Aanhangsel van de Handelingen
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 955 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 955 |
Bent u bekend met het artikel «Burger ingezet bij opsporing»?1
Is de nieuwe aanwijzing aangaande opsporingsberichtgeving van het openbaar ministerie (OM) aan u voorgelegd?
Hoe duidt u de toevoeging aan de aanwijzing inhoudende dat nu ook ter voorkoming van ernstige strafbare feiten de identiteit van een persoon verspreid mag worden wanneer de opsporingsberichtgeving gericht is op het voorkomen van een misdrijf, waarmee een ernstige inbreuk op de rechtsorde wordt gemaakt of waardoor ernstig gevaar voor personen of goederen kan ontstaan?
Kunt u specificeren in welke gevallen er ernstig gevaar voor personen of goederen ontstaat? Kunt u specificeren wanneer berichtgeving dringend noodzakelijk is voor de opsporing?
Indien er aanwijzingen zijn dat ernstige misdrijven gepleegd gaan worden, dient het publiek daarvoor gewaarschuwd te kunnen worden. In bijzondere gevallen is het van belang dat daarvoor persoonsgegevens van die specifieke personen worden getoond, met als doel de uitvoering van die misdrijven te voorkomen. Het is altijd van de specifieke omstandigheden van het geval afhankelijk of er een risico ontstaat voor de veiligheid van personen of goederen. Bij ernstig gevaar voor personen of goederen moet in eerste instantie – maar niet daartoe beperkt – worden gedacht aan lichamelijk geweld en zedenmisdrijven, maar ook aan bijvoorbeeld brand-, ontploffings- of vergiftigingsgevaar.
De inzet is dringend noodzakelijk voor de opsporing wanneer hetzelfde doel niet bereikt kan worden met de inzet van minder ingrijpende middelen of bevoegdheden.
In hoeverre kunt u garanderen dat het OM bij de implementatie van deze aanwijzing het principe van subsidiariteit waarborgt? Kunt u garanderen dat slechts in een uiterst geval opsporingsberichtgeving inzetten ter voorkoming van strafbare feiten?
Bij de inzet van het middel geldt altijd dat voldaan moet zijn aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De opsporingsberichtgeving ter voorkoming van strafbare feiten zal alleen worden ingezet wanneer sprake is van tenminste een aanzienlijk risico op het plegen van strafbare feiten waarmee een ernstige inbreuk op de rechtsorde wordt gemaakt of waardoor de veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht en de inzet van andere, voor de verdachte minder ingrijpende middelen, niet tot hetzelfde resultaat kan leiden.
Constaterende dat aan de aanwijzing wordt toegevoegd dat ook onder meer slachtoffers herkenbaar in beeld kunnen worden gebracht, hoe zwaar weegt het in dergelijke gevallen mee wanneer het slachtoffer niet wil dat hij of zij herkenbaar in beeld wordt gebracht? In welke gevallen zal dit toch worden gedaan? Zo ja, waarom?
Slachtoffers worden in beginsel alleen onherkenbaar in beeld gebracht. Het herkenbaar in beeld brengen van slachtoffers zonder hun toestemming is alleen in uitzonderlijke gevallen aan de orde. Daarbij zal veel gewicht worden toegekend aan de belangen van het slachtoffer, met name het belang om niet herkenbaar in beeld gebracht te worden.
Waarom is er bij het in beeld brengen van niet-verdachten – zoals slachtoffers en getuigen – gekozen voor toestemming van de officier van justitie, en niet van de hoofdofficier van justitie zoals bij voorkoming van ernstige strafbare feiten het geval is, te meer omdat het hier gaat om mensen die niet veroordeeld zijn of verdacht worden van een strafbaar feit?
De behandelend officier van justitie die overweegt een opsporingsbericht te publiceren, legt dit voor aan de hoofdofficier van justitie of de officier van justitie bij wie de inzet van opsporingsberichtgeving is belegd. Dit is vastgelegd in interne OM-afspraken. In bijzondere gevallen wordt daarnaast advies ingewonnen bij de landelijk officier van justitie die is belast met opsporingsberichtgeving.
Constaterende dat in de aanwijzing gesteld wordt dat «overschrijding van de grenzen een verzuim kan opleveren in de zin van artikel 359a Sv» en dus rechtsgevolgen kan hebben, deelt u de mening dat dit niet van betekenis is voor opsporingsberichtgeving als het niet-verdachten betreft?
Ja, zolang daardoor niet de belangen van de verdachte worden geschaad. Niet-verdachten kunnen het OM wel civielrechtelijk aanspreken of een klacht indienen bij de hoofdofficier.
Wat zijn de mogelijkheden voor getuigen, slachtoffers of andere niet-verdachten als zij voor- of achteraf bezwaar willen maken tegen de opsporingsberichtgeving waarin zij herkenbaar in beeld zijn of worden gebracht?
In de uitzonderlijke situaties waarin dit wordt toegepast kunnen betrokkenen hun bezwaren kenbaar maken aan de behandelend officier van justitie of de hoofdofficier van justitie. Voor het slachtoffer geldt dat vooraf gevraagd zal worden of hij/zij bezwaar heeft tegen het herkenbaar tonen van beelden van hem/haar. Met betrekking tot getuigen en eventuele anderen kan dat alleen achteraf omdat de identiteit daarvan niet bekend is en het tonen van de beelden er juist op is gericht die identiteit te achterhalen.
Ter voorkoming van de publicatie van gegevens of beelden bestaat (vooraf) de mogelijkheid om een kort geding aan te spannen. Ook kan (achteraf) een klacht worden ingediend bij de hoofdofficier van justitie.
Op welke manier houdt u toezicht op de naleving van deze aanwijzing door OM en politie als het gaat om de vereisten van rechtmatigheid, proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid?
In beginsel zal de rechter in de strafzaak beoordelen of de inzet van opsporingsberichtgeving aan de eisen voldoet. De door het OM opgestelde Aanwijzing is erop gericht de zorgvuldige inzet van het middel te waarborgen. Ik zie geen aanleiding daarop specifiek toezicht te houden.
Waarom is door het OM besloten om de hoofdofficier de mogelijkheid te geven de uitvoering van de opsporingsberichtgeving te beleggen bij de persofficier? Waarom is er niet enkel gekozen voor delegatie naar de rechercheofficier, die bij uitstek is toegerust om complexe afwegingen te maken?
Zowel de persofficier van justitie als de recherche- officier van justitie worden gekwalificeerd geacht om deze afwegingen te maken.
Kunt u uiteenzetten op welke wijze deze aanwijzing voldoet aan de kaders gesteld in de jurisprudentie van artikel 8, tweede lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens?
Zoals ook in de Aanwijzing is opgenomen is inbreuk op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer toegestaan ten behoeve van strafvorderlijke belangen, onder de voorwaarde dat daaraan een zorgvuldige belangenafweging door bevoegde justitiële autoriteiten vooraf is gegaan. De vereisten van rechtmatigheid, proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid zijn leidend. Op grond hiervan wordt steeds zorgvuldig afgewogen of, en zo ja, in welke vorm persoonsgegevens, geluids- of beeldfragmenten publiek worden gemaakt. De vereisten en de toepassing passen binnen de kaders die zijn ontwikkeld in de jurisprudentie van het EHRM.
Kunt u ieder jaar verslag uitbrengen aan de Kamer over het aantal keer en in welke situaties deze aanwijzing wordt toegepast?
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-955.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.