Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de onverenigbaarheid van het ambt van rechter en het Kamerlidmaatschap (ingezonden 29 juni 2018).

Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 17 juli 2018)

Vraag 1

Kent u de toezegging van de voormalige Minister van Veiligheid en Justitie over het innemen van een standpunt met betrekking tot de eerdere Kamervragen over de verenigbaarheid van het ambt van rechter met onder andere een politieke functie?1

Antwoord 1

Ja. Deze toezegging is mij bekend.

Vraag 2, 3

Hebt u inmiddels een standpunt ingenomen naar aanleiding van de conclusies die door de rechtspraak zelf zijn genomen?2

Bent u bereid gehoor te geven aan de oproep van de rechtspraak om het onverenigbaar verklaren van het ambt van rechter met een lidmaatschap van de Eerste en Tweede Kamer? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier en welke termijn?

Antwoord 2, 3

Ik heb het advies van de rechtspraak ontvangen en bereid nu in overleg met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een standpunt voor. Daarin zal ik antwoord geven op uw vraag over het onverenigbaar verklaren van deze functiecombinatie. Ik verwacht uw Kamer hierover na het zomerreces te kunnen informeren.

Vraag 4

Vindt u dat het nodig is het ambt van rechter ook onverenigbaar te verklaren met andere beroepen, zoals ambtenaar? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 4

In Nederland hebben wij het uitgangspunt dat rechters actief deelnemen aan de samenleving hoog in het vaandel. Het uitoefenen van nevenfuncties, zoals het ambtenaarschap, wordt daarbij in principe beschouwd als een nuttige aanvulling op het rechterlijk ambt. De rechtspraak heeft ook baat bij de specifieke expertise uit nevenfuncties. Voor de beoordeling of een nevenfunctie vraagtekens oproept over of raakt aan de onpartijdigheid van een rechter, hanteert de Rechtspraak de «Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties in de rechtspraak». Deze leidraad biedt een toetsingskader met betrekking tot nevenwerkzaamheden en integriteit en bevat een landelijk uniform kader voor de gerechtsbesturen bij de beoordeling van nevenfuncties. Mij zijn geen signalen bekend dat deze leidraad onvoldoende handvatten zou bieden om de onpartijdigheid van de rechter in de praktijk te kunnen beschermen.

Naar boven