Vragen van het lid Van der Lee (GroenLinks) aan de Minister van Economische Zaken
en Klimaat over het bericht «Meer meten in aardbevingsgebieden» waaruit blijkt dat
er te weinig meetopstellingen in Noord-Holland zijn om aardbevingen door gaswinning
goed te analyseren (ingezonden 13 juni 2018).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 10 juli 2018).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Meer meten in aardbevingsgebieden»?1 Zo ja, wat is uw oordeel over dit artikel?
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met het artikel. Uit het artikel blijkt dat er twee opvattingen
zijn over het aantal seismometerstations in Noord-Holland. Het kennisplatform Onafhankelijk
Meten Effecten Mijnbouw meent dat er te weinig seismometerstations zijn om aardbevingen
door gaswinning goed te kunnen analyseren. Daarentegen merkt het KNMI op dat er zes
seismometerstations in Noord-Holland beschikbaar zijn en dat dat voldoende is om aardbevingen
door gaswinning goed te kunnen detecteren.
Ik sluit me aan bij de leidraad die we hiervoor in Nederland hebben en bij het standpunt
van het KNMI. Die leidraad is opgesteld door de toezichthouder op de olie- en gaswinning,
het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM). In de leidraad, getiteld «Methodiek voor risicoanalyse
omtrent geïnduceerde bevingen door gaswinning» (2016), is beschreven welke mate van
seismische monitoring past bij een bepaald gasveld, gegeven de kans op aardbevingen2. Deze leidraad is toegepast op de Noord-Hollandse gasvelden. Dat wil overigens niet
zeggen dat de omvang van het meetnet in steen gebeiteld is. Op grond van de Mijnbouwwet
moeten de exploitanten jaarlijks een meetplan voorleggen aan SodM. Mocht SodM tot
de conclusie komen dat het meetnet ontoereikend is, dan wordt het meetnet uitgebreid.
Dit systeem werkt naar mijn idee naar behoren.
Vraag 2
Klopt het dat het mogelijk is dat het gasveld van Warder groter is dan waar nu rekening
mee wordt gehouden wat betreft het aantal meetopstellingen om aardbevingen door gaswinning
goed te kunnen analyseren? Zo ja, bent u bereid om aanvullend onderzoek te doen naar
het aantal benodigde meetopstellingen om accuraat aardbevingen door gaswinning uit
het gasveld van Warder te kunnen analyseren en het aantal meetopstellingen uit te
breiden naar dat gevonden aantal? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Het epicentrum van de aardbeving is door het KNMI gelokaliseerd op een afstand van
meer dan 1,5 km van het gasveld Middelie bij Warder. Gelet op de onzekerheidsmarge,
die altijd aan de bepaling van het epicentrum is verbonden, valt niet met zekerheid
te zeggen dat de gaswinning uit gasveld Middelie daadwerkelijk de oorzaak van de aardbeving
is.
De exploitant van het gasveld – de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) – gebruikt
3D-seismische gegevens om een model te maken van de (diepe) ondergrond. Dit model
wordt gecombineerd met gegevens uit de putten om de omvang van het gasveld vast te
stellen. De technische details van het gasveld worden behandeld in het winningsplan
Middelie, dat gepubliceerd is op het Nederlandse Olie- en Gasportaal (www.nlog.nl). Er zijn geen aanwijzingen dat het gasveld Middelie groter is dan aangegeven in
het winningsplan.
Voor alle kleine gasvelden op het vasteland is bepaald in welke risicocategorie ze
vallen (Kamerstuk 33 529, nr. 275) en welke intensiteit en type monitoring daarbij hoort. Voor gasvelden in de laagste
risicocategorie is naar verhouding minder monitoring nodig, dan voor gasvelden die
in een hogere categorie vallen. Dit systeem werkt naar behoren. Als na verloop van
tijd zou blijken dat er te weinig monitoring plaatsvindt, of dat er andere type monitoring
nodig is, dan kan dat via het zogeheten meetplan, dat de gasproducenten jaarlijks
aan SodM voorleggen, worden gewijzigd.
Vraag 3
Deelt u de analyse van het kennisplatform Onafhankelijk Meten Effecten Mijnbouw dat
gezien de ondergrond het genoemde gebied extra gevoelig is voor aardbevingen? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 3
De gevoeligheid voor bevingen waar het kennisplatform Onafhankelijk Meten Effecten
Mijnbouw op doelt, is de samenstelling van de (ondiepe) bodem van het genoemde gebied.
Uit recente onderzoeken naar de aardbevingen in Groningen is gebleken dat het aanwezig
zijn van veen en klei in de bodem kan leiden tot een grotere grondbeweging bij een
aardbeving, in tegenstelling tot zandgronden. Een dergelijke bodemgesteldheid (veen
en klei) is op veel plaatsen in Nederland te vinden, ook in de buurt van Warder. Het
gaat dus niet om een – voor Nederland – uitzonderlijke situatie.
Vraag 4
Bent u bereid in overleg te treden met kennisplatform Onafhankelijk Meten Effecten
Mijnbouw zodat zij hun ervaring en advies kunnen delen? Zo nee, waarom, niet?
Antwoord 4
Ja, betrokken medewerkers van mijn ministerie zullen in overleg treden met het kennisplatform.