Vragen van de leden Hijink (SP) en Kuik (CDA) aan de Minister van Economische Zaken over het bericht dat Groninger winkeliers duizenden euro’s aan boetes krijgen (ingezonden 23 oktober 2017).

Antwoord van Staatssecretaris Keijzer (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 13 december 2017). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 396.

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Gronings conflict over koopzondag loopt uit de hand»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Acht u het wenselijk dat zowel ondernemers met een eigen pand als ondernemers die huren, worden verplicht op koopzondag open te gaan en anders worden beboet?

Antwoord 2

Ik begrijp het belang van winkeliers, verhuurders van panden en het consumentenbelang om een bepaalde mate van coördinatie te bewerkstelligen in een winkelgebied. De aantrekkelijkheid van een winkelgebied is immers ook één van de redenen waarom winkeliers, groot en klein, zich juist daar willen vestigen. Daar tegenover staat het belang van (kleine) winkeliers, die soms al 60 tot 70 uur in de week werken, en geen dag rust hebben terwijl zij dit soms wel willen. Ik vind het belangrijkste dat partijen zich redelijk tegen elkaar opstellen en het goede gesprek met elkaar hierover aan gaan. Eigenaren van winkelpanden en winkeliers dienen samen te ondernemen in een winkelcentrum. Het is redelijk dat een winkelier die expliciet akkoord is gegaan om op overeengekomen tijden zijn of haar winkel te openen, vervolgens aan deze verplichting gehouden kan worden, contracten zijn er niet voor niets. Ik wil echter ook dat de keuzevrijheid van de ondernemer om open te gaan voldoende geborgd is. Met name kleine ondernemers dienen niet via omwegen gedwongen te worden zeven dagen per week te werken.

Ons contractenrecht geeft de vrijheid om sancties (boetes) te verbinden aan het niet nakomen van contractuele verplichtingen. Als daar gebruik van gemaakt wordt betekent dit dat ondernemers er niet in onderling overleg goed uit zijn gekomen. Boetes zijn een laatste redmiddel waarvan ik liever zie dat deze niet gebruikt hoeven te worden. De ruimte waarin eenzijdige wijzigingen in de openingstijden mogen worden doorgevoerd is verduidelijkt door het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 november 20172. Huurder en verhuurder dienen zich redelijk tegenover elkaar gedragen.

Vraag 3

Hoe vaak komt het in Nederland voor dat ondernemers verplicht worden om open te zijn op koopzondag? Hoe vaak worden in Nederland geldboetes uitgedeeld als gevolg van het niet openen van een winkel op koopzondag?

Antwoord 3

Uit de recente evaluatie van de Winkeltijdenwet3 blijkt dat een ruime meerderheid (93%) van de winkeliers aangeeft dat er geen boetebeding in het huurcontract is opgenomen. Indien er wel sprake is van een boetebeding geeft 22% aan dat het mogelijk is om onder het boetebeding uit te komen door middel een onderbouwd verzoek aan de verhuurder. Van de respondenten geeft 4% van de ondernemers aan open te zijn vanwege contractuele verplichtingen. Er zijn geen cijfers bekend over het aantal gevallen waarin daadwerkelijk een boete wordt opgelegd.

Vraag 4

Ziet u met ons dat de openstelling zeven dagen in de week voor een kleine winkelier in moeilijker is dan voor grotere winkels?

Antwoord 4

Een contractuele verplichting om op zondag open te zijn betekent niet automatisch dat een ondernemer zeven dagen in de week open is of moet zijn. Daarnaast gaan contractuele verplichting tot openstelling niet altijd over 52 zondagen per jaar, dergelijke verplichtingen kunnen ook slechts één koopzondag per maand betreffen. Ik ga er bij de beantwoording van de vraag van uit dat de vragenstellers met «moeilijker» de economische gevolgen van openstelling bedoelen alsmede de praktische invulling, zoals bijvoorbeeld de personele bezetting. Hoe moeilijk het is om op zeven dagen open te zijn zal voornamelijk afhangen van de behaalde omzet op deze dagen, afgewogen tegen de gemaakte kosten. Zowel voor een grote als kleine winkel kan het moeilijk zijn op tijdstippen open te zijn waarop nauwelijks omzet wordt gehaald. De beoordeling of het praktisch moeilijk is, is lastig in te schatten omdat dit een beeld vereist van de concrete omstandigheden van de ondernemer. Over het algemeen is het wel zo dat het voor ondernemers die al personeel in dienst hebben het eenvoudiger is om elke zondag open te zijn.

Vraag 5

Welke gevolgen heeft verplichte openstelling voor kleine winkeliers en hun medewerkers? Deelt u de mening dat de druk op arbeidsvoorwaarden met deze verplichtingen ernstig oplopen?

Antwoord 5

Voor (kleine) winkeliers en hun medewerkers is het belangrijk dat werkgevers en werknemers in goed overleg met elkaar afspraken maken over het werken op zondag. Deze afspraken zijn in beginsel niet anders dan de onderlinge afspraken die worden gemaakt als een werkgever winkelpersoneel nodig heeft op een andere dag in de week. In sommige cao’s is een zondagtoeslag overeen gekomen. Daarnaast bevat de Arbeidstijdenwet een strikte regeling omtrent het werken op zondag. Deze regeling is ook van toepassing in de detailhandel. Deze waarborgen voorkomen dat de druk op arbeidsvoorwaarden oplopen vanwege verplichte winkelopenstelling.

Vraag 6

Is er sprake van een wurgcontract als een winkelier boetes van 500 euro per keer krijgt? Zo nee, waarom vindt u dat niet? Zo ja, wat wilt u hier aan doen?

Antwoord 6

Het is niet aan mij maar aan de rechter om een dergelijke clausule of de hoogte van de boete te kwalificeren als onredelijk. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 21 november 2017 een arrest gewezen waarin grenzen worden gesteld aan het eenzijdig wijzigen van openingstijden op grond van het huurcontract.

De rechter wijst op het belang van onderling overleg en op de redelijkheid en billijkheid. Ik vind het van belang dat er een evenwichtige belangenafweging plaatsvindt die recht doet aan de concrete situatie. De uitspraak van het Gerechtshof geeft daarbij meer richting en duiding. Zie ook mijn brief aan uw Kamer «Toezegging brief over verplichte openstelling van winkels».


X Noot
2

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 22 november 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:10128

X Noot
3

Bijlage bij Kamerstuk 34 647, nr. 1

Naar boven