Vragen van de leden AgnesMulder en Omtzigt (beiden CDA) aan de Minister van Economische Zaken over ernstige verontreiniging door lekkages NAM in Rossum (ingezonden 19 september 2017).

Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 6 november 2017) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 179.

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Ernstige bodemverontreiniging op NAM-locatie in Rossum»?1

Antwoord 1

Ja, het betreft een bodemverontreiniging op de NAM locatie Rossum-Weerselo 3 (ROW-3) aan de Bentertsteeg 9 in Rossum. Deze locatie is in 1971 door NAM aangelegd voor het winnen van aardgas. De locatie is op dit moment in gebruik voor de injectie van productiewater in het voormalige gasreservoir in de diepe ondergrond. Het productiewater is afkomstig van de oliewinning in Schoonebeek.

Vraag 2

Klopt het, zoals geschetst in het artikel, dat de lekkage tientallen jaren geleden is opgetreden en onopgemerkt is gebleven? Waaruit blijkt dat?

Antwoord 2

In 1985 is voor het eerst een bodemverontreiniging geconstateerd. De oorzaak van deze bodemverontreiniging is niet bekend. De bodemverontreiniging zou bijvoorbeeld door het morsen of door een lekkage van de verontreinigende stoffen veroorzaakt kunnen zijn. De verontreiniging heeft waarschijnlijk tussen 1971 en 1985, zijnde respectievelijk het jaar van de aanleg van de locatie en het jaar van het eerdergenoemde bodemonderzoek, plaatsgevonden.

Op de locatie hebben in het verleden gedeeltelijke saneringen plaatsgevonden. In 1987 is de bodem plaatselijk gesaneerd. In 2010 heeft er een sanering onder toezicht van de provincie Overijssel plaatsgevonden.

Vraag 3

Hoe kan het dat niet bekend is of de lekkage is ontstaan bij de aanlegfase, de productie of de behandeling van gas?

Antwoord 3

In 1987 is de Wet Bodembescherming van kracht geworden. Een groot deel van de ongeveer 250.000 locaties in Nederland waar de bodem mogelijk ernstig vervuild is, zijn ontstaan vóór 1987. Een bodemverontreinigingen van vóór 1987 wordt een «historische bodemverontreiniging» genoemd. Historische verontreinigingen zijn ook aangetroffen op meerdere mijnbouwlocaties. Ten tijde van het ontstaan van deze bodemverontreinigingen werd dit niet gezien als een overtreding. Er was dan ook geen rapportageverplichting. Er is daarom weinig bekend van het ontstaan van en het exacte tijdstip van historische bodemverontreinigingen.

De desbetreffende provincie of gemeente is bevoegd gezag voor de sanering van een historische bodemverontreiniging. In het geval van een mijnbouwlocatie en een verontreiniging na 1987 is de Minister van Economische Zaken en Klimaat bevoegd gezag. Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) is hierbij de toezichthouder.

Een deel van de bodem op de locatie ROW-3 is verontreinigd met minerale olie. De aard van deze verontreiniging geeft echter geen aanwijzing over wanneer en door welke oorzaak de verontreiniging is ontstaan. De verontreiniging zou tijdens de aanlegfase, de gasproductie en of gasbehandeling kunnen zijn ontstaan. De bodemverontreiniging is ernstig maar de saneringsnoodzaak is niet spoedeisend. Bij het huidige gebruik van het terrein is er geen sprake van onaanvaardbare risico’s voor de mens, voor het ecosysteem en van verspreiding van de verontreiniging.

Vraag 4

Is het alsnog te achterhalen in welke fase deze lekkage is ontstaan, om zodoende een beter inzicht te verkrijgen in het verlopen proces?

Antwoord 4

Nee, de oorzaak en het exacte tijdstip van het ontstaan van de bodemverontreiniging is niet te achterhalen. Zie de beantwoording op vraag 3.

Vraag 5

Wanneer is deze lekkage ontdekt door de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) en wanneer is de lekkage door de NAM gemeld bij het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM)? Kunt u toelichten waarom dit juridisch wel of niet had moeten gebeuren?

Antwoord 5

Zoals eerder aangegeven is de oorzaak en het exacte tijdstip van het ontstaan van de bodemverontreiniging niet te achterhalen. Het betreft een historische verontreiniging waarvoor de provincie Overijssel bevoegd gezag is.

De huidige wet- en regelgeving is erop gericht om verontreiniging en schade te voorkomen en daar waar de verontreiniging en schade toch optreedt deze zoveel mogelijk te beperken en ongedaan te maken. Lekkages op een mijnbouwlocaties moeten conform de huidige wet- en regelgeving altijd na de constatering ervan direct worden gemeld aan de toezichthouder SodM.

Vraag 6

Verifieert het SodM het onderzoek van onderzoeksbureau Antea Group? Zo ja, wanneer en bent u bereid de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

De provincie Overijsel is het bevoegd gezag. De provincie Overijssel kan de bevindingen van Antea Group gebruiken voor de besluitvorming omtrent de ernst van de verontreiniging en de saneringsnoodzaak. Het is niet aan SodM om het rapport van Antea Group te verifiëren.

Vraag 7

Kunt u verklaren waarom lekkages en de daarmee gepaard gaande verontreiniging zo lang onopgemerkt blijven, wat ook bij de lekkages van de leidingen van AkzoNobel in Twente het geval was?2

Antwoord 7

Zoals eerder aangegeven zijn de oorzaak en het exacte tijdstip van de verontreiniging bij de locatie ROW-3 niet bekend. De verontreiniging is ontdekt in 1985 en vermoedelijk ontstaan in de periode 1971 tot 1985. In deze periode was er geen rapportageverplichting.

Vraag 8

Wordt de bodem en het grondwater gemonitord bij mijnbouwactiviteiten om lekkages op te merken? Zo ja, op welke wijze?

Antwoord 8

Ja, de bodem en het grondwater bij deze locatie wordt gemonitord. In de voor deze locatie (ROW-3) verleende vergunningen ten behoeve van de waterinjectie zijn diverse voorschriften opgenomen ter bescherming van de bodem. Het meten van de kwaliteit van het grondwater in de bodem door middel van een monitoringssysteem, bestaande uit een peilbuizenmeetnet rondom de waterinjectielocatie, is daar een voorbeeld van. In de vergunningen zijn echter ook specifieke voorschriften opgenomen over bodembeschermende voorzieningen conform de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB). De wijze waarop de waterinjectielocatie is aangelegd in combinatie met deze vergunningsvoorschriften heeft als doel om mogelijke verontreiniging naar de bodem te voorkomen. Tevens worden naast het bemonsteren van de peilbuizen ook inspecties aan ondergrondse pijpleidingen en waterinjectieputten uitgevoerd, die er alle op gericht zijn om mogelijke lekkages te voorkomen.

De installaties op de waterinjectielocaties leveren bij normale bedrijfsvoering geen emissies naar de bodem op. Door de combinatie van diverse bodembeschermende voorzieningen en de getroffen beheersmaatregelen is de bescherming van de bodem tijdens de activiteiten op de waterinjectielocaties geborgd.

Vraag 9

Waarom is deze lekkage, ondanks de monitoring, onopgemerkt gebleven?

Antwoord 9

Zoals eerder aangegeven is de oorzaak van de bodemverontreiniging en het exacte tijdstip daarvan niet bekend. De bodemverontreiniging is in 1985 ontdekt.

Vraag 10

Stelt het SodM wel voldoende monitoringseisen om dit soort lekkages in beeld te krijgen?

Antwoord 10

In de beantwoording van vraag 8 ben ik ingegaan op de monitoring en vergunningsvoorwaarden waarop SodM toezicht houdt aangaande het huidige gebruik van de locatie. De provincie Overijssel is bevoegd gezag met betrekking tot de historische verontreiniging.

Vraag 11

Kunt u aangeven op welke termijn de NAM de verontreinigde bodem en grondwater dient te saneren?

Antwoord 11

In 2014 is vastgesteld dat er in Nederland 1.518 locaties zijn met ernstige risico's voor de mens, natuur en het grondwater. Op de website Compendium voor de Leefomgeving3 en op de website Bodemloket4 zijn overzichten te vinden van bodemverontreinigingen. De provincie Overijssel verzorgt de website Bodematlas Overijssel5 waarin alle verontreinigingslocaties in Overijssel te vinden zijn.

Wat betreft de locatie ROW-3 is er weliswaar sprake van een ernstige bodemverontreiniging maar de saneringsnoodzaak is niet spoedeisend. Bij het huidige gebruik van het terrein is er geen sprake van onaanvaardbare risico’s voor de mens, voor het ecosysteem en van verspreiding van de verontreiniging. Als gevolg daarvan wordt er conform de Wet bodembescherming (Wbb) door gedeputeerde staten van de provincie Overijssel geen uiterste datum vastgesteld waarop met saneringsmaatregelen moet zijn aangevangen. Op het moment dat het gebruik van het terrein wijzigt, kan een andere situatie ontstaan waardoor er wel een uiterste datum voor het aanvangen van saneringswerkzaamheden kan worden vastgesteld. In de praktijk betekent dit in veel gevallen dat de verontreiniging wordt gesaneerd zodra de locatie wordt ontmanteld omdat de bodem dan een andere functie krijgt.

Naar boven