Vragen van het lid Nijboer (PvdA) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en de Staatssecretaris van Financiën over het bericht «Rijke huurder krijgt geld terug»
(ingezonden 1 juni 2018).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Staatssecretaris van Financiën (ontvangen 21 augustus 2018). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 2552.
Vraag 1
Kent u het bericht «Rijke huurder krijgt geld terug»?1
Vraag 2
Op welke wettelijke basis mogen woningcorporaties inkomensgegevens opvragen bij de
Belastingdienst? Sinds wanneer bestaat deze wetgeving? Voorzag deze wetgeving in terugwerkende
kracht? Zo ja, waarom is voor dit zware middel gekozen?
Antwoord 2
De wettelijke basis op grond waarvan de Belastingdienst op aanvraag van verhuurders
de inkomenscategorie van huurdershuishoudens verstrekt is sinds 16 maart 2013 geregeld
in artikel 7:252a van het Burgerlijk Wetboek. De wet had geen terugwerkende kracht.
Op basis van die wet mochten verhuurders die ter bevordering van de doorstroming huishoudens
met een midden- of hoger inkomen een hogere huurverhoging wilden voorstellen ten behoeve
daarvan de inkomenscategorie van huurdershuishoudens opvragen bij de Belastingdienst.2
Vraag 3
Kent u de uitspraak waar het artikel naar verwijst? Wat vindt u van de portee van
deze uitspraak, namelijk dat de Belastingdienst geen inkomensgegevens had mogen verstrekken
van vóór 2016? Welke motivering had de rechter hierbij?
Antwoord 3
Ja, die uitspraak is mij bekend. De bestuursrechter van de rechtbank Den Haag baseert
zijn uitspraak op het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State van 3 februari 2016 dat de wettelijke bepaling niet genoeg expliciet een verplichting
voor de Belastingdienst bevatte om (op aanvraag) inkomenscategorieën van huurdershuishoudens
te verstrekken. Per 1 april 2016 is die verplichting explicieter in artikel 7:252a
van het Burgerlijk Wetboek vastgelegd.
De bestuursrechter is in dit specifieke geval tot het oordeel gekomen dat de Minister
van Financiën een schadevergoeding dient te betalen. De Minister van Financiën en
ik kunnen ons niet vinden in de strekking van deze uitspraak, zodat het van belang
is dat de hoogste bestuursrechter hierover oordeelt. De Minister van Financiën is
dan ook tegen deze uitspraak van de bestuursrechter van 26 april 2018 in hoger beroep
gegaan.
Vraag 4
Hoe vaak is de Belastingdienst gevraagd om gegevens te verstrekken over inkomens van
voor 2016? Hoe vaak is op basis van deze gegevens de huur van mensen verhoogd?
Antwoord 4
In de jaren 2013 en 2014 zijn voor ca. 1,9 miljoen woningen inkomenscategorieën opgevraagd
en verkregen en in 2015 voor ca. 1,75 miljoen woningen. Voor hoeveel huishoudens daadwerkelijk
een inkomensafhankelijke hogere huurverhoging is toegepast is mij niet bekend, omdat
het aan verhuurders is om gebruik te maken van de inkomensafhankelijke (hogere) huurverhoging
of niet. Maar van de door de Belastingdienst verstrekte inkomenscategorieën viel in
de jaren 2013 tot en met 2015 ca. 11% in de middeninkomenscategorie (maximale huurverhoging
0,5 procentpunt hoger). In de jaren 2013 en 2014 viel ruim 15% in de hogere inkomenscategorie
(maximale huurverhoging 2,5 procentpunt hoger), in 2015 was dat gedaald naar ruim
12%.
Vraag 5, 6, 7, 8
Dienen alle huurverhogingen op basis van opgevraagde gegevens van voor 2016 teruggedraaid
dan wel vergoed te worden? Zo ja, wat is de gemiddeld teveel betaalde huur?
Wordt deze huur vergoed door de belastingdienst of moeten woningcorporaties deze terugstorten?
Bent u bereid zelf actief op te sporen wie er recht heeft op compensatie en deze compensatie
uit te keren?
Hoe kunnen huurders hun recht krijgen indien zij zijn geconfronteerd met huurverhogingen
op basis van gegevens van voor 2016? Bent u bereid, in samenwerking met de Minister
voor Rechtsbescherming, een collectieve regeling vorm te geven, zodat niet iedere
huurder individueel naar de rechter hoeft?
Antwoord 5, 6, 7, 8
Ik ben van mening dat de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad
van State niet tot gevolg heeft dat geconcludeerd moet worden dat de inkomensafhankelijke
(hogere) huurverhogingen van de jaren 2013 tot en met 2015 niet rechtsgeldig overeengekomen
zijn. Zoals in het antwoord op vraag 3 aangegeven, is de Minister van Financiën dan
ook in hoger beroep gegaan tegen de uitspraak van bestuursrechter Den Haag van 26 april
2018, waarover het artikel in de Telegraaf gaat.
Verder zijn enkele (civiele) procedures aanhangig van individuele burgers en van de
Woonbond over de inkomensafhankelijke huurverhoging.
X Noot
2Met de Wet doorstroming huurmarkt 2015 is vanaf 2017 de hogere huurverhoging voor
de middeninkomensgroep komen te vervallen.