Vragen van het lid Kuik (CDA) aan de Minister voor Medische Zorg en de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de normalisering van gebruik van lachgas
voor recreatieve doeleinden (ingezonden 21 december 2017).
Antwoord van Minister Bruins (Medische Zorg) mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (ontvangen 18 januari 2018).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel naar aanleiding van het rapport van het Trimbos-instituut?1
Vraag 2, 3, 4
Hoe beoordeelt u dat lachgas een vrolijk onschuldig imago heeft onder jongeren en
dat het zo makkelijk verkrijgbaar is?
Deelt u de mening dat het van belang is dat jongeren een reëel beeld hebben van lachgas
en de risico’s bij gebruik, en dat de normalisering van het gebruik onder jongeren
moet worden tegengegaan?
Zo ja, bent u van plan een voorlichtingscampagne (bijv. via scholen en sociale media)
op te zetten om jongeren bewust te maken van de risico’s?
Antwoord 2, 3, 4
Uit het onderzoek van het Trimbos-instituut en Bonger Instituut dat ik in december
aan uw Kamer zond, blijkt dat het gebruik van lachgas zich concentreert onder jongeren
en jongvolwassenen.
Voor de meesten is het gebruik tijdelijk en incidenteel van aard en beperkt het zich
tot één of enkele ballonnen met lachgas per gelegenheid. Maar er zijn ook personen
en groepen die vaak en/of veel lachgas gebruiken. Ook onder de jonge gebruikers. Het
risico op ernstige acute incidenten lijkt, op basis van gebruikerservaringen onder
uitgaanders, gering aldus de genoemde insituten. Maar een deel van de gebruikers rapporteert
wel degelijk negatieve effecten.
Lachgas heeft bij veel jongeren een positief, onschuldig imago. Hoewel uit het onderzoek
niet duidelijk wordt of het gebruik een opmaat is voor het gebruik van andere middelen,
vind ik het belangrijk dat op een aantal punten actie wordt ondernomen.
Ik heb het Trimbos-instituut gevraagd lachgas als specifiek thema mee te nemen in
hun huidige preventie-aanbod aan scholen, ouders en uitgaanders. Dit zal deels via
inzet van sociale media verlopen. Ook gaan zij aan de slag om lokale gezondheidsprofessionals
en handhavers te informeren en hen handvatten te bieden voor preventie. Daarnaast
ben ik in gesprek met verkopers van lachgaspatronen in de detail- en groothandel,
om te zien of we tot vrijwillige beperkende maatregelen kunnen komen. Mijn hoop is
dat dit de gemakkelijke beschikbaarheid reduceert.
Vraag 5
Heeft u een algemeen beeld van hoe groot het deel is van de totale verkochte producten
die gebruikt worden voor recreatief gebruik?
Antwoord 5
Nee dit is mij niet bekend.
Vraag 6, 7
Vindt u dat detail- en groothandels een eigen verantwoordelijkheid hebben die niet
vrijblijvend mag zijn als het gaat om lachgas verkoop ten opzichte van jongeren? Bent
u bereid om eventueel meer dwingende maatregelen te nemen als uw aangekondigde gesprek
met detail- en groothandels om te komen tot afspraken over vrijwillige beperkende
maatregelen, niet tot het gewenste effect leidt? Zo nee, waarom niet?2
Bent u bereid om de online verkoop van lachgas voor recreatief gebruik tegen te gaan
of minder makkelijk te maken, ook gezien het feit dat van online alcoholverkoop bekend
is dat er vrijwel niet op de leeftijdsgrens gehandhaafd wordt?
Antwoord 6, 7
Op dit moment ben ik in gesprek met verkopers van lachgaspatronen in de detail- en
groothandel, om te zien of we tot vrijwillige beperkende maatregelen kunnen komen.
Op basis van de eerste gesprekken die ik daarover heb gevoerd, heb ik er vertrouwen
in dat daarmee de gemakkelijke beschikbaarheid, met name voor minderjarigen, kan worden
beperkt. Indien dat niet het geval blijkt, zal ik mij beraden op verdergaande maatregelen.
Vraag 8
Hoe moeten handhavingsinstanties omgaan met ondernemers in de horeca die lachgas verstrekken
voor feestjes en dus oneigenlijk gebruik?
Antwoord 8
Kleinhandel vanuit een horecalokaliteit is op grond van de Drank- en Horecawet verboden.
Handhavers van gemeenten kunnen daar op handhaven. De verkoop van lachgas kan hier
ook onder vallen. Uiteindelijk is dat oordeel aan de rechter.