom zijn om al in een vroege fase een goede inschatting te maken van wie kansrijke aanvragers zijn. Als de universiteiten zo’n garantie afgegeven, betekent het dat ze eerst met de betreffende aanvrager in gesprek gaan over het voorstel en vervolgens bepalen of het onderwerp past binnen de speerpunten van de faculteit/instelling. De universiteit garandeert op die manier dat het voorgestelde onderzoek past binnen de organisatie en bijvoorbeeld binnen het beleid van een faculteit. Dat kan bijdragen aan een vermindering van de aanvraaglast.

Vraag 6

Kunt u bovenstaande vragen uiterlijk ruim vóór het eerstvolgende algemeen overleg Wetenschapsbeleid op 7 maart 2019 beantwoorden?

Antwoord 6

Ja.


X Noot
1

Wetenschapsbrief «Nieuwsgierig en betrokken – de waarde van wetenschap», 28 januari 2019.

X Noot
2

Kamerstuk 29 338, nr. 169.

X Noot
3

Kamerstuk 31 288, nr. 656

Naar boven