Vragen van de leden Bosman en Azmani (beiden VVD) aan de Minister van Economische Zaken over het bericht «NAM erkent (gedeeltelijke) overschrijding, maar ontkent overtreding.» (ingezonden 14 augustus 2017).

Antwoord van Minister Kamp (Economische Zaken) (ontvangen 23 oktober 2017). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2640.

Vraag 1

Kent u het bericht «NAM erkent (gedeeltelijke) overschrijding, maar ontkent overtreding»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2 en 3

Waarom geldt er een 20% bandbreedte bij een maximaal plafond? Waarom mag er bij een oud veld meer gewonnen worden dan de 20% bandbreedte?

Bij welke velden heeft de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) deze 20% bandbreedte gebruikt om meer dan het maximale niveau gas uit het veld te halen?

Antwoord 2 en 3

Aan het begin van een winning is het nog niet exact voorspelbaar hoeveel er uit een olie- of gasreservoir gewonnen kan worden. Daarom wordt er door de mijnbouwmaatschappijen bij het opstellen van een winningsplan een onzekerheidsmarge gehanteerd op de productievoorspelling. Deze marge bepaalt daarmee de maximaal verwachte productie (ook wel high case genoemd) en de minimaal verwachte productie (ook wel low case genoemd). Op basis van ervaring is bekend dat een onzekerheidsmarge van 20% redelijk is. De NAM hanteert – net als andere mijnbouwondernemingen – voor vrijwel al haar winningsplannen een onzekerheidsmarge van 20%.

Een winningsplan houdt dus geen rekening met nogmaals 20% boven de maximaal verwachte productie. De onzekerheidsmarge bepaalt juist dat maximum.

Vraag 4

Bij welke velden, zoals Hardenberg-Oost, en over welke periode heeft de NAM de 20% bandbreedte overschreden? Welke reden heeft dit? Welke risico’s zou deze overschrijding kunnen? In hoeverre was deze overschrijding te voorkomen?

Antwoord 4

SodM heeft op basis van haar gegevens een voorlopig oordeel neergelegd in een vooraankondiging van een last onder dwangsom. Daarin heeft SodM gesteld dat de NAM bij de gaswinning uit de velden Hardenberg-Oost, Monster en Maasdijk de onzekerheidsmarge heeft overschreden. De procedure schrijft voor dat de NAM daarop een zienswijze kan geven, waarin ook de reden van overschrijding kan worden gegeven. SodM is op dit moment bezig met de beoordeling van die zienswijze, waarbij ook wordt bekeken in hoeverre de overschrijding was te voorkomen.

SodM heeft mij inmiddels laten weten dat de overschrijding in het algemeen niet tot grote risico’s zal leiden. Daarbij is wel aangegeven dat de NAM aan sommige aspecten van de winning extra aandacht moet besteden.

Vraag 5

Hoe kan er ruis ontstaan tussen het Staatstoezicht op de Mijnen en de NAM? In hoeverre moeten de winningsplannen en/of regelgeving worden aangepast zodat deze ruis niet kan ontstaan?

Antwoord 5

In het geval van Hardenberg-Oost, Monster en Maasdijk is SodM met de NAM in procedure over de naleving van de winningsplannen Hardenberg-Oost en Gaag-Monster. Voor zover uit deze procedure blijkt dat winningsplannen nader verduidelijkt moeten worden, zal NAM worden gevraagd om deze aanpassing te realiseren.

Daarnaast ben ik als vergunningverlener aan het bezien hoe de randvoorwaarden in mijn instemmingsbesluiten op de winningsplannen zodanig geformuleerd kunnen worden, dat het zowel voor de mijnbouwmaatschappijen als de omgeving helder is wat op dit punt wel of niet is toegestaan op basis van het instemmingsbesluit.

Vraag 6

In hoeverre is de maximale boete van 2 miljoen euro overeenkomstig met de overtreding? Zijn er nog andere mogelijkheden om de NAM een straf op te leggen?

Antwoord 6

Het bedrag van 2 miljoen euro is als dwangmiddel bedoeld om de NAM te bewegen de vermeende overtreding zo snel mogelijk ongedaan te laten maken.

Er is geen sprake van een boete of straf. SodM is nog niet overgegaan tot het opleggen van een dwangsom maar indien er een dwangsom wordt opgelegd krijgt de overtreder ook eerst een redelijke periode geboden om de overtreding te beëindigen voor de dwangsom wordt verbeurd.

Naar boven