Vragen van het lid Futselaar (SP) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over het bericht dat de biggensterfte in Nederland is toegenomen in plaats van afgenomen
(ingezonden 9 januari 2019).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 12 maart
2019).
Vraag 1
Bent u bekend met de uitzending van het programma Nieuwsuur van 7 januari 2019 waarin
werd gesteld dat inmiddels jaarlijks ruim vijf miljoen biggen voortijdig sterven ondanks
afspraken met de sector dat dit aantal omlaag moet? Zo ja, wat is uw reactie op dit
bericht?1
Antwoord 1
Ja. De hoge sterfte onder biggen is een probleem en daar moet verbetering in komen.
Niet voor niets is de zorg voor jonge dieren expliciet onderdeel van mijn beleidsbrief
Dierenwelzijn die ik 4 oktober 2018 naar uw Kamer heb gestuurd. De verdere daling
van de biggensterfte blijft een belangrijke zaak.
Vraag 2
Deelt u de mening van verschillende experts dat de belangrijkste sleutel voor het
terugdringen van de biggensterfte ligt in het aanpassen van fokprogramma’s, omdat
op dit moment de biologische grenzen van het aantal biggen per worp teveel zijn opgerekt?
Antwoord 2
Er zijn meerdere factoren die meespelen bij biggensterfte. Het uitgangspunt van het
plan van aanpak «Verlaging biggenuitval» is dat een zeug zelfstandig haar biggen kan
grootbrengen. Aandacht in fokkerij voor moedereigenschappen en bigvitaliteit is een
belangrijk punt om de biggenuitval te verlagen.
Vraag 3
Ziet u daarnaast nog kansen in de verbetering van leefomstandigheden van pasgeboren
biggen om de overlevingskans te vergroten? Zo ja, welke maatregelen zijn volgens u
het meest kansrijk?
Antwoord 3
Het is van belang dat pasgeboren biggen de zorg krijgen die ze nodig hebben en dat
de zeug in staat is haar biggen zelf groot te brengen. Hiervoor is het nodig dat de
omstandigheden van de zeug voor, tijdens en na het werpen van de biggen goed geregeld
is. Hiervoor is in 2018 de checklist bigvitaliteit, als onderdeel van het plan van
aanpak «Verlaging biggenuitval», opgesteld. De checklist geeft inzicht in verbeterpunten
op het bedrijf. De focus ligt daarbij op een goede gezondheid, management, huisvesting
in de kraamstal, huisvesting van guste en dragende zeugen, voeding en opvang en adaptatie
van opfokzeugen.
Vraag 4 en 5
Deelt u de mening dat we kunnen spreken van een mislukking op het gebied van de gezamenlijke
ambitie uit 2009 om biggensterfte naar beneden te brengen, aangezien we nu, tien jaar
later, moeten constateren dat het percentage dode biggen in de periode alleen maar
is gestegen?
Deelt u de mening dat er feitelijk tien jaren verloren zijn gegaan als het gaat om
bestrijden van biggensterfte?
Antwoord 4 en 5
De hoge biggensterfte is een reden tot zorg, zoals ik ook heb geschreven in de brief
dierenwelzijn van 4 oktober 2018 (Kamerstuk 28 286, nr.991) heeft dit mijn aandacht. Naast de ingezette acties rondom bigvitaliteit wil ik een
benchmark op laten zetten binnen de varkenssector welke gericht is op het verminderen
van de biggensterfte. Door de sterfte van jonge dieren onderling tussen de bedrijven
inzichtelijk te maken, zullen ondernemers gemotiveerd zijn om in te zetten op de vermindering
van biggensterfte.
Vraag 6, 7 en 8
Onderschrijft u de woorden «Dan komt inderdaad het punt in zicht waarop je als overheid
zegt: ja, sorry, we hebben het geprobeerd met afspraken maar dat heeft niet gewerkt»
van de Staatssecretaris in 2016 over het gebrek aan voortgang in het bestrijden van
biggensterfte door de sector zelf?2
Deelt u de mening dat inmiddels het punt is bereikt dat vrijblijvende afspraken met
de sector geen optie meer zijn?
Bent u bereid om op korte termijn een brief aan de Kamer te sturen waarin u aangeeft
welke aanvullende maatregelen u gaat nemen om ervoor te zorgen dat de biggensterfte
wordt teruggedreven?
Antwoord 6, 7 en 8
Ik zal u, conform mijn toezegging in het debat Dieren in de veehouderij van 24 januari
jl., in het voorjaar informeren over de voortgang van de activiteiten gericht op betere
zorg voor het jonge dier.
X Noot
2Verslag Algemeen Overleg Dierenwelzijn op 28 april 2016. Kamerstuk 28 286, nr. 880.